kunstenaar-musici meer
Alquin: geen
ff
f
Hampton, devoot musicus en showman
A
s
L
rp- j
Ir
Illi I
WW
js
mvxiek
Door Cees Straus
TRESHOLD FEAR
EENVOUD
door Paul Chr. van Westering
T
SINDS KORT ben ik gestopt met het dagelijks oefenen voor de spiegel
in het trekken van ferme gelaatsuitdrukkingen die bij anderen de indruk
moeten wekken met „een man van de wereld” te doen te hebben.
Ik ben er niet geschikt voor en heb de laatste drie lessen voor deze
schriftelijke cursus naar het betreffende instituut teruggezonden.
Zoiets doe je natuurlijk niet zonder reden, want sociale
aanpassingsmoeilijkheden hebben we allemaal, maar als je daarbij dan
nog eens, zoals in mijn geval, een moeilijke jeugd te verdoezelen hebt,
is geen cursus te veel. Zeker niet als je de schriftelijke garantie krijgt:
„Niet goed? Geld weg!”
NEDERPOPSYNDROOM
llfflHIi
bOm
W
w
Sk
DINSDAG 7 MEI 1974
ROB HOEKE
Ronald Ottenhof en Job Tarenskeen.
(Foto’s Gijsbert Hclnekroot)
Lionel Hampton (uiterst links) met zijn orkest in de Edenhal in Amsterdam.
ALQUIN ZIT, voor wie dat misschien
nog niet wist, midden in een
doorbraak naar
internationaal aanzien. De Delftse
popformatie, waaraan woensdagavond
een uur Nederpopzien (VARA, Ned. 2
tussen 19.05 en 20 uur) wordt gewijd,
behoort tot het rijtje uiterst
geselecteerde topgroepen in ons land.
Waartoe bijvoorbeeld ook een Focus,
Golden Earing, Supersister en Solution
behoren, maar dan ben je welhaast
uitgepraat.
Sinds 1972, toen de groep via een
optreden in het kader van het Holland
Festival zich voor het eerst aan een
groot publiek presenteerde en het
daarop volgende Pinkpop-festival in
Geleen, waar tienduizenden jongeren
spontaan fans van de groep werden, is
het snel bergopwaarts gegaan. In
Nederland werd het gehele clubcircuit
NU HEBBEN WE promenadecon-
certen en ook pauze- of lunchconcer-
speelkameraadjes kennen. Ronald: „Ik
ben met blokfluit begonnen en
beïnvloed door dixieland muziek. Pa
draaide veel van dat soort platen. Van
Benny Goodman bijvoorbeeld en Sidney
Bechet, van wie ik een groot liefhebber
werd. Ik begon klarinet te studeren
omdat ik in een dixielandbandje wilde
spelen. In 1963 leidde dat tot een
kwartet je, hier in Nederland. Later vond
ik dat klarinet in deze combinatie veel
te iel klonk. Mijn ontwikkeling in de
jazz ging ook verder: ik had
belangstelling voor John Coltrane,
Sonny Rollins en Charlie Parker, vooral
Parker. Ik heb toen besloten om met
tenorsaxofoon verder te gaan.”
afgewerkt, zodat Alquin bekend is van
de Boerenvreugd in Aalsmeer tot aan
het Mafcentrum in Maasbree. Vorig jaar
kwam de eerste toernee door Engeland,
later volgden Duitsland en Frankrijk.
Begin van dit jaar stonden de
Delftenaren voor 22.000 man in het
Parijse Palace des Expositions als
„supporting act” van The Who. Daarna
ging het weer Engeland-waarts met de
Earring. Waarschijnlijk in oktober gaat
een uitgebreide toernee door de
Verenigde Staten van start.
