GERRIT WOLSINK: m Pech hield Suzuki TOPCOUREUR VREEST NIET VOOR ZIJN CONTRACT van De helden van het voetbalveld 4 van Roger de Coster” de wereldtitel” „Ik ben geen meesterknecht WBii S! 8* es Risicogrens door Theo Klein Eigen bedrijf Goede conditie 11 19 ZATERDAG 197 4 2 4 AUGUSTUS oed tNT 69 doden 9 Onderontwikkeld O J IE ef 4 mr. een STOPPER :n dan alleen nog maar op te gaan zitten.” ook veel beter toen ik me serieu zer op het motorcrossen toelegde. Ik zakte voor geen enkel examen meer en eind ’72 studeerde ik vlot af.” bare sporten als atletiek en wielren nen. Als de toeschouwers morgen bij de nationale kam- pioenscross in Loeven een opvallend bleke gelaats kleur bij Gerrit Wolsink, Neerlands succesvolste motorcrosser van dit moment constateren, dan is dat eenvoudig te verklaren. De 27-jarige coureur uit Lo- chem stapt namelijk op zijn 500 cc Suzuki ondanks een fikse bloedarmoede, het gevolg van een valpartij op 4 augustus in de Grote Prijs van België, waardoor hij inwendige kneuzingen en bloedingen had opgelopen. Woensdag nog bracht de nummer vier van de wereld bijna ’n etmaal in het ziekenhuis door, om door middel van een „ijzer-infuus” het ijzergehalte van zijn bloed weer op peil te brengen. Een behandeling die met andere middelen maanden had kunnen duren. Wol sink: „En dat heb ik nu liever niet. Ik moet de ko mende weken nog een paar nationale wedstrijden en de interland tegen Zweden rijden. Daarna vertrek ik half september alweer naar Amerika om daar drie maanden aan een circuit af te werken”. De mededeling dat hij bloedarmoede had kreeg Wolsink pas nadat hij op eigen initiatief een tweede arts had geraad pleegd. „Had ik dat niet gedaan, dan was ik me mis schien ten onrechte zorgen gaan maken over mijn prestaties. Misschien was ik wel harder gaan trainen, terwijl dat natuurlijk helemaal niet nodig is”, aldus de veelvoudige nationale motorcrosskampioen, die on getwijfeld als de crossende tandarts („Over twee, drie jaar begin ik een praktijk”) de geschiedenis in zal gaan. Ze zijn steeds bezig met de ont wikkeling en verbetering van de motoren. Om de drie weken staat er een nieuw kistje met materiaal op Schiphol. Wanneer ik naar een Grand Prix ga dan hoef ik alleen mijn leren pak en m’n laarzen mee te nemen. De fabriek zorgt ervoor dat de motoren ter plaatse kant en klaar staan. Ik hoef er Voor de beker was VOC succesvol ler: het won die beker in 1905 en 1907, maar toen kan mr. Van Ever dingen nog niet hebben meegespeeld: hij was toen respectievelijk 7 en 9 jaar. Wel zal hij deel hebben uitge maakt van het VOC-elftal dat in 1920 kampioen in het westen werd, en waarschijnlijk speelde hij ook nog mee in 1923, toen VOC in de eind strijd om de Zilveren Voetbal met 2- 0 van Sparta verloor. Wel moet nog worden aangetekend dat Van Everdingen een befaamde clubgenoot had, namelijk VOC-mid- voor B. Groosjohan (namen met „Jo- han" erin hebben van oudsher een grote betekenis in het Nederlandse voetbal gehad). Groosjohan speelde 14 maal als midvoor in het Nederlands elftal en scoorde vijf keer, even vaak dus als befaamde voorhoedespelers als Frank Wels, Jan de Natris, Guus Draeger en Co Bergman. Volgens mij bereidde Van Everdingen, met zijn tactisch inzicht, alle doelpunten die Groosjohan voor VOC maakte, voor. ballertjes ooit in Ajax hopen te spelen. Bij Suzuki heeft men nu eenmaal de kennis, het materiaal en het geld om alles groot en bijna perfect op te zetten en dat is natuurlijk erg aantrekkelijk. Ver