Directeur-generaal Jacob van de Kerk verlaat zijn post bij Rijkswaterstaat „ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN WORDEN WEL DEGELIJK BEKEKEN F Spanningsveld Doordouwers Tunnelbouw Superlatieven lil ir'iii' BK® I door Kees van der Maas Acht ministers Geen „vakministers” ZATERDAG 11 MEI 1974 bundeltje eerste reacties uit de eigen diensten. Het zens- ;pak dag chter 'aker „De toekomstige werkelijkheid zal altijd anders zijn dan we nu kunnen bedenken”, profeteerde ir. Jacob van de Kerk op de eerste werkdag van januari in zijn nieuwjaarstoespraak. Niemand van zijn toehoorders wist op dat moment dat hij vijf maanden later, 63 jaar oud, zou opstappen als directeur-generaal van Rijkswaterstaat. Opstappen uit de top van een overheidsdienst die wel eens is genoemd „de grootste timmerwinkel van Nederland”. Achteraf wil hij wel toegeven dat die gebruikelijke toespraak al een beetje op dat vertrek was toegespitst. Een filosofie over de toe komst van een 11.000 man sterk overheidsapparaat, dat de laatste jaren vooral stevig in de tang is genomen van (wat dan heet) kritische belang stelling en daarop zoveel mogelijk'probeert in te spelen. De lift in het zilverkleurige kantoorflatgebouw aan de Haagse Koningskade brengt me naar de vijftiende verdieping. In een langwerpige, wat steriel aandoende kamer worden de laatste dagen in functie volgemaakt. Achter zijn rug twee kaarten van Nederland: een met de hoofdlijnen van de natte water staat, de andere met die van de droge, het rijkswegennet. Het grote bureau is bijna leeg. Vlak voor hem een rapportje voor een bespreking die die zelfde middag nog wordt gehouden. Binnen handbereik het blauwe boek van de commissie-Klaasesz over de Oosterschelde, met daar bovenop een 19 W Hi if Aanvallen op zijn dienst soms moeilijk te verteren voorbereidingstijd nogal eens inzichten veranderen, andere behoeften ontstaan, behoeften anders worden gewaardeerd. mogelijke terreinen inspeelt op de ge wijzigde omstandigheden. i hij teeds s hij jnsen zegt meer zich srha- wicht stand meer evin- nog zijn voor bben. iede- van gaan veel ider- was voor )aar- egel- leeld. had n hij r be lagen p het wicht ■reikt men n in- telij- inho- Ir. Van de Kerk wijst naar beneden, uit het raam. Den Haag ligt te blikkeren in de zon. „Kijk, daar zijn we bezig aan de Utrechtse baan. Een uitvalsweg in aanleg. Als wij van de rijkswaterstaat ergens aan de weg timmeren, een schop in de grond steken, dan raken we belan gen. Dat kan niet missen. Grote gemeen schapsbelangen en heel voelbare parti culiere belangen. Daar is men de laatste jaren kritischer op geworden. Overigens geldt dat niet voor ons alleen. Het is de kritische houding tegenover de overheid in het algemeen. Daarbij is het logisch dat een dienst die zoveel overhoop haalt als de onze die kritiek wat meer en nadrukkelijker te verduren krijgt dan bij andere diensten misschien het geval is. Wij hebben geprobeerd daar een beetje onze houding in te vinden. Een antwoord op de ontwikkelingen in de ver advies kunnen uitbrengen, waarbij aan al die verschillende aspecten aan- dapht wordt besteed en dan moet een minister toch daarop zijn politieke be slissing kunnen nemen. Dan moeten we natuurlijk niet elk ogenblik een com missie hebben die daarnaast en daaro verheen gaat werken. Dat zijn complica ties die in een uitzonderlijk geval als nu deze Oosterschelde wel eens nodig kun nen zijn, maar ik wil ze toch als een grote uitzondering beschouwen”. Ministers passeren, ambtenaren blijven - is een bekende gevleugelde term. In de top van de departementen komt het effect van die wisselingen het duidelijkst over. Ik wil van ir. Van de Kerk weten hoeveel bazen hij in de afgelopen 12 jaar op de post