CALCUTTAstad
alle
waar
ellende zich opgehoopt heeft
overal zitten die smerige
wakker getrapt
Wie in de weg
ligt, wordt
„Trek je goeie goed niet aan
bedelaars aan je lichaam”
iË&Wl
door Tony van der Meulen
i
Onder armoe-lijn
Sm
«’o
I]
15
ZATERDAG 24
AUGUSTUS
1974
i «ffainawHWBüK
smasiu
I
i
OPNIEUW BEGINNEN
I
JMEUkv..
In de Princessenzaal van het
meest luxe hotel ter plaatse is een
bijeenkomst aan de gang van de In
diase Vrijmetselaars, afdeling Cal
cutta. Zeer goed geklede, weldoor
voede mannen huldigen onder luid
applaus een clubgenoot met een
grote, zilveren beker. Amper dertig
meter verderop zwermen op straat
de hongerige bedelaars om je heen.
Het is wellicht de meest extreme
tegenstelling die ik in het verpau
perde, propvolle Calcutta ben
tegengekomen. Of het moest het
witte bordje zijn in de Calcutta
Swimming Club: Aya’s niet voorbij
dit punt. Aya’s zijn Indiase kinder
meisjes; als ze met de kinderen van
de welgestelden naar het zwembad
gaan, is hen een beperkt deel toe
gewezen. Ze mogen kennelijk niet
tussen de zonnende beter gesala-
rieerden doorlopen.
fc O
JU j
waar
partij
helemaal
ït
armen
4
Maar waar moet je in een met men
sen volgelopen stad als Calcutta begin
nen. Derek Davies van de Far Eastern
Review ziet nog als enige mogelijkheid:
die hele zaak met de grond gelijk maken
en opnieuw beginnen.
jonge
in de
in
L-
P
n
1
t
11
ie
n
n
Elke dag dat er in Boekarest op de Wereldbevolkingsconferentie ver
gaderd wordt over de overbevolking van deze aarde en de daarmee samen
hangende hongersnood, worden in Calcutta 700 kinderen geboren en drij
ven de lijken van de armen die nog nooit iets hadden en dus nu ook geen
geld voor een hindoeïstische crematie, de Ganges af.
Nederlandse zeelui staan over het algemeen niet bekend om hun snelle
schrikreactie. De eerste avond van mijn verblijf in Calcutta bereikte ik
over een ongemeen vol, krioelend haventerrein, een Nederlandse vracht
vaarder. Ze hadden veel van de wereld gezien; maar de grootste hoeveel
heid ellende kom je in Calcutta tegen, was hun oordeel.
De dichtstbevolkte stad ter wereld. In en rond Calcutta moeten rond de
tien miljoen mensen hokken. De aantallen staan trouwens niet vast; als je
er met Indiërs over praat wordt niet op een miljoen meer of minder ge
keken. Een student: „Een volk is nooit zo sterk in het registreren van zijn
eigen frustratie”.
De schoksgewijze aanwas voltrok zich
ook met enorme aantallen. Na de onaf
hankelijkheid van India in 1947, stroom
den anderhalf miljoen Pakistaanse Hin
does Calcutta binnen, want Pakistan
werd gereserveerd voor de moslims. Na
de recente oorlog in Bangladesj bouw
den 2,5 miljoen Bangladesji hun krotten
rond de stad in de hoop er werk te
vinden. Fabrieken zijn er wel, er zijn
alleen te ?el mensen. Overal in de stad
staan op trottoirs en tegen brugleuningen
hutjes van gras en leem, niet groter dan
een Nederlands sheltertje. Hele gezinnen
leven er in. Daarnaast zijn er ook nog
enorme massa’s mensen die zelfs zo’n
bouwsel niet hebben kunnen optrekken:
ze leven letterlijk op straat. Overal zie
je ’s avonds slapende mensen, soms in
een jute zak, soms nagenoeg naakt. Een
paar kleine jongetjes dicht tegen elkaar
aan. Wie in de weg ligt, wordt ’s mor
gens door de politie wakker getrapt.
