DAVID JACOB
VAN LENNEP
historische romantiek
inspiratie
Manpad
bron van
I
BURGEMEESTER THOMASSEN: „Te goed van vertrouwen
J fi
L
B I
If
F
o
z
F
i
t
De gevolgen
door dr P. H. Schroder
De Verhandeling
Hollandsche Duin
Vi
teal
w
I
I'
OllF
r 4
Ki»
r I
h h
J
i
de vader van de
I
H
Huize Het
met de romans van Walter
b
Toch vond hij zijn carrière niet in
de landspolitiek. Al in 1948 ging hij
de „burgemeesterij" in. Eerste plaats:
Zaandam. Hij was toen 38 jaar oud
en zegt Van Hulst meer dan in
e
v
d
b
ti
a
t(
n
P
h
ti
d
ii
v
d
r
tt
V
N
d
d
a
d
v
if
h
h
g
e
SI
d
ei
v
n
g'
61
ti
E
si
ir
P
0
k
v
d
g
si
d
k
o
a
ei
n
z:
d
v
Zl
c;
g'
N
ei
IS
s
B
g
t<
a'
v.
d
li
n
d
S
d
'n
Zi
Ii
h
b
zi
II
d
k
Manpad in Heemstede na de
restauratie.
tigde zich als advocaat in de hoofdstad.
Drie jaar later volgde zijn benoeming
tot hoogleraar, niet in de rechten, zijn
studievak, maar in de klassieke letteren,
zijn hobby. En het is hem, evenals zijn
tijdgenoot Siegenbeek vergund geweest
zijn gouden jubileum als hoogleraar te
vieren. Dat was in 1849. Vier jaar later
overleed hij.
lie: Komaan kinderen, hieraan zul
len we moeten wennen. Dit is nu de
grote stad”.
Het besturen van Rotterdam bleek
later, al kon hij er aanvankelijk
enorm veel dadendrang in kwijt, toch
niet een onverdeeld plezier. De pro
blemen (het gewest Rijnmond, mi
lieuvervuiling) waren moeilijker los
te wrikken en de tijden veranderden.
Van Hulst: „In Zaandam heeft hij
Werd de „Hollandsche Duinzang” door
de hoorders „met geen geringe toejui
ching ontvangen, haar invloed zou ge
ring gebleven zijn als zij niet een jaar
later was gevolgd door de „Verhandeling
over het belangrijke van Hollands grond
en oudheden voor gevoel en verbeel
ding”. Er zijn tussen deze beide grote
verschillen en vele punten van overeen
stemming: het gedicht was geïnspireerd
door Hollands historie en Hollands na
tuur, de Verhandeling betoogt dat in die
historie de bouwstoffen liggen opgesta
peld voor een tot dusverre in Nederland
niet beoefend letterkundig genre: „de
historische roman”. Niet ten onrechte,
meent Van Lennep, wordt tegen de his
torische roman als bezwaar geopperd dat
„het opsieren van de helden der geschie
denis met de kleuren der verbeelding
verwarring en bastaardij brengt in het
veld der geschiedenis”. Niet echter is dat
vandaar de beginregels: „Kan het zijn
dat een sprank van den vorigen gloed,
die in jeugdige stonden mij blaakte, dat
een vonk, in ’t geheim nog bewaard en
gevoed, nu zoo snel weer tot Dichtvuur
ontwaakte?” En zo gaat het voort, 33
strofen lang, een echt oratorisch gedicht,
bestemd om voorgedragen te worden,
sprekend deels over de roemrijke histo
rie, deels over de natuur, de jacht, de
welvaart en de voorspoed van „zoet
Holland”.
