Dr. J. M. M. van Amersfoort in proefschrift: h J O i W, ‘sNJW-' I f- VX door Jan Tromp Molukkers Geen visie Aanpassing Verwaarloosd Geen traditie Gastarbeiders ■Pr» 'Z, v -Wl| F ZATERDAG 1 5 JUNI 1974 lat 4 et »a g :ie ri- 1 Nu eind vorige maand het principe-akkoord tussen de Nederlandse en Surinaamse regering is beklonken dat moet leiden tot Suriname’s onaf hankelijkheid in de loop van het volgende jaar, is de run op de zogenaamde Bijlmer-expres in nog heviger mate losgebroken. De Bijlmer-expres is de populaire naamgeving voor de directe lijnvlucht tussen Paramaribo en Amsterdam. De vluchten zijn nu reeds voor de eerstkomende maanden volgeboekt. Men zich nauwelijks een treffender illustratie voorstellen van de gretigheid waarmee tal van Surinamers, nu het nog kan, nu zij nog officieel Nederlands staatsburger zijn, willen vertrekken naar het land dat overvloeit van melk en boter. t; Maar de bittere ironie waarmee de volksmond spreekt van Bijlmer- expres duidt er intussen al op, dat de werkelijkheid er voor de meeste Suri namers in Nederland anders uit ziet dan zij in hun hooggespannen ver wachtingen wel willen geloven. i Wl I 4, a-llH tf|| k LB. w* >3 Ofschoon de Surinamers in Nederland Om nu het rendement zo hoog moge- Ofschoon veelal in het rijke bezit van het Nederlandse staatsburgerschap zijn ze Hollander noch vreemdeling. Het ge- Het aanpassingsproces van de Surina mers aan de Nederlandse situatie wordt voorts bemoeilijkt, doordat relatief veel Is minderheidsvorming bij de Surina mers hoogtwaarschijnlijk, voor de gast arbeiders is zo’n positie onder de huidi ge omstandigheden niet meer te vermij den. Men doet geen opzienbarende uit spraak als men zegt dat Nederland, zoals trouwens geheel West-Europa, een dui delijk economisch belang heeft bij het instandhouden van het verschijnsel gast arbeid. Van Amersfoort: „Gastarbeid is een rechtstreeks gevolg van de arbeids marktpolitiek en hangt als zodanig di rect samen met andere aspecten van een beleid gericht op economische groei”. i t een heterogene bevolkingsgroep vormen, men, eenvoudiger gezegd, onder hen zo wel hoogleraren als putjesscheppers te genkomt, worden zij als geheel toch als een lage statuscategorie beschouwd. Van Amersfoort: „De positie van de Surina mers wordt bovendien verzwakt door het meer en meer respectabel worden van de gedachte dat zij deze positie ook behoren in te nemen. Zo is het niet alleen mogelijk, maar ook gebruikelijk bij het Gewestelijk Arbeidsbureau Am sterdam vacatures in te dienen met de restrictie „geen Surinamers”. Discrimina tie op de arbeidsmarkt is blijkbaar zo algemeen acceptabel dat dit via het GAB ook geïnstitutionaliseerde vormen aanneemt.” werd uitgesproken dat per buurt slechts maximaal vijf percent buitenlanders, Surinamers en Antillianen zouden mo gen worden toegelaten. Van Amersfoort: „De migranten zijn over het algemeen aangewezen op het ondoorzichtige ter rein van onderhuur en pensions, waar zij in veel gevallen ronduit het slachtof fer zijn van de exploitanten.” volg is dat ze dreigen af te glijden naar een positie van minderheidsgroepering, voor zover dat proces zich al niet heeft voltrokken En minderheid is hier dan wel degelijk bedoeld in de negatieve betekenis van het woord, namelijk in de zin van een vaak gediscrimineerde groe pering, die is uitgeleverd aan de wille keur van de meerderheid, die is uitgeslo ten van effectieve participatie aan de politieke besluitvorming en die door gaans een lage sociale positie inneemt In al zijn droevig stemmende wille keur komt dit beleid tot uiting als men kijkt naar de rechtspositie van gastar beiders. Gastarbeiders hebben een ver- blijfs- en een arbeidsvergunning nodig, maar het is duidelijk dat velen hier illegaal verblijven. Deze situatie is, zoals Van Amersfoort aantoont, een prima instrument voor manipulatie: „Het aan tal geldige arbeidsvergunningen kan vooral in tijden van hoogconjunctuur belangrijk kleiner