geleken bij Maico was Suzuki een enorme verbetering. Maico was een kleine fabriek. Wel gezellig, maar verder was je eigenlijk overgeleverd aan de grillen van de ingenieur die zich met jouw motor bezig hield. Achter Suzuki staat een enorme organisatie. In Japan is continue een hele afdeling mee bezig en hier in Nederland heeft de fabriek drie full-time monteurs aan het werk voor onze machines. Tijdens dit seizoen heb ik al op drie verschillende types gereden. Door zijn val in de Grote Prijs van België, waardoor het tevens onmogelijk werd om een week later in Luxemburg van start te gaan, verspeelde de Nedelandse topcoureur zijn derde plaats in het eindklassement. Voor duizenden supporters is Gerrit Wolsink ech ter de man die Nederland volgend jaar aan een wereldtitel in deze zwaarste klasse zal helpen. Wol sink: „Ik weet dat men dat van me zal verwachten, maar ik pas ervoor om daar nu zelf al in te gaan geloven. Er zijn zoveel facto ren die daar invloed op hebben en waar ue supporters geen rekening mee houden. Ik weet nu wel dat ik rijp ben voor een wereldtitel en dat had ik vorig jaar niet durven zeggen. Toen reed ik op een nieu we machine, terwijl ik nog niet gewend was aan de inspanning op de eerste plaats te moeten rijden. Halverwege het seizoen is daar langzamerhand verandering in ge komen. Ik heb een paar manches gewonnen, waardoor mijn zelfver trouwen enorm gegroeid is. En dat heb ik nodig voor ik mijn risico grens ga verleggen. Want daar ben ik erg voorzichtig in.” Deze hele gang van zaken toont in feite al aan hoe primitief het er, wat de niet technische be geleiding betreft tot in de hoogste internationale crosskrin- gen nog toe gaat. Zelf een motor crosser als Wolsink, zeker dit sei zoen de vaandeldrager van de na tionale crosssport, is op dat gebied helemaal op zichzelf aangewezen. Hij vertelt: „Ja, als je dat gaat ver gelijken met de situatie bij bij voorbeeld een topvoetbalploeg Als daar bij wijze van spreken een biefstuk te lang in de pan ligt, wordt er al over geklaagd. Bij ons let niemand op ons. Wanneer ik naar een cross in Italië ga, dan eet ik onderweg in Duitsland worst, in Zwitserland weer wat anders en in Italië spaghetti. In landen als Oost-Duitsland is het nog moeilij ken Daar is het bijna onmogelijk om aan fruit te komen en dat zijn toch dingen die ook wij voor een wedstrijd nodig hebben. Want crossen is niet alleen een zaak van een goede motor. Wanneer ik een race rij lever ik een enorme fysie ke inspanning. Mijn hartslag ligt dan constant rond de 180. De dag na een Grand Prix ben ik dan ook helemaal leeg. Door de licha melijke, maar ook door de geeste lijke inspanning.” vast uw „onbekende favoriet” voor over 50 jaar uitkiezen. Bij Ajax en Feyenoord zult u tevergeefs zoeken, alle spelers staan wel ergens in de statistiek opgeborgen, maar wat denkt u van bijvoorbeeld Bonfrère (zijn spel werd gekenmerkt door tac tisch inzicht en schotv aardigheid). Walbeek of Leo van Veen? Eens zal een hoogbejaarde MVV’er of Spar taan of FC Utrechtenaar een mytho logische held uit hem tevoorschijn toveren, en alleen wij collega-bejaar- den zullen weten: ze geloven het misschien niet, maar toch is het waar wat hij zegt!” Ook in Japan maakt men zich niet druk over dergelijke situaties. Vooral niet zolang de naam Suzu ki nog steeds op het hoogste plan voorkomt. Zeis nu de Fin Heiko Mikkola de wereldtitel bij de hal ve liter voor de neus van het Nederlands/Belgische duo weg kaapte. worden de eisen