David van Lennep was de zoon van
Cornelis van Lennep en de vader van
Jacob, de bekende romanschrijver. Cor
nelis, in 1751 in Haarlem geboren was
schepen van Amsterdam, Baljuw en
Hoofdschout van Diemermeer en kreeg
er in de loop der jaren nog een aantal
van zulke hoge waardigheden bij. Hij
zal die wel naar behoren vervuld heb
ben, maar zijn hart was er niet bij. Dat
was in of bij het „huis te Manpad”, de
buitenplaats die zijn vader in 1767 had
gekocht en waarvoor hij zijn eigen land
goed .Groenendaal”. nu het wandelbos
van Heemstede, verkocht had. Cornelis
was poëtisch aangelegd, bewonderde
vooral de Griekse en Latijnse dichters
en hield bovenal van de natuur en het
buitenleven, ’s Winters woonde het gezin
in een patriciërswoning aan de Heren
gracht, de zomermaanden en een zo
groot mogelijk deel van lente en herfst
werden op het Manpad doorgebracht.
In de oorlog werkte Thomassen
eerst korte tijd bij de jeugdregistratie
van het arbeidsbureau te Velsen en
stapte toen over naar de afdeling
personeelszaken van Hoogovens. Dat
heeft hij zijn leven niet meer verge
ten, getuige de loftuitingen aan het
adres van Hoogovens in de periode,
dat dit bedrijf solliciteerde naar een
plaats op de Maasvlakte. Geen won
der eigenlijk, want Thomassen kreeg
er gewoon z’n salaris doorbetaald
toen hij moest onderduiken wegens
zijn bijdragen aan illegale brochures.
„Wij”, zo redeneerde rechtlijnig de
Hoogovens-directie, „hebben die man
toch niet ontslagen?”
Na de oorlog werd hij secretaris
van de Nederlandse Volksbeweging,
in welke functie hij belangrijk bij
droeg tot de gedachtenvorming over
de oprichting van de Partij van de
Arbeid. Toen het in februari 1946 zo
ver was, dat de vooroorlogse SDAP,
de Vrijzinnig Democratische Bond en
de Christen-Democratische Unie zich
ophieven ten gunste van de Partij
van de Arbeid, was Thomassen een
van de voormannen. Van Hulst me
moreerde in een gesproken portret
voor de VARA-radio, dat Thomassen
dit als het hoogtepunt van z’n carriè
re beschouwt. Het verklaart ook
waarom hij later, toen hij juist door
zijn partijgenoten werd verguisd,
nooit zover is gegaan om te bedan
ken.
ten elkaar in 1932. Van Hulst was
toen hoofd van de bijzonder neutrale
school te Hoensbroek. Het roomse
Zuiden telde toen twee van die scho
len: er stond er o ok nog e en in
Heerlen, waar mej. An Lind als on
derwijzeres werkzaam was. Mej. Lind
en W. Thomassen kenden elkaar uit
de NBAS, de Nederlandse Bond van
Abstinent (geheelonthoudend) Stude
renden, en zijn korte tijd later ge
trouwd.
het lidmaatschap van de Tweede Ka
mer (later: Eerste Kamer) kon hij als
burgemeester zijn „drift tot vormge
ven en organiseren” uitleven. Tien
jaar later promoveerde hij naar En
schede en nog eens zeven jaar later,
op 22 april 1965, landde hij met
vrouw en kinderen op het vliegveld
Zestienhoven. Fotografen en filmers
wachtten hen op. Thomassen, breed
zwaaiend met de hoed, tot zijn fami-
150 jaar later, nog gemakkelijk en prettig laat lezen. Er zijn trouwens nog
meer merkwaardigheden aan verbonden. Men vraagt zich af of een hoog
leraar in de klassieke talen de aangewezen man was over dit onderwerp
het woord te voeren en of een publiek van ondernemers zij het dan
ook gegoede ondernemers en handelaars wel het meest geschikte en
aangewezene was om er naar te luisteren en er naar te handelen. Want
dat laatste was zeer uitdrukkelijk de bedoeling van de spreker.
Het zijn de romans van Bosboom
Toussaint die de eerste, die van Van
Lennep die de tweede sensatie oproepen.
Geen wonder dat Van Lennep de groot
ste populariteit verwierf: de meeste
mensen gaan liever naar Madame Tus
saud dan naar een museum. Maar dat de
Nederlandse literatuur beide kent, dankt
zij aan David Jacob van Lennep, aan
zijn „Duinzang” en aan zijn „Verhande
ling”. Reden genoeg voor een eenvoudige
herdenking.
