maar van
Claus
De geboorte van 'n geest
VOLLE ZALEN
SLECHT TEKEN
Twee vertellers,
verschillende scholen
r
Wim van Rooij, artistiek leider Haagse Comedie
Herman Hesse door anderen
door hem zelf beschreven
en
Nieuw werk
van
■F-,
25
Raad voor de kunst
Gastrollen
van
EIZEI
s
65-jarigen
Poëziekritiek
door-
Jack J. Brokaar
1974
ZATERDAG 11
MEI
door Peter Huysman
Bernhard Zeller
Verhelderend werk
g
een
ni-
wij
iging,
Eigenzinnig
Moeilijk leven
ikbare tijd
volledig*
I van g{j
ntvangen’ fe
rdorp
I
uit de
lentie,
ik in het bezit van een wonderlijke eigenschap: ik ben
niet te beledigen”. Waaruit blijkt dat Wim van Rooij
en het Haagse gezelschap zich beledigd voelen. Met de
hand op zijn hart bezweert de acteur-regisseur dat hij
niet begrijpt wat er gaande is. „Er wordt geschreven
dat het bij ons rommelt, dat er ruzie is, dat er on
tevredenheid heerst. De kopstukken, zeggen ze, de
publiektrekkers, de Johan Cruyffs van de Haagse
Comedie vertrekken, omdat ze het niet meer naar hun
zin hebben. De leiding deugt niet, zegt meneer Van
der Meijden van De Telegraaf”.
een
iet
aiding.
wijl
stof
r
Met een eenvoudig „hier is niets aan de hand” doet
Wim van Rooij (41), lid van de artistieke leiding van
de Haagse Comedie, een bescheiden poging om wat
tegen regelmatig in sommige kranten verschijnende
berichten, dat het zo slecht gaat met de groep, in te
brengen. „Een bescheiden poging” is eigenlijk al te
veel gezegd. Als je ’t hem recht op de man af vraagt,
heeft Van Rooij in feite in het geheel geen behoefte
om op deze wat hij noemt „onware en tendentieuze
verhalen” te reageren. „We hebben er geen tijd voor,
we zijn te hard aan het werk”, zegt hij. „Bovendien ben
i mogelijk
an:
„HESSE UND KEIN ENDE”:
gestaag vloeit de stroom voort
van vertalingen van Hermann
Hesse’s werk. Ik heb duidelijk de
indruk, dat men nu bij het min
der belangrijke deel van zijn
oeuvre is aangeland: „Rosshalde”
verscheen enige tijd geleden,
evenals een vertaling van „Un-
term Rad”. In Duitsland zelf be
licht men steeds nieuwe facetten
van de beroemde schrijver. Te
midden van zeer veel meer kwam
een speciale uitgave uit van Hes-
se’s „Farbige Aquarelle” (Suhr
kamp Verlag). Omstreeks zijn
40ste jaar greep Hesse ter ont
spanning naar het penseel. „Niet
dat ik mij zelf voor een schilder
hield of dat wilde worden. Maar
schilderen is iets verrukkelijks,
het maakt je blijer en verdraag
zamer”.
1
sions
OP DE ACHTERKANT van
Herman Pieter de Boers ver
halenbundel „De vrouw in het
maanlicht” (A. W. Sijthoff) staat
een mooi zinnetjè: „Verhalen die
’s nachts door het open raam
naar binnen zwevenToch
hoef je niet ver in dit boek te
lezen om te ontdekken dat deze
verhalen de schrijver allerminst
zijn komen aanwaaien. Herman
Pieter de Boer, bekend van tele
visie en reclame, blijkt opeens te
beschikken over een degelijke
literaire vorming, waarvoor hij
kennelijk ter schole is gegaan bij
Arthur van Schendel een
schrijver die zózeer uit de mode
is geraakt dat Nederland op
5 maart jl. zijn eeuwfeest onop
gemerkt voorbij heeft laten gaan.
Br
te afspr*
Ie aangf
r -r/r3
O
-
ld
heel cen.