Vijftig percent van de hele bevolking
leeft onder de zogenoemde „armoede-
lijn”. Een Indiër wist me dat snel aan
schouwelijk te maken: hij tekende ach
ter op een bruine envelop vier borden
met eten en zei: „Dat kun jij krijgen
per dag”. Daarna streepte hij drie bor
den door: „Als je onder de armoede-lijn
zit, heb je elke dag misschien één rnaal-
tijdje”. Het is de groep van miljoenen
mensen die moet leven van hoogstens 40
De Verenigde Naties hebben 1974 uitgeroepen tot
het Wereldbevoikingsjaar; deze week is in Boekarest
een grote Bevolkingsconferentie begonnen, georga
niseerd door de Verenigde Naties, die een oplossing
moeten proberen te vinden voor het probleem van de
overbevolking en de daarmee samenhangende hon
gersnood en armoede.
Om te kijken waar overbevolking toe leidt en wat
een steeds groter deel van de wereld boven het hoofd
hangt als er niet snel maatregelen worden genomen,
reisde Tony van der Meulen naar de grootste stad van
India, Calcutta. In en rond de stad wonen tien miljoen
mensen, het is vermoedelijk de dichtst bevolkte plek
op aarde.
Hij heeft zijn impressies vastgelegd in enkele arti
kelen. De eerste publiceren wij vandaag.
stad je steeds meer gaat af vragen: wat
merkt het kwart van de bevolking dat
redelijk tot zeer goed zit nu van de rest?
Wat merkt de man in Calcutta die wel
een goed huis heeft van de miljoenen
die in sloppen wonen?
Je krijgt vrij snel het idee dat de
ellende aan de vijf percent zeer rijken
nagenoeg voorbijgaat, en dat is temeer
te betreuren omdat de redding van hen
zou moeten komen. Een welgestelde In
diase zakenman waarschuwde me om in
de stad niet m’n goeie goed aan te
trekken, „want overal zitten de smerige
bedelaars aan je”. En zo heeft ieder deel
van de bevolking zijn eigen zorgen.
Wiie zijn rijk? Dat zijn grote zakenlui,
mensen die sinds mensenheugenis al rijk
zijn, en de filmsterren. India heeft een
grote filmindustrie met als favoriet the
ma: het zeer arme meisje dat trouwt
met de zeer rijke man. Filmsterren zijn
derhalve zeer populair: ik heb massa’s
mensen uren zien wachten omdat ergens
een filmster naar buiten zou komen.
De middenklasse bestaat voor een
groot deel uit ambtenaren. Wat merken
zij van de overal ellende brengende
overbevolking om hen heen. Amitave
Vijf percent van Calcutta is rijk, krap
20 percent vormt de middenklasse,
waarin je met het Nederlandse mini
mumloon bepaald geen gek figuur slaat.
De helft van de bevolking (vijf miljoen
mensen) moet zich redden met op z’n
hoogst 15 gulden per maand. Wat je
tijdens je verblijf in deze onvoorstelbare
vooral ook eerst een betere verdeling
van welvaart en meer ontwikkeling
moet komen.
Het ironische is ook nog dat er door
de betere geneesmiddelen steeds meer
kinderen komen: er is minder kinder
sterfte en vruchtbare vrouwen blijven
langer leven. Ik ben in Calcutta weinig
hoopvolle mensen tegengekomen. Er
wordt vooruitgang geboekt, maar mede
door de gebrekkige organisatie, de cor
ruptie en het egoïsme gaat het allemaal
erg langzaam.
eigendom van onderwereldsyndicaten,
die klinieken hebben waar de vermin
kingen heimelijk worden aangebracht.
Daarna gaan deze wrakken de straat op
volgens hetzelfde systeem als in Neder
land pooiers werken: de man van het
syndicaat zet rijn verminkte bedelaars
op strategische plaatsen uit; als vergoe
ding krijgen ze een maaltijd per dag
plus wat onderdak.
In armoede is veel mogelijk: een Ne
derlander vertelde dat hij over een
meisje met totaal veiminkte handen had
gehoord dat zij door haar moeder met
de handen onder de trein was gelegd.
Zij wilde haar dochter zo tenminste van
enig inkomen als bedelares verzekeren.
Het meisje is nu 12, zé gaat met passan
ten naar bed voor twee roepies, zeventig
cent, voor haar een kapitaal.
Op een avond trof ik een Amerikaan
se zeeman die in New York van boord
was gegaan en nu via Azië Australië
wilde bereiken. Hij zat op de rand van
het trottoir en gaf warme koffie aan
kleine, bedelende kinderen. „Als je echt
wilt zien wat overbevolking is, moet je
naar de Brothers of Charity in Kiddepo-
re gaan”, zei hij.
