maar van Claus De geboorte van 'n geest VOLLE ZALEN SLECHT TEKEN Twee vertellers, verschillende scholen r Wim van Rooij, artistiek leider Haagse Comedie Herman Hesse door anderen door hem zelf beschreven en Nieuw werk van ■F-, 25 Raad voor de kunst Gastrollen van EIZEI s 65-jarigen Poëziekritiek door- Jack J. Brokaar 1974 ZATERDAG 11 MEI door Peter Huysman Bernhard Zeller Verhelderend werk g een ni- wij iging, Eigenzinnig Moeilijk leven ikbare tijd volledig* I van g{j ntvangen’ fe rdorp I uit de lentie, ik in het bezit van een wonderlijke eigenschap: ik ben niet te beledigen”. Waaruit blijkt dat Wim van Rooij en het Haagse gezelschap zich beledigd voelen. Met de hand op zijn hart bezweert de acteur-regisseur dat hij niet begrijpt wat er gaande is. „Er wordt geschreven dat het bij ons rommelt, dat er ruzie is, dat er on tevredenheid heerst. De kopstukken, zeggen ze, de publiektrekkers, de Johan Cruyffs van de Haagse Comedie vertrekken, omdat ze het niet meer naar hun zin hebben. De leiding deugt niet, zegt meneer Van der Meijden van De Telegraaf”. een iet aiding. wijl stof r Met een eenvoudig „hier is niets aan de hand” doet Wim van Rooij (41), lid van de artistieke leiding van de Haagse Comedie, een bescheiden poging om wat tegen regelmatig in sommige kranten verschijnende berichten, dat het zo slecht gaat met de groep, in te brengen. „Een bescheiden poging” is eigenlijk al te veel gezegd. Als je ’t hem recht op de man af vraagt, heeft Van Rooij in feite in het geheel geen behoefte om op deze wat hij noemt „onware en tendentieuze verhalen” te reageren. „We hebben er geen tijd voor, we zijn te hard aan het werk”, zegt hij. „Bovendien ben i mogelijk an: „HESSE UND KEIN ENDE”: gestaag vloeit de stroom voort van vertalingen van Hermann Hesse’s werk. Ik heb duidelijk de indruk, dat men nu bij het min der belangrijke deel van zijn oeuvre is aangeland: „Rosshalde” verscheen enige tijd geleden, evenals een vertaling van „Un- term Rad”. In Duitsland zelf be licht men steeds nieuwe facetten van de beroemde schrijver. Te midden van zeer veel meer kwam een speciale uitgave uit van Hes- se’s „Farbige Aquarelle” (Suhr kamp Verlag). Omstreeks zijn 40ste jaar greep Hesse ter ont spanning naar het penseel. „Niet dat ik mij zelf voor een schilder hield of dat wilde worden. Maar schilderen is iets verrukkelijks, het maakt je blijer en verdraag zamer”. 1 sions OP DE ACHTERKANT van Herman Pieter de Boers ver halenbundel „De vrouw in het maanlicht” (A. W. Sijthoff) staat een mooi zinnetjè: „Verhalen die ’s nachts door het open raam naar binnen zwevenToch hoef je niet ver in dit boek te lezen om te ontdekken dat deze verhalen de schrijver allerminst zijn komen aanwaaien. Herman Pieter de Boer, bekend van tele visie en reclame, blijkt opeens te beschikken over een degelijke literaire vorming, waarvoor hij kennelijk ter schole is gegaan bij Arthur van Schendel een schrijver die zózeer uit de mode is geraakt dat Nederland op 5 maart jl. zijn eeuwfeest onop gemerkt voorbij heeft laten gaan. Br te afspr* Ie aangf r -r/r3 O - ld heel cen. 'RATISü ,lk weiger me in rechtse f »950.- f 675».- t 135W.- prestaties bekij- Wim van Rooij: „Wij voelen ons beledigd." ia 21.00 in I HERMAN PIETER DE BOER HANS VAN STRATEN ANNE BRANDENBURG transport, - 11 8664 werking. Maar dat is helemaal niet aan de orde”. igen bedrijf exclusie» ni. Porsche Straks wordt ons nog het heengaan van Albert van Dalsum verweten. Ik kijk nérgens meer van op” JAS 1 douches htserlaai 465»— I 4754- 395».- 6750.- 875»,- 6550,- 7950.