Nederlands Hartekreet neergeschreven in Groot IJsselmeerboek Eerste hoogleraar Voor eenheid van spelling in 1801 „VAN IJSSELMEER TOT IJSSELPOEL?" i I Taal en spelling Het einde Hoogleraar Schoolopziener Het toneel door Dr. P. H. Schröder ZATERDAG 2 9 1974 JUNI 21 Mijn kleindochter houdt er een eigen spelling op na die zij met zekere scherpzinnigheid verde digt. Ze schrijft: ik m ogt, de deur is d igt, prakties, veltslag en zelfs: ik wort en h ij w o r t. En als ze het woord zou gebrui ken, zou ze nogtans schrijven. In sommige opzichten lijkt haar wijze van spellen op die van Matthijs Siegenbeek, hoogleraar in de Neder landse Taal en Welsprekendheid te Leiden, die in 1804 een geschrift publiceerde dat tot titel droeg: Verhandeling over de spel ling der N e d e r d u i t s c h e taal ter bevordering van eenparigheid in dezelve. Uit het slot van de titel blijkt dui delijk wat de bedoeling van de publicatie was: spellingeenheid. Dat denkbeeld paste geheel in de tijd. In 1795 waren immers de Franse troe pen „over de bevroren rivieren” het land bin nengetrokken en de Republiek der Zeven Ver enigde Nederlanden was door de Bataafse Re publiek vervangen. In het nieuwe bestel paste een veel grotere eenheid dan in het oude en de grondwet die het land in 1798 kreeg, droeg dan ook een sterk cen traliserend karakter. Nederland werd een een- Je zou mogen hopen, dat de genen, die uiteindelijk de beslis sing moeten gaan nemen over wel of geen Markerwaard, het „Groot IJsselmeerboek” onder ogen krijgen en inkijken. Terecht maken velen zich ongerust over de toekomst van het Ijsselmeer. Terecht heeft auteur Jaap Kra mer aan het slot van dit boek een vlammende hartekreet neerge schreven met als sprekende titel: „Van IJsselmeer tot IJsselpoel?” heidsstaat. En wie zich de bezettingsjaren van 1940 tot 1945 herinnert begrijpt gemakkelijk dat ook in de Franse tijd het nationale gevoel zich sterk ontwikkelde. Veel meer dan tevoren voel de men zich in de eerste plaats Nederlander. In dat toenemende eenheidsgevoel paste ook een heid van spelling. Vroeger schreef elk vogeltje zoals het gebekt was. Vondel spelde anders dan Hooft en Hooft weer anders dan Huygens en in de Middeleeuwen was van eenparigheid van spelling helemaal geen sprake. Door allerlei taalgeleerden was de betekenis van spelling eenheid wel bepleit, maar tot resultaten had dit nimmer geleid. Het was de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen die zich nu tot tolk van dit streven maakte. Zij begon met de benoeming van een commissie die het vraagstuk zou bestu deren men ziet: er is niets nieuws onder de zon. Lid van de commissie was J. H. van der Palm die weldra werd benoemd tot Ag ent van nationale opvoeding, minister van onderwijs dus. Toen werd de spellingkwes tie staatszaak en in 1801 gaf de regering aan Siegenbeek de opdracht een spellingregeling te ontwerpen. IW uaCOlLlAtM Vü fl -J^*''**T*v^« Naschok land i j—X H.R. Matthijs Siegenbeek Dit alles lezend zou je denken dat het „Groot IJsselmeerboek” één lange aanklacht is tegen de lieden, die kost Toegang tot de oude haven van Hoorn is om bij de beschrijving van de plaatsen langs het IJsselmeer via stippellijnen op foto’s aan te geven, hoe en waar de watersportbeoefenaar het best kan binnenkomen en aanleg gen. Daar wordt dan nog extra vaar- informatie bij gegeven. En waarschu wingen, want, zoals men weet, kan het behoorlijk spoken. Het boek is trouwens niet alleen geschikt voor de watersportminaars, ook ook voor „landrotten”, voor toe risten, die de plaatsen vanaf de land- kant willen bezoeken. Het is rijk aan gegevens. wat kost het Ijsselmeer klein willen krijgen. Wellicht is juist het grootste wapen in de strijd tegen de „dem pers” wat je volop in dit boek vindt; gewoon de vermelding van het mooie en fijne, dat het Ijsselmeer te bieden heeft. samensmelting van de doopsgezin de en de remonstrantse gemeente. Nieuw was ook dat hij graag de vaderlandse geschiedenis gebruikte om te laten zien hoe goed God het altijd met Nederland en de her vorming had voorgehad. Leidens en Alkmaars ontzet waren daar dankbare onderwerpen voor. taalgebruik en Siegenbeek heeft gedurende 37 jaar een niet onbe langrijk deel van zijn