Wie in Nederland blaast of slaat
komt eens bij Pfeiffer terecht
I
Frankrijk
Rusland
architectuur
Revolutie
en
in
en
„WE KUNNEN HET BIJNA NIET MEER AAN"
door Peter Huysman
Nooit reclame
Meepraten
Taptoe
2 9
JUNI
1974
18
ZATERDAG
In de hoeken staan trekijzers om „buizen conisch te trekken”. Op de
vloer een ontelbaar aantal dichte en opengeslagen instrumentkoffers. Naast
de deur: een voorpagina van een belegen Strijdkreet, die een man met
sousafoon in beeld brengt, met daarbij de volgende tekst: „Wat dacht u?
Zo’n instrument bespelen, moet u leren. Eerst eenvoudige oefeningen en
zo. Zo moet u bijvoorbeeld ook de Bijbel leren lezen”.
Het Leger des Heils-orgaan wordt geflankeerd door foto’s van beroemde
orkesten en een ansichtkaart van de Dutch Swing College Band. „Groeten
uit Keulen”, staat er hartelijk. Links daarvan een knipsel uit een Ameri
kaans krant: „Gestolen uit het Wellington Hotel, New York, op 25 april
1970, een walthoorn, merk Pfeiffer, toebehorend aan de heer Eddy van
Leeuwen, eerste hoornist van het Rotterdams Filharmonisch Orkest”.
Aan houten latten, vlak onder het plafond, hangen onafzienbare rijen
opgebruikte kornetten, trompetten, waldhoorns, bügels en trombones.
Tegen de muur: uiteenlopende soorten gereedschappen. Op de werkbank
ventielen, mondstukken, kleppen, potjes met oliën en vetten, en nog dui
zend dingen die een leek niet snel thuisbrengt. Daaronder bevinden zich
tientallen laadjes zo staat er te lezen Besson-steenpompen, veren in
diverse maten, fraisen en ruimers, uitdeukkogels, drumonderdelen en bol
pijpen.
S
Reparatie aan een trompet.
I
Ruud Pfeifer bezig met het afstemihen van een sousafoon.
Jac. Koppe met een zojuist vergulde saxofoon.
we
ER IS - UITERAARD
een
woontorens en de zogeheten kantoortui
nen.
Natuurlijk zijn er ook idealen op dit
zelfde gebied. Ze zijn in de voorafgaande
eeuwen wel toegepast, maar zelden met
succes. Even natuurlijk kan men wijzen
op nog veel vroeger eeuwen. Toen le
vensbeschouwing bijna uitsluitend religie
betekende, omdat economisch en politiek
denken nog In de windselen lagen, zijn
er wonderen van bouwkunst verricht in
alle vroege culturen.
Het revolutionaire denken, zoals zich
De schrijver vergelijkt de tendensen
op dit gebied vanaf 1789 in Frankrijk en
1917 in Rusland. In beide gevallen wa-
Leer en Chris Hinze) - nu verko
pen we er een paar per week. En
er is nog een andere oorzaak: het
repertoire van harmonieën en fan
fares is veel aansprekender gewor
den. Zo'n ouwe ouverture van een
of andere stoffige componist, dat
trok de jeugd niet erg aan. Maar
nu worden de modernste stukken
gespeeld: musicals, moderne mar
sen, Zuidamerikaanse muziek. Dat
doet de animo aanmerkelijk stij
gen onder de jongelui, dat is nogal
voor de hand liggend”.
sterke
band tussen levensbeschouwing, op de
praktijk gerichte levenshouding en de
kunst, die uit die twee factoren voort
vloeit. Met name is dat zo in de archi
tectuur, die in veel gevallen de uitdruk
king is van „wat in een volk leeft”. Men
kan de stelling omkeren en uit de archi
tectuur ook de andere factoren afleiden.