blijven dan de feite lijke behoefte. Bij een verslapping op de arbeidsmarkt kunnen de illegalen dan vrij eenvoudig geweerd worden”. En bo vendien: „Ook in tijden van hoogcon junctuur zijn zij uitermate kwestbaar voor chantage, huuropdrijving e.d.” Wat betreft de sociale positie van de Surinamers, bevestigt Van Amersfoort de negatieve connotaties die misschien wat vaag, maar niet minder onheilspel lend kunnen worden samengebracht on der de noemer Bijlmer-expres. De Suri namers in Nederland zijn hard op weg een minderheid te vormen. Van Amers foort leidt deze vaststelling in de eerste plaats af uit de grote belemmeringen die Surinamers ondervinden op de Neder landse woningmarkt. Bij wijze van illu stratie verwijst hij naar het Rotterdamse raadsbesluit van september ’72, waarbij lijk te houden, ligt het voor de hand als: overheid kostenverhogende maatregelen, gericht op integratie van de gastarbei ders, zo veel mogelijk te beperken. Met andere woorden: aanpassing aan het Ne derlandse woon- en werkklimaat wordt welbewust tegengewerkt met het oog op de belangen van de eigen, nationale arbeidsmarkt. De enige groepering van het door Van Amersfoort onderzocht viertal, die de dans is ontsprongen, zijn de Indische Nederlanders. Alleen zij zijn erin ge slaagd een afzakken naar de positie van minderheidsgroepering te voorkomen. Dat het aanpassingsproces zo succesvol verliep, is in de eerste plaats de verdien ste van de Indische Nederlanders zelf. Vanuit een realistische schatting van de - eigen positie hebben zij zich vrij snel en op effectieve wijze weten in te passen in de Nederlandse samenleving. Sommige categorieën zoals het gro te aantal al dan niet legaal verblijvende Amerikanen in Nederland weten zich desondanks aardig te redden. Dat zijn dan de boffers die, bijvoorbeeld’ doordat het cultuurpatroon aardig aansluit, zich redelijk goed kunnen aanpassen aan het Nederlandse leefmilieu. Andere catego rieën raken echter lelijk in de knel, doordat ze bij gebrek aan een werkelij ke visie op hun positie, als ontheemden tussen de wal en het schip vallen. Deze lange aanloop is nodig om ons te voeren naar het punt waar we wezen moeten, namelijk het proefschrift waar op de sociaal geograaf J. M. M. (Hans) van Amersfoort (37) onlangs aan de Universiteit van Amsterdam promoveer de. De reeds veelzeggende titel van het proefschrift van Van Amers foort luidt: Immigratie en minderheids vorming, een analyse van de Nederland se situatie 1945-1973. (Uitgegeven bij Samsom 18,90). De kern van Van Amersfoorts onderzoek bestaat uit de behandeling van de immigratiebewegin- gen van vier, in meer of mindere mate notoir verwaarloosde groeperingen in Nederland, te weten de Indische Neder landers, de Molukkers, de Surinamers en de gastarbeiders. Ofschoon zulks op grond van waarnemingen in de eigen, directe omgeving natuurlijk niet hoeft te verbazen, kan nu reeds worden opge merkt dat de Nederlandse samenleving in het algemeen en de Nederlandse overheid in het bijzonder er in het onderzoek niet zonder kleerscheuren af komen. Nederland is een immigratieland ge worden. Dat is een constatering die in het overheidsbeleid nog niet tot uitdruk king is gekomen, maar die daarom niet minder waar is. Voornamelijk (ofschoon niet alleen) als gevolg van ons koloniale verleden zijn langzamerhand zo veel nieuwkomers in de Nederlandse samen leving neergestreken, dat we nu zitten opgescheept met een fors vestigingsover- stfliot van een kwart van de totale bevolkingsgroei. Dit cijfer wil zeggen dat liefst 25 percent van de toeneming van de bevolking het directe resultaat is van immigranten die onder de bescherming van de Nederlandse driekleur hier hun heil en zegen komen zoeken. Van Amersfoort erkent dat dit proces van aanpassing is vergemakkelijkt door een min of meer voortvarend beleid van de Nederlandse overheid- Toch houdt hij staande dat ook ten opzichte van de Indische Nederlanders nauwelijks sprake is geweest