'RATISü
,lk weiger me in rechtse
f »950.-
f 675».-
t 135W.-
prestaties bekij-
Wim van Rooij: „Wij voelen ons beledigd."
ia 21.00 in I
HERMAN PIETER DE BOER
HANS VAN STRATEN
ANNE BRANDENBURG
transport,
- 11 8664
werking. Maar dat is helemaal niet aan
de orde”.
igen bedrijf
exclusie»
ni. Porsche
Straks wordt ons nog het heengaan van
Albert van Dalsum verweten. Ik kijk
nérgens meer van op”
JAS
1 douches
htserlaai
465»—
I 4754-
395».-
6750.-
875»,-
6550,-
7950.-
595»,-
AV
We slaan het boek van Herman
Pieter de Boer open en zien een
verhaal dat begint met: „Hippolytus
was altijd blind geweest, dus hij wist
niet anders.” Zo iets kun je toch niét
lezen zonder te denken aan het begin
van Van Schendels verzameling De
fat, de nimf en de nuf: „Kristoffel
was een fat.
Van betekenis voor de Nederlandse
Hesse-lezers is het feit, dat als Grote
ABC bij de Arbeiderspers verscheen
de belangrijke biografie „Hermann
Hesse in woord en beeld”. Het betreft
hier de vertaling van de bekende
Rororo Monographic „Hermann Hes
se” door Bernhard Zeiler. Een voor
treffelijk boek, met veel foto’s ver
lucht, dat Hesse’s leven en werken
behandelt. Zeiler beheerst de stof op
superieure wijze: hij volgt Hesse’s
levensloop, en citeert overvloedig uit
brieven en dagboeken, die hij van
belangwekkend commentaar voorziet.
Wat ironiserend merkt Van Rooij op
dat de huidige leiding van de Haagse
Comedie zo langzamerhand van alles de
schuld krijgt. „Als Gijsbert Tersteeg ziek
is, dan hebben wij hem zeker ziek
gemaakt. Ida Wasserman is óók al ver
dwenen, zeggen ze. Ja maar, alle men-
Het davert in mijn klaver
het zindert in zijn gebinten
hij is kleur en geur van zijn verhaal
en hij hijgt in het gras van zijn
leugens.
Figuratief van Hugo Claus is uitge
geven bij De Bezige Bij.
Zo treft men bij Herman Pieter de
Boer wel meer Van Schendel-zinne-
tjes aan. En wat meer zegt, veel van
de personages die men aantreft in
„De vrouw in het maanlicht” had
men ook in de verhalen van de oude
meester kunnen tegenkomen.
Dat zijn natuurlijk bedenkelijke
dingen. Ik zou er na aan toe zijn De
Boer op grond van dit boek uit te
maken voor een Van Schendel-epi-
goon, als er niet één zeer merkwaar
dige omstandigheid in het spel was
geweest.
De korte verhalen van Van Schen-
del namelijk (gebundeld o.a. in „Her
inneringen van een domme jongen’’,
„De wedergeboorte van Bedelman” en
het al genoemde ,.De fat, de nimf en
de nuf’ behoren, althans voor mij,
tot het zwakkere deel van zijn oeu
vre. Ze laten een flauwe smaak op de
tong achter en zijn beslist een stuk
minder dan zijn beste romans aan
de top waarvan natuurlijk „De we
reld een dansfeest” staat.
Maar van die flauwe smaak be
speur ik bij Herman Pieter de Boer
heel weinig. Integendeel, het zijn bij
na stuk voor stuk prikkelende verha
len waarin een dartele fantasie, een
zeer hedendaags gevoel voor humor
en soms een verrassende poëzie door
elkaar heen spelen. Ik wil bekennen'
dat ik een schok van ontroering heb
gevoeld bij het slot van „De soldaat”,
‘sebrug
autopark::
verloren zijn?! Bovendien: hij doet een
regie komend seizoen. En ik weet zeker:
als Paul na dat jaar een rol krijgt
aangeboden die hem interesseert, dan zal
hij weer meedoen. Ik geloof zelfs dat
ook Ko weer voor een goede rol bij ons
te vinden is. Toneelspelers, en vooral
mensen als Ko, zijn impulsief: het ene
moment willen zij graag dit, en het
andere ogenblik geven zij de voorkeur
aan dat. En waarom niet: rastalent mag
toch wel wat wispelturig zijn”.
3250,-
6750,-
6850.-
f 5750.-
5650,-
4250,-
4750,-
f 4400,-
I 4850,-
375»,-
l
I 5250,-
425»,-
6750,-
4250.-
4950,-
l 2950,-
5950,-
op het verhaal ontnemen. Al lezende
ervaart men het meegesleurd worden
van het ene fragment naar het ande
re, als een reis in een stotende, hob
belende postkoets door de tijd, door
de geschiedenis.
