EXPLOITATIE VAN MILJOENEN KINDEREN OVER DE HELE WERELD DUURT NOG VOORT Eerste sociale wet in ons land kwam on voor het arme, misdeelde en mishandelde kind is 1 te” .<"-T Vh/7' 17 Erbij ZATERDAG 20 APRIL 1974 Staatsbemoeing door dr. P. H. Schröder Armenscholen Elfjarige wieldraaier Mr. S. van Houten Gevolgen r k ouders van het platteland naar de stad worden ge bracht en daar worden verkocht. Men noemt dat adoptie, wat betekent dat de kinderen van hun nieuwe „eigenaar” geen loon ontvangen vooi nun werk: ze doen het immers voor hun „ouders”. Maar ook in Amerika en in Europa komen vormen van kinder-exploitatie, soms nog op grote schaal, voor. In Zuid-Europa worden jongetjes beneden de leef tijdsgrens als niet-ingeschreven arbeiders bij de bouw gebruikt. Ze moeten materiaal aandragen en rommel opruimen tegen een schandelijk lage ver goeding. In de meeste staten van de USA mogen kinderen van elke leeftijd in de landbouw werken en een onderzoek van vijf jaar geleden wees uit dat toen meer dan 300.000 jongens onder de veertien boeren werk verrichtten en volledige werktijden maakten. Er werken op het ogenblik, verspreid over de ge hele aarde, maar voornamelijk in de zogenaamde ontwikkelingslanden nog een veertig miljoen kin deren. De arbeid die die kinderen verrichten is dik wijls schadelijk voor hun gezondheid en te zwaar voor hun geringe kracht. In Thailand staan volgens een recent onderzoek meisjes tussen de tien en vijf tien jaar, maar sommige niet ouder dan zes, acht tot veertien uur per dag in overvolle en onzindelijke ruimten sigaretten en snoepgoed in te pakken. Ze worden door de volwassen arbeiders als hulpje ge huurd tegen een loon dat die naam nauwelijks ver dient en de helft van hen heeft nog nooit een school bezocht. Hetzelfde gebeurt in de Indiase tapijtweve rijen. Elders werken jongetjes als bordenwasser, als straatvegertje, als kappersbediende of als autobe waarder. Het komt nog voor dat kinderen door hun f A raH 9B TBMP&£« EtS DU DE KOLUi ttTDA&T» WET persoonlijke WILLEM Gegeven te ’s-Gravenhage, den igden September 1874. De Minister van Justitie, VAN LYNDEN VAN SANDENBURG Uitgegeven den vier en twintigsten September 1874 I70 uis WIJ WILLEM III, BIJ DE GRATIE GODS, KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSAU, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, ENZ., t meer nee de dat rweede artikel iu nog eerder, te drie uitzon In de achttiende eeuw, de Eeuw der Verlichting!, kwam wel enige verbete ring in het lot van de arme schapen. Men richtte hier en daar Armenscholen Door liefdadigheid „naar vermogen” en door bedeling probeerde de 19e eeuw de schrijnende armoede weg te nemen. De liberale staat onthield zich principi eel van overheidsbemoeiing. Zoveel moge lijk moest worden overgelaten aan het eigen initiatief der staatsburgers. En in derdaad is de strijd tegen kinderexploi- tateinoch van de arbeiders, noch van de regering, maar van 'n aantal rechtschapen en ook zakelijk ingestelde burgers uitge gaan. Ethische en praktische bezwaren vulden elkaar aan, want het werd wel duidelijk dat de kinderen die de jaren der kinderarbeid overleefden, zwakke Willy et een oetreu- le SPD is over geving. waarop n niet uitge lat het ot een >ven in voor bij het 1. Juist >rk een land is mfron- akelijk ipen en een 1 er erk- 30 raai wp- mis in de gus- dig- urs- um- ige- dat alle sme satie op die ten doel hadden de kinderen die men schandelijk bij hopen langs de straat zag lopen kwaad te doen of te bedelen daarvan af te houden en hun wat onderwijs te geven. Men begon in te zien dat beter onderwijs aan kinderen een middel is om betere arbeidskrachten voor de toekomst te krijgen en deed een beroep op de ouders hun kinderen gele genheid te geven enige schoolervaring op te doen. Maar de lonen der volwassen arbeiders waren zo laag dat de verdien- kinderen kunnen de magteloze slagtof- fers worden van de zorgeloosheid en de hebzucht hunner ouders en waar ouders zóó hunnen natuurlijken pligt verzaken, moet de regering wel ingrijpen. Zo staat het in het Handboek van Practische Staathuishoudkunde anno 1860. Reeds in 1637 wordt de klacht geuit dat de