Aart van Dobbenburgh: vakmanschap
en romantisch inlevingsvermogen
Mozart’s „Don Giovanni” kreeg grote
geladenheid bij Beierse Staats opera
Subsidie Proloog
ook in 1975
Deze week
Werner Jacob magistraal
in romantisch programma
VAN NIEL
«I
I
EXPOSITIE VAN LITHO’S IN ZAND VOORTS GEMEENTEHUIS
MÜNCHENER FESTSPIELE 1974 IN TEKEN VAN TRADITIE
Haarlemse Orgelmaand in Sint Bavo
Jj
1574
KCXST
Psychologische portretten
Veel erkenning
vakantiesluiting van 29 juli
t.m. 10 augustus
Als exposant in deze omgeving
kennen echter weinigen hem, want
Aart van Dobbenburgh exposeert
hier niet vaak. Daarom is het goed,
dat thans tot 11 augustus in het Ge
meenschapshuis in Zandvoort een
zeer royale keuze uit zijn werk te
zien is. Merkwaardig eigenlijk, dat
in de loop der jaren daar wel ex
posities in Parijs, Londen, Boeda
pest en Amsterdam aan zijn vooraf
gegaan.
ZANDVOORT De lithograaf
Aart van Dobbenburgh uit Bentveld
is als kunstenaar in deze omgeving
zeer bekend. De oorzaak daarvan
ligt onder meer in zijn ruim 35 por
tretten naar Tolstoi’s figuren, als
illustraties opgenomen in „Oorlog
en Vrede”, in 1949 bij Van Loghum
en Slaterus in Arnhem verschenen.
En dat is nog maar een deel van
zijn illustratieve arbeid, want litho’s
van zijn hand zijn ook té vinden in
werken van Theun de Vries, dicht
bundels van Henriëtte Roland Holst,
teksten van pater Henri de Greeve
en Roel Houwink. Daarnaast ken
nen velen zijn bekende affiches voor
de reclassering en dergelijke instel
lingen.
HAARLEM De Duitse organist
Werner Jacob concerteerde zater
dagavond op het Müller-orgel in de
Grote- of Sint Bavokerk, in het ka
der van de Haarlemse Orgelmaand.
Het concert was geheel gewijd aan
romantische orgelmuziek uit de 19e
en 20e eeuw, te weten Liszt en Re
ger. Voorts stond een werk van de
componist Bengt Hambraeus (gebo
ren 1935) op het programma, dat
was bedoeld als hommage aan Max
Reger.
M A A N D A G
MÜNCHEN Het is natuurlijk
niet zo dat de „Don Giovanni” in
München beter gespeeld wordt dan
in Amsterdam, zeker niet in de fes-
tivaltjjd. Het Münchener orkest is
niet beter dan het gemiddelde
Nederlandse orkest en wij halen
onze festival-solisten ook uit het
buitenland. De muziek van Mozart
blijft hetzelfde wij gebruiken
dezelfde partijen en partituren,
daarin durft niemand meer een noot
te veranderen. Dus is er wezenlijk
geen verschil tussen en Münchener
voorstelling en een Nederlandse en
wij hoeven niet naar München te
gaan om er nog iets bij te leren.
HORLOGRIE
van
UITGEVERIJ
LEMNISCAAT-ROT-
TERDAM.
HEIN STEEHOUWER
Kurt Moll als Der Komtur.
J. H. MOOLENIJZER
(ADVERTENTIE)
Ruggero Raimondi als Don
Giovanni.
in onze etalage noten staande klok,
hoogte 1.90 m, met maanaanduiding
en Westminster speelwerk.
zie lopen in de leren jas van Ko van
Dijk.
Maar mogen wij de regie en de decors
van een opera dan vergelijken met bon
bondozen? Jazeker, dat mogen wij de
Karenina, de hoofdpersoon uit de gelijk
namige roman van Leo Tolstoi.
Waarom die zeer ruime aanvaarding
van kunst, die door sommigen zeer op
prijs wordt gesteld, terwijl anderen er
met onbegrip tegenaan blijven kijken?
Aart van Dobbenburgh is zonder enige
Het orkest heeft de Don Giovanni
natuurlijk vaker gespeeld dan welk or
kest in Nederland en dat maakt een
verschil. Wolfgang Sawallisch behoeft
maar met zijn ogen te knipperen om het
tederste pianissimo te bereiken, dat hij
zich kan voorstellen. De zangers en zan
geressen van wereldnaam lopen of en
aan. Margaret Price, Ruggero Raimondi.