In een nawoord zegt Polet: Per
soonlijk zie ik dan ook in „onzuivere”
literatuur, zowel proza als poëzie,
maar vooral een mengvorm of tus
senvorm van beide, een van de meest
vruchtbare genres van de toekomst,
zoals het totaaltheater dat is voor het
toneel. Gedoceerd en gestructureerd
als Polet ons laat zien, is er een
goede kans dat zijn uitspraak waar
zou kunnen zijn. In ieder geval heeft
Polet het zich niet gemakkelijk ge
maakt. Zeer nauwkeurig geeft hij 3
blz. lang een opsomming van zijn
historische bronnen. Ook een verkla
rende oude-woordenlijst heeft hij
toegevoegd. Nergens is gepoogd de
lezer onder de voet te lopen, zoals
gemakkelijk had gekund en zoals
minder begaafde schrijvers ook heb
ben gedaan. Met zijn boek heeft Po
let een zeer belangrijke stap gezet op
de weg naar de democratisering van
de romankunst. Een formidabele
prestatie. De geboorte van een geest,
is uitgegeven bij De Bezige Bij.
JACK J. BROKAAR
sen, wéten ze dan niet dat Ida ziek is
geweest en doodgewoon heeft moéten
besluiten om zich terug te trekken.
turier is (weer wapensmokkel!). Ver
voert is veelzijdiger dan De Boer,
maar hij heeft kennelijk meer moeite
nodig gehad om „het vak” te leren.
Misschien zet hij ’s nachts zijn raam
nooit open.
De Haagse Comedie heeft een goed
jaar achter de rug met in het algemeen
goede tot zeer goede recensies. Blijspe
len, maar ook modern „serieus” repertoi
re zijn in voorbereiding. Daar gaat het
Van Rooij en de hele groep om. „Wij
horen die berichten en geruchten. Wij
zeggen: o ja, is het waar? We maken
ons desnoods even kwaad. En dan gaan
we gewoon verder. Want we hebben het
druk en we willen er als het even kan,
graag wat behoorlijks van brouwen. Dus
als je mij vraagt: wat is dat, wat heeft
al dat gekift te betekenen, dan antwoord
ik: het zal wel jaloezie wezen. Ik heb er
geen andere verklaring voor. Maar wat
is dat dan voor onzin: afgunst. Ik ga er
altijd van uit: als het met het hele
Nederlandse toneel goed gaat, dan gaat
het ook met ons goed. En andersom. Ik
zal blij zijn als het toneel in Rotterdam
weer floreert. Dat kan alleen maar posi
tief op de andere gezelschappen wer
ken”.
„Het is bij ons gewoonte dat we
dingen met elkaar uitvoerig bespreken.
Als Ko het komend seizoen gastrollen en
gastregies wil doen, dan kan dat. Zo’n
groot talent moet je niet vastbinden.
Dus zeggen wijKo, onderteken in
plaats van een driejarig contract een
éénjarige verbintenis. Dan kunnen we
per keer bekijken wat je aanstaat. Ten
slotte kan ook Ko niet eisen dat wij elk
seizoen alle grote rollen in alle belang
rijke stukken aan hem geven. Wij moe
ten ook aan het totale repertoire den
ken. En ook rekening houden met het
feit dat het toneel moet doorgaan.
Even nadat Ko van Dijk de Haagse
Comedie heeft verlaten, kondigen Paul
Steenbergen en Mara Ward aan dat zij
er een jaar tussen uit trekken (naar
Frankrijk). Kwade tongen beweren dan
ogenblikkelijk: zie je wel, weer twee
topacteurs weg. Dat zal wel met het
vertrek van Van Dijk te maken hebben.
Wim van Rooij: „Als ik je nu toch
vertel dat Paul al maandenlang van
plan is om van een welverdiende vakan
tie te genieten. Mag hij misschien? Dat
zijn vrouw met hem meegaat, lijkt me
nogal normaal. Maar dat wil toch niet
zeggen dat zij voor de Haagse Comedie
In de fraaie serie Privé-domein,
eveneens van de Arbeiderspers, ver
scheen midden vorig jaar een bundel
autobiografische geschriften „Zinnig
eigenzinnig”, goed vertaald door
Wouter Donath Tieges
Het motto is ontleend aan het be.
langrijkste fragment .Eigenzinnigheid’.
„Wie eigenzinnig is, gehoorzaamt aan
een andere wet, één enkele absoluut
heilige, de wet in jezelf, de „zin” van
het „eigene”.” Hesse ten voeten uit.
