IN DE DENK-TANK VAN DE NEDERLANDSE PTT
ECHTE KEERPUNT VAN DEFENSIE
TE VINDEN IN JAREN 1964-1965
f
I
Él
WH
9mMF'
w-
7
VARIA
AUGUSTUS
1974
DINSDAG
2 7
(Van onze correspondent)
Landencontact
PTT-doel
Handenklappen
Niet voorzien
Parlement
„Betrout niet op het goed dat vergaet, maar op het woord dat eeuwich
vast staet”. Voor een meisje van elf jaar een weinig kinderlijke, om niet
te zeggen zwaarwichtige tekst om te hanteren. Want elf jaar is „Annetje
Muies dochter” op Marken als ze in 1663 versregels van deze strekking
op haar merklap borduurt. Ze gebruikt er linnen stof en zijden garens voor,
ze werkt met vlecht-, kruis- en festonsteken en met open zoompjes. Haar
motieven wisselt ze af met allerlei „huismerken”: familiemerken, in die
tijd rechtsgeldige waarmerken die van vader op zoon overgingen en op
grafzerken, huisraad, gebrandschilderde ramen en klerenkisten te vinden
zijn.
„Martelkamer”
.1
L
■1
tl
Rebus en rijm
I
w
Stilte in
het hart van de Randstad
nieuw
ontworpen
en
1
Ing. W. A. van Leeuwen in de stiltekamer.
(Van onze militaire medewerker)
Nederlandse tanks tijdens de N AVO-oefening Big Ferro.
algemene
EX-PREMIER BIESHEUVEL
n
Oude merklappen
vol verrassingen
Daarnaast viel ook rekening te houden
met een stijging van de uitgaven in de
exploitatiesector voor o.a.: de werving
van personeel om de technisch ingewik
kelde wapensystemen te bedienen, de
verbetering van de salarissen van dienst
plichtigen en aanpassing van de leef- en
periode
van de
van de
Maar er zijn in ieder geval na een
lange periode van onzekerheid, knopen
doorgehakt. De rest moeten wij overla
ten aan het parlement, dat in september
onder weging van de verschillende be
langen en de financiële mogelijkheden,
zich zal uitspreken over de aanvaard
baarheid van de plannen van deze be
windsman.
Dit alles was mede voor ex-minister-
presdient Biesheuvel aanleiding om in
september 1971 de defensieproblematiek
ter bestudering op te dragen aan de
commissie-Van Rijckevorsel. Hij kreeg
echter geen gelegenheid om de aanbeve
lingen van deze commissie om te zetten
in een doelmatig beleid. Aan minister
Vredeling komt nu de eer toe als eerste
een tienjarenplan voor defensie te heb
ben aangeboden aan het parlement.
Hoe ziet deze „martelkamer van het
geluid” er uit? Het is een aan alle zijden
dubbelwandige ruimte met fn het hart
roosters waar je op kunt staan. Verder
n
sr
“t
(S
1-
a,
waren voor het moderne gevecht. Die
keus hebben de bewindslieden overgela
ten aan hun opvolgers.
Het ruim drie eeuwen oude werkstuk
van Annetje Muies dochter ligt, te mid
den van enkele tientallen andere oude
merklappen, op het ogenblik te kijk op
een expositie in het Nederlands open
luchtmuseum in Arnhem dat sinds 1957
bezig is met het verzamelen en docu
menteren van merklappen. Het is een
van de oudere borduurlappen die er te
zien zijn. De oudste merklap die tot nu
toe in Nederland boven water kwam is
uit 1611.
Van Leeuwen is zo met de problema
tiek vergroeid dat hij niet alleen hoort
bezit bevinden. De registratie is nog lang
niet compleet en ze twijfelt eraan of
zo’n inventarisatie ooit helemaal com
pleet zal worden. „Uit het hele land
staan er op het ogenblik zeker meer dan
tienduizend stuks geregistreerd, maar ik
kan het niet eens precies zeggen”, zegt
Bep Meulenbelt, auteur van het kortge
leden verschenen boek „Merklapmotie-
ven en hun symboliek”.