- 595»,- AV We slaan het boek van Herman Pieter de Boer open en zien een verhaal dat begint met: „Hippolytus was altijd blind geweest, dus hij wist niet anders.” Zo iets kun je toch niét lezen zonder te denken aan het begin van Van Schendels verzameling De fat, de nimf en de nuf: „Kristoffel was een fat. Van betekenis voor de Nederlandse Hesse-lezers is het feit, dat als Grote ABC bij de Arbeiderspers verscheen de belangrijke biografie „Hermann Hesse in woord en beeld”. Het betreft hier de vertaling van de bekende Rororo Monographic „Hermann Hes se” door Bernhard Zeiler. Een voor treffelijk boek, met veel foto’s ver lucht, dat Hesse’s leven en werken behandelt. Zeiler beheerst de stof op superieure wijze: hij volgt Hesse’s levensloop, en citeert overvloedig uit brieven en dagboeken, die hij van belangwekkend commentaar voorziet. Wat ironiserend merkt Van Rooij op dat de huidige leiding van de Haagse Comedie zo langzamerhand van alles de schuld krijgt. „Als Gijsbert Tersteeg ziek is, dan hebben wij hem zeker ziek gemaakt. Ida Wasserman is óók al ver dwenen, zeggen ze. Ja maar, alle men- Het davert in mijn klaver het zindert in zijn gebinten hij is kleur en geur van zijn verhaal en hij hijgt in het gras van zijn leugens. Figuratief van Hugo Claus is uitge geven bij De Bezige Bij. Zo treft men bij Herman Pieter de Boer wel meer Van Schendel-zinne- tjes aan. En wat meer zegt, veel van de personages die men aantreft in „De vrouw in het maanlicht” had men ook in de verhalen van de oude meester kunnen tegenkomen. Dat zijn natuurlijk bedenkelijke dingen. Ik zou er na aan toe zijn De Boer op grond van dit boek uit te maken voor een Van Schendel-epi- goon, als er niet één zeer merkwaar dige omstandigheid in het spel was geweest. De korte verhalen van Van Schen- del namelijk (gebundeld o.a. in „Her inneringen van een domme jongen’’, „De wedergeboorte van Bedelman” en het al genoemde ,.De fat, de nimf en de nuf’ behoren, althans voor mij, tot het zwakkere deel van zijn oeu vre. Ze laten een flauwe smaak op de tong achter en zijn beslist een stuk minder dan zijn beste romans aan de top waarvan natuurlijk „De we reld een dansfeest” staat. Maar van die flauwe smaak be speur ik bij Herman Pieter de Boer heel weinig. Integendeel, het zijn bij na stuk voor stuk prikkelende verha len waarin een dartele fantasie, een zeer hedendaags gevoel voor humor en soms een verrassende poëzie door elkaar heen spelen. Ik wil bekennen' dat ik een schok van ontroering heb gevoeld bij het slot van „De soldaat”, ‘sebrug autopark:: verloren zijn?! Bovendien: hij doet een regie komend seizoen. En ik weet zeker: als Paul na dat jaar een rol krijgt aangeboden die hem interesseert, dan zal hij weer meedoen. Ik geloof zelfs dat ook Ko weer voor een goede rol bij ons te vinden is. Toneelspelers, en vooral mensen als Ko, zijn impulsief: het ene moment willen zij graag dit, en het andere ogenblik geven zij de voorkeur aan dat. En waarom niet: rastalent mag toch wel wat wispelturig zijn”. 3250,- 6750,- 6850.- f 5750.- 5650,- 4250,- 4750,- f 4400,- I 4850,- 375»,- l I 5250,- 425»,- 6750,- 4250.- 4950,- l 2950,- 5950,- op het verhaal ontnemen. Al lezende ervaart men het meegesleurd worden van het ene fragment naar het ande re, als een reis in een stotende, hob belende postkoets door de tijd, door de geschiedenis. In een nawoord zegt Polet: Per soonlijk zie ik dan ook in „onzuivere” literatuur, zowel proza als poëzie, maar vooral een mengvorm of tus senvorm van beide, een van de meest vruchtbare genres van de toekomst, zoals het totaaltheater dat is voor het toneel. Gedoceerd en gestructureerd als Polet ons laat zien, is er