Kiddepore is een havenwijk: krotten
Want tel de tegenslagen maar bij
elkaar op: er is een voedseltekort, voor
dit jaar wordt een nog grotere hongers
nood verwacht, want veel oogsten zijn
al mislukt. Door de oliecrisis zijn zaken
als kunstmest voor India onvoorstelbaar
duur geworden. Door diezelfde oliecrisis
is trouwens het aantal sterilisaties zo
gedaald: voor de crisis kon een premie
betaald worden, dat is nu niet meer
mogelijk.
van hoogstens twee bij twee meter, op
getrokken uit platgeslagen olievaten en
andere oude rommel. Veel kinderen.
Mensen die zich aan het inzepen zijn
boven een gore, bruine plas water. In
ieder geval een kwart van alle bewoners
van Calcutta, miljoenen mensen dus,
leeft in dit soort omstandigheden. Niet
dat ze in Kiddepore allemaal straatarm
zijn: veel mannen werken in de haven
en dat levert wel niet veel op, maar af
en toe kim je er wel eten voor kopen.
Te midden van de krotten staat het
huis van de broeders, opgericht door de
vermaarde Mother Theresia, een Joego
slavische zuster die al jaren bezig is
tegen de ellende op te groeien. Binnen
glimt het graniet van de ijverig beboen-
de vertrekken je tegemoet, een grotere
tegenstelling met de tal oan ziektes
verspreidende smurrie buiten is nauwe
lijks denkbaar. Aan de muur hangt een
bordje met de tekst: „God geve ons de
gave de dingen die we niet kunnen
veranderen te accepteren”. Elke dag
krijgen vanuit dit klooster 250 kinderen
te eten. De broeders doen dagelijks de
ronde langs de krotten, met name om
300 lepralijders te helpen, die zelf te
ziek zijn om te bedelen. „Ik weet niet of
u er wel heen wilt”, zegt broeder Ferdi
nand op vriéndelijke toon, „maar eigen
lijk zou u eens naar ons sterfhuis moe
ten gaan”.
Het ligt een eindje verderop, voor de
deur drommen mensen samen want er
wordt een soort gele rijstpap uitgedeeld.
Binnen hangt de indringende geur van
ontsmettingsmiddelen. Op veldbedden
liggen 72 mannen en vrouwen die hier
heen zijn gebracht omdat ze op straat
lagen te sterven. Een jonge Amerikaan
probeert het water te druppelen in de
uitgedroogde mond van een uitgeteerde
man. Een totaal verhongerde vrouw
leeft al nauwelijks meer: twee zusters
proberen haar met een infuus te voeden.
Een volslagen onwezenlijke sfeer: 72
stervenden en daar loop je maar wat
tussendoor. Vriéndelijke Indiase zusters
lachen je bijna verontschuldigend toe.
„Dit heet wel sterfhuis, maar het is een
huis om lief te hebben en te genezen”,
zegt er eentje. Het sterfhuis krijgt veel
buitenlandse steun. Als de zusters horen
dat ik uit Nederland kom, zijn ze en-
de gearriveerde
roepies per maand, dat zijn 14 gulden.
Waar schrik je het meest van als je
voor het eerst als goed doorvoede en
sociaal volledig gedekte Nederlander
door Calcutta loopt? Wellicht de drie
gieren boven op een groot reclamebord
voor een glimmende stereoradio met
acht banden. Maar vooral de enorme
mensenmassa. Hangend aan bussen, lo
pend of liggend op straat. In Calcutta is
het altijd zo druk als in een stad in
Nederland tijdens de jaarmarkt.
De eerste bedelaar die langs het auto
raam kwam, was een vrouw zonder
handen. Tussen de stompjes van haar
polsen was een kramdraadje gespannen
en daar hing een blikje aan. Even later
liet een man mij zijn pols zien die
helemaal tot op hiet bot was ontvleesd.
Je voelt je misselijk worden, je weet
niet waar je moet kijken. Maar ik
betrapte me er zelf op dat het went: na
een dag of twee ben je er kennelijk
tegen bestand. In die tussentijd heb je te
veel gruwelijke taferelen gezien om nog
erg spontaan te schrikken.
Een deel van deze bedelaars is het
thousdast over
melkpoeder.
De volgende dag neemt een
Indiër mij mee naar de krotten
buitenwijken. Algemeen was mij ontra
den er alleen heen te gaan. „De enige
blanken die er komen zijn missionaris
sen. Ze zullen gauw denken dat je een
CIA-agent bent. Ja, sorry, maar dat
komt door je huid”. Als blanke zal je
dat niet zo vaak in je leven horen.