Daarmee heeft hij een einde gemaakt
aan een periode waarin de politieke lei
ding meer reageerde op dan leiding gaf
aan het defensiegebeuren. Natuurlijk is
er ook reden voor kritiek. Zo ontbreken
alternatieve plannen voor het geval de
ontwikkelingen op internationaal poli
tiek gebied een andere loop nemen dan
de minister heeft voorzien. Ook is er
twijfel aan de in standhouding van de
gevechtswaarde van het legerkorps door
de voorgestelde vermindering van het
aantal parate bataljons.
Bep Meulenbelt: „Het blijft een heel
moeilijk terrein. Het is tijdrovend werk
door het vele speurwerk, het voortdu
rend zoeken naar overeenkomsten en
verschillen. Maar het zit ook vol verras
singen. Je ontmoet soms lappen die erg
bekend voorkomen en dan volkomen
gelijk blijken te zijn aan andere lappen,
met als enige verschil de initialen en
jaartallen. Soms tref je van generatie op
generatie, over een periode van wel
honderd jaar, dezelfde motieven en let
tertypen aan. Streeksgewijs komen be
paalde motieven gedurende een bepaalde
tijd steeds weer terug”.
Geen betere gids dan ook in merklap-
penland dan Bep Meulenbelt, die op het
ogenblik menig uur zoek brengt op de
expositie in het openluchtmuseum en
daar geïnteresseerde volwassenen en
kinderen vaak een bredere en heel nieu
we kijk op het verschijnsel merklap
weet te geven. Zij wijst op Engelse
invloeden in een lap met zeker zes
verschillende technieken, op relaties met
borduurkunst uit Middelandse-Zeelanden
en Nabije-Oosten, op de kenmerken van
toegepaste technieken als stopwerk, wit-
werk, sneewerk, op het typisch-Oostgro-
ningse karakter van een zwart-witlap
uit 1815.
sigaar steekt, „nee, want binnen het
PTT-bedrijf lossen we ook akoestische
problemen op. Bijvoorbeeld: welk materi
aal moet je gebruiken wanneer er een
zaal wordt ontworpen waar tien telefo
nistes- met elkaar hun werk moeten
doen en toch goed verstaanbaar moeten
blijven? Hoe demp je het geluid van
automatische sorteermachines? We doen
wel aan zaalakoestiek en op dat terrein
bestaat er een uitwisseling van kennis
met het TNO in Delft, die hetzelfde doet
LEIDSCHENDAM Heeft u
toevallig nog oven-babbelzieke luid-
jes in de familie? Van die mensen
die nooit en te nimmer hun mond
houden omdat ze als de dood zijn
dat er een paar seconden stilte valt.
Heeft u daarbij de (natuurlijk onuit
gesproken) wens gekoesterd deze of
gene graag eens op een onbewoond
eiland achter te laten opdat hij of
zij met zichzelf wordt geconfron
teerd en er misschien een lichte
verbetering in de situatie komt?
De naam van dit gebied waar (voor
zover daar door stervelingen over geoor
deeld kan worden) de stilte van het graf
heerst: de zachte kamer. Een plaats
waar de PTT metingen doet, waar de
tijdseinbandjes worden ingesproken en
waar Max Tailleur zijn beste moppen
tapt. Om met het eerste te beginnen. De
zachte kamer is gemaakt om metingen
te verrichten aan geluidsomzetters, mi
crofoon, telefoon. Wanneer je dat zou
doen in een gewone kamer zal elk
geluid weerkaats worden op de wanden
en ramen en kun je nooit bepalen wat
nou het werkelijke geluid is en wat
de weerkaatsing.
zijn alle wanden, plafond en vloer be
dekt met één meter lange wigvormige
schuimplastic uitsteeksels. Zogeheten
akoestisch schuim. Waren ze niet grijs
maar bruin, dan zou men denken aan
gigantische mokkapunten. Wie er bin
nentreedt, voelt meteen hoe de stilte op
zijn oren slaat. Alsof hij hoog in de
lucht zweeft. Onze begeleider drukt op
een knop waardoor de sluisdeur achter
ons sluit en geluidloos een wand vol
grauwe mokkapunten ervoor in de
plaats komt. Hij klapt in zijn handen.