De bundel bevat wat men van een
dergelijke collectie kan verwachten:
vier keer een levensloop, terugblik
kend vanuit diverse perioden geschre
ven, brieven aan de ouders uit de
opstandige puberteitsperiode, dagboek
aantekeningen, o.a. een zeer belang
wekkend fragment uit de periode
rond juli 1933, dankwoorden bij de
toekenning van de Nobelprijs en de
Vredesprijs van de Duitse Boekhan
del. Het beeld dat men van Hesse had
uit zijn werk wordt genuanceerder,
veranderen doet het echter niet.
Onder deze titel is een nieuw deel
verschenen in de serie rondom de
langzamerhand wel bekende Lokien-
figuur van Sybren Polet. Het is het
vijfde deel, maar behoort eigenlijk op
de vierde plaats in de rij. Zoals een
kind, van baby tot volwassene, alle
stadia der menselijke cultuur door
loopt, maar dan zeer verkort en ver
sneld, zo laat Polet zijn hoofdfiguur
alle stadia der menselijke geschiede
nis doorleven, tot de geboorte zich in
een soort orgasme aan hem voltrekt:
„Het schuifelde weg, trillend over
al zijn nieuwgevormde ledematen”.
In een bijzonder hoog tempo voor
de 335 blz. voert Polet zijn hoofdfi
guur vanaf de middeleeuwen tot nu,
door de geschiedenis van Amsterdam.
De angsten van het kind, zoals het
dat beleeft in de verhalen als Rood
kapje etc. keren terug, maar nu aan
de hand van oude kronieken, oogge-
tuigeverslagen van wrede terechtstel
lingen, roofovervallen en moordpar
tijen door muitende soldaten. Het kan
niet ontkend worden, dat deze proce
dure indringend werkt. Een zekere
onrust brengt deze wijze wel met
zich mee. Het is soms moeilijk de
draad van het verhaal vast te hou
den. Soms zijn de historische details
zo afgrijselijk, dat ze te veel het zicht
Veel is al gesproken over het rapport
van de afdeling toneel van de Raad voor
de Kunst. Van Rooij wil er nog dit van
zeggen: „We glijden af in zelfgenoeg
zaamheid en moeten oppassen dat we
onze identiteit niet verliezen. En vooral
mogen we ons niet blindstaren op volle
zalen, want - daar komt het eigenlijk op
neer - dat is een slecht teken. Nou
vraag ik je! Het gaat dus goed met ons
als er tien mensen zitten. Laat me niet
lachen”.
Sinds kort zit Van Rooij zelf in de
Raad. „Ik ben er in gaan zitten omdat ik
wat tegenwicht wil bieden. Ik weiger me
in de rechtse hoek te laten drukken. Als
jc naar bepaalde stromingen in het to
neel luistert, zitten wij hier in luie
stoelen pils te drinken. Als je niet doet
wat zij voorschrijven, ben je niet links.
Als je daar tegenin gaat, ben je aanhan
ger van het kapitalistische systeem en
nergens goed voor. Als je niet rechts
bent (en ik bén dat niet), zouden zij er
voor zorgen dat je het wórdt. Dat neem
ik niet Ik ben dan niet gemakkelijk te
beledigen, maar dat gaat me te ver. Als
je dat over je heen laat gaan, ben je een
soort bovenaards wezen”.
Wim van Rooij, die er moeite mee
heeft nog aan de integriteit van deze
groepen te geloven, verzekert dat hij en
ook de andere leden van de artistieke
leiding van de H.C. en de overige ac
teurs en actrices dat niét zijn.- „Wij
hebben allemaal onze fouten. Maar we
zijn ook weer niet die klote-jongens die
niets kunnen, zoals sommige kranten
suggererend uitmaken”.
Wim van Rooij maakt duidelijk dat er
sinds enkele jaren een zogenaamde „65-
jarigen”-regeling bestaat. „We zijn inge
deeld in de ambtenarenschaal. Daar
plukken we de vruchten van: bestaans
zekerheid, werkloosheidsuitkeringen, va
kantiegeld. Maar dan heb je automatisch
ook te maken met minder leuke om
standigheden voor oudere acteurs, name
lijk dat je na je vijfenzestigste niet
meer vast verbonden kunt zijn aan een
toneelgezelschap. In de praktijk merk je
daar weinig van: ze zijn gastacteurs.
Maar over en weer zijn er dan natuur
lijk geen officiële verplichtingen jegens
elkaar meer. Als dan Paul Steenbergen
besluit om een jaar vakantie te nemen,
dan kan dat vanzelfsprekend gewoon.
