R Amateur-archeoloog Vermaning stopt vondst terug in de grond in Lagere school door Hans Rombouts Hartoperatie Sneerend Paranormale ontmoeting met Neanderth rs D Hart -W «aa I te 8)®® kreeg door twee (nu drie) pleisterplaatsen van neanderthaler mammoetjagers te vinden in Drente, heeft de stenen vuistbijl weer opge graven. Hij meldt meermalen tijdens het ge sprek, dat de wetenschap hem voor altijd ge stolen kan worden en dat wat hem betreft professor Waterbolk te Groningen onmiddel lijk naar Vuurland af mag reizen om nooit meer terug te keren. Het zit hem nog steeds zeer hoog, dat hem geen eredoctoraat aan de universiteit van Groningen is verleend. „Deze Tjerk Vermaning hier heeft de Nederlandse geschiedenis met 60.000 jaar verlengd, maar erkenning door de officiële wetenschap? Nooit”. Vlak bij het glimmendrode schippersklavier staat in de ruime roef van Tjerk Vermaning’s pas gekochte klipper een ogenschijnlijk onbe duidende plastic zak met stenen. Vermaning koestert die zak, waarvan de inhoud, naar blijkt, de geleerden waar ook ter wereld maar die van Nederland in het bijzonder het water in de mond doet lopen. Als die geleerden die stenen voorwerpen al ooit te zien krijgen. Want amateur-archeoloog, door paleolithicum- deskundigen als steentjeszoeker aangeduide Vermaning heeft laten weten, dat de Neder landse archeologen wel kunnen vergeten, dat zij zijn nieuwe belangrijke vondst ooit in ons land zullen kunnen bestuderen of bewon deren. Tjerk, die wereldvermaardheid ver I I ft- it - "‘W 1 Tjerk heeft de vuistbijl weer opgegraven Lil ït, Vuurstenen kernstuk met bijpassende af gehouwen spanen en hetzelfde kern stuk met de vuursteenspanen in elkaar gepast. En wat dreigend zegt Verma ning bij mijn vraag of hij deze oudheidkundige schat niet te gen betaling af móét staan aan de Nederlandse wetenschap: „Als ze zeggen: dat mag niet; je mag ze niet naar het buitenland verkopen, dan sla ik die 39 vuistbijlen ka pot. Dan word ik steensmid in plaats van steentjeszoeker.” H«t wordt tijd professor Water bolk, in wie Vermaning zijn groot- teurs zijn dus eigenlijk onmis baar.” dat hij veel meer tijd aan zijn liefhebberij besteedde dan ieder ander verantwoord zou achten.” slot en de in dt [van Iers, cheologische activiteiten zegt de prodfessor (van het archeologisch instituut van de universiteit in Groningen): „Ik begin niet aan een discussie over die man. Wat hij zegt is voor zijn rekening”. Vermaning werkt nu voor eigen rekening, zou je het kunnen noe men. Intussen weet de boer, waar de laatste vondst werd gedaan, van niets. „Dat lijkt me beter.” Zijn kans om voor rijke Deense amateur-archeologen te werken, heeft hij voorbij laten gaan. „Ik heb ze wel aanwijzingen gegeven. Nu hebben ze de zaken daar zelf gevonden.” Tjerk (die zijn klipper „wordt museum” vol heeft met vondsten) blijft in Nederland. Zoeken. De wetenschap zal nog meer van hem horen. Dat verze kert hij grimmig. Grada knikt en thousiast. om een toelichting van de hoogle raar, in wetenschappelijke kringen een erkend groot vakman, op het verschijnsel-Vermaning, blijft hij weigeren. Hij verwijst mij naar de januari- en maartnummers van het blad „Natuur en techniek”. „In dat blad van niveau heb ik uiteen gezet hoe ik over amateur-archeo logen en hun werk oordeel en ook over Vermaning en diens vond sten.” ste miskenner ziet, nu aan het woord te laten. Waarbij vermeld moet worden, dat aan de enorme belangrijkheid van Tjerks vond sten ook door de officiële weten schap niet wordt getwijfeld. Ge vraagd naar de mening van de Groningse hooggeleerde heer be treffende Vermaning en diens ar- En verder: „Over de grasmachi- nemonteur en schipper Tjerk Ver maning is in de afgelopen jaren veel geschreven. In de pers werd het beeld opgeroepen van een door de officiële