een goede kans dat zijn uitspraak waar zou kunnen zijn. In ieder geval heeft Polet het zich niet gemakkelijk ge maakt. Zeer nauwkeurig geeft hij 3 blz. lang een opsomming van zijn historische bronnen. Ook een verkla rende oude-woordenlijst heeft hij toegevoegd. Nergens is gepoogd de lezer onder de voet te lopen, zoals gemakkelijk had gekund en zoals minder begaafde schrijvers ook heb ben gedaan. Met zijn boek heeft Po let een zeer belangrijke stap gezet op de weg naar de democratisering van de romankunst. Een formidabele prestatie. De geboorte van een geest, is uitgegeven bij De Bezige Bij. JACK J. BROKAAR sen, wéten ze dan niet dat Ida ziek is geweest en doodgewoon heeft moéten besluiten om zich terug te trekken. turier is (weer wapensmokkel!). Ver voert is veelzijdiger dan De Boer, maar hij heeft kennelijk meer moeite nodig gehad om „het vak” te leren. Misschien zet hij ’s nachts zijn raam nooit open. De Haagse Comedie heeft een goed jaar achter de rug met in het algemeen goede tot zeer goede recensies. Blijspe len, maar ook modern „serieus” repertoi re zijn in voorbereiding. Daar gaat het Van Rooij en de hele groep om. „Wij horen die berichten en geruchten. Wij zeggen: o ja, is het waar? We maken ons desnoods even kwaad. En dan gaan we gewoon verder. Want we hebben het druk en we willen er als het even kan, graag wat behoorlijks van brouwen. Dus als je mij vraagt: wat is dat, wat heeft al dat gekift te betekenen, dan antwoord ik: het zal wel jaloezie wezen. Ik heb er geen andere verklaring voor. Maar wat is dat dan voor onzin: afgunst. Ik ga er altijd van uit: als het met het hele Nederlandse toneel goed gaat, dan gaat het ook met ons goed. En andersom. Ik zal blij zijn als het toneel in Rotterdam weer floreert. Dat kan alleen maar posi tief op de andere gezelschappen wer ken”. „Het is bij ons gewoonte dat we dingen met elkaar uitvoerig bespreken. Als Ko het komend seizoen gastrollen en gastregies wil doen, dan kan dat. Zo’n groot talent moet je niet vastbinden. Dus zeggen wijKo, onderteken in plaats van een driejarig contract een éénjarige verbintenis. Dan kunnen we per keer bekijken wat je aanstaat. Ten slotte kan ook Ko niet eisen dat wij elk seizoen alle grote rollen in alle belang rijke stukken aan hem geven. Wij moe ten ook aan het totale repertoire den ken. En ook rekening houden met het feit dat het toneel moet doorgaan. Even nadat Ko van Dijk de Haagse Comedie heeft verlaten, kondigen Paul Steenbergen en Mara Ward aan dat zij er een jaar tussen uit trekken (naar Frankrijk). Kwade tongen beweren dan ogenblikkelijk: zie je wel, weer twee topacteurs weg. Dat zal wel met het vertrek van Van Dijk te maken hebben. Wim van Rooij: „Als ik je nu toch vertel dat Paul al maandenlang van plan is om van een welverdiende vakan tie te genieten. Mag hij misschien? Dat zijn vrouw met hem meegaat, lijkt me nogal normaal. Maar dat wil toch niet zeggen dat zij voor de Haagse Comedie In de fraaie serie Privé-domein, eveneens van de Arbeiderspers, ver scheen midden vorig jaar een bundel autobiografische geschriften „Zinnig eigenzinnig”, goed vertaald door Wouter Donath Tieges Het motto is ontleend aan het be. langrijkste fragment .Eigenzinnigheid’. „Wie eigenzinnig is, gehoorzaamt aan een andere wet, één enkele absoluut heilige, de wet in jezelf, de „zin” van het „eigene”.” Hesse ten voeten uit. De bundel bevat wat men van een dergelijke collectie kan verwachten: vier keer een levensloop, terugblik kend vanuit diverse perioden geschre ven, brieven aan de ouders uit de opstandige puberteitsperiode, dagboek aantekeningen, o.a. een