Maar dan kun je toch niet zeggen dat
hij de Haagse Comedie de rug heeft
toegekeerd of anderszins!”
Een nieuwe bundel van Hugo
Claus, de twaalfde, is uit. Na zijn
debuut in 1948 is er een indrukwek
kend oeuvre ontstaan van gedichten,
romans en toneelstukken. Er is geen
jaar sindsdien, waarin niet iets van
hem verscheen. Alleen in het laatste
jaar al twee toneelstukken en nu
deze bundel Figuratief. Door de jaren
heen blijft herkenbaar de gespierde
taal, die herinnert aan het ruige
landschap van Vlaanderen.
De bundel Figuratief is al veel
getemder van taal. De invloed van de
grote stad is duidelijk merkbaar. Het
werk is trouwens ook wat fragmen-
tarischer geworden, wat verbrokkeld
misschien. Soms zijn ook de gedach
tesprongen wat groot, waardoor de
gedichten aan verstaanbaarheid in
boeten. Maar door de blinde over
moed van de beelden, ademt je soms
ineens poëzie toe, met de kracht van
een stier:
Onder de Eerste Wereldoorlog heeft
hij zwaar geleden, mede omdat zijn
pacifistische ideeën hem zeer kwalijk
- r
Zeer oppervlakkig kan men de vol
gende feiten uit Hesse’s leven ver
melden: zijn vader was een in Est
land geboren Duitser, zijn moeder is
van Zwabisch-Zwitserse afkomst. De
kleine Hermann (geboren in 1877 in
Calw, een stadje in het Schwarzwald)
had een gelukkige jeugd, doch een
zeer moeilijke puberteit. Via werk bij
een boekhandel kwam hij tenslotte
tot zijn eigenlijke bestemming:
schrijver worden. In 1904 verscheen
de eerste roman, waarmee hij succes
had „Peter Camenzind”. In dat jaar
trouwde hij en vestigde zich op het
platteland bij het Bodenmeer; hij
ontving daar veel vrienden, vooral
musici en schrijvers. Omstreeks 1910
maakte hij een reis naar India. In
1912 verhuisde hij naar Bern, waar
hij later betrokken werd bij de ver
zorging van Duitse krijgsgevangenen.
f 5450,-
f 7250-
525»,-
f 3750-
f 5950-
8750-
f 625»,-
f 615».-
7750-
5950-
dat ik even heb gehuiverd bij „De
verboden stad” dat ik in geen tijden
een zo heerlijk erotisch verhaal heb
gelezen als „De man onder het bed”
en dat ik intens getroffen ben door
een brok zwarte romantiek als „De
veerman”, waarin een man zich ’sa-
vonds naar het midden van een rivier
laat roeien om zich te laten omhelzen
door zijn plotseling uit het water
omhoog komende verdronken gelief
de.
„De vrouw in het maanlicht” telt
75 verhalen, waaronder een aantal
zéér korte, eigenlijk nauwelijks meer
dan anekdoten. Maar het zijn wel
originele anekdoten. Wie dit allemaal
op zijn naam heeft staan, is geen
epigoon, ook al volgt hij ten dele de
manier van Van Schendel na.
Ik zou het zelfs willen omdraaien:
wie Van Schendel zó opvallend weet
te imiteren en niettemin tot een heel
eigen creatie komt, moet als schrijver
wel wat in zijn donder hebben. Het
boek is door Pat Andrea bijzonder
aantrekkelijk geïllustreerd.
Ook Hans Vervoort is een verteller
van korte verhalen, maar uit een
andere school. Bij zijn eerste boek,
Kleine stukjes om te lezen (1970)
kreeg ik de indruk van iemand die
voortdurend bezig was het kortste
verhaal van Hemingway, A very
short story (nog geen twee kantjes) te
overtreffen. Dat lukte hem natuurlijk
niet, maar hij heeft er toch wel het
een en ander van opgestoken.
Zijn nieuwe boek, Heden mosselen,
morgen gij (Erven Thomas Rap) laat
een veel volwassener talent zien. Hij
verzint vrijwel niets, zoals Herman
Pieter de Boer, hij put doorgaans uit
eigen ervaring. Uit de jongensjaren in
Indonesië tijdens en na de oorlog, uit
de jongensjaren in Nederland, uit de
militaire dienst, uit de liefde, uit het
zakenleven.