tijd ge- eene ver- t K Samen met Theo Kampa, dé speci- alist-fotograaf op dit gebied, trok Jaap Kramer het Ijsselmeer langs en over. Resultaat: een fraai album met schitterende platen en kostelijke en instructieve tekst. Een aardige vondst - - Kramer is, zoals alle watersportbe- oefenaars en minnaars van het stuk prachtige binnenzee, emotioneel bij de zaak betrokken. Dat blijkt duide lijk uit de manier waarop hij zijn cri de coeur op papier heeft gezet. Maar hij houdt het gelukkig op goede ar gumenten gebaseerd. Hij noemt het probleem van de lozing van rivier-, polder- en rioolwa ter (en zoals men weet is bijv, de Rijn met zijn kali-zout één groot open riool) als één van de urgentste. Er moet zoals Lely in 1892 al voorzag een grote bergingsboezem zijn. Maak je een Markerwaard dan is dat bergingswateroppervlak te klein geworden (Lely kon het probleem van een zo enorme vervuiling niet voorzien). Als je leest, ook in dit boek, wat er allemaal geloosd wordt, slaat de schrik je om het hart. En de problematiek is nu juist, dat bij noordwesterstorm bijv, niet gespuid kan worden naar de Waddenzee en dan die bergingsboezem nodig is. Een boezem, waarin veel van die smerige Toen Nederland van het Franse juk bevrijd was, nam Siegenbeek een taak op zich die voor een hoogleraar weinig passend scheen, maar die hijzelf als zeer belang rijk beschouwde: hij liet zich be noemen tot schoolopziener in Zuid-Holland. Daardoor kwam hij in werkelijke aanraking met de onderwijzers in tal van cholcn en schooltjes en kon hij hen door dringen van hun plicht het onder wijs in de moedertaal te maken tot het middelpunt huimer arbeid. Op de volksscholen moest de grondslag worden gelegd van goed Nederlandse Taal en Welsprekend heid (waartoe men ook de letter kunde rekende) aan een Neder landse universiteit. De or? tie waarmee hij zijn ambt aanvaard de, was getiteld: Over het open baar onderwijs in de Nederduitse welsprekendheid en werd in het Nederlands uitgesproken. Velen zijner hoorders hebben die rede met afgrijzen aangehoord. Siegenbeek hield van toneel en noemde het een voorrecht te leven in een tijd waarin een hoogleraar en evangeliedienaar vrijuit van zijn liefde voor de toneelspeel- kunst getuigen mocht. In die ja- ren, de beginjaren van de 19de eeuw, leefde de beroemde actrice mevrouw Ziesenis-Wattier die hij hogelijk bewonderde al had hij ook bezwaren. Van de taal en hare regelen, schrijft hij, had zij niet dan eene zeer oppervlakkige kennis en beging hierdoor op het Na een jaar kwam de grote verandering. Men kan het zich nauwelijks voorstellen maar aan het einde van de 18de eeuw be stond aan geen Nederlandse uni versiteit een leerstoel voor Neder lands. Algemeen werd toen nog het standpunt ingenomen dat de klassieke letteren de enige bron van ontwikkeling en beschaving waren. Maar nu kwam op initia tief van enige curatoren aan de Leidse universiteit het plan ter tafel een afzonderlijke leerstoel voor Nederlandse taal en welspre kendheid op te richten, alweer een uiting van het groeiende nationale De jonge hoogleraar had het in den beginne ver van gemakkelijk. Hij moest zich wéér maken, zijn leerstoel veroveren op de macht van behoudzucht en vooroordeel en hij moest dat doen zonder zijn tegenstanders tot vijanden te ma ken. Wie nu nog eens in zijn geschriften bladert, kan begrijpen dat hij daarin geslaagd is. Men kon op deze vredelievende, minza me en welwillende man eenvoudig niet boos worden, men kon deze zachtmoedige geest niet met ge weld van wapenen bestrijden. De enige die dat wel deed, was Bil- derdijk. Maar dat komt nog. De titels van Siegenbeeks geschriften uit deze tijd verraden reeds de geest van hem die ze schreef. Ik noem slechts twee met goud be kroonde antwoorden op prijsvra gen. Het eerste heet: Verhandeling over den invloed der welluidend heid op de spelling, het tweede: Betoog van den rijkdom en de voortreffelijkheid der Nederduit- sche taal, en opgave der middelen om de toenemende verbastering van dezelve tegen te gaan, beide even wijdlopig als vervelend. Het enige voordeel van zulke titels was dat hij die het geschrift ter hand nam onmiddellijk wist wat hem te wachten stond. Moderne titels zijn dikwijls