zeer belang wekkend fragment uit de periode rond juli 1933, dankwoorden bij de toekenning van de Nobelprijs en de Vredesprijs van de Duitse Boekhan del. Het beeld dat men van Hesse had uit zijn werk wordt genuanceerder, veranderen doet het echter niet. Onder deze titel is een nieuw deel verschenen in de serie rondom de langzamerhand wel bekende Lokien- figuur van Sybren Polet. Het is het vijfde deel, maar behoort eigenlijk op de vierde plaats in de rij. Zoals een kind, van baby tot volwassene, alle stadia der menselijke cultuur door loopt, maar dan zeer verkort en ver sneld, zo laat Polet zijn hoofdfiguur alle stadia der menselijke geschiede nis doorleven, tot de geboorte zich in een soort orgasme aan hem voltrekt: „Het schuifelde weg, trillend over al zijn nieuwgevormde ledematen”. In een bijzonder hoog tempo voor de 335 blz. voert Polet zijn hoofdfi guur vanaf de middeleeuwen tot nu, door de geschiedenis van Amsterdam. De angsten van het kind, zoals het dat beleeft in de verhalen als Rood kapje etc. keren terug, maar nu aan de hand van oude kronieken, oogge- tuigeverslagen van wrede terechtstel lingen, roofovervallen en moordpar tijen door muitende soldaten. Het kan niet ontkend worden, dat deze proce dure indringend werkt. Een zekere onrust brengt deze wijze wel met zich mee. Het is soms moeilijk de draad van het verhaal vast te hou den. Soms zijn de historische details zo afgrijselijk, dat ze te veel het zicht Veel is al gesproken over het rapport van de afdeling toneel van de Raad voor de Kunst. Van Rooij wil er nog dit van zeggen: „We glijden af in zelfgenoeg zaamheid en moeten oppassen dat we onze identiteit niet verliezen. En vooral mogen we ons niet blindstaren op volle zalen, want - daar komt het eigenlijk op neer - dat is een slecht teken. Nou vraag ik je! Het gaat dus goed met ons als er tien mensen zitten. Laat me niet lachen”. Sinds kort zit Van Rooij zelf in de Raad. „Ik ben er in gaan zitten omdat ik wat tegenwicht wil bieden. Ik weiger me in de rechtse hoek te laten drukken. Als jc naar bepaalde stromingen in het to neel luistert, zitten wij hier in luie stoelen pils te drinken. Als je niet doet wat zij voorschrijven, ben je niet links. Als je daar tegenin gaat, ben je aanhan ger van het kapitalistische systeem en nergens goed voor. Als je niet rechts bent (en ik bén dat niet), zouden zij er voor zorgen dat je het wórdt. Dat neem ik niet Ik ben dan niet gemakkelijk te beledigen, maar dat gaat me te ver. Als je dat over je heen laat gaan, ben je een soort bovenaards wezen”. Wim van Rooij, die er moeite mee heeft nog aan de integriteit van deze groepen te geloven, verzekert dat hij en ook de andere leden van de artistieke leiding van de H.C. en de overige ac teurs en actrices dat niét zijn.- „Wij hebben allemaal onze fouten. Maar we zijn ook weer niet die klote-jongens die niets kunnen, zoals sommige kranten suggererend uitmaken”. Wim van Rooij maakt duidelijk dat er sinds enkele jaren een zogenaamde „65- jarigen”-regeling bestaat. „We zijn inge deeld in de ambtenarenschaal. Daar plukken we de vruchten van: bestaans zekerheid, werkloosheidsuitkeringen, va kantiegeld. Maar dan heb je automatisch ook te maken met minder leuke om standigheden voor oudere acteurs, name lijk dat je na je vijfenzestigste niet meer vast verbonden kunt zijn aan een toneelgezelschap. In de praktijk merk je daar weinig van: ze zijn gastacteurs. Maar over en weer zijn er dan natuur lijk geen officiële verplichtingen jegens elkaar meer. Als dan Paul Steenbergen besluit om een jaar vakantie te nemen, dan kan dat vanzelfsprekend