Tussen de krotten weer hetzelfde
beeld: modder (de natte moesson is hier
momenteel bezig), grote steegjes vol wa
ter, vrouwen die pannen omspoelen in
grijs gootwater. Lekkende hutjes. „In
1970 waren de slums op z’n ergst, er is
nu al wat verbeterd”, zegt de Indiër.
Veel mensen zien er, gezien hun woon
oord, verrassend verzorgd uit. In lange
rijen staan ze voor een winkeltje te
wachten om wat kerosine voor hun
lampen te kopen.
Met het oog op het „evenwichtige
beeld” krijg ik nog wat nieuwbouw te
zien, voor een groot deel bewoond door
de 20 percent middenklas van de bevol
king en de vijf percent rijken. In Cal
cutta ben je al een goede middenklasser
als je het Nederlandse minimumloon
verdient.
Maar ’s avonds terug in je air-conditi-
oned hotel blijven je toch het meest al
die eindeloze krotten bij. Plus de plaats
die werd aangeduid als: misschien wel
de ergste plek op aarde. Mensen op
hopen afval, samen met dikke zwarte
kraaien zoekend naar iets van hun ga
ding.
Das Gupta, reportagechef van de Hin-
dusthan Standard, begon fijntjes te la
chen toen ik het hem vroeg. „De voor
naamste reactie is: zorgen dat je in de
middenklasse blijft of hoger komt”. Hij
voegde hier aan toe: „Ik behoor hier tot
de bevoorrechten, ik kan m’n dochter
naar een goede school sturen, ik heb
’s nachts een ventilator boven m’n bed”.
De kranten schrijven wel over de
armen. „Baby verkocht” staat er een
voudig boven een berichtje. Verpleeg
sters van een kraamkliniek hebben een
pas gieboren baby voor zeven gulden van
de hand gedaan, omdat de arme moeder
de gebruikelijke fooi niet kon betalen.
Maar journalisten geven ook eerlijk
toe dat het niet leuk is om de armoede
van je eigen stad op papier te zetten. De
auteur van de rubriek „Calcutta Note
book”: „Armoede is voor de meesten van
ons geen plezierig onderwerp”.
Een van de voor de hand liggende
strijdmiddelen tegen overbevolking is ge
zinsplanning. Het wordt op alle mogelij
ke manieren geprobeerd. Met condooms.
De slogan is: je kinderen moeten geluk
kig zijn. De Amerikaanse schrijver Dom
Moraes zag dat dit redelijk opging: kin
deren bliezen condooms op tot ballon
netjes en ze waren redelijk gelukkig.
Overbekend in Nederland is het verhaal
dat mannen die zich lieten steriliseren
een transistorrradio kregen. Recente on
derzoekingen van het Instituut voor Ge
zinsplanning in West-Bengalen (hoofd
stad: Calcutta) hebben aangetoond dat
onder de arme, onontwikkelde bevolking
het spiraaltje nog het beste resultaat
geeft. Onder de middenklasse is geboor
tebeperking helemaal geen probleem
meer.
Maar leg aan de miljoenen
maar eens uit dat ze minder kinderen
moeten maken. Van oudsher hebben ze
de ervaring dat, wil je op je oude dag
nog enige verzorging hebben, je over
veel kinderen moet kunnen beschikken.
En met de enorme kindersterfte is het
zaak om, wil je later vijf kinderen
hebben, er minimaal tien te verwekken.
Autoriteiten In Calcutta doen erg vaag
over de successen van de gezinsplanning.
Iemand als gezondheidsdirecteur dr. S.
K. Das Gupta rit achter grote hoeveel
heden papier en bedelft je onder percen
ten. Maar uiteindelijk krijg je een intern
rapport in handen en daarin staat dat de
resultaten in Calcutta in de periode
april 1973-maart ’74 ruim 50 percent
beneden de successen van het jaar daar
voor liggen. De sterilisaties liepen met
67,7 percent achteruit, de spiraaltjes
boekten een winst van 2,9 percent, maar
de condooms daalden met ruim een
kwart. Bij de sterilisatie lieten vooral de
mannen het afweten. Maar wil je er
vooral onder de moslimbevolking met
hun veelwijverij succes mee hebben, dan
moet je wel bij de mannen beginnen.
Steeds meer kom je er pratend met
mensen in Calcutta achter, dat in de
strijd tegen overbevolking familieplan
ning mood en nodig is, maar dat er
u.