raadsels. bruikt om deze gedachte bij de schoolmeesters zijner dagen in gang te doen vinden. Hij deed dat door in kleine geschriften aan dacht te vragen voor uitingen van taalbederf, hij deed het in niet mindere mate door gesprekken met onderwijzers die hij door zijn eenvoud en minzaamheid gemak kelijk voor zich won. Maar ij waren niet de enigen die Siegen beek tot betere opvoeders wilde opvoeden. Er waren anderen die bij een juiste vervulling van hun taak tot propagandisten voor een zuiver en beschaafd Nederlands konden worden gemaakt. Dat wa ren de toneelspelers. stoffen worden verdund. Hoe meer je daar afhaalt hoe groter de risico’s worden. Hetgeen dan ook geldt voor de thermische verontreiniging (de elektrische centrales langs het IJssel meer). Als de dijk Enkhuizen-Lely- stad wordt gesloten is het gebeurd. Kramer voert ook de andere argu menten aan: drinkwaterbekkens, re creatie, doorspoelmogelijkheden, na- tuurgebiedverwoesting. Hij noemt de alternatieven, die actiegroepen naar voren schuiven. Siegenbeek heeft een hoge leef tijd bereikt en kon zelfs doordat hij zo jong hoogleraar was gewor den de vijftigjarige vervulling van dat ambt vieren met lintjes en gouden medailles en al. Nog zeven jaar heeft hij van zijn otium cum dignitatie, zijn welverdiende rust kunnen genieten. Toen, in 1854, verbrak de hand des doods, zoals zijn biograaf schrijft, door zachte aanraking de reeds zwakte banden die ziel en lichaam zoo lang hadden zamengehecht en weerde van hem de bitterheid der stervensure. Dat Siegenbeeks naam thans nog niet geheel onbekend is, dankt hij aan een ander geschrift, de reeds in de aanhef genoemde Ver handeling over de spelling. Daarin werd onder andere voorgesteld dat men steenkolen zou schrijven en bloemkoolen, lagchen, kagchel en pogchen en precies als mijn kleindochter doet ik mogt, ge- wigtig, te regt, opzigt en nogtans. Er was nogal wat verzet tegen deze voorstellen, maar het Staats bestuur aarzelde niet en de Sie- genbeekse spelling werd de offi ciële en is dat meer dan vijftig jaar gebleven. Bilderdijk brieste van verontwaardiging over de domme Siegenbekerij, de brood dronken hoogmoed van de ont werper aan wie hij in het bijzon der verweet dat hij durfde schrij ven: goedkooper in plaats van be terkoop. Dit was, riep Bilderdijk, beneden het beestelijke afgezon ken domheid, want een bijvoeglijk naamwoord koop bestaat niet. De hele spelling-Siegenbeek is vol gens hem niets dan onduldbare spraak. tooneel menige fout tegen de ge slachten, waarmee hij bedoelde dat zij de ennetjes niet uitsprak waar dat volgens hem moest. De oorzaak was haar gebrekkige op voeding en inderdaad had me vrouw Ziesenis niet meer dan le zen en schrijven geleerd. En zelfs dat ging haar niet vlot af. Van daar dat Siegenbeek zijn gedach ten liet gaan over middelen het toneel uit zijn verval op te heffen en de vorming van acteurs en actrices ter hand te nemen. Het plan dat hij in 1817 aan de Com- missaris-Generaal van Kunsten en Wetenschappen voorlegde, was misschien te idealistisch, maar het is onbillijk het pruikerig te noe men zoals tegenstanders deden. Siegenbeek wilde dat de acteurs van de schouwburgen van Am sterdam en Den Haag van staats wege bezoldigd zouden worden, dat er een lijst van goede toneel stukken uit binnen- en buitenland zou worden opgesteld waaruit de gezelschappen moesten kiezen (de opvoering van andere stukken moest verboden worden!) en dat er een toneelschool zou worden gesticht waarop niet meer dan twaalf jongelui die getoond had den talent te hebben, onderwijs zouden krijgen in alles wat ter vorming van bekwame tooneelspe- lers noodzakelijk is. De leerlingen zouden tijdens hun opleiding al een salaris ontvangen. Van dit voorstel is niets terecht gekomen. Een toneelschool is pas een kleine zestig jaar later mede door het voortdurende ijveren der Maatschappij tot Nut van ’t Alge meen gesticht, maar dat maakt de verdienste van Siegenbeek niet kleiner. voer hij voort, hoe meer ik mij geneigd gevoel om over mijne me- demenschen en hunne daden een zachtmoedig en liefderijk oordeel te vellen. Verfoei ik met geheel mijne ziel dezulken bij wie ik verdorvenheid van hart en opzet telijke snoodheid meen te