uit Tokio volgens Wolsink niet harder. Hij zegt: „Op de fabriek ziet men ook wel in dat de titel door materiaal- pech verspeeld is. We hebben sterk genoeg gereden, maar wan neer je motor het een paar keer begeeft terwijl je in eerste positie ligt, dan kan je daar zelf weinig meer aan doen. Ik geloof niet dat het vertrouwen in ons nu geschokt is. In oktober ga ik vanuit Ameri- Wolsink reed zich vorig seizoen met zijn vijfde plaats om het wereldkampioen in de kijker van de Japanse bazen, of liever van de in Japanse dienst rijdende Belg Roger de Coster. Wolsink: „Om voor zo’n contract in aanmerking te komen moet je allereerst na tuurlijk goede uitslagen maken. Het komt er eigenlijk op neet dat de motorcrosser een „eigen bedrijfje” leidt. Van begin af aan wordt er van hem verwacht dat hij zelf voor zijn kostbare materi aal zorgt. Pas later wanneer de grote uitslagen komen, toont hier en daar een sponsor interesse. Zo verging het ook Wolsink. Tot '71 kwam daar bij hem bovendien bij, dat hij zich meer voor het frivole studentenleven, dan voor de mo torcross interesseerde, waardoor de internationale doorbraak lang uitbleef. Wolsink: „Ik woog toen meer dan honderd kilo. Bovendien ging het slecht met mijn tandart senstudie. Vreemd genoeg liet dat Van Everdingen kwam daardoor op mij over als een „homerische kwalifi catie van een mythologische held wiens kwaliteiten je met een korrel tje zout moet nemen”. Want wat denk je niet allemaal, in deze tijd waarin Ajax en Feyenoord in het Nederlands elftal gezichtsbepalend zijn voor het voetbal in de wereld, als je leest dat iemand „excelleerde in de voorhoe de", bovendien „gewoonlijk als rechts- of linksbuiten”. Mijn eerste gedachten gaat dan nog meer uit naar Abe Lenstra, meer nog dan naar Piet Keizer, want Pietje mag dan vaak naar rechts zwerven, hij is toch zelden, zoals Abe Lenstra, op andere plaatsen dan de linksbuitenplaats op gesteld. Abe Lenstra „excelleerde’ ’in het Nederlands elftal „gewoonlijk op de linksbinnen- of de linksbuiten plaats", maar hij werd ook als mid voor, rechtsbinnen of rechtsbuiten opgesteld. Was Van Everdingen dan een vroegtijdige Abe Lenstra, gezien ook zijn „tactsch inzicht’ 'en zijn „schot- aardigheid?" Ik moet daaraan twij felen. Van Everdingen ontbreekt im mers in de statistieken van de KNVB, waarin iedere voetballer is opgeno men die wel eens voor een vertegen woordigend elftal heeft gespeeld, al leen zijn club, VOC, is nog terug te vinden in de annalen. Het werd, wel iswaar nimmer kampioen van Ne derland, maar wel werd het in 1920 kampioen in de westelijke eerste klasse, waarna het in de kampioen- competitie met klinkende namen als Go Ahead, MVV en Be Quick om de landstitel streed. Be Quick won. waarmee de Van Everdingen en ver- Kijk, bij mij beginnen allerlei lichtjes te branden als ik de naam Co Bergman optik. Ik zie hem nog voor me. Rossig haar, haakneus, gekromde rug, voortsnellend langs de lijn en de bal ongecompliceerd in het doel poei erend. Tegelijk met de beelden van Cootje Bergman komen dan de beel den bovendrijven van Hans van Wijngaarden, wiens spel gekenmerkt werd door een gave techniek en een groot tactisch inzicht. Ook beschikte hij over een perfecte, „geruisloze sliding, kortom: hoe me vast of ik blijf uren doorvertellen over Hans van Wijngaarden, want ik ben een Blauw-Witter van komaf! Toch zult u de naam van Hans van Wijngaarden niet in het voetbalhand- boek van de KNVB terugvinden in de alfabetische naamlijst