weeskinderen veel te lang moes ten werken en dat ze ernstig werden mishandeld. Men begon namelijk de jon gens en meisjes een speelgeld te beloven als ze goed hun best deden, dus veel afleverden. Daarna werd dat meerdere dan beschouwd als een deel van de normale dagtaak en wie die niet afkreeg moest er van lusten soodat sij meerma len van de ontfangen slagen seer blauw, hebloet ende met gaeten int hooft int Imys sijn gecomen. Soms nam de stede lijke vroedschap wel maatregelen om zulke excessen tegen te gaan en zelfs de kinderen door een dominee de -cginselen der christelijke gereformeer- Mr. S. van Houten, die in 1973 het kinderwetje indiende. De oude gravures die kinderarbeid in de Engelse kolenmijnen voorstellen komen uit „Nederlandsch Magazijn”, een uitgave van de gebroeders Diederichs te Amsterdam in 1844. Het artikel ging over het lot der kinderen in Engelse mijnen en was hoogst actueel. van 19 September 1874, houdende maatregelen-tot het tegengaan van overmatigen arbeiden verwaarloozing van hinderen. Een der eerste wettelijke bepalingen waarin kinderen worden genoemd is een charter door Philips van Bourgondië in 1459 uitgevaardigd. Daarin staat dat nie mand mag bedelen dan alleen jonghe kinderen sijnde onder hun twelff jaeren en oude lieden die hun broot niet ghe- winnen en connen. Alle anderen werden streng gestraft. De eigenlijke kinderex ploitatie zet pas in als de huisindustrie langzamerhand plaaats moet maken voor de moderne fabrieksarbeid. Daar kon men zowel volwassenen als kinderen gebruiken en daarmee brak de tijd van de kinderuitbuiting aan. In de negen tiende eeuw, in de periode dus van de industriële revolutie, groeide die uit tot wanstaltige afmetingen. Er werden zelfs kinderen uit Duitsland en België geïm porteerd, onze eerste gastarbeidertjes dus, want naarmate het aantal fabrieken steeg, steeg ook de vraag naar onge schoolde arbeidskrachten. Ook weeshui zen leverden kinderen aan de industrie. sten van vrouw en kinderen onmogelijk gemist konden worden. Marx zei het hard en duidelijk: „De arbeider verkocht vroeger zijn eigen arbeidskracht waar over hij formeel als vrij man beschikte. Hij verkoopt nu vrouw en kind. Hij wordt slavenhandelaar.” Marx sprak de waarheid. Er was inderdaad slavenarbeid in Nederland. Wij mogen nog dankbaar zijn dat een wet van Napoleon kinderar beid in de mijnen verbood onze eer ste sociale wet is dus van Franse her komst zodat de allerafschuwelijkste excessen zoals die zich in Engeland voordeden, onze Nederlandse kinderen bespaard zijn. Maar ook zo was het erg genoeg. Ik citeer slechts één passage uit een rapport dat de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen in 1872, dus nu honderd jaar geleden publiceerde: „Het euvel van het gebruik van jonge kinderen komt zeer veel voor op de steenbakkerijen. Daar doet het zich zelfs in een van zijn afzichtelijkste vormen kennen. Kinderen van zes jaar en ouder moeten daar in het voorjaar en de zomermaanden den ganschen dag werken. Reeds voor het krieken van den morgen, des ochtends te 3 a 4 uur worden zij, dikwijls met veel moeite, uit hunnen nachtrust gewekt en naar de steenbakkerijen gezonden, waar zij op hunne bloote voeten den gansche dag steenen moeten dragen, in drukke tijden dikwijls tot 8 a 9 uur des avonds. Men vordert namelijk van hen dat zij even lang werkzaam zijn als de volwas sen arbeiders omdat deze in den regel met een of twee kinderen arbeiden en zonder die hulp niet veel kunnen afwer ken.” (Dit is des Pudels Kern: men voelt wel de bezwaren tegen kinderarbeid, maar acht het niet mogelijk maatregelen te treffen). Het verslag gaat door: „Hoe deze kinderen onder dezen arbeid zoowel physiek als moreel lijden behoeft geen betoog; voor de ontwikkeling van hun geest wordt geen de minste zorg gedra gen daar van het genieten van eenig onderwijs geen sprake is. Alleen in de wintermaanden bezoeken zij de school doch, zooals de onderwijsers verklaren, meestal is in november weer alles ver geten wat in februarij aangeleerd was.” de godsdienst te laten bijbrengen. Veel is daarvan niet terechtgekomen, want geen kind dat in de zomer van ’s morgens