wetenschap miskende man, die om erkenning vroeg. Toch heeft hij de Culturele Prijs van de provincie Drente gekregen, is hij op alle mogelijke manieren gesteund bij de inrichting van zijn museumschip en heeft men hem de hoogste waarde betaald voor de aankoop van zijn vondsten en daarbij zijn zoekactiviteiten afzon derlijk gehonoreerd. Tenslotte gaf de provincie hem zelfs een jaar lijkse subsidie van 10.000 op de enige voorwaarde dat hij zijn vondsten indien hij ze zou willen verkopen in de eerste plaats aan het Provinciaal Museum ten ver koop zou aanbieden.” schappelijke bewijzen. Voor senti menten moet u bij de heer Ver maning zijn. Het is trouwens in het geheel geen zinvolle vraag, die u daar stelt.” Maar, dring ik toch maar aan: „Voor u als weten schapsman moet het toch niet prettig zijn, dat u die wetenschap pelijk waardevolle vondsten van Vermaning niet bestuderen kan. Hij wil zijn stukken verkopen aan het buitenland, en waarschijnlijk aan de universiteit van Oost-Ber- lijn.” Dus snuffelen in „Natuur en techniek”. Professor H. T. Water bolk schrijft onder meer: „Span ningen kenmerken de relatie tus sen de amateur-archeoloog en de vakbeoefenaar, voor wie het na tuurlijk vanzelf spreekt, dat hij vele interessante vondsten in de musea en succesvolle studies en opgravingen dankt aan de ontdek kingen van de amateurs. In feite kan hij niet zonder hen en met name niet wanneer hij zich met de oudere perioden van de voorge schiedenis bezighoudt. De ama- niet aan Tjerk Vermaning. Terwijl ik in de geschiedenisboeken kom te staan naast mannen als Tromp en Piet Hein. Die Hein bracht de zilvervloot in de schatkamer en ik (schamper lachend) zou het er als ik het kreeg uithalen. De koningin zegt natuurlijk: je kunt daar doodvallen in de Smilde. Geen kwartjes voor een telegram. Maar ik heb tegen haar geen wraakgevoelens: ze is verkeerd voorgelicht door wetenschapsmen- sen, die hun eigen status en waar de zien verminderen, als een dood gewone ongeletterde jongen zulke vondsten doet, die internationaal een schok hebben veroorzaakt. Mijn collecties liggen nu in musea in Leiden en Assen. Maar met mij gaat het niet zoals met de Duitser Alfred Rust, ook een amateur- archeoloog, die twee culturen ont dekte en daarom dr. honoris causa werd. Dat kan hier niet.” Tjerk Vermaning', 45 jaar, van beroep grasmaaimachineslijper, pakt de plastic zak en reikt me een paar vuistbijlen aan, die zeker zo’n 50.000 jaar geleden (Tjerk op 80.000 jaar) in de --1 nean_ Een Als ik professor Waterbolk voorleg of het hem niet aan het hart gaat dat hij de nieuwe ge weldige vondst van Vermaning niet onder ogen zal krijgen, ant woordt hij: „Aan het hart gaan? Wat is aan het hart. Ik ben we tenschapsman. Ik werk niet met een hart. Ik werk met weten- houdt het knokige knuisten van e en derthaler hebben gelegen, wonderlijke ervaring, daar in de roef van de „Gerrit Lucas” (vanaf vandaag, zaterdag „Fossiliana” ge heten). Het zijn de nieuwste aan winsten van de amateurarcheo- loog. Na Hogersmilde en Hijken prijkt nu ook Eemst (ook in Dren te) achter zijn naam. Daar in Eemst heeft hij 543 stukken uit de gulle aarde gehaald. „Drie weken geleden ben ik er voor het laatst geweest. Ik kwam met 141 stuk ken thuis. Het lijkt erop, dat de vindplaats is uitgeput. Ik haalde er 39 vuistbijlen naar boven, ver der speerpunten, schrapers en mesjes. Ik schat de waarde van deze nieuwe collectie op een half miljoen. Voor drie ton doe ik ze niet van de hand. Ze gaat trou wens de grond weer in. Uit veilig heidsoverwegingen. Maak ik er een soort jongensroversboekentoe- stand van met een kaartje van de schat. Dan wordt de zaak weer aan de aarde toevertrouwd.” Hij is weer bijzonder fel gewor den en springt bijna op uit zijn stoel. Vrouw Grada maant hem tot kalmte: „Rustig, Tjerk, anders zit je vanavond weer met de el lende.” Vermaning roept: „Maar hoe kan ik rustig blijven? Profes sor Waterbolk (hij geeft als bij voegsel een aanduiding in de trant van „die agrariër uit Havelte”) heeft me niet de eer gegund mijn vondsten te bewerken en mijn theorieën officieel uit te dragen.” Vermaning blijft aan een plechtige spreektrant vasthouden (uitgezon derd dan de Havelter aanduiding) als ware hij een domineeszoon. Het is een soort gesproken boe kentaal van een man, die veel geneusd heeft in wetenschappelij ke werken. Het is even stil. Dan schampert professor Waterbolk: „Dat is een absurde propositie. Ik geloof er niets van dat Vermaning zijn spullen aan de Oostduitsers ver koopt. Vroeger, met eerdere vond sten riep hij ook dergelijke din gen. Maar als het erop aankomt, wil hij zijn ontdekkingen graag over een paar weken laten zien. Bovendien: de Oostduitsers hebben waarschijnlijk voor dit soort za ken geen westerse valuta beschik baar. En dan nog: we hebben intensieve contacten met onze Oostduitse collega’s van het paleo- lithicum. Dan krijgen we de vond sten wel via onze collega’s ter beschikking.” Wanneer ik nog eens aandring De grote vondsten van Vermaning in Hjjkei heeft htf te danken, zegt hij, aan zijn param» male begaafdheden. Toen hjj (in 1966) moe^fl van het lopen en zoeken ging hU-op een kop zitten (nu een snelweg^J| kwam er een dichte neven nevel trok in het midden la^H| een toendralandschap, zoals stuifmeelonderzoek onderkennM \gen, rendiermos enz. Ik hoorde" een beek. Plotseling kwam uit de nevel een groepje van vijf Neai sjokkende gang. De voorste droeji stenen punt. De lange haren WÉ wind. Ze waren ruwbehaard. i beekje door. Ik hoorde het wqf verdwenen uit mijn gezichtsveld^ van een helling. Uit dezelfde nevel kwam nog een groepje van vier, precies hetzelfde. Drie maanden later had ik hetzelfde visioen. Toen het visioen beëindigd was zag ik de helling voor me. Daar vond ik een pleisterplaats van mam moetjagers. Nadat mijn vondst bekend werd (ik Tjerk Vermaning, komend uit een groot schippersgezin, waarvan de vader al vrij jong invalide was, liep in drie winters de lagere school af, zoals hij zegt. Geld om te studeren was er uiteraard niet. Maar hij ging veel lezen. En hij was gek op oude dingen. Hij werd tot het „steentjeszoeken” geïnspi reerd door de vondst van de (eer ste) vuistbijl van Wijnjeterp. Hij ontwierp een eigen theorie over de mammoetjagers en neanderthalers. Hij ging zoeken naar sporen in de keileemgebieden van Smilde. Zijn eerste vondsten werden door dr. A. Bohmers niet als belangrijk aangeduid. In de herfst 1964 werd een Mousterien-voorwerp herkend. Vermaning bleef op die plaats zoeken. „En daar zou het wonder dan gebeuren, waarde heer.” Tjerk deed zijn eerste grote, internatio naal belangrijke vondst, die van Hogersmilde. De aanwezigheid van (waarschijnlijk uit Frankrijk af komstige) mammoetjagers in ons land was door hem aangetoond door het vinden van „klare” werk tuigen. Tjerk had de prehistorie van ons land verlengd. „Ik voegde daar 60.000 jaar aan onze geschie denis toe”, zegt de Fries, de benen behaaglijk uitstrekkend en een shagje draaiend. Wat sneerend zegt professor Waterbolk over de gang van zaken rond de vondsten bij Hijken: „On danks het succes was er reden genoeg voor teleurstelling en frus tratie, waarvan hij tegenover de pers getuigde. Want hij had toch maar de voorgeschiedenis van ons land met 50.000 jaar verlengd en zo iets had geen enkele vakman ooit gepresteerd. En wie had in korte tijd zo veel nieuw materiaal bijeengebracht uit alle steentijdpe- rioden? Op het gebied van het paleolithicum was er maar één specialist in ons land en dat was hij. Een eredoctoraat verdiende hij of toch minstens een baan als wetenschappelijk medewerker