En dan zullen generaties na de onze, aan
onze wijze van bouwen kunnen aflezen
hoe zucht tot snelle winst, minachting
voor vrije ontplooiing van de mens en
een totale onkunde op psychologisch ge
bied de -.bouwers” van vandaag hebben
4eêraon> m -ptrekkcn van flats,
Aan houten latten hangen rijen opgebruikte kornetten, trompetten, wald
hoorns, beugels en trombones.
zijn geen fabriek. Een nieuw
instrument bouwen, dat is in deze
tijd niet meer lonend. We kunnen
niet tegen de grote fabrieken op.
Het handwerkvak sterft uit. En
bovendien: in de weken, die je aan
het maken van een instrument
besteedt, kun je 100 muzikanten
op een andere manier helpen, na
melijk door hun instrumenten te
repareren, te verbouwen, te verzil
veren, vernikkelen of te vergul
den. Noem maar op”.
ren er architecten, die uitgingen van het
revolutionaire denken en de architec
tuur. En die laatste dan in uitgebreide
zin, want het gaat bij revolutionaire
bouwers vaak niet alleen om het wonen,
maar ook om de verheerlijking van de
revolutie in staatsgebouwen, monumen
ten en andere representatieve architec-
tuur-mogeli j kheden.
In Frankrijk is er inderdaad na de
revolutie heel veel veranderd, ook al is
ons beeld van Parijs voornamelijk be
paald door Baron Hausmann, die onder
En dan is er nog het belangrijke
aspect dat Ruud een kundig ko
perblazer en Jac een even be
kwaam (bovendien praktiserend)
rietblazer is. Met andere woorden:
zij weten waar zij over praten als
het om „inside’-problemen van de
muzikant gaat. „Kijk”, zegt Ruud,
„we kunnen wel een derde man
aantrekken in onze firma. Maar
het duurt tien jaar voordat zo
iemand werkelijk een goede in
strumentmaker is. Weet je wat het
Als je de dwarsfluit neemt:
vroeger verkochten wij er hooguit
zo’n tien per jaar. Nu - want elke
beatband wil wel een fluitist erbij
hebben (dat is natuurlijk gestimu
leerd door mensen als Thijs van
Op het moment dat wij met
Pfeiffer en Koppe een gesprek
hebben, is het „gekker dan gek”.
Jac Koppe: „We kunnen het de
laatste weken bijna niet meer aan.
Dat de verbintenis klant-Pfeif-
fer dan voorgoed bezegeld is, heeft
niet alleen te maken met hun
vakmanschap als bouwer en repa
rateur, maar vooral ook met de
manier waarop zij hun klanten
tegemoet treden. Dag en nacht
staan zij voor de musici klaar.
Belangrijker dan de verdiensten
vinden zij dat het instrument goed
wordt gerepareerd of dat de klant
bij de aankoop van een nieuw
instrument tevreden is. Het komt
meermalen voor dat zij musici een
trompet of saxofoon, een tuba of
klarinet meegeven „om hem eerst
eens te proberen, en dan zien we
verder”.
wijzigde zin in Hitlers tijd in Duitsland
ook gebeurde De Russische revolutie
heeft in dat opzicht weinig uitgewerkt,
ook al worden de blauwdrukken van
toen ijverig in musea in kapitalistische
landen geëxposeerd. Wat wel in Rusland
is gebeurd: de middeleeuwse woonkrot-
ten zijn tot ver in Siberië goeddeels
vervangen door de betonskeletten, die
sprekend op de Bijlmertoestanden gelij
ken. Wat voor ons een stilstand is, lijkt
daar vooralsnog op vooruitgang.
Maar wie over al deze dingen meer
wil Weten - en dan vooral de officiële
revolutie-architectuur - moet te rade
gaan bij Adolf Max Vogt, die zijn boek
goed documenteert en er een uitgebreide
literatuurlijst aan toevoegt.
H. STEEHOUWER
De voorbereidingen voor de Tap
toe worden weer getroffen. Hier
ligt een rij lange bazuinen die
moet worden nagekeken. Ik heb
het wel eens geturfd: ik schat dat
wij zo’n 50 telefoontjes per dag
krijgen. Ik denk dat wij over een
jaar genomen zo'n 2500 reparaties
verrichten. En dan heb ik de losse
klanten nog niet eens meegeteld.