vijf tot ’s avonds tien en in de winter van 's morgens zes tot ’s avonds negen had gewerkt was meer in staat iets op te nemen. Is het optreden van „Merijntje”, van „Bartje” en van andere kinde ren voor de televisie niet in strijd met het verbod van kinderarbeid? De Arbeidsinspectie te Utrecht geeft de folgende informatie: Ne derland heeft de verdragen gerati ficeerd van de Internationale Ar beidsorganisatie te Genève. Daar in worden uitzonderingen toe gestaan op het verbod wanneer die in het belang zijn van de kunst, de wetenschap of het on derwijs. In de praktijk betekent dit: intensief overleg eerst tussen de omroepvereniging en de Ar beidsinspectie, daarna tussen de inspectie en de ouders, de school en het kind zelf. Een pedagoog- psycholoog brengt aan de inspectie een advies uit en deze beslist ten slotte of de vergunning kan wor den verleend en op welke voor waarden. Daarbij staat het belang van het kind centraal. Het beeld van het arbeidersgezin in het midden van de 19e eeuw is ongeveer dit: de lonen zijn laag, de vrouw moet de hele dag werken in de fabriek, van de opvoeding komt weinig terecht, de kinderen moeten zo jong mogelijk mee helpen om het gezin in stand te houden, het voedsel is ontoereikend, de woonsi tuatie is ellendig. Natuurlijk geldt dit niet voor elk arbeidersgezin, maar de grote massa der werklieden leefde toch in zulke omstandigheden. En het tragi sche is dat de arbeiders door de keren werd ingeprent dat armoe geen gevolg is van economische oorzaken, maar dat God de verschillen tussen rijken en armen had ingesteld. Men had te aan vaarden, men moest de arbeid zien als een zegen, h«t was zondig te rebelleren. Stierven de kinderen op jeugdige leef tijd, dan was dat natuurlijk wel droevig, maar het leed opende niet zelden het hart der ouders voor Godsvrucht en Hoogere Waarheid, zei dominee 3. 3. L. Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat eenige maatregelen behooren te worden genomen, ten einde overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderen tegen te gaan; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en ver staan bij deze: Art. i. Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of in dienst te hebben. Art. 2. Het verbod van art. 1 is niet toepasselijk op huisselijke en diensten en op veldarbeid. Art. 3. Wegens overtreding van art. 1 zijn aansprakelijk de hoofden of bestuurders der ondernemingen, in of bij welke het kind in dienst is bevonden. Heeft de indienstneming plaats gehad buiten weten van de bij het vorig lid aansprakelijk gestelden, en bewijzen deze, dat zij de overtreding, onmid dellijk na daarvan kennis te hebben bekomen, hebben doen ophouden, dan wordt degene aansprakelijk gesteld, die het kind in dienst heeft genomen. Art. 4. Overtreding van art. 1 wordt gestraft met geldboete van f3 tot f en gevangenisstraf van 1 tot 3 dagen, te zamen of afzonderlijk. Bij herhaling van overtreding binnen een jaar na eene vroegere veroordeeling wordt altijd gevangenisstraf toegepast. volwassenen werden. De zuigelingen sterfte was meer dan 300 op 1000 ge boorten. De gemiddelde leeftijd der ar beiders was ongeveer dertig jaar en 89 pct. had geen kiesrecht; hun ontwikke ling was slecht, hun werktempo laag, hun ijver gering. Het bleek nodig ge schoolde arbeiders uit het buitenland aan te trekken, die hier als werkbaas de leiding kregen over groepjes Nederland se werklieden, de tweede stroom gastar beiders dus. Was men niet bezig de kip te slachten die de gouden eieren legde? Hier had de vrijheid noodlottige gevol gen en dus achtte het liberalisme beper king gewenst. Ingrijpen in de verhou ding tussen werkgever en (volwassen) werknemer bleef uit den boze, maar De leden van de 2e Kamer hebben het recht van initiatief, het recht om wets voorstellen in te dienen. Er wordt wei nig gebruik van gemaakt, maar onze eerste sociale wet is aan het initiatief van het liberale Kamerlid Van Houten te danken. Hij had al in 1871 het probleem aan de orde gesteld, maar niemand had hem gesteund. Men wees hem op Thoroecke, die tegen „wettelijke dwangmaatregelen” was en die wilde afwachten wat de fabrikanten uit vrije