gewoon. Maar dan kun je toch niet zeggen dat hij de Haagse Comedie de rug heeft toegekeerd of anderszins!” Een nieuwe bundel van Hugo Claus, de twaalfde, is uit. Na zijn debuut in 1948 is er een indrukwek kend oeuvre ontstaan van gedichten, romans en toneelstukken. Er is geen jaar sindsdien, waarin niet iets van hem verscheen. Alleen in het laatste jaar al twee toneelstukken en nu deze bundel Figuratief. Door de jaren heen blijft herkenbaar de gespierde taal, die herinnert aan het ruige landschap van Vlaanderen. De bundel Figuratief is al veel getemder van taal. De invloed van de grote stad is duidelijk merkbaar. Het werk is trouwens ook wat fragmen- tarischer geworden, wat verbrokkeld misschien. Soms zijn ook de gedach tesprongen wat groot, waardoor de gedichten aan verstaanbaarheid in boeten. Maar door de blinde over moed van de beelden, ademt je soms ineens poëzie toe, met de kracht van een stier: Onder de Eerste Wereldoorlog heeft hij zwaar geleden, mede omdat zijn pacifistische ideeën hem zeer kwalijk - r Zeer oppervlakkig kan men de vol gende feiten uit Hesse’s leven ver melden: zijn vader was een in Est land geboren Duitser, zijn moeder is van Zwabisch-Zwitserse afkomst. De kleine Hermann (geboren in 1877 in Calw, een stadje in het Schwarzwald) had een gelukkige jeugd, doch een zeer moeilijke puberteit. Via werk bij een boekhandel kwam hij tenslotte tot zijn eigenlijke bestemming: schrijver worden. In 1904 verscheen de eerste roman, waarmee hij succes had „Peter Camenzind”. In dat jaar trouwde hij en vestigde zich op het platteland bij het Bodenmeer; hij ontving daar veel vrienden, vooral musici en schrijvers. Omstreeks 1910 maakte hij een reis naar India. In 1912 verhuisde hij naar Bern, waar hij later betrokken werd bij de ver zorging van Duitse krijgsgevangenen. f 5450,- f 7250- 525»,- f 3750- f 5950- 8750- f 625»,- f 615».- 7750- 5950- dat ik even heb gehuiverd bij „De verboden stad” dat ik in geen tijden een zo heerlijk erotisch verhaal heb gelezen als „De man onder het bed” en dat ik intens getroffen ben door een brok zwarte romantiek als „De veerman”, waarin een man zich ’sa- vonds naar het midden van een rivier laat roeien om zich te laten omhelzen door zijn plotseling uit het water omhoog komende verdronken gelief de. „De vrouw in het maanlicht” telt 75 verhalen, waaronder een aantal zéér korte, eigenlijk nauwelijks meer dan anekdoten. Maar het zijn wel originele anekdoten. Wie dit allemaal op zijn naam heeft staan, is geen epigoon, ook al volgt hij ten dele de manier van Van Schendel na. Ik zou het zelfs willen omdraaien: wie Van Schendel zó opvallend weet te imiteren en niettemin tot een heel eigen creatie komt, moet als schrijver wel wat in zijn donder hebben. Het boek is door Pat Andrea bijzonder aantrekkelijk geïllustreerd. Ook Hans Vervoort is een verteller van korte verhalen, maar uit een andere school. Bij zijn eerste boek, Kleine stukjes om te lezen (1970) kreeg ik de indruk van iemand die voortdurend bezig was het kortste verhaal van Hemingway, A very short story (nog geen twee kantjes) te overtreffen. Dat lukte hem natuurlijk niet, maar hij heeft er toch wel het een en ander van opgestoken. Zijn nieuwe boek, Heden mosselen, morgen gij (Erven Thomas Rap) laat een veel volwassener talent zien. Hij verzint vrijwel niets, zoals Herman Pieter de Boer, hij put doorgaans uit eigen ervaring. Uit de jongensjaren in Indonesië tijdens en na de oorlog, uit de jongensjaren in Nederland, uit de militaire dienst, uit de liefde, uit het zakenleven. Behalve Hemingway heeft ook Er skine Caldwell hem te pakken