van een duidelijk vastgelegde visie op het immigratieprobleem. „Het absorptiebeleid (lees: de overheidspogin- gen die een effectieve aanpassing beogen - red.) heeft zich gericht op enkele con crete, zeer duidelijk aanwezige taken en is mede door gunstige omstandigheden succesvol geweest”, aldus Van Amers foort. „Maar te zeggen dat een beleids- traditie is gegrondvest, waarop bij an dere migrantengroeperingen kon worden teruggegrepen, zou te veel gezegd zijn.” De Molukkers zijn, als men dat zo zeggen mag, al weer een stapje verder dan de gastarbeiders: de groep van on geveer 30.000 mensen die hier in Neder land wonen, vormen na 20 jaar metter daad een minderheid. Het officiële ge zichtspunt is altijd geweest dat het ver blijf van de Molukkers, voornamelijk KNIL-militairen, van korte duur zou zijn. Maar met het verstrijken van de tijd werd dit overheidsstandpunt, dat altijd het excuus had gevormd voor het isolement van de Molukkers, steeds moeilijker te handhaven. Het leidde er toe dat de sterke oriëntatie van de Molukkers op Nederland en op het ko ningshuis op langere termijn toch onvol doende houvast bleek te bieden. Van de andere kant boden en bieden echter de heroriëntering op de oude sociale struc tuur van de eilanden van herkomst en op het ideaal van een eigen, Molukse republiek, de RMS, eveneens voortdu rend minder perspectief. De Molukkers in Nederland zijn daar door in een beknelde positie geraakt, een positie tussen twee, nog steeds geldende cultuurstelsels die geen van beide een oplossing in zich bergen. Van Amers foort: „De Molukkers die in de afgelo pen jaren aan zo ingrijpende sociale veranderingen onderhevig zijn geweest en voor wie het toekomstperspectief nog steeds onzeker is, verkeren in een sterk ambivalente situatie. De aanpassingsvor- men zoals die door de ouderen zijn ontwikkeld, voldoen niet meer. Maar verdergaande aanpassingsvormen maken het spreken over de terugkeer al gauw dubieus. De Molukse bevolkingsgroep wordt dan ook gekenmerkt door tegen strijdige gedachten, gevoelens en hou dingen”. Het vervelende van deze situatie, om eens een understatement te gebruiken, is dat het Nederlandse overheidsbeleid niet is ingericht op zo’n toevloed van nieuw komers. Of, om het duidelijker te zeg gen: er bestaat geen overheidsbeleid op dit punt. Wat ontbreekt is een duidelijke visie op het immigrantenprobleem. Over de sociale factoren die de positie bepalen van immigranten in de Nederlandse sa menleving, over de wijze waarop immi granten moeten worden opgenomen in het grote geheel, is tot nu toe nog maar bitter weinig nagedacht, en zeker niet door de overheid. Het regeringsbeleid kenmerkt zich, vanuit de boude ontken ning dat Nederland immigratieland zou zijn, slechts door ad hoc-maatregelen, door technocratische oplossingen die juist daarom géén oplossingen zijn. Van Amersfoort concludeert dat deze ontwikkeling naar minderheidsvorming een actief beleid van de Nederlandse overheid steeds meer noodzakelijk maakt. Maar erg waarschijnlijk acht hij zo’n beleid niet. Eerder verwacht hij dat de zwakke sociale positie van de Surina mers stilzwijgend zal worden bevestigd. „In de rechtstreekse strijd met de Ne derlandse belangen zullen de belangen van de Surinaamse immigranten naar de achtergrond worden geschoven.” rijksgenoten als werklozen buiten de arbeidsmarkt staan. Die werkloosheid van Surinaamse ongeschoolden is ener zijds het gevolg van gebrek aan kennis van de kant van de Surinamers zelf, maar anderzijds ook van gebrek aan kennis en interesse van de Nederlandse bedrijven. Ook de juridische status van de Surinamers is wankel. Formeel zijn Surinamers Nederlanders, dat is duide lijk, maar, zo constateert Van Amers foort, „bij de Nederlandse bevolking wordt het gevoel versterkt dat Surina mers „eigenlijk” vreemdelingen zijn die het Nederlanderschap via een of andere vergissing is toegevallen i h'i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 23