van spelers, die zijn uitgekomen in de Nederland se vertegenwoordigende elftallen sinds 1905. Zo heeft blijkbaar iedere generatie zijn eigen „Van Everdin gen” of zijn eigen „Van Wijngaar den”. Als ik u was zou ik nu maar De meest onderontwikkelde sport moet nog altijd het zwemmen zijn, anders was het niet mogelijk dat bij ieder kampioenschap, ja bijna bij ie dere zwemwedstrijd, records worden verbeterd. Natuurlijk springen de re cords van de Oostduitse meisjes het meest in het oog, maar als in een race zo’n meisje, dat er de laatste tijd ook niet meer zo houwdegerig uitziet als we vroeger van snelzwemmende, krachtpatsende meisjes gewend waren, het wereldrecord aan flarden zwemt (zwom ze haar badpak maar liever aan flarden) dan worden onopge merkt in haar kielzog ook weer aller lei Europese, Nederlandse, Zweedse of Engelse records verbeterd. Omdat we, van nature, geen vissen zijn, en water een element is dat echt veroverd moet worden, hebben we bij het zwemmen blijkbaar verhoudingsgewijs een gro tere achterstand dan bij andere meet- Wolsink:,, Ik ben alleen ver plicht om voor de fabriek in goede conditie aan de start van de GP- races te verschijnen. Een wed strijd om de nationale titel is voor Suzuki helemaal niet belangrijk.” De inmenging van de fabriek in de races is trouwens veel beperk ter dan men doorgaans aanneemt. Sinds mei van dit jaar zijn er alleen al in de Franse Alpen 69 bergbeklimmers dodelijk verongelukt. Alle auto-, motor- en crash-as-crash- can-races bij elkaar komen niet aan zo’n sensationeel dodental, zelfs bij het gewelddadige voetbal met zijn vechtlustige supporters is een dode nog altijd een uitzondering. Hoeveel bergbeklimmers zijn er nu nog, alles bij elkaar? Ik wed dat er sinds mei van dit jaar heel wat minder mensen (waar ook ter wereld) bergbeklommen hebben dan er in de afdeling Leiden van de KNVB men sen hebben gevoetbald. Toch zouden u en minister Van Agt raar opkijken als losjesweg gemeld werd dat sinds mei van dit jaar in Leiden 69 voet ballers bij het voetballen omkwamen. Het afgelopen weekend waren in de Franse Alpen 11 bergbeklimmers het slchtoffer, waarvan 5 tegelijk om- laagstortten, die met touwen aan el kaar waren vastgebonden. Je zult het Leids Dagblad nooit lesjes zien mel den: „Bij een scrimmage voor het doel van UVS verloren 5 spelers het leven”. Als over een tijdje het bergbeklim men wordt verboden, zullen de berg beklimmers zich waarschijnlijk stor ten op hun vervangende sport: ge blinddoekt een autobaan oversteken tussen vijf en zes uur ’s middags. Daarnaast is het echter erg be langrijk dat je weet wat er gaan de is. Toen ik vorig jaar hoorde dat Suzuki een tweede man naast De Coster zocht ben ik zelf met ’m gaan praten. Zo gaat dat mees tal in de crosswereld. De fabrieks bazen stellen veel vertrouwen in hun rijders. Zelf weten ze eigen lijk erg weinig van wat er op de circuits gebeurt. Ze gaan bijna helemaal af op het oordeel van hun eigen rijders. Wanneer ik nu een rijder aan zou bevelen dan was het ook al voor tachtig percent zeker dat hij geaccepteerd werd.” Suzuki contracteert de rij ders slechts voor de Grand Prix- serie om het wereldkampioen schap. Wat een man als Wolsink daarnaast doet moet hij zelf we ten. In ieder geval is hij als Ne derlander verplicht de nationale races te rijden, om zijn benodigde 120 punten voor een verlenging van zijn internationale licentie te verkrijgen. Verder schrijft hij dan dit jaar opnieuw in voor een serie wedstrijden