ri SB J I M Vormgevings- experiment van openbare ruimte in Gillis-buurt in Delft I» s I door Peter Huysman I Leefbaarheid Woonerf F Aantrekkelijk Integraal Zwaar wegend in SS»:'- B 9»^ f|| jr f I U 1 M ZATERDAG 1 O AUGUSTUS 1974 23 I ï:1 ,.:zSa r: 1 1*' 3 Mafis De op hetzelfde instituut werkzame' sociaal-psycholoog Viktor Guet tinger (28) is mét zijn collega Danz van mening dat „flats vooralsnog dienen te worden vrijgesproken door gebrek aan bewijs”. Over de al dan niet vermeende gevolgen van het wonen in hoogbouw kan en wil Guettinger kich dan ook niet uit laten. Wel is aangetoond dat er onder flatbewoners een grote on vrede bestaat met de woonomgeving in nieuwbouwwijken. Met de regel maat van een klok wordt er aan gedrongen op een grotere leefbaar heid van woonwijken. Er wordt voortdurend actie gevoerd voor meer speelgelegenheid, meer speel straten, meer groenvoorzieningen. Dat flats ziekmakers zouden zijn, berust voor een belangrijk deel op een mythe. Dat het bewonen van flatgebouwen de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid ondermijnt, wordt niet door degelijke wetenschappelijke onderzoekingen geschraagd. Dat is althans het oordeel van psycholoog Menno Danz van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde TNO te Leiden. „Geen enkel wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat er zoiets als een flatneurose bestaat. Er is over dit probleem nauwelijks enige ter zake doende informatie aanwezig, en de informatie die er is, is uiterst mager. En toch geven met name onze medici van veel psychische en fysieke afwijkingen de flat de schuld. Er is duidelijk sprake van een niet weg te branden vooroordeel tegen flatbewoning. Het verkeerde beeld dat onder de bewoners leeft, wordt door veel onwetenschappelijke rimram versterkt. Het enige dat werkelijk ge constateerd is, is dat op hogere verdiepingen wonende kinderen soms kampen met ademhalingsmoeilijkheden”. - I z z in - S i IBB .W' a aantrekkelijk ont- de Daarbij u Bochtige al smalle rijbaan, die nog eens in tweeën wordt verdeeld door een rij jonge boompjes: de auto móet wel langzaam aan doen. Ook onder de bewoners waren er tegenstrijdige meningen. Maar langza merhand heeft Guettinger toch wel eni ge tevredenheid over de „woonerven” in Delft weten te ontdekken. Hij meet die ook af aan het verlangen van de naburi ge wijk om ook in het bezit van zo’n erf te komen. Hoe dan ook: de veel genoemde oplos singen als „meer speelplaatsen” of „meer groen-zonder-meer” lijken in vergelij king tot de „Gillis-aanpak” tot falen gedoemd. bruikers en laat nauwelijks ander ge bruik toe. De gebruikelijke wijkingang: brede, van duidelijke trottoirs voorziene, wegen waar verkeer „niets in de weg wordt gelegd’’ en auto’s kunnen parkeren. Er zijn nog talloze andere voorbeelden te noemen die aangeven in welke mate Gillis verschilt van de gebruikelijke nieuwbouwwijk. Samenvattend kun je zeggen, dat er een buurt is ontstaan met opmerkelijk smalle rijbanen voor het verkeer (die ondergeschikt zijn gemaakt aan andere weggebruikers, zoals voet gangers en kinderen), met een vrij be gaanbaar groengebied dat door zijn acci- dentering aantrekkelijk is voor kinderen om er in te spelen en met speelgelegen- heden die zoals Guettinger het uit drukt niet meer de geïsoleerde ver banningsoorden voor kinderen zijn, maar zijn ingebed in de omgeving. Wijkingang in Gillis-buurt: smal, voorzien van verhogingen en psychologische ob stakels, zoals in het oog springende trottoirtegels. A In Gillis zijn de parkeergelegenheden gedecentraliseerd. Dit in tegenstelling tot andere nieuwbouwwijken, waar vaak centrale parkeerhavens aanwezig zijn. In deze „experimenteerbuurt” ook geen se rie kale grasvelden, die al dan niet door voetballende of honden uitlatende perso nen betreden mogen worden (als er al begroeiing is, dan is die vaak hoog en onbegaanbaar; het gaat hier allemaal meer om ,,-kijkgroen”): in Gillis is er naast een klein effen grasveld een sterk geaccidenteerd (heuvelachtig) terrein met een zeer gevarieerde vegetatie „aan- ge’egd” („gebruiksgroen”). Bij de gebruikelijke vormgeving van deze nieuwbouwbuurten, wordt ervan uitgegaan dat de verschillende „soorten” gebruikers van zo’n gebied om het flat gebouw heen een eigen sector moeten hebben. Daarbij wordt het principe ge huldigd dat de stras,t er is voor de