wil zouden doen. Als Van Houten een wel zo versenrikkelijk nodig vond, zei Thorbecke geprikkeld, dan moest hij maar van zijn initiatiefrecht gebruik maken. Dat deed Van Houten inderdaad in 1873. De Kamer heeft het jaar daarna over het voorstel van vijf artikelen vijf volle dagen vergaderd en het zorgvuldig alle tanden uitgetrokken: het leerplicht- artikel werd er uitgenomen en de be perkende bepalingen over veldarbeid door kinderen werden geschrapt. Een medestander schreef: Was ik de heer Van Houten geweest, ik had mijn voor stel eer in duizend stukken gescheurd en er de oppositie mee om de oren gegooid voor ik dat saaie vod had laten aanne men. En Van Houten zelf zei voor zijn ontwerp thans niets geen liefde meer te hebben. Maar het halve ei was ook hier meer dan de lege dop. De eerste bres in de vesting der staatsonthouding was ge broken. Een hele reeks sociale wetten is op het Kinderwetje gevolgd. Dat de eerste dier wetten opkwam voor het kind, het misdeelde, mishandelde, arme kind, strekt de indiener en zijn mede standers tot bijzondere eer. (J. C. Vleggert: Kinderarbeid in Nederland van 1500—1874. Andere literatuur: J. J. Brugmans: De ar beidende klasse in Nederland in de 19e eeuw Paardenkracht en mensenmacht. ten Kate in zijn Troostwoorden voor treurende Ouders. Tot dusverre, dat wil zeggen:- vóór 1870 had de regering zich beperkt tot het instellen van enige enquêtes, de laatste van 1863. De resultaten versche nen pas zes jaar later in een rapport, dat zó uitvoerig en zó gedegen was dat geen sterveling het kon lezen. Maar de conclusie was duidelijk: een verbod van kinderarbeid zou de kinderen de straat op jagen en de ouders van inkomen beroven. Thorbecke verenigde zich met dit advies. Het stond nu wel vast: de hulp moest van andere zijde komen. En zij kwam inderdaad. J. J. Cremer, de man van de Betuwse novellen, schreef een bewogen pleidooi: Fabriekskinderen, een bede doch niet om geld. Zelfs fabri kanten drongen aan op een beperking van kinderarbeid, niet alleen omdat bij minder werkuren en bij genot van on derwijs meer en beter werk wordt afge legd, maar ook met het oog op het heil van een niet gering deel der onderdanen. In kranten en tijdschriften werd over het vraagstuk gediscussieerd. Regout in Maastricht, die eerst geweigerd had in lichtingen te verstrekken, nam geen kin deren meer als arbeiders aan die hun eerste communie niet hadden gedaan. Er kwam dus een kentering. Maar de mees te fabrikanten bleven tegen afschaffing. Waren zij allen schurken en gewetenloze kinderbeulen? Neen. Zij beschouwden kinderarbeid als een kwaad, maar een noodzakelijk, onontkoombaar kwaad, precies zoals velen heden ten dage het leger. Komende geslachten zullen ons daarover even streng veroordelen als wij het onze voorouders doen die kinderar beid verdedigden. Overgangsbepalingen Art. 5. Het verbod van art. 1 dezer wet is gedurende het eerste jaar na haar in werking treden slechts van toepassing op kinderen beneden tien jaren, en geduren de het daarop volgende jaar slechts op kinderen beneden elf jaren. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriele Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gelukkig zijn in Nederland zulke vor men van kinder-uitbuiting wel voorbij, maar laten we ons niet al te fier op de borst slaan. In 1899 werd in Gouderak een jongetje geboren dat in 1910, toen hij nauwelijks elf jaar was, als wiel draaier in een lijnbaan te werk gesteld werd. Hij had gelukkig enige jaren de lagere school bezocht en was een pienter ventje. Na zijn lijnbaanstijd werkte hij bij een bloemist, werd toen kantoorbe diende en klom op tot chef van de administratie, tot bezoldigd penning meester van de Transportarbeidersbond en eindelijk tot voorzitter der afdeling Amsterdam van die Bond. In zijn vrije tijd ontwikkelde deze man zich tot een amateur-historicus en aan hem danken wij een studie over de kinderarbeid in Nederland. Aan dit boek waarin dus ook toestanden worden beschreven die de schrijver zelf nog aan den lijve heeft ondervonden, is in hetgeen hier volgt een en ander ontleend.*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 17