aan de universiteit.” En verder: „Ver maning komt de eer van de ont dekking volledig toe en hij heeft daardoor meer erkenning gekregen dan welke andere verdienstelijke amateur-archeoloog ook.” „Dat Vermaning zo veel succes had, dankt hij aan zijn inzicht in ter- reinsituaties, zijn goed ontwikkel de geheugen voor vorm, zijn scherpe blik en zijn fanatisme, dat (weer even een steek, HR) maakte, „Moet je dat verhaal ook ho ren”, wierp hij me toe, „of zijn alleen de stenen je een verhaal waard?” Vanuit het piepkleine keukentje de stem van moeder Grada: „Je bent meer waard dan stenen, Tjerk, om de sodemieter wel.” Terug naar de roef van Verma- nings gastvrije schip. Professor Waterbolk vond mijn uitdrukking „aan het hart gaan” niet zinvol. En hij verwees in dat verband naar Vermaning. Wel, het is ei genlijk een genante verwijzing, want inderdaad is er iets met het hart van Tjerk aan de hand. Ver maning, met hart en ziel aan zijn levenswerk (het opdiepen van oudheidkundige schatten) ver knocht, kreeg door o.a. ergernis en miskenning, zoals zijn dokter aan gaf, last van zijn hart. Een half jaar geleden onderging de „Friese stijfkop” („al biedt Groningen mij nu een bedrag van 40.000 per jaar aan voor mijn werk dan kunnen ze nog naar mij fluiten”) een zware hartoperatie. Aderen werden uit zijn been gehaald en rond zijn hart ingezet. Vermaning kreeg de Culturele Prijs van Drente, f 1000 plus een medaille. Zijn vondst verhuisde naar het Provinciaal Museum in Assen. De verhouding Vermaning- wetenschap bekoelde. De vondst bij Hijken (zijn vrouw Grada kon intussen haar „eigen” vuistbijl melden) maakte de breuk defini tief. En nu dan is er Eemst. Vol gens Tjerk is de Nederlandse pre historie nu tot 80.000 voor Chris tus verlengd. Die vondst in Eemst gaat „Groningen” voorbij, omdat Vermaning zijn subsidie van 10.000 per jaar van de provincie („ik hield er na aftrek van belas ting en AOW 8300 aan over”) in 1973 had opgezegd. „Ik wilde een vast bedrag, geen subsidie, die elk moment kon worden ingetrokken.” Het verhaal is zeer realistisch. Tjerk, tijdens het met bloed be spa tte verhaal: „Ik dacht, nou ga je d’r an. Je hebt je laatste vuist bijl gevonden. Later, toen ik op knapte, zei ik tegen mezelf: Tjerk Vermaning, je leeft nog. De we tenschap heeft nog twintig jaar last van je. En nu ben ik dus weer aan het zoeken. En met suc ces. Ik ben tenslotte een geboren wetenschapper. Je hebt per van rekening universitaire praktische wetenschappers, steentjeszoekers, zoals ze ons dan zo fijntjes noemen. Ze hebben geen respect voor mij. Voor het historische werk dat ik verricht heb. De koningin stuurt telegram^ men aan Sjoukje Dijkstra, Ard Schenk en noem maar op. Maar hadvertrouwen aan assistent De Leeuw van het Provinciaal Museum in Assen verteld, nadat hij beloofd had erover te zwijgen) heb ik nooit meer een visioen gehad, hoewel ik |ut wel geprobeerd heb op te roepen. Ik denk, flVhi^^est van de Neanderthalers, die het goed meti^R'oor hadden, teleurgesteld was. De vondst werd tot schatvondst verklaard. Ik moest met de boer, die eerder de stenen als lastig van zijn Jand gooide, het bedrag van f 15.000 delen. Dat bcui%lde de universiteit van Amsterdam ervoor”. -De laatste vondst (Eemst) kwam naar boven kloU het speuren naar voorwerpen bjj de aard- WMMimeelfabriek Oranje in Smilde. Tussen de aardappelen vond Vermaning aanwijzingen voor MBMÉeuwe voltreffer op archeologisch gebied. HPwHët uitzoeken van wie de aardappelen af komstig waren. Toen hij achter het stuk land ge komen was, ging hij in het geheim zoeken op de diep geploegde akker. De vondst was verbijs terend groot. Volgens Vermaning was dit een kampplaats van de Neanderthalers uit omstreeks 80.000 voor Christus. g!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 15