auto (en ander verkeer), de stoep (het trot toir) voor de voetganger, de speelgele genheid voor het kind en het al of niet van heesters voorziene keurig aangeleg de grasveld voor het (kijk)plezier van iedereen. Elke sector heeft maar één functie, Is bedoeld voor één groep ge- „Aangelegd” plaatsen we tusseri aan halingstekens, omdat bij het gebruik door volwassenen en vooral kinderen van het terrein het een en ander door de praktijk is „ontstaan”. De paden zijn obstakels, zoals bobbels in de weg en bomen die dicht in de rijweg geplant zijn. Met name de auto’s zijn daardoor niet in staat hoge snelheden te ontwik kelen. Er bevinden zich ook zogenaamde psychologische obstakels in de weg: bij voorbeeld duidelijk herkenbare trottoir tegels in de rijbaan, die de chauffeur er aan herinneren dat hier veelvuldig men sen lopen. Verder zijn de bochten in de smalle weg moeilijk te overzien: meestal zijn ze volledig haaks gemaakt, waar door de bocht moeilijk is te „nemen.” Aan weerskanten van de rijbaan zijn smalle loopstroken aangebracht, die ge leidelijk door middel van „molgoten” (en niet stoepranden, zoals „normaal”) over gaan in het rijgedeelte. In dit terrein bevinden zich gecombi neerde zandbak-klimgelegenheden en zandbakken die niveauverschillen verto nen. Het schoolplein van de lagere school is niet door een hek afgesloten: het gaat enerzijds over in het groen, anderzijds loopt de rijweg gedeeltelijk over het schoolplein heen. Bij de portiek- ingangen van de Gillis-flats zijn kleine pleintjes gemaakt (paaltjes, bomen, soms zitjes), die via een stukje rijweg over gaan in weer een zandbak. valt ook sterk op, dat flat-in- en uitgan gen in Gillis niet meer alleen voor het komen en gaan van bewoners worden gebruikt, maar tot' portiekgebieden zijn geworden, waar het goed en gezellig toeven is voor kinderen en volwassenen. Na deze beschrijving van het Gillis terrein de resultaten van Guettingers onderzoek (het eerste dat ooit verricht is naar het experimenteren met een woon omgeving), dat hij „wellicht een eerste stap” noemt naar het multi-disciplinair benaderen van deze belangrijke stede- bouwkundige problemen. Guettinger vindt dat hij met zijn onderzoek heeft aangetoond dat de gemeente Delft al thans voor een deel geslaagd is in haar aanpak en dat de doelstelling van het experiment (het stimuleren van de be woners tot een beter en totaler gebruik van de ruimte) gerealiseerd is. In de gebruikelijke nieuwbouwbuurten con centreren de kinderen zich op enkele sectoren van de woonomgeving, zoals trottoirs, grasvelden en speelgelegenhe- den. In de experimenteerbuurt worden alle sectoren door de kinderen in alle leeftijdsgroepen benut om te spelen. Bovendien is er sprake van een dyna mischer gebruik van de verschillende sectoren; de kinderen wisselen sneller van gebied, wat wijst op een betere integratie van de sectoren. Opvallend resultaat is ook dat jonge kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar in Gillis veel minder begeleid worden door hun ou ders. Voor Guettinger een duidelijke in dicatie dat de volwassenen in de experi menteerbuurt de verkeerssituatie als veiliger ervaren en zij hun kinderen met een gerust hart zonder toezicht buiten latqn spelen. Guettinger voegt aan dit laatste toe, dat hiermee natuurlijk niet bewezen is dat daardoor ook de ver keersveiligheid groter is. Hij zegt: „Wij zijn thans in bespreking met de Stichting Wetenschappelijk On derzoek Verkeersveiligheid, hoe het met die veiligheid is gesteld en hoe de „ont moetingen” tussen kind en verkeer in deze situatie verlopen. Ik ben er geen voorstander van dat het verkeer uit een woonwijk volledig wordt gemeden. Ik vind zoiets niet reëel, juist niet in soci- aal-economisch zwakkere milieus, die de auto om welke reden ook graag in de onmiddellijke nabijheid willen hebben. Naar mijn mening stellen actiegroepen, die zulks wél voorstaan (auto’s geheel uit woonwijk bannen) zich elitair op; er bevinden zich mensen onder voor wie een auto hetzelfde als een handdoek is. Maar voor veel arbeiders is het bezit van een auto niet zo vanzelfsprekend.” Niettemin vindt ook hij dat het verkeer in nieuwbouwwijken te veel ruimte krijgt, die ten koste gaat van de ruimte van het kind, dat nu eenmaal behoefte heeft aan fysieke, maar ook fantasie- spelmogeli j kheden. Voor Guettinger Is het een