Peter Schreier, Stafford Dean de één
nog beter dan de ander. Daar komt dan
nog bij dat er een geweldige vaart in de
voorstelling zit de intensiteit is hevi
ger en de geladenheid is groter. Het is
meer Mozart en dat komt misschien wel
omdat Salzburg dichter bij München ligt.
EINDHOVEN (ANP) Gedeputeerde
Staten van Noord-Brabant willen to-
neelwerkgroep Proloog ook in het sei
zoen 1975-1976 subsidiëren. Het college
zegt in een desbetreffend voorstel bereid
te zijn 60 pct. van het exploitatietekort
te willen dekken op voorwaarde dat het
rijk de resterende 40 pet. voor zijn
rekening neemt. De Staten zijn van me
ning dat de wijze van functioneren van
Proloog en de schoksgewijze ontwikke
ling van het vormingstoneel in het alge
meen rechtvaardigen, dat een voortzet
ting van de subsidie vanaf 1 september
1976 van jaar tot jaar wordt bezien.
In dit kader wil het college regelmatig
overleg plegen met het ministerie van
CRM. „De behoefte aan vormingstoneel
in Noord-Brabant als door Proloog ge
bracht zal centraal dienen te staan wan
neer voortzetting van de subsidiëring in
de verdere toekomst aan de orde is”,
aldus de Staten in een toelichting.
boeken boekenboekenboekenA
boekenboekenboekenboeken!
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboeken
boekenboeken WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
twijfel verreweg de knapste lithograaf
in ons land. Zonder zijn jarenlange do
centschap in Den Haag zou de gehele
lithografie overigens op een veel lager
peil staan. Hij heeft enorm veel leerlin
gen gehad en nu nog altijd een groeiend
aantal jonge bewonderaars (ook al in
verband met de eveneens groeiende be
langstelling voor realistische kunst met
een romantische inslag), térwijl de oude
re bewonderaars hem altijd trouw zijn
gebleven.
Aart van Dobbenburgh ging eerst vrij
werken, niet alleen lithograferen, maar
ook aquarelleren en in andere technie
ken. Zo kreeg hij in 1924 een opdracht
tot het tnaken van een wandschildering
in het gebouw van de GGD in Amster
dam. In 1936 werd hij docent aan de
Koninklijke Academie in Den Haag, in
1937 werd een gouden medaille zijn deel
ter gelegenheid van een expositie in
Parijs. Vanaf 1949 werd hij steeds meer
bekend door zijn illustraties, onder meer
de genoemde Tolstoi-portreitten. Meer
dan dertig daarvan werden in het Tol-
stoi-museum in Moskou geplaatst en in
1965 ontving hij de Tolstoi-medaille, ooit
door de Sovjet-regering slechts aan drie
kunstenaars uitgereikt. In 1966 werd
Aart van Dobbenburgh benoemd tot rid
der in de orde van Oranje-Nassau.
Dr. Günther Rennert had nog een
verrassing in petto en dat was de voort
durende duisternis. Alle belichtingstech
niek, die tegenwoordig door computers
wordt geregeld, ten spijt speelde de
hele Don Giovanni in een aanhoudende
duisternis. Zelfs de vrolijke bruiloft van
Masetto en Zerlina kreeg gen straaltje
zonneschijn. Maar een dergelijke artis
tieke eigenzinnigheid is niets nieuws. Ik
herinner mij van heel vroeger dat Pierre
Monteux weigerde om met de eerste
akte van Carmen te beginnen. Toen men
hem vroeg waarom hij niet begon, ant
woordde hij„j’attends le soleil”. Hij
begreep niet dat de regisseur niet wilde
dat het licht werd.
Wij waren meer dan ooit getuige van
een gevecht van twee mensen met de
muzikale materie: Max Reger en Werner
Jacob. Beiden behaalden de overwin
ning; enerzijds componist Reger door
zijn fabelachtig inzicht in en beheersing
van de polyfonie, welke hem in staat
stellen de spanning in de gecompliceerde
fuga tot een verpletterende climax op te
voeren door uiteindelijke combinatie van
fuga- en passacagliathema anderzijds
organist Jacob, die met zijn magistrale
virtuositeit de haast onoverkomelijke
technische problemen wist te bedwingen
en het Müller-orgel in de slotaccoorden
majesteitelijk en zegevierend liet stralen.
Het hoogtepunt was bereikt en Bengt
Hambraeus’ Toccata Monumentum per
Max Reger betekende dan ook een mu
zikale oververzadiging. Bovendien bleek
het een nogal krampachtige poging Re
ger in zijn eigen toch onnavolgbare taal
een eerbetoon te brengen; een poging,
die vruchteloos leek en tenslotte karika
turaal werd door een onbegrijpelijke
afsluiting, die inhield, dat in het slotac-
coord de volle orgelklank totaal diende
te „sterven” door de voorgeschreven uit
schakeling van de windvoorziening.