van directeur-generaal heeft gehad. Zijn zakboekje komt er aan te pas en hij laat me raden. Hoe lang zit gemid deld een minister op ons departement. Het blijkt anderhalf jaar te zijn en zelf heeft hij onder acht ministers gediend Het is begonnen met Korthals, daarna Van Aartsen, Suurhoff, De Quay, Bak- Anderhalf uur praten over een leven in dienst van de rijkswaterstaat met een man die vindt dat een directeur-gene raal toch ook weer niet een al te lange periode aan de top moet doorbrengen, kan niet meer zijn dan hink-stap-sprong door die loopbaan naar de top heen. Over privé-zaken praat ir. Van de Kerk in telegramstijl. Haarlemmer van huis uit, onderwijzerszoon. Door wat hij om zich heen zag gebeuren in de stad werd de civiel-technische belangstelling ge wekt. Dat leidde na het lyceum naar de Haarlemse MTS en vandaar naar de TH in Delft, waar hij in 1936 het diploma civiel ingenieur behaalde. Via het labo ratorium voor grondmechanica naar de 'waterstaat. Hij praat er heel omzichtig over. Vooral in de laatste van zijn 12 ambte lijke jaren als directeur-generaal van de nogal eens omstreden rijkswaterstaat heeft ir. Van de Kerk zich veel bezigge houden met de vraag hoe je met een dienst, die het gezicht van Nederland voor een niet onbelangrijk deel etst, vat kunt krijgen op opvattingen en denk beelden die soms heel snel veranderen. In de top van het ministerie van verkeer en waterstaat heeft men zich er reken schap van gegeven dat eigenlijk in een veel sneller tempo dan vroeger het geval was beleid en plannen moeten worden aangepast. En dat dus ook de dienst moest worden aangepast. Aan de ene kant dus de vraag om souplesse bii planning en voorbereiding; daartegenover de voorwaarde dat er (in ieder geval voor de korte termijn) hou vast moet zijn. Ir. Van de Kerk is duidelijk tegenstander van het volgen van een slingerlijn. Toch is hij ervan overtuigd dat de rijkswaterstaat op alle Op het ogenblik dat het aan uitvoering toe is, komen dan juist nog ideeën naar voren die opnieuw een heroverweging vergen, „Zouden we de uitvoering dan gaan ophouden, dan zou het weer veel tijd kunnen kosten voordat we een nieuw plan klaar hebben. En als het een beetje tegenzit, zou dat dan ook wel weer eens achterhaald kunnen blijken te zijn. In het uiterste geval zou er dan helemaal niets meer kunnen gebeuren, maar zullen in elk geval al diegenen benadeeld zijn, die meenden op de uit voering te mogen rekenen”. In die tijd was tunnelbouw voor een jong ingenieur wel een uitdaging. Ik werd gevraagd er bij te komen, bij dat heel kleine bureautje toen. Sindsdien bij de waterstaat gebleven”. Na de oorlog heeft ir. Van de Kerk nog zeven jaar in Zeeland gezeten, als arrondissementsingenieur in Terneuzen. Hij kwam er „om de rommel van de oorlog op te ruimen” en verder heeft hij er voorbereidend werk verzet voor de verbetering van het kanaal Gent-Ter- neuzen. Daarna chef van de afdeling betonconstructies bij de directie bruggen en sinds 1956 bij de directie van de waterstaat, die tegenwoordig hoofddirec tie heet. Eerst in de top van de afdeling waterhuishouding, waterkeringen en landaanwinning. In 1961 opvolger van ir. Maris. De 12 jaar onder het „regime” van ir. Van de Kerk zijn een ander tijdvak geworden. Hij legt graag even uit wat zijn lijn is geweest. „We zagen onze taak heel duidelijk groeien Er werd veel meer van ons gevraagd. Van onze regio nale buitendiensten, waarvan Zeeland er één is, van onze gespecialiseerde dien sten die primair een bouwtaak kunnen hebben (een Deltadienst bijvoorbeeld en onze directies wegen, bruggen en sluizen en stuwen), van onze wetenschappelijke diensten (een RIZA, rijksinstituut voor zuivering van afvalwater, een rijkswe- genlaboratorium, een