Amerika is het uiteindelijke doel van
Alquin, zoniet van elke groep die in
eigen land aan de top staat. Er moet
voordien nog heel wat gebeuren. De
groep heeft nog geen duidelijk visite
kaartje in de vorm van een hitsingle
(daar wordt hard aan gewerkt) en er
blijken zich nog diverse problemen met
de geluidsapparatuur en de akoestiek in
Dat heeft zijn beperkingen. Job verzorgt
het eigenlijke contact tussen ons en het
publiek, als een soort tussenpersoon.”
Job: „Ik voel me meer artiest dan
muzikant. Ik speel heel erg graag
tambourijn. Dat is een soort
machtsmiddel, dat sterk visueel werkt.
Ik ben een beetje uitgekeken op de sax.
Vroeger, de periode dat we in de clubs
speelden, waren we echte muziekfreaks.
We hadden genoeg aan de kick die je
vanuit de muziek kreeg. Nu we voor
zalen met een paar duizend kids hebben
gespeeld, is dat anders geworden, de
kick komt nu meer uit het publiek. We
zijn niet zo erg kunstenaar-musici
meer.”
Ronald: „Neem de Mahavishnu-
orchestra als voorbeeld. Dat is muziek
voor musici. Daarmee sta je in wezen
erg ver van je publiek af. Dat bedoelt
Job eigenlijk met waar hij vanaf wil.”
Job: „Polydor, onze
platenmaatschappij heeft lange tijd
gezegd „jullie zijn ons niet-commerciële
parade-paardje”. Maar je moet toch echt
zoeken naar het commerciële in je werk.
Er moet brood op de plank zijn.
Commercie is een zwaar beladen woord
in ons land. Maar we hebben
langzamerhand ook een nieuw publiek
in de zaal gekregen, dat het a-tonale,
het experimentele niet begrijpt. Voor
hen is muziek meer een lichamelijke
beleving. We hebben in het buitenland
gemerkt dat onze muziek erg swingt.
Het is voor ons een taak daar verder
aan te werken.”
verschillende zalen voor te doen.
Alquin (de naam is de Engelse
„vervoeging” van Alcuin, een
middeleeuws klooster in Delft, genoemd
naar de abt Alcuinis. Alquin: „We zjjn
verknocht aan die ruimte waar we nog
steeds repeteren en waar ook onze
studio zal komen) bestaat uit zes man.
Het zijn behalve de blazers Job
Tarenskeen (ook percussie) en Ronald
Ottenhoff (diverse saxen en fluit)
Ferdinand Bakker (viool, gitaar, piano,
arp-synthesizer), Dick Franssen (orgel en
piano); Hein Mars (bas) en Paul
Weststrate (drums). In bijgaand verhaal
wordt getracht een beeld te geven van
deze groep, zoals die is ontstaan en
thans speelt. Voor dit „portret” werden
interviews gemaakt met Tarenskeen en
Ottenhoff, die samen met Franssen de
basis hebben gelegd voor Alquin.
hebben wel eens gejamd met een tweede
gitarist, maar dan krijg je een heel
ander geluid. Ik ben erg tevreden met
onze sound. Er is nog veel uit te
diepen.”
Job: „We gaan in de komende periode
terug naar de eenvoud. Met de blazers
minder op de voorgrond. We gaan de
men op de grond mag zitten en op de
bovenste gaanderij waar men staat of
zit. Stoelen zijn daar niet.
Inderdaad is dat mijn bedoeling, maar
de mens achter de musicus, showman
Lionel Hampton lijkt me op dit moment
belangrijker en vragen ten aanzien van
zijn muzikale opvattingen en dergelijke
kunnen later nog altijd gesteld worden.
Ik ben geen dr. Okke Jager, maar weet
wel, dat kerk, religie en jazz in sommige
gevallen opvallend goed met elkaar
kunnen samengaan. Dus vraag ik, hoë
hij die verhouding ziet.
Hampton: In bijna alle neger-kerken
in Amerika, waar blanken overigens
even welkom zijn, wordt de religie zeer
intens beleefd, wat voor een zeer groot
gedeelte te danken is aan de welhaast
swingende preek of voordracht van de
voorganger”.