Daarnaast staan we dan nog veel
in de winkel voor de verkoop van
alle nieuwe merkinstrumenten
(blaas- en slaginstrumenten). Wij
hebben klanten uit het hele land,
met name veel uit Brabant, Zee
land en Limburg, en natuurlijk uit
deze buurt. Hier ligt een hobo van
een militair uit Suriname, die ge
repareerd moet worden. Laatst
hadden we een pater uit Kinsjassa
op bezoek, die instrumenten be
stelde voor de plaatselijke harmo-
nievereniging”.
Het is zó druk, dat er voor
Ruud Pfeiffer en Jac Koppe dade
lijk geen uitgebreide „diner-pauze”
overschiet. Ruud: „We halen aan
de overkant een patatje. Even tien
minuten eten. En dan gaan we
weer verder. Hoe dat komt, die
overstelpende drukte? Nou ja, het
hele muziekleven heeft de laatste
jaren een enorme opkikker gekre
gen. Vooral de jeugd doet veel
meer aan muziek dan zo’n zes jaar
geleden, toen de meeste muziek
verenigingen nog noodlijdend wa
ren en iedere stuiver moest wor
den omgedraaid. Tegenwoordig is
er door dat subsidiesysteem veel
meer geld beschikbaar. Bijna alle
harmonie- en fanfare-orkesten
hebben wel een jeugdafdeling,
waar het jongerentalent rijp
wordt gemaakt door gesalarieerde
beroepskrachten. Op scholen
wordt ook steeds meer aan mu
ziekbeoefening gedaan. Daar komt
bij dat door de pop de interesse
voor muziek sterk is toegenomen.
Een bewijs van de goede zaken
die Ruud en Jac al zo’n 25 jaar
samen doen (het Leger des Heils is
bijvoorbeeld zo’n goede klant), is
het feit dat zij sinds de oprichting
van het bedrijf nog nooit reclame
hebben gemaakt. Het enige orgaan
waar hun naam regelmatig in te
ontdekken valt, is het Haagse Jazz
Club-krantje, maar dat is dan ook
uit „goodwill” en bij wijze van
„financiële steun” aan de vereni
ging. Bijna iedere musicus - pro
fessional én amateur - weet via
mond-tot-mond reclame de weg
naar Pfeiffer te vinden.
Napoleon III het stadsbeeld ging bepalen
met zijn boulevards. En dat streven had
weinig meer te maken met de ideeën uit
1789, ook al is er een doorwerking te
bespeuren.
In Rusland is er na de revolutie van
1917 ook veel veranderd. De aanvanke
lijke werkelijk modernistische beweging,
af te lezen uit het werk van de „con
structivisten” is onder Stalin grondig de
kop ingedrukt, ten faveure van een neo-
klassicistische stijl, die de partij moest
verheerlijken, zoals dat in enigszins ge-
Ruud Pfeiffer: „Ja, het bouwen
van muziekinstrumenten, dat is ei
genlijk ons vak, dat hebben wij
van mijn vader geleerd. Natuur
lijk houden we ons met nieuw
bouw het liefst bezig. Dat is ons
eigenlijke ambacht. En je bent
dan het creatiefst bezig. Als je aan
het uitkienen bent hoe een be
paald instrument het mooist
werkt, de fraaiste toon voort
brengt, dan tellen tijd en geld niet
meer. In zo’n trombone van Van
Lier zitten ongelooflijk veel uren.
We hebben het niet meer bijge
houden hoeveel in totaal. Maar ja,
is: een man voor het repareren
van een waterklepje, die is ge
makkelijk te vinden. Trouwens,
voor eenvoudige reparaties kun je
in iedere grote stad terecht. Maar
het gaat erom dat je over het
muziekvak kan meepraten. En dat
je werkelijk ingrijpende verander
ingen en aanpassingen kunt aan
brengen. We krijgen hier voortdu
rend mensen met instrumenten die
zijn „opgegeven”. Ze staan dan
met grote ogen te kijken als wij
zo’n instrument weer in orde ma
ken door iets nieuws uit te denken
of een oplossing te bedenken waar
een ander niet opkomt”.