Behalve Hemingway heeft ook Er
skine Caldwell hem te pakken gehad,
zoals ik meen op te maken uit het
verhaal Langs berg en dal, de jeugdi
ge held die gewild-ongewild getuige
is van een seksueel avontuur van een
vriendje (maar nu herinner ik mij
een soortgelijk verhaal in zijn eerste
boek, dat zich in een zwembad af
speelde).
Vrijwel unaniem vindt men zijn
Indische verhalen de beste en ik ben
het daar wel mee eens. Zo krijgen
onze koloniale letteren, die na 1950
toch al zo’n dubieuze bloei beleefden,
bij Hans Vervoort nog een laat
staartje.
Voor het titelverhaal, dat ook nogal
geprezen is, mis ik blijkbaar de an
tenne. Ook die avonturiershistorie
Kogels en bananen, waarin de schrij
ver het voetspoor drukt van Eric
Ambler (wapensmokkel in het oosten!
Passage of arms!) kan mij maar matig
bekoren.
Beter vind ik in elk geval Oom, dat
een nogal curieus portret tekent van
een man die misschien ook een avon-
werden genomen. Na een zware crisis
(hij was enige tijd in analyse) trekt
hij naar het dorpje Montagnola in
Tessin, waar hij tot zijn dood in 1962
zal blijven wonen.
Perioden van artistieke produktivi-
teit wisselden af met grote psychische
moeilijkheden. Er gingen soms maan
den voorbij, dat het schrijven niet
wilde lukken, want dikwijls was de
bron van inspiratie opgedroogd. Voor
zijn belangrijkste diepgravendste
werk „Das Glasperlenspiel” had hij
twaalf jaar nodig. Hesse heeft in zijn
leven duizenden recensies geschreven,
de politieke ontwikkeling steeds
waakzaam gevolgd. Reeds in dag
boeknotities van juli 1933 onderkent
hij het gevaar van het opkomen
de nazime verbaast zich over het
feit dat het patriottisme, dat in 1914-
T8 zoveel ellende bracht, ook nu
weer de massa’s tot enthousiasme
brengt. Bernhard Zeller volgt in
„Hermann Hesse in woord en beeld”
het leven van de kunstenaar op de
voet. Hij weidt uit over het ontstaan
van ieder boek apart en voegt een
uitermate verhelderende interpretatie
toe. Vooral zijn bijdrage over „Das
Glasperlenspiel” is van groot belang.
Een bewijs voor de kwaliteit van
Zeller’s werk is dat dit boekje dat
aan het begin van de Hesse-golf in
1963 ontstond, na alles wat sindsdien
over deze schrijver is gepubliceerd,
tóch nog niets aan waarde heeft in
geboet. Een uitgebreid chronologisch
overzicht en een nauwkeurige biblio
grafie completeren het geheel. De
vertaling is van Martin Mooij en
Cees Pouw.
i
f 3950-
I
6250-
l 3500-
r
1 3250-
5950-
6950-
4650-
’0
5 f 4500-
475»,-
f 275»,-
3 mnd, «I
--o -
hoek te laten drukken’
„Sinds Paul Steenbergen de supervisie
heeft overgedragen van het drieman
schap Carl van der Plas, Guido de Moor
en Wim van Rooij, is het mis bij de
Haagse Comedie, vindt men. Premières
worden uitgesteld, Ko van Dijk vertrekt.
Paul Steenbergen en zijn vrouw Myra
Ward gaan een jaar op vakantie, God,
wat ’n rotzooitje moet het daar zijn!
Nou ja, maar dan vraag ik je, moeten
wij op zulke berichten reageren. Moeten
we uitgebreide ingezonden stukken gaan
schrijven die misschien niet eens ge
plaatst worden??? Daar voelen wij hele
maal niks voor. Wij gaan gewoon verder
met de voorbereidingen voor het nieuwe
seizoen. Laat men onze prestaties bekij
ken, en laat men dan zijn oordeel vel
len”.
Er worden naar het oordeel van Van
Rooij de wonderlijkste conclusies ge
trokken. „Als wij Ko van Dijk een
ander contract aanbieden - een contract
waardoor hij zich vrijer kan bewegen en
jaarlijks kan bezien of hij van een
bepaald stuk de regie of een rol op zich
neemt - dan wordt ons verweten dat wij
Ko eruit hebben gegooid, dat we hem bij
de neus hebben genomen, dat wij geen
behoefte meer hebben aan zijn mede-
dj