ontdek ken, ik verblijd mij dat mijne ondervinding mij geleerd heeft dat het getal van deze niet zeer aan merkelijk is. De tegenstelling tus sen deze Woorden en die van Bil derdijk is treffend. Er ligt als het ware een wereld tussen beide mannen, van wie men de een de leider der haviken, de ander de voorman der duiven zou kunnen noemen. Het is aardig te lezen hoe Sie genbeek op deze aanval reageerde. Hij begon Bilderdijks kennis, we tenschap en geleerdheid te prijzen en verklaarde gaarne aan de voe ten van de meester neder te zitten. Dankbaar was hij voor elke ge gronde aanmerking, maar de vij andigheid daarmee vermengd zou zijn kalmte niet schokken. Hoe meer ik in jaren en mensenkennis en tevens in zelfkennis vorder, gevoel dat zo kenmerkend is voor de zogenoemde „Franse tijd”. De moedertaal moest worden bestu deerd, liefde voor de moedertaal worden aangekweekt. Ja, men sprak van heilige verplichting je gens het voorgeslacht en van een even heilige taak ten opzichte van de jeugd. Voor het eerst werd de term Volksonderwijs in algemene zin gebezigd. Maar deze nieuwe denkbeelden ontmoetten ernstig verzet bij de behoudende universi- teiten. Alle colleges in alle facul teiten werden in het Latijn gege ven, alle examens in het Latijn afgenomen. Veertig jaar later was Gerrit Witse uit de Camera daar nog gelukkig mee. Ik wou niet dat het Hollands wezen moest, zei hij vlak voor zijn kandidaatsexamen medicijnen, een stommigheid in ’t Hollands is zo dubbel stom. Het gebruik van een andere taal aan een universiteit werd dus be schouwd als een ketterij die met kracht moest worden geweerd. En nu werd waarlijk voorgesteld dat de landstaal studievak zou worden en dat dit studievak in de lands taal zou worden gedoceerd. Velen zagen deze bedenkelijke nieuwig heid dan ook met lede ogen aan en achtten haar schadelijk voor degelijke geleerdheid. Maar de nieuwlichters hadden de tijd mee en tot oprichting van de nieuwe leerstoel werd na eindeloos gehar rewar besloten. En op zijn drie- eotwinti^ste jaar werd Matthijs Siegenbeek de eerste hoogleraar in Zijn dood was dus vredig, zoals zijn leven was geweest. Geen hoge bergtoppen, geen diepe ravijnen, een gelijkmatig en rustig bestaan, passend bij de zachtmoedige, vriendelijke mens die Matthijs Siegenbeek is geweest. Geen groot man, geen genie, maar een een voudig en ijverig arbeider in de wijngaard van de Nederlandse taal. Hij verdient niet helemaél vergeten te worden. Matthijs Siegenbeek werd op 23 juni 1774, nu 200 jaar geleden, in Amsterdam geboren. Hij moet een braaf jongetje zijn geweest, men kan zich hem niet voorstellen kat- tek./aad uithalend. Wel altijd met het neusje in de boekjes. Op zijn elfde jaar ging hij naar de Latijn se school en toen was hij het Frans, Duits en Engels al aardig meester. Natuurlijk werd Latijn rtu het hoofdvak en toen hij vijf jaar later de school verliet, deed hij dat met het pitspreken van een zelfvervaardigde Latijnse treurzang over de laatste woorden van de stervende Jacoba van Beie ren. Wel een merkwaardige keuze voor een zestienjarige. Na de La tijnse school het Godgeleerd Semi narie der Doopsgezinde gemeente want dominee zou het ventje worden, minder uit roeping dan om de gelegenheid die het predi kantschap bood om de welspre kendheid te beoefenen. Weer vijf jaar later werd hij proponent en was dus beroepbaar en weer sloot hij zijn studie af met de voor dracht van een Latijns vers, dit maal over de welsprekendheid en de noodzaak voor predikanten die te bestuderen. Aan grondige theo logische studie deed hij niet en een echte dominee is Siegenbeek ook nooit geworden. Hij werd al heel gauw in Dokkum beroepen en in het ene jaar dat hij daar stond, bracht hij tot stand wat tot de dag van vandaag nergens anders in den lande is gelukt: de HincUloopen< 'NijluA I NOORDOOST POLDCR 5 r pZ f NMVlZtRZAMO ^Oosêerteek ,41 UëStLMttR. Jljl MP6RCJLAND jXampen WI6RINGCN\. jyVotendani Moniudwndam ar Avnstmiam 1 ^Spakenbur^, J Bunschoten, Drenten i OOSTeiUK FLEVÓUANP'; IMdóujhuW ZUIDELIJK FLEVOLAND X-Z Enkhuizm Broekerhaven VHakkunX^ I I I 'iHoorn-4 Lemmer iKninre Blankenham /txltel^t 'I - D MTitnetn - i'il

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 21