in Amerika, dit op verzoek van de Amerikaanse im porteur van Suzuki. Ook deze rei zen vallen helemaal buiten het fabrieks-contract. Wolsink: „Er werd dit seizoen in de Belgische kranten wel geschre ven over De Costers meester knecht Gerrit Wolsink. Ik vind dat een belediging. Alsof ik alleen mee zou rijden om De Coster aan de wereldtitel te helpen. Dat is pure onzin. Het is bij ons niet zo als in de wielrennerij. Er zijn geen bazen en knechten. Er kan ook geen overwinning gekocht worden. Ik zou er een fel tegen stander van zijn als die dingen ter sprake zouden komen. Bij Suzuki wordt er over dergelijke zaken met geen woord gerept. In Markelo was de hoogste Japanse baas aan wezig, maar zelfs hij heeft er niets Qver gezegd. Het spreekt natuur lijk voor zich dat ik De Coster nooit tegen zal werken in een race. Maar mijn plaats voor hem afstaan of voor hem afstoppen, zoals wel geschreven werd, ge beurt zeker niet. Het is wel eens voorgekomen dat ik tweede lag en De Coster derde; zelfs toen hij de meeste kans maakte op de wereld titel. Toch heb ik hem toen niet laten passeren. Wanneer hij zelf niet zo hard kan gaan dat hij in mijn achterwiel rijdt, moet hij maar achter blijven.” De kranten berichtten dat mr. J. A. van Everdingen afgelopen zondag op 76-jarige leeftijd aan de gevolgen van een auto-ongeluk is overleden. NRC- Handelsblad schreef: „Van Everdin gen is een vooraanstaand sportman geweest. Hij maakte geruime tijd deel uit van het elftal van VOC in de westelijke eerste klas (lang voor de invoering van het professionalisme) en excelleerde er in de voorhoede, ge woonlijk als rechts- of linksbuiten. Zijn spel werd gekenmerkt door tac tisch inzicht en schotvaardigheid. Verscheidene seizoenen is hij aan voerder geweest. Ook als cricketer heeft hij VOC, waarvan hij sedert 1913 lid was, tal van jaren uitsteken de diensten bewezen”. Wat me hierin frappeerde was de vanzelfsprekendheid schrijver (die blijkbaar van nabij kende moedelijk van dezelfde generatie is) over de „faits et gestes” van sportman schrijft, van wie alleen de heel oude Nederlanders wel eens ge hoord hebben. Ik ben toch sportjour nalist, en ik begon omstreeks 1910 het voetbal bewust te beleven (spelers van de laatste voor-oorlogse inter land, die ik hoogstpersoonlijk nog heb zien voetballen, zijn Cor Wilders, Bas Paauwe, Arie de Vroet, Abe Lenstra, Bertus de Harder en EDO-doelman Wille) ,maar van mr. Van Everdingen had ik toch nog nooit gehoord en de lettercombinatie VOC doet mij nog steeds meer aan de Verenigde Oostin- dische Compagnie denken dan aan een Rotterdamse voetbalclub. De beschrijving van de voetballer ka naar Japan voor een groot Suzuki-feest. Ik geloof dat de con tracten dan zonder problemen verlengd zullen worden. De Coster heeft de laatste drie jaar wèl voor een wereldtitel gezorgd. Daarom maken de Suzuki-bazen zich in onze klasse nog geen zorgen. An ders ligt het bijvoorbeeld in de 250 cc. Daar hebben ze er al een paar keer naast gegrepen en daar tillen de Japanners zwaar aan.” In eerste instantie was het Husqvarna-importeur Van Wees die Wolsink met materiaal steun de. Pas vorig seizoen kreeg de Lochemse rijder voor het eerst een fabriekscontract, bij Maico, dit seizoen gevolgd door een verbinte nis met het Japanse mammoetbe- drijf Suzuki. Wolsink: „Iedere mo torcrosser droomt van een con tract bij een grote fabriek als Suzuki. Net zoals alle jonge voet- IWKjiiT Ki'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 19