dienst verkeers kunde, een dienst waterhuishouding en waterbewerking, onze dienst informatie verwerking, de computerij dus). Al die diensten moeten zien bij te blijven. En dat kon eigenlijk niet zonder een vrij drastische reorganisatie. Van de top tot beneden in de regionale diensten. Eerlijk gezegd is het een vrij grootscheepse operatie geworden. Met een zorgvuldige voorbereiding en begeleiding is het over igens tot nu toe allemaal aardig goed gelukt, al was het niet eenvoudig”. In zijn nieuwjaarsrede van afgelopen januari - echt een van die gelegenheden om eens wat algemene opvattingen te ventileren - heeft ir. Van de Kerk duidelijk gemaakt in wat voor „span ningsveld” zijn dienst terecht is geko men. Hoe sneller de inzichten verande ren, hoe moeilijker het wordt om tot aanpassing van plannen over te gaan. Voordat een plan „rond” kan worden genoemd, is er soms een jarenlange periode van grondige afweging van alle betrokken belangen aan voorafgegaan. maatschappij die van invloed zijn op onze dienst en de mensen die daarin werken”. „Op een goed moment kwamen er bij dat laboratorium opdrachten voor grondmechanisch onderzoek voor de tunnelbouw in Velsen. Dat was toen het tweede tunnelbouwproject in Nederland. Toen ir. Van de Kerk op 1 november 1961 als directeur-generaal de wacht wisselde met zijn voorganger, ir. A. G. Maris, was de rijkswaterstaat een uit voerende overheidsdienst die bijzonder in de belangstelling stond en nogal werd bejubeld. Het was de tijd van het „ant woord op de ramp van 1953”, de periode rond het gereedkomen van het eerste grote Deltawerk, de afsluiting van het Veerse Gat. Het was ook de tijd waarin Nederland zijn wegennet fors begon uit te bouwen. De rijkswaterstaat speelde in dat alles een opvallende rol, vaak be schreven en besproken met superlatie ven. Dan is er ook het beeld van rijkswa terstaat zoals het de laatste jaren nogal eens is getekend: een gezelschap dol drieste doordouwers die half Nederland willn platwalsen en asfalteren, die al leen meer kunstwerken willen bouwen om de kunstwerken, notoire vijanden van de milieubeschermers. Ir. van de Kerk vindt wat er in die richting over de rijkswaterstaat is gezegd en geschre ven niet altijd even fair en voor de mensen van zijn dienst soms moeilijk te verteren. Hij wordt bepaald giftig als de kwaadaardigheid zover gaat, dat de inte griteit van zijn dienst in twijfel wordt getrokken. „Dat neem ik kwalijk. Maar het is voor een overheidsdienst erg moeilijk om je tegen dit soort dingen te verweren. En ja, de tegenwoordige tijd maakt het er niet gemakkelijker op, zo te reageren dat aan de verklaring die je geeft ook recht wordt gedaan. Het is echt wel eens moeilijk en frustrerend om dat allemaal over je heen te laten komen. Zulke dingen ziin jammer, erg jammer”. Rijkswaterstaat is ook vaak verweten dat men er niet bereid is om van buiten aangedragen alternatieve oplossingen se rieus te onderzoeken. Ir. Van de Kerk wil wel even kwijt dat dat verwijt niet terecht is. Tegenwoordig worden alter natieve oplossingen wel degelijk heel dikwijls op hun waarde bekeken. „En als er dan uiteindelijk toch een andere oplossing wordt gekozen, motiveren we naar buiten heel duidelijk waarom dat is gedaan. Dat hoort bij het antwoord geven op ontwikkelingen in de samenle ving. Maar je zult natuurlijk nooit ie dereen tevreden stellen. En dan weet je dus dat er particulieren of groepen blij ven, die het toch maar liever heel an ders hadden gezien. Zulke mensen zullen die rijkswaterstaat natuurlijk niet altijd even vriendelijk blijven aankijken”. Heeft de directeur-generaal van de rijkswaterstaat het gevoel dat zijn op volger met meer commissies-Klaasesz, commissies van