Wat de componist hiertoe gedreven
heeft is mij duister gebleven, doch van
enig rvspéct voor het instrument getuigde
dit goedkope effectbejag, dat zich reeds
in het begin van de „homage” smakeloos
deed gelden, bepaald niet.
JAAP STORK
Vanwege die onbekendheid als expo
sant, zijn de personalia van Aart van
Dobbenburch nu wel dienstig. Hij is
Amsterdammer van geboorte, maar
woont al ruim dertig jaar in Bentveld.
Zijn eerste opleiding kreeg hij in Am
sterdam aan de Quellinus kunstnijver
heidsschool van 1914-1918.
Maar ik zou u vertellen over „Don
Giovanni” in de Staatsoper in München.
Eerst moet u weten, dat er in München
maar één regisseur is en dat is Dr.
Günther Rennert hij is tegelijkertijd
ook Staatsintendant der Bayerische
Staatsoper, maar dat telt in dit verslag
niet mee Wat Dr. Rennert regisseert is
onaantastbaar. U hebt het al begrepen
hij maakt de „Inszenierung”. De kos
tuums zijn van Jürgen Rose, maar daar
herinner ik mij niet veel meer van
dus waren zij goed. Alleen moet ik
zeggen dat ik tot nü toe niet begreep
waarom Tristan, Pelleas, Don Giovanni.
Simon Boccanegra en Figaro, allen
plotseling in het leer lopen, maar nu
begrijp ik het het heeft iets te maken
met de „Inszenierung”! Het is voor de
regisseur hét middel om Dom Giovanni
in de eigen tijd te plaatsen. Een regis
seur denk't dan, dat wij de figuur Don
Giovanni beter zullen begrijpen, alsof
Mozart niet duidelijk genoeg is. Maar ik
moet u zeggen, dat ik er alleen maar
van in de war raak, als ik Don Giovanni
Inmiddels waren er van hem reeds
veel illustraties geplaatst en was een
groot aantal vrije werken, meest por
tretten, maar ook landschappen, stille
vens en andere onderwerpen ontstaan.
Tot nu toe maakte hij meer dan duizend
litho’s. Ze zijn over de gehele wereld
verspreid. Het prentenkabinet van het
Rijksmuseum in Amsterdam heeft een
collectie, Boymans-van Beunsingen in
Rotterdam, het Haagse Gemeentemu
seum, het Teylers Museum in Haarlem
meer dan honderd en dan nog stedelijke
musea in Praag, Triëst en het Portugese
Ovar. Onlangs is een door hem vervaar
digde steen (na het afdrukken van de
bladen) aangebracht in de Mariakapel
van de Grote of Sint Bavokerk in Haar
lem en binnenkort wordt er weer een
ingemetseld.
regisseurs en de decorbouwers, de kos
tuumontwerpers en de kappers zij
zijn de verpakkers. Soms denken deze
mensen, dat zij heel belangrijk zijn, dat
zij het beter weten dan Mozart. Zo
vroeg een Münchener regisseur mij
„Haben Sie den „Titus” gesehen von
Jean Pierre Ponnelle?”. Voordat ik een
antwoord klaar had, schudde hij het
hoofd en zei: „Ein toller Inszenierung
wahsnsinnig schone Kostüme”. Ik
vroeg hem of het een mooie voorstelling
was of er mooi gezongen werd. Wéér
dat meewarige hoofdschudden. „Sie
müssen es sich ansehen”, zei hij. „Titus”.
is voor hem een decor- en kostuumstuk
Um Gotteswille. Sie müssen es sich
ansehen!”, dat waren zijn laatste woor
den.
Het mag niet alleen om de knaphtid
gaan, hoewel vakmanschap in mijn ogen
nog altijd een heel belangrijk pluspunt
is. De scheiding der geesten, door Aart
van Dobbenburgh veroorzaakt, ligt dus
niet alleen aan de knapheid, die sommi
gen schijnt af te schrikken en anderen
juist zo sterk aantrekt. Het ligt aan de
smalle basis, waarop een torenhoge re
putatie is gebouwd. Aart van Dobben
burgh heeft een enorm inlevingsvermo
gen in zijn modellen. Hij portretteert
ook spychologisch voortreffelijk. Daar
naast kan hij zich zo in romanpersona
ges inleven, dat zijn levende modellen
niet alleen zichzelf worden, maar boven
dien bijvoorbeeld helemaal Tolstoi-figu-
ren.