Het geluid word.t gesmoord. Het is alsof
hij op afstand praat. In werkelijkheid
staat h(j vlak bij ons oor.
Ing. W. A. van Leeuwen zit nu 20 jaar
in deze materie. Al kauwend op zijn
sigaar geeft hij uitleg. Voor hem zijn
decibellen wat voor ons een bbterham
met kaas is. Hij werkt in dit Dr. Neher
Laboratorium - door sommigen om
schreven als een broedplaats van elek
tronische geheimen, door anderen als de
denk-tank van de Nederlandse PTT
speciaal op het gebied van laagfrequen-
te geluidsproblemen. De kwesties van
elektro-akoestiek, de kabelproblemen, of
om het duidelijker te maken: hij moet
met zijn dienstonderdeel waken dat het
geluid (stem, muziek, signalen) dat
wordt vervoerd per telefoonlijnen aan
de eisen voldoet. „Voor de stem via de
telefoon geldt dan de verstaanbaarheid,
voor geluid: zo ruisvreid als maar moge
lijk is”.
Er bestaat zo’n onbewoond eiland. Een
plekje waar niemand je hoort en waar
je als bezoeker ook niets en niemand
hoort. Geen remmende, toeterende, ban-
dengierende auto’s, geen pratende mensen
in de gang of galerij, geen voetstappen
niets. Stilte. Een plek waar elk gespro
ken woord een snelle dood sterft, waar
geen echo zich mees.ter kan maken van
uitroepen. Stilte. Een eiland van zes bij
zes bij zes meter. Een eiland van stilte
midden in het druk bevolkte Nederland.
Het ligt ergens in het Dr. Neher-labora-
torium in Leidschendam.
De keus waar men in 1968 voor stond
was: het bestellen van meer pantser
voertuigen of het opheffen van de in-
fantpriebataljons van de vijfde divisie
die zonder pantservoertuigen ongeschikt
Van dat boek staat intussen al een
Engelse vertaling op stapel, want zowel
de merklappen als de snelgroeiende inte
resse voor deze oude handwerkvormen
zijn geen typisch-Nederlandse verschijn
selen. In Duitsland kent men het zoge
naamde Mustertuch, er zijn Zweedse,
Noorse en Deense benamingen voor de
begrippen merkdoek, naamdoek, proef-
doek, leerdoek. In Spanje en Frankrijk
heet de merklap respectievelijk marca-
dor en marquoir, en de Engelsen spre
ken over sampler, letterlijk: voorbeeld-
lap. Nederland kent specifieke regionale
benamingen voor de merklap of letter
lap die in de loop der eeuwen van
praktische oefenlap voor het versieren
van kleding en linnengoed, tot wandver
siering evolueerde.
De registratie van het merklappenbe
stand in Nederland is op gang gekomen
naar aanleiding van een tentoonstelling
van merklappen uit privébezit die in
1968 in het Veluws museum in Barne
veld is gehouden. Bep Meulenbelt herin
nert zich het „sneeuwbaleffect” van deze
eerste grote expositie, waarbij steeds
meer „schitterende dingen” te voorschijn
kwamen. Sindsien is ze nauw betrokken
geweest bij tentoonstellingen in diverse
streekmusea van merklappen uit mu
seumcollecties, oudheidkamers en parti
culier bezit, die voor haar documentatie
werk waardevolle gegevens hebben op
geleverd.
Bep Meulenbelt-Nieuwburg: deskundige gids (voor jong en oud) opmerklappen-
expositie.
in bedrijven
schouwburgen”.
Een nog vroeger gedateerd aankno
pingspunt is een afbeelding van het
schilderij „De heilige familie” dat om
streeks 1520 door Joost van Cleve in
Antwerpen moet zijn gemaakt en op de
voorgrond een merklap met klosjes ga
ren toont. „Dat is het oudste gegeven op
dit gebied”, zegt Bep Meulenbelt-Nieuw
burg, hoofd van de afdeling handwerken
en textiel van het Nederlands open
luchtmuseum. Zij beheert de merklap
pencollectie van het museum en het
fenomeen merklap houdt haar, zowel in
haar werk als daarbuiten, al een aantal
jaren intensief bezig.