Veel opmerkelijks is er niet in het
leven van de statige Amsterdamse hoog
leraar- „die zich nimmer vertoonde dan
deftig in ’t zwart met witten das, korte
broek en zijden kousen, het wit gepoe
derd haar met een driekanten hoed ge
dekt”, zoals zijn zoon Jacob schreef. En
toch is van deze man een impuls uitge
gaan die hem de literaire onsterfelijk
heid heeft verzekerd. In augustus van
het jaar 1826 droeg de ruim vijftigjarige,
optredend als voorzitter ener vergade
ring van het Koninklijk Nederlandse
Instituut, een gedicht voor dat hij „Hol
landsche Duinzang” noemde en dat
waarschijnlijk in de zomer van dat jaar
op het Manpad is ontstaan. Jarenlang
had hij niet in het Nederlands gedicht,
wij kenden wel de getrouwe beschrij
ving van vroeger heersende volkszeden,
denkbeelden en gewoonten, maar volko
men nieuw is dat wij die nu „niet bloot
beschreven maar in dadelijken gang en
werking gebragt en met handelende per
sonen verbonden zien”. Het is immers
een groot verschil of men een man „de
klederen en wapenen ziet dragen dan of
men die afzonderlijk in eene kast ziet
opgehangen”.
En dan nog iets: de roem van Scott
berust ook op zijn gave de natuur van
zijn geboorteland op treffende wijze uit
te beelden en die te gebruiken als het
fraaie decor voor zijn historische tafere
len. Maar ook Holland heeft een roem
ruchte geschiedenis en wie de natuur
van „zoet Holland” kent, moet haar
liefhebben. Waar blijft de Nederlandse
historische roman, waar blijft de auteur
die zich èn de geschiedenis èn de natuur
van zijn vaderland heeft eigengemaakt
als de grote Scott? Hij zal daar alles
kunnen vinden wat hij nodig heeft voor
de intrige en voor de beschrijving. Maar
behalve gevoel en verbeelding zijn kun
de en geleerdheid vereist, want groot is
het gevaar van misslagen, dwaze fouten
en anachronismen. Zelfs de Engelse to
venaar kan men daarop een enkele maal
betrappen. Men zij op zijn hoede! Aldus
Van Lennep.
nooit last gehad. In Enschede raken
ze niet over hem uitgepraat. Ik weet
niet wat het met Rotterdam is. Al
zeggen de mensen in het stadhuis:
het is een fijne kerel. Ik geloof
persoonlijk, dat hij nog steeds te goed
van vertrouwen is. En dat kan keer
op keer tot teleurstellingen leiden. Ik
zou het ellendig vinden als-ie met de
pest in z’n lijf het werk moest neer
leggen.
In 1813 overleed Cornelis van Lennep
en zoon David Jacob erfde het Manpad.
Hij was op 15 juli 1774, nu 200 jaar
geleden, geboren en bleek even vlug van
begrip, sterk van geheugen en leergierig
van aard als zijn vader voor hem ge
weest was en zijn zoon na hem worden
zou. Toen hij zestien was, had hij de
Franse en de Latijnse school al doorlo
pen en ten afscheid een sierlijke Latijn
se rede in dichtvorm afgestoken. Drie
jaar studeerde hij aan het Amsterdamse
Athenaeum Illustre, drie jaar aan de
Leidse universiteit, toen was hij doctor
in de rechten en kon er zich op beroe
men een niet onaanzienlijk aantal La
tijnse, Franse en Nederlandse gedichten
op zijn naam te hebben staan.
De Latijnse waren voor hem de belang
rijkste: het buitengoed van zijn vader
herinnerde hem aan roemrijke gebeurte
nissen uit de vaderlandse geschiedenis.