zekerheid dat men met het Gillis-experiment op de goede weg is. Hij zegt: „Er ontstaan duidelijk veel meer mogelijkheden, voor alle bewoners, maar vooral voor de kinderen. De grenzen vallen weg. Er komt een betere uitwisseling van de verschillende sectoren tot stand. Het ge bied wordt in de Gillis-flatbuurt in zijn totaliteit goed benut.” Sociaal-psycholoog Viktor Guettinger: „Kind meest intensieve gebruiker van de woonomgeving”. In de normale nieuwbouwwijken is de flatingang alleen bestemd voor „de komende en gaande man”. „Maar gebleken is in ieder geval dat ze in de Gillis-buurt meer met hun woonomgeving dóen. En belangrijk vooral is dat achter het geheel een visie steekt. Want je kunt wat wel gebeurt ook wel geïsoleerde plekjes tussen de flats in van heuveltjes voorzien, maar dan bén je er natuurlijk niet. Dan doe je als stedebouwer alleen maar mee met een mode, die toevallig nu „in” is.” Guettingen gelooft niet, dat de in Gil lis toegepaste vormgeving kostbaarder is dan in normale flatwijken. „In het begin zullen de voorzieningen misschien wat meer investeringen eisen, maar later zal het onderhoud ervan wellicht goedkoper kunnen zijn.” Over de speelse aanleg van paden en het opzettelijk aanbrengen van bulten en verhogingen in de weg is overigens al talloze malen uitvoerige discussie ont staan. „Weerstanden”, aldus Guettinger, „zijn er aanvankelijk altijd als het om experimenten gaat. Met name vaak on der het personeel van de gemeente (plantsoenendienst, enz.), dat dan zegt: een bult in de weg. of een krom paadje, mag dat dan?!” Of zo’n conclusie van invloed is op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de mensen, valt volgens Guettinger nog lang niet te overzien. Het is de taak van psychologen en ontwikkelingspeda- gogen, te onderzoeken of een gevarieer der activiteitenpatroon gezonder is voor jonge kinderen. Hij bezondigt zich er in tegenstelling tot bijvoorbeeld sommige medici niet aan op onwetenschappelijke basis een link te leggen met een derge lijk zwaarwegend aspect. „Dit is nog maar een begin, ingezet door de zeer actief en bekwaam werkende dienst Openbare Werken van de gemeente Delft.” In de experimenteerbuurt Gillis: een moetingspunt voor kinderen (zie zandbak op de voorgrond). Guettinger meent echter dat het de leefbaarheid van zo’n wijk ten goede komt als de grenzen tusen die verschil lende, streng afgebakende gebieden wor den geslecht. In 1970 is de stedebouw- kundige afdeling van de Dienst Openba re Werken van de gemeente Delft be gonnen met een experiment met de vormgeving van de openbare ruimte om flatgebouwen heen. Dat gebeurde in de Gillis-buurt, genoemd naar de architect, die deel uitmaakt' van het uitgestrekte nieuwbouwgebied (wijk 5) van deze ge meente. Twee jaar later kreeg Guettin ger zoals gezegd: van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskun de TNO in Leiden de opdracht van Delft om te onderzoeken in hoeverre het experiment, dat tot doel heeft te komen tot een woonbuurt die intensiever en gevarieerder gebruikt wordt, geslaagd is. Nu, weer twee jaar later, heeft Guet tinger het rapport „De gebruikswaarde van de woonomgeving” (een vergelijkend onderzoek van twee nieuwbouwbuurten in de gemeente Delft) het licht doen zien, waarin hij de resultaten presen teert van een onderzoek naar de manier waarop de meest intensieve groep ge bruikers van het gebied om de flats heen, de kinderen, een experimentele dus niet-alledaagse woonomgeving ervaren. Vooraleer iets over die resulta ten te vertellen, waarvan Guettinger bij voorbaat reeds zegt dat ze niet tot „hallelujah”-geroep zullen leiden, maar beslist wél nieuwe wegen openen, legt hij uit wat het experimentele woonge bied van de Gillis-buurt onderscheidt van de gebruikelijke nieuwbouwwijken in ons land, zoals de naast de Gillis- buurt liggende Fledderus-flatomgeving. Om enkele voorbeelden te noemen: in de Gillis-buurt zijn de rechte wegge deelten voor het verkeer vrij kort en worden voortdurend onderbroken door bijvoorbeeld niet voorgevormd, maar ontstaan door het gebruik en volgen daardoor de, zoals Guettinger dat noemt, logische looplijn. De aldus ontstane pa den worden als het ware achteraf door middel van grind en schelpen „beves tigd.” I '4* I nir -jn ij-j "ir j,1' 11 i Oyfllfr t ,'h l'-JW

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 23