gehad, zoals ik meen op te maken uit het verhaal Langs berg en dal, de jeugdi ge held die gewild-ongewild getuige is van een seksueel avontuur van een vriendje (maar nu herinner ik mij een soortgelijk verhaal in zijn eerste boek, dat zich in een zwembad af speelde). Vrijwel unaniem vindt men zijn Indische verhalen de beste en ik ben het daar wel mee eens. Zo krijgen onze koloniale letteren, die na 1950 toch al zo’n dubieuze bloei beleefden, bij Hans Vervoort nog een laat staartje. Voor het titelverhaal, dat ook nogal geprezen is, mis ik blijkbaar de an tenne. Ook die avonturiershistorie Kogels en bananen, waarin de schrij ver het voetspoor drukt van Eric Ambler (wapensmokkel in het oosten! Passage of arms!) kan mij maar matig bekoren. Beter vind ik in elk geval Oom, dat een nogal curieus portret tekent van een man die misschien ook een avon- werden genomen. Na een zware crisis (hij was enige tijd in analyse) trekt hij naar het dorpje Montagnola in Tessin, waar hij tot zijn dood in 1962 zal blijven wonen. Perioden van artistieke produktivi- teit wisselden af met grote psychische moeilijkheden. Er gingen soms maan den voorbij, dat het schrijven niet wilde lukken, want dikwijls was de bron van inspiratie opgedroogd. Voor zijn belangrijkste diepgravendste werk „Das Glasperlenspiel” had hij twaalf jaar nodig. Hesse heeft in zijn leven duizenden recensies geschreven, de politieke ontwikkeling steeds waakzaam gevolgd. Reeds in dag boeknotities van juli 1933 onderkent hij het gevaar van het opkomen de nazime verbaast zich over het feit dat het patriottisme, dat in 1914- T8 zoveel ellende bracht, ook nu weer de massa’s tot enthousiasme brengt. Bernhard Zeller volgt in „Hermann Hesse in woord en beeld” het leven van de kunstenaar op de voet. Hij weidt uit over het ontstaan van ieder boek apart en voegt een uitermate verhelderende interpretatie toe. Vooral zijn bijdrage over „Das Glasperlenspiel” is van groot belang. Een bewijs voor de kwaliteit van Zeller’s werk is dat dit boekje dat aan het begin van de Hesse-golf in 1963 ontstond, na alles wat sindsdien over deze schrijver is gepubliceerd, tóch nog niets aan waarde heeft in geboet. Een uitgebreid chronologisch overzicht en een nauwkeurige biblio grafie completeren het geheel. De vertaling is van Martin Mooij en Cees Pouw. i f 3950- I 6250- l 3500- r 1 3250- 5950- 6950- 4650- ’0 5 f 4500- 475»,- f 275»,- 3 mnd, «I --o - hoek te laten drukken’ „Sinds Paul Steenbergen de supervisie heeft overgedragen van het drieman schap Carl van der Plas, Guido de Moor en Wim van Rooij, is het mis bij de Haagse Comedie, vindt men. Premières worden uitgesteld, Ko van Dijk vertrekt. Paul Steenbergen en zijn vrouw Myra Ward gaan een jaar op vakantie, God, wat ’n rotzooitje moet het daar zijn! Nou ja, maar dan vraag ik je, moeten wij op zulke berichten reageren. Moeten we uitgebreide ingezonden stukken gaan schrijven die misschien niet eens ge plaatst worden??? Daar voelen wij hele maal niks voor. Wij gaan gewoon verder met de voorbereidingen voor het nieuwe seizoen. Laat men onze prestaties bekij ken, en laat men dan zijn oordeel vel len”. Er worden naar het oordeel van Van Rooij de wonderlijkste conclusies ge trokken. „Als wij Ko van Dijk een ander contract aanbieden - een contract waardoor hij zich vrijer kan bewegen en jaarlijks kan bezien of hij van een bepaald stuk de regie of een rol op zich neemt - dan wordt ons verweten dat wij Ko eruit hebben gegooid, dat we hem bij de neus hebben genomen, dat wij geen behoefte meer hebben aan zijn mede- dj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 25