Dèar immers had Witte van Haemstede
in 1304 de Vlamingen verslagen, daar
had de jonge Oldenbarnevelt in 1573 zijn
leven gewaagd bij een poging het bele
gerde Haarlem te ontzetten. De 22-jarige
dochter gaf de aan deze en andere
gebeurtenissen gewijde verzen uit onder
de titel „Rusticatio Manpadica lof van
het buitenleven op het Manpad en ves-
Burgemeester Thomassen (rechts) tijdens een incident met een actiegroep op de stoepen van het Rotterdamse Stadhuis.
De demonstranten spoten met chemische middelen als protest tegen de milieuvervuiling door de chemische industrie.
I I ‘j»-1
De „Verhandeling” en de „Hollandsche
Duinzang” zijn in het jaar 1827 te zamen
in druk verschenen en als pleidooi voor
het beoefenen van de historische roman
vormt deze uitgave een datum in de
Nederlandse literatuurgeschiedenis. In de
jaren die volgden, is een hele reeks
historische romans verschenen, waarvan
velen onzer in hun jeugd en misschien
ook daarna genoten hebben. De meeste
bekendheid verwierf Jacob van Lennep,
de zoon van David, met .,De Pleegzoon”,
„De Roos van Dekama” en „Ferdinand
Huyck”. Maar veel meer in de trant van
Scott waren „Het Huis Lauemesse” en
„De Delftsche Wonderdokter” van Geer-
truida Bosboom Toussaint en „De
Schaapherder” van Oltmans.
Hele geslachten hebben ze bewonderd.
En toch is de historische roman een
problematisch produkt. Volgens Vestdijk
die zelf vijftien historische romans heeft
geschreven, lijdt het genre per definitie
aan een tekort en aan een teveel. Een
teveel aan beschrijving omdat de schrij
ver genoodzaakt is een bepaald tijdperk
op te roepen. Hij kan immers niet, zoals
in een roman die in onze tijd speelt, de
achtergronden bekend veronderstellen
en dat leidt tot allerlei uitweidingen die
de lezer gemakkelijk irriteren. Ander
zijds lijdt de historische roman aan een
tekort, een tekort aan inlevingsvermogen
in de personen die het boek bevolken.
Dat zijn mensen uit een ander tijdperk
die zich niet alleen anders kleedden dan
wij doen maar ook anders leefden, an
ders dachten- kortom anders waren dan
wij zijn. En het vereist natuurlijk het
onmogelijke van de auteur om die men
sen als levend voor te stellen. Meestal
behandelt hij zijn personages dus alsof
ze precies zo reageerden en dachten als
wij. Door dit teveel en door dit tekort
staat de historische roman dus voortdu
rend bloot aan twee gevaren: de lezer
waant zich in een ouheidkundig museum,
omringd als hij wordt met historische
bijzonderheden en uitweidingen ofwel hij
heeft het gevoel rond te lopen in een
wassenbeeldenspel.
Op 26 februari 1827 hield Professor David van Lennep, hoogleraar in de
klassieke talen te Amsterdam, voor de leden van de sociëteit Doctrina et
Amicitia, grotendeels gegoede ondernemers en handelaars, een rede die
van grote invloed is geweest op de Nederlandse letterkunde. Deze rede
of verhandeling zoals men vroeger zeide, was getiteld: „Het belang
rijke van Hollands grond en oudheden voor gevoel
en verbeelding” en het merkwaardige is dat ze zich ook nu, zo'n
„De meeste mensen willen dat een
autoriteit zich autoritair gedraagt en
niet als een gewoon mens. Dat is nou
z’n tragiek. Hij is helemaal niet auto
ritair. Hij is eerlijk, recht op de man
af en de mensen rekenen er niet op
dat iemand in zijn positie dat is. Er
zijn inderdaad heel wat mensen in
Rotterdam die hem autoritair vinden,
maar dan zeg ik: iemand, die geen
autoriteitenvrees heeft, die ziet ook
geen autoriteiten”.
Dat zegt de vroegere parlements-
redacteur van Het Vrije Volk Henk
van Hulst. Hij is schrijver-samenstel-
ler van het boekje „Dat was dan
dat”, de kroniek van het leven en
werken van Willem Thomassen, bur
gemeester van Rotterdam.