onafhankelijke deskun digen, rondom omstreden projecten als de Oosterschelde te maken zal krijgen? „Ik hoop het niet. Want ik zou dat een heel ongezonde zaak vinden”, is het regelrechte antwoord. „Een dienst moet toch - zo nodig met inbreng van andere vakdisciplines - zijn eigen projecten ge heel kunnen overzien en daarover de nodige voorstellen doen. Vervolgens moet de raad van de waterstaat daaro- Wat vroeger „vakministers” werden genoemd (zoals nu op economische za ken en op financiën) komen in het rijtje van ir. Van de Kerk niet meer voor. Hij zou het ook bepaald geen voordeel noe men onder een „vakminister” te werken. „Waar gaat het om? Dat er op ministerieel niveau ten aanzien van onze activiteiten politieke beslissingen kunnen worden genomen. Dat ligt heel anders dan 20 of 30 jaar geleden. De ministerspost van verkeer en waterstaat is politiek belang rijk geworden”. „Niet alleen omdat wij een heleboel geld vertimmeren. Maar ook doordat wij ontzettend veel belangen raken: zorg voor verkeer en vervoer, voor het mi lieu, voor de verkeersveiligheid, de vei ligheid tegen overstromingen. Stuk voor stuk velden waarop politieke beslissin gen moeten worden genomen. Zonder meer. Dat vraagt niet om een vakminis ter. Het vertrouwen moet er zijn tussen de minister en onze dienst, dat wij dat vak wel goed zullen doen en voorstellen doen die het resultaat zijn van goede overweging en goede afweging van alle mogelijke belangen. Het vertrouwen ook dat de minister het overzicht meekrijgt van alle belangen die er spelen, opdat hij zijn politieke beslissing kan nemen. In dat opzicht staan wij niet buiten politiek. We moeten ons er wel degelijk rekenschap van geven”. De plaats van de rijkswaterstaat in de Nederlandse samenleving: dat worHt de voornaamste zorg van de opvolger van ir. Van de Kerk, die on 1 mei is aangetreden, ir. J. W. Tops. Zelf begint hij aan een „rustiger dagtaak”, adviseur van de minister. Voorlopig de eerste. Vraagstukken van waterverontreini ging, de beveiliging van de kust, de verruiming van havenmonden, de uit bouw van het autosnelwegennet, verbe tering van scheepvaartverbindingen. Ir. Van de Kerk is er duidelijk op uit geweest om de rijkswaterstaat om te bouwen tot een apparaat dat - zoals het in een persbericht rondom zijn vertrek werd geformuleerd - „beantwoordt aan de eisen van de tijd en de hedendaagse taken op een moderne en voor de sa menleving aanvaardbare manier kan uitvoeren”. ker, Drëes, Udink en nu Westerterp. Hij vindt die anderhalf jaar wel erg kort. „Je moet de politieke visie van een' minister in je dienst verwerken. Dat hoeven op zich niet altijd van die sterke wisselingen te zijn, maar je moet toch inspelen op elkaar. De minister moet cis leren begrijpen, weten hoe er gewerkt wordt. Omgekeerd moeten wij zien wat de minister wil, hoe hij wil dat er gewerkt wordt, welke informatie hij no dig heeft. Dat is nogal eens persoonlijk gericht. De een wil het uitvoerig, de ander in beknopte vorm. Dat spel moet je elke keer opnieuw spelen. Met de ene minister gaat het vlugger dan met de andere. Maar het kost tijd. En dan is anderhalf jaar gemiddeld toch wel erg aan de krappe kant. Het betekent toch dat er weinig stabiliteit is. Kabinetsvor- ming neemt vaak een zo lange periode, dat er een verlangzaming in de besluit vorming optreedt”. Vooral dat laatste, die „voor de sa menleving aanvaardbare manier”, is een factor die er eigenlijk met de dag belang- rijker op geworden is. Rijkswaterstaat kampt daarbij met de moeilijkheid dat er plannen en projecten op stapel staan die doorgaans een heel lange voorberei dingstijd vergen en dat er tijdens die r' - ’4 7 ifHHffitj: kW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 19