En dan komen we terecht bij eenzelf
de type uitgangspunt als die knapheid.
Aart van Dobbenburgh is éénpuntig ge
richt op een bepaald soort portret-psy-
chologie. Hij is romanticus en dramati
cus. Hij ontdekt in zijn modellen de
romantische en dramatische aspecten en
omdat hij die zelf in hoge mate bezit,
geeft hij die met een „extra” in zijn
werk weer. Niet alleen in de portretten
overigens, maar ook in de woestheid van
bergen, de hulpeloosheid van babies en
Toch is er een verschil, dat zo groot
is, dat het de moeite waard is om de reis
naar München te ondernemen. Maar het
is moeilijk om vast te stellen door welke
factoren het onderscheid wordt bepaald.
Het is de „ambiance” zeggen de Fransen.
De Duitsers noemen het de .In'-ienie-
rung” en wij praten over „spelopvat
ting”. Wij bedoelen allemaal hrtz'',fde.
maar er is geen woord voor. Zouden wij
dit probleem voorleggen aan een choco
ladefabrikant dan zouden wij gauw uit
de droom geholpen worden. Hij zou
zeggen' „het zit ’m in de verpakking”.
Deze oplossing zou ons te eenvoudig
lijken en wij zouden vragen: „wordt de
chocola daar dan beter van”? „De cho
cola wordt er niet beter van”, zou zijn
antwoord zijn, „maar de mensen genie
ten er meer van”. Zo is het en niet
anders.
Het uitvoerèn van de muziek van
Franz Liszt is meestal geen sinecure,
doch evenmin het beluisteren ervan.
Liszt volgde bij het componeren van zijn
grotere werken vaak zeer omvangrijke
spanningslijnen, die voor uitvoerder en
toehoorder in het algemeen grote con-
centratiemoeilijkheden opleveren (men
denke b.v. eens aan de grote h-moll
pianosonate!). Ook in de .Variationen”,
die oorspronkelijk als pianowerk ver
schenen, doet dit verschijnsel zich voor
en het was aan de meeslepende voor
dracht van Werner Jacob te danken, dat
de spanning gedurende de gehele compo
sitie goed bewaard kon blijven. Zodoende
kon men kennis nemen van de onmisken
bare kwaliteiten van het vaak verguisde
werk, die voornamelijk gelegen zijn in
de gedurfde harmonische vrijmoedighe
den, voor vele componisten na Liszt een
onuitputtelijke bron van inspiratie.
Gelukkig kan ik u vertellen dat ik
meer genoten heb van de muziek dan
van de regie. De orkestbak in München
is niet zo diep als de meeste bakken bij
ons. Men kan het hele orkest zien zitten
en ook beter horen. De totale orkest
klank is over het algemeen misschien
iets luider, maar dat hindert niemand
omdat de stemmen beter doorkomen.
Ook de Bühne is wat minder hoog en
dat schijnt de akoestiek ten goede te
komen. Het Staatstheater is een prachtig
operatheater het is na de Tweede
Wereldoorlog weer geheel in de oude
luister hersteld en men heeft van de
gelegenheid gebruik gemaakt om er tal
rijke verbeteringen in aan te brengen.
Werner Jacob opende zijn recital met
Linzt’s Variationen über den basso con-
tinno „Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen”,
Het stuk is gebaseerd op het chroma
tisch dalende motief uit Johann Sebasti
an Bach’s gelijknamige cantate en sluit
af met het koraal „Was Gott tut, das ist
wohlgetan”, dat moet dienen als een
dankbare bevrijding na de beklemming
van het ostinate klaagmotief.
DE MÜNCHENER FESTSPIELE
beginnen zo langzamerhand even be
langrijk te worden als de Salzburger
Festspiele, vooral op operagebied. In
Salzburg zijn de Festspiele volledig
ingesteld op de vreemdelingenindu
strie. In München is het meer een
muzikaal feest voor de eigen bevol
king.
De operageschiedenis van München
is niet van vandaag of gisteren, maar
dateert al uit de tijd van Mozart en
daarvoor, in 1775 de première van
Mozarts „La finta giardiniera” en in
1781 de première van Mozarts „Ido-
meneo”.
Richard Strauss is een geboren en
getogen Münchener en al zijn opera’s
worden als het geestelijk eigendom
van de Beiersche hoofdstad be
schouwd. Er zijn twee operahuizen in
München de Staatsoper en het Alte
Residenztheater (Cuvilliês-Theater)
Het ene nog mooier dan het andere.
Het speelplan voor 1974 omvat in
totaal veertien opera’s.