„Daarom is het wel eens frus
trerend”, zegt Jac, „als je zoveel
tijd moet besteden aan majoret-
ten-sticks, waarvan we er honder
den per jaar verkopen. Er wordt
dan wel gezegd: ligt zo’n stok nou
wel lekker in de hand? Ja, en dan
moeten wij wel eens lachen, want
dan hebben we bijvoorbeeld juist
een uitgebreide technische discus
sie gehad over ae voor- en nade
len van een hobo van 3800 gulden.
Of een tuba van 6000 gulden.
Maar ja, het is nu eenmaal zo dat
die majorettenbands een enorme
vlucht hebben genomen”.
Ruuf Pfeiffer en Jac Koppe zijn
er een beetje trots op dat er nu al
klanten zijn die zich bezorgd af
vragen wat er moet gebeuren als
zij aan de pensioen gerechtigde
leeftijd toe zijn. „Waar moeten we
met onze ingewikkelde reparaties
dan naar toe? wordt er gezegd.
Maar gelukkig hebben beide hand
werkslieden nog zo’n kwart eeuw
voor de boeg. De Koninklijke Mi
litaire Kapel, het Concertgebouw
orkest, de Skymasters, de mu
ziekvereniging, de beat band, de
harmonie of fanfare - bijna alles
wat in Nederland blaast of slaat -
hoeven nog niet wakker te liggen.
Er is nog tijd om kundige opvol
gers te zoeken. Ruud en Jac, be
horend tot de laatsten der Neder
landse muziekinstrumentmakers,
zullen zonder twijfel hard mee
zoeken. Want waar zij voor leven,
de muzikant, die laten zij onder
geen voorwaarde in de kou staan.
Kort geleden maakte de beken
de trombonist Eric van Lier in een
aflevering van Pirn Jacob’s „Music-
all-in” van de TROS „misbruik”
van de altijd aanwezige mogelijk
heid om wat tv-sluikreclame te
bedrijven door met trots te ver
kondigen dat de firma Pfeiffer
voor hem een zeer speciale, van
een uiterst ingenieus buizenme-
chanisme voorziene bastrombone
had gebouwd.
dat in Europa in de laatste eeuwen heeft
trachten te ontwikkelen, heeft daar een
en ander - en zelfs vaak veel - aan
willen doen. En daarover gaat nu het
bijzonder grondige en leerzame boek van
Adoif Max Vogt, getiteld „Russische und
französische Revolutionsarchitektur”, een
goed geïllustreerd „Kunsttaschenbuch”
van het DuMont Schauberg Verlag in
Keulen.
De bouwer van dit instrument is
Josef Pfeiffer, een Tsjech, die in
1928 op uitnodiging van een Til-
burgse instrumentmakerij naar
Nederland toog. Later begon hij in
een schuurtje in Rijswijk, bij Den
Haag, een eigen zaak. In 1960
verhuisde het bedrijf naar de
Haagweg, een drukke Rijswijkse
verkeersader die de hoofdweg
Rotterdam-Den Haag met het cen
trum van Den Haag verbindt De
muziekinstrumentenfirma heet nog
altijd J. Pfeiffer en Zoon, maar
Josef is al meer dan tien jaar
geleden overleden en zoon Ruud
(44) runt samen met Jac Koppe
(40) het unieke tweemansbedrijf,
dat onder zijn vaste klanten alle
radio- en televisiemusici, alle gro
te symfonie-orkesten, meer dan
117 harmonie- en fanfare-orkes
ten, talloze buitenlanders, nage
noeg de gehele jazzwereld, een
ongelooflijk aantal drumbands en
alle militaire orkesten telt.
L’