Hij vertelt minstens twee uur per dag
de bijbel te lezen, erg veel aan sociaal
werk te doen, waarvan het levende
bewijs in New York City staat in de
vorm van het Lionel Hampton House,
een soort opvangcentrum voor gesjeesde
musici, junkies en alles wat dies meer
zij. Eigenlijk wilde hij in Harlem een
universiteit oprichten om ook daar de
In geen enkel interview heb ik ooit
iets gelezen over uw diepgelovigheid en
sociale bewogenheid. Heeft u niet de
behoefte, juist omdat u beroemd bent en
de hele wereld afreist, daar wat meer
bekendheid aan te geven?
Hampton: „Natuurlijk zijn er wel
interviews met mij geweest, die over dat
soort dingen handelden, maar men
schrikt er in de regel vaak voor terug
daar wat dieper op in te gaan, omdat
een musicus/showman doorgaans op dat
vlak niet serieus genomen wordt, ook al
ben je nog zo bekend. Want het
vooroordeel bestaat nog steeds en wordt
maar al te vaak uit pure gemakzucht
gehanteerd. Als Cassius Clay
bijvoorbeeld zegt, dat zijn grootste
hobby vlinders vangen is, wordt zoiets
als een zoveelste publiciteitsstunt gezien,
maar als het toevallig nou werkelijk
eens zo zou zijn?”
Ik beaam dat hartgrondig. Zijn
manager komt binnen en vraagt me, of
ik het kort wil houden, omdat Hampton
al 24 uur op de been is en morgen naar
Duitsland moet. Ik bedank hem en als
laatste zegt hij, met zijn duim naar
boven wijzend: „Je kunt altijd op hem
rekenen”. Ik hoop het, maar ga toch wat
triest huiswaarts en waarom weet ik
niet.
jonge mensen de kans te geven te
studeren voor dokter, rechter, IBM-
technicus.zelfs voor musicus. Maar de
autoriteiten vertelden hem dat er meer
behoefte zou zijn aan goede huizen.
Vandaar het Lionel Hampton House.
SAMEN MET Dick Franssen richtten
Job en Ronald in 1966 de rhythm and
blues groep Threshold Fear
(Drempelvrees) op. Deze groep werd de
basis voor Alquin. Er werd stevig
gejamd bij de Fear, maar
langzamerhand werd het een groep voor
bruiloften en partijen. Ronald: „We
wilden toen betere muziek gaan maken
en besloten tot uitbreiding.”
Job: „Onze band heeft een erg
bevoorrechte manier van geboren
worden. Als je van je spel in een groep
moet verdienen, dan heb je automatisch
een andere instelling. Voor ons de
meesten zaten op de Technische
Hogeschool was het aanvankelijk een
hobby.”
Tarenskeen heeft binnen Alquin een
typische functie als tussenpersoon. „Ik
ben minder instrumentalist dan Ronald.
Ik heb een gekke plaats in de groep:
tweede saxofonist, tweede percussionist,
tweede in alles. Een soort
verbindingsman.”
Ronald: „Als instrumentalist ben je
iemand met een soort contactstoornis. Je
uit je via je instrument aan het publiek.
Ook hier klopt de titel promenade
concert niet met wat men ervan mag
verwachten. Er lopen geen mensen
rond op de bovenste gaanderij. Dat is
verboden.
sje vtu
Aanmel-
n. Steei.
dingen wat simpeler benaderen, het
geheel aanvaardbaarder maken.”
Ronald: „Dat de gewone man ook
met zijn voet op en neer kan gaan.
Maar we willen ook het aandachtig
luisterende publiek tevreden blijven
stellen.”