Mozart: Don Giovanni, die Entfüh-
rung aus dem Serail en Titus.
Strauss: Der Rosenkavalier, Salo
me. Capriccio.
Verdi: Falstaff. Simon Boccanegra.
Wagner: Die Walküre.
Debussy: Pelléas et Mélisande.
Beethoven: Fidelio.
Hans Werner Henze: Boulevard So
litude.
Francis Poulenc: Les Mamelies de
Tiresias.
Kurt Weill: Mahagony Songspiel.
Onze muziekmedewerker J. H.
i''rr<o1eniizer bevindt zich op het ogen
blik in München om enkele voorstel
lingen bij te wonen.
jonge hondjes en de broosheid
weergegeven droogbloemen.
Voor velen, die in psychologisch op
zicht weinig nuanceringen kennen
afgestompt door het leven in een maat
schappij die gevoeligheden afstraft en
mensen tot het uiterste frustreert omdat
harde luidruchtigheid en agressie zö’n
kwalijk modeverschijnsel zijn geworden
valt romantiek samen met overdre
ven sentiment.
Wellicht staat zo’n Aart van Dobben
burgh met één been in de romantiek
van de vorige eeuw. Merkwaardigerwijze
echter staat hij met het andere been in
het jaar 1974, waarin er allerwege een
wederopbloei is van sentimenten en ro
mantiek. Tot voor kort was die er ver
stolen en ondergronds, maar met de
herwaardering voor het magisch realis
me van bijvoorbeeld Willink en Koch,
het toenemend surrealisme en het meta-
realisme, de exposities in het buitenland
van alle grote romantici en symbolisten
uit de vorige eeuw (Sir Alma Tadema in
Leeuwarden), is zo’n been van Van Dob
benburch in 1974 écht wel iets cm stevig
op te staan.
En dan kom je terecht bij de tijde-
loosheid van kunst, waarin het mense
lijke gevoel weer een plaats krijgt en
artistiek tot expressie mag worden ge
bracht.
Wie zijn eigen inzichten wil toetsen
aan het hierboven geschrevene, kan nu
dus in Zandvoort terecht. Helaas kleven
er aan de wijze van exposeren vele
fouten, want er hangt te veel werk te
dicht op elkaar. Met minder (herhalin
gen) was méér geboden. Het publiek kan
er van maandag tot en met zaterdag
’s avonds terecht van 7.30-10 uur, op de
zaterdag- en zondagmiddagen bovendien
van 2-5 uur.
Werner Jacob vervolgde het concert
met de prachtige bezonken koraalbewer-
king „Mit Friet) und Freud ich fahr’
dahin” van de grote Duitse laat-roman-
ticus Max Reger. De contus-firmus ligt
bij dit werk in de bas, maar kwam
weinig markant naar voren door een iets
te ongunstige manuaal-pedaal verhou
ding.
Onbetwistbaar compositorisch meester
schap sprak uit Reger’s zelden gespeelde
Introduction, Passacaglia und Fuge op.
127, een compositie, die met zijn 35
minuten durende uitvoering met recht
«xmumentaal genoemd mag worden.
GROTE HOUTSTRAAT 86 HAARLEM
TEL. 31 29 34 - Speciaalzaak sinds 1883
Thea Beckman, die in 1971 een
Zilveren Griffel ontving voor haar
boek „Met Korilu de Griemel rond”
heeft nu met „Kruistocht in Spijker
broek” weer een heel bijzonder boek
het licht doen zien. De drijfveer van
de schrijfster om dit boekje te schrij
ven is, eigenlijk, zo lezen wij, er
achter te komen wat toch de geheime
drijfveer mag zijn geweest in de
middeleeuwen van kinderen tussen de
6 en 15 jaar, kinderen zonder wapens,
geld of vervoermiddelen, om de kin
derkruistochten te ondernemen. Zon
der iets en met tienduizenden tegelijk
dwars door Europa te trekken, de zee
over te steken om in het Heilige
Land de Saracenen te kunnen ver
drijven Maar om iets te beschrijven
vanuit een dertiende-eeuws stand
punt voor kinderen van nu, die van
uit zo’n totaal andere mentaliteit en
in zo’n andere wereld leven, leek
haar een onmogelijke zaak. Om deze
moeilijkheid op te lossen vond zij een
tijdmachine uit, die: „een twintigste-
eeuwse scholier, sportief, intelligent
en ongelooflijk koppig, naar de der
tiende eeuw flitst, opdat hij als ver
tegenwoordiger, dit machtige avon
tuur kon meebeleven en doorgron
den.”
Cosja, de vrouw van Aart van Dobben
burgh, door hem geportretteerd als Anne