Aanleiding is uiteraard het nade
rend afscheid uit die functie in ver
band met het bereiken van de pensi
oengerechtigde leeftijd. Van Hulst:
„We hadden het er een keer over en
toen zei hij: het moet aardig zijn om
alles nou eens op een rijtje te zetten.
Ik heb dat gretig aangegrepen. Omdat
ik vind dat er in Nederland te weinig
aan biografisch werk wordt gedaan.
Biografieën geven vaak beter dan
wat ook het beeld van een tijd weer.
Maar afgezien daarvan doe ik het
graag, omdat ik Dux een gave kerel
vind. Je treft er niet veel zo”.
Dux is de bijnaam die Willem Tho
massen al van kindsbeen (Amsterdam
geboren, op 2-jarige leeftijd naar
Bussum verhuisd) met zich mee
draagt. Van Hulst: „Het betekent lei
der, hè, maar dat wist niemand toen
ze ’m zo gingen noemen, hoor".
Van Hulst en Thomassen ontmoet-
het geval
Scott.
In de jaren onmiddellijk voorafgaande
aan dat waarin de „Verhandeling” werd
uitgesproken, had Walter Scott met zijn
historische romans wereldfaam verwor
ven. „Ivanhoe”, „Kenilworth” en „Quen
tin Durward om maar een paar van de
bekendste te noemen, waren pas ver
schenen en werden „verslonden”, zoals
men placht te zeggen. Scott immers was
een geboren verteller, hij leefde in het
verleden en alles wat er in zijn tijd te
weten was van de geschiedenis en de
oudheidkunde van Engeland, van Schot
land en van Frankrijk was zijn geeste
lijk eigendom.
De intrige van zijn romans hoe zorg
vuldig ook in elkaar gezet en uitgewerkt
was geen hoofdzaak, maar diende om
leven te geven aan de historische stof.
Belangstelling en liefde voor het verle
den, dat is wat Scott bij zijn lezers
wilde wekken en de leergierige negen
tiende eeuw had de tijd om samen met
het verhaal ook de lange inleidingen, de
geleerde noten en de ophelderingen aan
het slot tot zich te nemen, te doorwor
stelen soms naar onze opvatting. Maar
in de jaren van Van Lenneps „Verhan
deling” was dit allemaal gloednieuw,
was elke roman van de Grote Onbeken
de (Scott publiceerde zijn boeken ano
niem) een sensatie, een openbaring,
waarvan de invloed jarenlang doorwerk-
te. Van Lennep zegt het heel duidelijk:
Van Hulst: „Ook toen was het al
een „outspoken jongen. Hoe oud was
ie? Een jaar of 23. Ik zelf was vijf
jaar ouder. Hij zei wat-ie op z’n hart
had. Was altijd eigenwijs, maar dan
in de zin van: volgde z’n eigen wijs
heid. Hij leerde op een gegeven mo
ment de kinderen het Wilhelmus.
Nou, dat betekende de poppen aan
het dansen, want de ouders van die
kinderen hadden niet zoveel op met
dat gezang. Maar hij zei gewoon: een
Nederlands kind behoort het Wilhel
mus te kennen en daarmee uit en
dan zette hij dat door”.
Thomassen was onderwijzer gewor
den nadat hij eerst werktuigkunde
had gestudeerd in Amsterdam. Van
Hulst: „Hij is altijd wild gebleven
van techniek. Hij is er nu nog trots
op, dat hij toen in z’n praktijkjaar
een keer een stoomloc keurig voor
een perron tot stilstand heeft ge
bracht. Hij kwam toen bij Philips
terecht, maar dat beviel hem toch
niet, het werken in een zo kapitalis
tisch bedrijf en hij ging uitkijken
naar een meer sociale functie. Zo
kwam hij bij het onderwijs, waar hij
veel minder ging verdienen".
s-
w«--. W
W
David Jacob van Lennep (1774-18531
Jacob van Lennep (1802-1868)
f
Cornelis van Lennep (1751-1813)
WW
IF