Job: „In het begin zaten we vooral
aan de rand van het popgebied met onze
muziek. De tournees hebben daar veel
HET AMSTERDAMSE Concertge
bouw had rond de eeuwwisseling nog
tafeltjes en stoeltjes in de zaal. Men
kon iets bestellen en nuttigen, terwijl
het orkest een symfonie ten beste
gaf. Speciaal de Amsterdamse pers is
daar tegen opgekomen. Eerbied voor
het luisteren naar klassieke muziek
was het thema dat door recensenten,
als wijlen Herman Rutters van het
Alg. Handelsblad, tot in den treure
werd bespeeld. Het hielp. In de con
certzalen heerste stilte zolang de mu
ziek zich liet horen.
Jullie bezetting wijkt erg sterk af van
de doorsnee popgroep met drie of vier
gitaren en drums.
Job: „Ferdinand heeft als gitarist een
erg moeilijke taak binnen Alquin. Hij
heeft een speciale functie, moet zich zeer
sterk op de vlakte houden. Zijn spel
wordt goed aangevuld door de organist,
maar hij is toch geen echte gitarist. We
ten. Eén van onze grote solisten, die
aan zo’n lunchconcert meewerkte,
vertelt ergens in een boekje hoe kort
na de inzet van een Sonate een heer
op de eerste rij met veel gekraak een
pakje met boterhammen opent en
behaaglijk begint te smikkelen, De
solist kon zelfs zien dat er kaas op
het brood zat. Deze concertbezoeker
had dus het begrip lunchconcert let
terlijk genomen. Hij lunchte tijdens
het concert. Dat was blijkbaar niet
de bedoeling.
De promenadeconcerten, uit Enge
land afkomstig, waar men ze Proms
noemt, mag men niet beoordelen naar
het sluitingsconcert, een soort carna
val met vlaggetjes en serpentines en
een rumoerige menigte jongelui in de
piste .Toch zijn ze tijdens het musice
ren nog zo stil als redelijk verwacht
mag worden. Wie gedurende het sei
zoen in Londen de Proms bezoekt,
weet dat gedurende het gehele con
cert stilte heerst. In de piste waar
aan veranderd. Het zal een soort tijdloze
muziek worden, we gaan terug naar het
swingende, zoals in de pubrock. Pete
Townshend van The Who vertelde ons
dat nu de tijd rijp is voor de muziek
van Alquin. Met name in Engeland ligt
het klimaat gunstig voor ons, dacht hij.
Weet je overigens, dat Townshend Who-
invloeden hoorde in ons spel? Vooral in
onze wat meer theatrale stukken.”
BV zoej|
<nede»n.
kracht»
:n bedrijf
-d salan
wepel, f
e wilia
anm.: fo
Dagehjia
3641. o0i
(na ley
ollic. ge.
i.
MET DE KOMST van de lang
speelplaat is in de tweede helft van
onze eeuw de kwestie van de achter
grondmuziek langzamerhand weer
actueel geworden.
Men komt op de receptie, die een
burgemeester thuis geeft. Er wordt
verwacht dat men met deze of gene,
een glas in de hand of zoutjes knab
belend, een gesprek zal voeren. On
dertussen klinkt zacht maar duidelijk
uit verborgen luidsprekers één van de
Brandenburgse Concerten van Bach
of een Concerto Grosso van Handel.
U kunt zich dan wellicht voorstellen,
hoe akelig ik mij zelf voelde, toen ik
tijdens Lionel Hamptons concert van
alle bevoegde zijden moest vernemen,
dat „The Hamp” na afloop voor niemand
te spreken zou zijn. Daarbij kwam dan
nog het feit, dat ik mijn opdrachtgever
nogal arrogant en als vanzelfsprekend
had beloofd een uiterst exclusief
interview met „The Hamp” wel even te
zullen ritselen. Ik was ten einde raad en
besloot een list te verzinnen. Die kwam.
Na Lionel Hamptons laatste nummer
begon het publiek luidkeels de groep
„More” te roepen.
Dat klinkt nogal ondankbaar, te meer
daar Lionel Hampton ruim anderhalf
uur had gespeeld en de groep „More”
niet eens was komen opdagen. Niettemin
bleef het publiek maar „We want More”
roepen, waarop ik nog harder gilde: „No,
no.no More” en omdat ik op één van
de eerste rijen zat, kon Hampton dat
duidelijk horen, want hij keek mij
voortdurend aan met een blik, die
duidelijk verried mij na afloop wel even
te willen bedanken. Opgetogen holde ik
hem na het einde van zijn optreden dan
ook achterna en als enige kreeg ik de
kans enkele vragen te stellen.
Na ruim 40 jaar speelt u nog steeds
vol overtuiging en met een plezier dat
een zeer stevige basis uitstraalt. Welk
idee ligt hieraan ten grondslag?
Hampton: „Mijn geloof in God, mijn
geloof in mijn medemensen en een
beetje muzikale feeling dat door jaren
heen geworden is, wat het nu is. En
geloof me, ik heb heel wat gezien en
meegemaakt. Heus niet altijd even mooi
en aardig, want dat is het vaak niet,
maar ik probeer altijd de positieve
kanten van het leven te zien en met zijn
hulp (Hampton wijst even naar boven)
lukt het altijd”.
Ik betrap me erop naar boven te
blikken in de richting die hij aan wij st,
maar zie slechts koud neon. Hampton
ziet mijn verbazing, maar glimlacht zeer
geruststellend en zegt: „Je wilt
natuurlijk de gebruikelijke vragen over
mijn jazzopvattingen en dergelijke
stellen. Ga je gang, daar kom je
tenslotte voor”.
Hoe is de periode na deze landelijke
doorbraak op jullie overgekomen?
Tarenskeen: „Er zijn twee dingen aan
de hand. Vergeleken met andere groepen
is het met ons erg snel gegaan. Aan de
andere kant heb je het als Nederlandse
groep niet makkelijk in ons land. Er
heerst hier nog altijd de idee dat
buitenlandse groepen beter zijn.
Daardoor worden ze ook sneller
geaccepteerd. Dat Nederpopsyndroom
wordt minder, maar het is er nog steeds.
Je merkt pas hoe moeilijk je hier ligt
als je in Engeland optreedt. Pers en
publiek, hoewel erg chauvinistisch,
nemen daar een veel objectievere
houding aan. Ze vinden het niet
belangrijk waar je vandaan komt. De
pers ziet ons daar als een
vertegenwoordiger van wat zij noemen
de continentale popsound. Ze zoeken een
relatie met Focus, de groep die voor hen
de eerste continentale popsound maakte.
Hier zien ze ons als een Nederpopgroep.”
Ronald Ottenhof: „Vanaf het Holland
Festival zijn we echt gaan werken aan
ons repertoire. We hebben toen duidelijk
een vaste richting gekozen. Marks, onze
eerste elpee, kan je nog zien als een 'niet
duidelijk omschreven stijl. Veel jazzy
nummers en andere stijlen, waar we in
die eerste jaren mee bezig waren.
Mountain Queen vormt veel meer een
geheel. Dat is nu die continentale
popsound. Vanaf half juli gaan we aan
de derde elpee werken, waarvoor we al
veel losse ideeën hebben. Meer nog dan
op de Mountain Queen zal je op deze
plaat een strak idee bemerken.”
Tarenskeen: „De nummers zullen ook
soberder worden. Ik betrap me er wel
eens op als ik de Mountain Queen hoor
dat ik even moet uitpuffen. Het zijn
heel erg beladen nummers. De nieuwe
elpee zal een stuk rustiger worden, met
korte nummers.”
Er is in de Alquin-sound veel invloed
van buitenaf te horen.
Tarenskeen: „We zijn een erg jonge
groep, laat ik dat voorop stellen. Onze
zes-mansformatie is in haar twee jarig
bestaan nog niet gewijzigd. Alle zes
achtergronden zijn nog terug te vinden.
Ieder van ons zou wel een solo-elpee
willen maken. Dan zou het je opvallen
hoe verschillend die platen zijn. We
hebben nu 'nog vaak struggle met elkaar
om de sound vorm te geven die we in
ons achterhoofd hebben. Wat de
hoofdinvloeden aangaat, geloof ik dat
we meer onder invloed staan van de
Amerikaanse pop dan van de Engelse.”
Hoe liggen die invloeden bij jullie
persoonlijk?
Job: „Inhoudelijk ben ik erg beïnvloed
door de Beatles. Wat de teksten betreft
zou ik Bob Dylan willen noemen. En ik
ben een echte The Band-freak.”
Ronald: „Voor mij is het meer de
periode van voor de pop geweest, de
jazz, die mij heeft beïnvloed. Toen de
Beatles Sergeant Peppers uitbrachten,
ben ik bewust naar pop gaan luisteren
en vanaf dat moment ook sterk
beïnvloed geraakt.”
Job en Ronald leerden elkaar in het
voormalige Nederlands Oost-Indië als
WIE TEGENWOORDIG alle lovende
recensies over Alquin leest, zal het
waarschijnlijk nog steeds verwonderlijk
voorkomen dat deze groep na afloop van
het concert op het Holland Festival’72
ondfr aanvoering van een groot deel van
de popcritici der landelijke bladen zo
consequent werd weggeschreven.
Job Tarenskeen: „Die negatieve reacties
deden ons op dat moment niet zoveel.
We werden op de been gehouden door
een ongebreideld enthousiasme van het
publiek. Muzikaal klopte het misschien
niet zo goed allemaal, maar bij het
publiek sloeg onze muziek duidelijk
aan.”
Volgens het verhaal breekt hij zijn
spel abrupt af met de woorden: Waar
Uwe Majesteit spreekt, moeten ande
ren zwijgen. Promenadeconcerten van
tegenwoordig zijn, speciaal in Neder
land, eigenlijk een voortzetting van
de vroegere Volksconcerten. Maar het
woord „volk” schijnt een minder goe
de bijklank gekregen te hebben.
Waarom eigenlijk?
IN ZIJN BOEK „Van kantoorkruk
tot hoge C”, waarin wijlen de tenor
Louis van Tulder zijn memoires vlak
na de oorlog heeft vastgelegd, vertelt
hij hoe dezelfde Willem Mengelberg,
die stilte in de concertzaal wenste, op
een feestavondje geconfronteerd
wordt met een strijkje, dat in een
zijkamer van het huis van de gast
heer is opgesteld. Hij accepteert dat
onder deze omstandigheden. Was het
midden in de 19de eeuw niet Franz
Liszt, die tijdens een concert voor het
hof in St. Petersburg de Tsaar op de
eerste rij duidelijk hoort praten?
„We gaan de dingen wat simpeler benaderen
ACHTERGRONDMUZIEK is er al
tijd geweest, maar niet in zo grote
mate als tegenwoordig. Bovendien
bleef de klassieke muziek bij dit
verschijnsel buiten schot, althans in
de eerste helft van de twintigste
eeuw.
Nu kan men wel zeggen dat deze
muziek vroeger naar alle waarschijn
lijkheid ook niet in stilte werd aan
gehoord, maar daar waren we nu
juist zo aardig af.
Zelf bracht ik met mijn vrouw een
bezoek aan mensen, die wisten dat ik
componist was en bovendien een
voorkeur had voor muziek van César
Franck. Om ons een bijzonder genoe
gen te doen, had de gastheer een
band gemonteerd met fragmenten uit
werken van César Franck. We spra
ken over koetjes en kalfjes met de
Symphonie in d op de achtergrond.
Even later informeerden we naar de
gezondheid van de kinderen, waarop
we uitvoerig antwoord kregen, dit
maal met de Canon uit de Vioolsona-
te van Franck, duidelijk hoorbaar uit
de luidsprekers. Dan kan ik geen
redelijk gesprek meer voeren. Ik wil
praten of ik wil luisteren, maar niet
allebei tegelijk. Niet iedereen deelt
dit standpunt.
i
i
WK
W