In haar werkkamer in het museum
heeft ze een indrukwekkende voorraad
documentatiemateriaal over de merklap
pen die zich in Nederland in particulier
Hoe weinig doordacht de defensielei-
ding soms handelde, bleek o.a. uit de
opheffing van de territoriale luchtverde
diging (defensienota ’64). Zij achtte de
kans op een aanval met vliegtuigen op
een lage hoogte zodanig gereduceerd
„dat de kosten van deze luchtdoelartille-
rie niet meer evenredig zijn aan het nut
daarvan.” Nu in 1974 moeten op aanbe
veling van de NAVO weer financiële
middelen beschikbaar komen voor de
actieve en passieve verdediging van onze
vliegtuigen tegen onverwachte aanvallen
pp lage hoogte.
In de periode 1968-'71 begonnen steeds
meer deskundigen in en buiten de
krijgsmacht zich af te vragen of er wel
adequaat leiding werd gegeven aan het
defensiegebeuren. Politieke partijen
(doelmatig defensiebeleid één en twee
van de Partij van de Arbeid), individue
le politici (plan-Kikkert, Van Eisen), en
militairen gaven hun mening over de
weg die moest worden gegaan.
wat alle mensen horen, namelijk dat de
telefoonlijk „kraakt”, maar ook meteen
weet wat er aan schort. „Je gaat op een
andere manieer luisteren”, zegt hij.
„Wanneer ik een telefoongesprek voer,
maar ook wanneer ik naar de film ga of
naar de televisie kijk en ik hoor geluid
dan denk ik: zus en zo is mis. Of ik
kom in een zaal en kijk rond. Ik klap in
mijn handen om te luisteme hoe gehorig
het er is. De mensen kijken me dan aan.
Die denken: die vent is gek want hij
klapt zo maar in zijn handen”.
Op het laboratorium is men tien jaar
verder in ontwikkeling dan wij weten.
Voorbeeld: onze huidige telefoon stamt
uit 1954. Inmiddels is de kooltelefoon
verouderd. Over enige tijd kunnen we
waarschijnlijk transistorversterkers te
gemoet zien. Wil men nu zo’n nieuwe
ontwikkelde (door PTT, of door de in
dustrie, of door hen tezamen) verster
ker testen dan doet men dat in de
DEN HAAG. Keerpunt ’72, het ur
gentieprogramma van de progressieve
drie, trekt vanwege zijn defensiebezuini-
gingsvoorstellen zo veel aandacht dat
men vergeet dat het echte Keerpunt
voor onze nationale defensie ligt in de
jaren 1964-’65. Toen eindigde de Ameri
kaanse militaire hulp en vroegen andere
taken steeds meer aandacht van de
overheid. „De kosten verbonden aan het
integraal uitvoeren van de door de NA
VO gevraagde inspanning en die van de
nationale taken gaan uit boven hetgeen
daarvoor, gezien de overige staatstaken,
uit de rijksmiddelen kan worden be
stemd.” (Defensienota 1964).
Veel van deze kostenstijgingen waren
niet voorzien. Bij de begrotingsafspraken
voor 1968-’71 ging men uit van een
gemiddelde prijsstijging van 2 a 3 per
cent. Maar de werkelijke stijging lag
tussen de 7 en 10 percent. De bereidheid
van de regering om de minister van
Defensie te helpen was evenwel gering.
Er moest een Russische inval in Tsje-
choslowakije (1968) aan te pas komen
om 225 miljoen extra voor defensie te
krijgen en voor het jaar 1971 werd een
bedrag van 95 miljoen voor compensa
tie van de kostenstijgingen toebedeeld,
boden deze maatregelen
Veel soelaas
echter niet.
Het beleid in de jaren 1964 tot ’71
stond in het teken van de bezuiniging:
minder personeel en uitstel van investe
ringen. Bij de landmacht volgde het ene
bezuinigingsplan op het andere: de ope
raties Chirurg, Bever en Egel en het
plan tot herstructurering van de gehele
organisatie. De resultaten van deze ope-
werkomstandigheden aan
maatschappelijke normen.
Ook bestaat er een vorm van contact
tussen de landen onderling, maar daar
de eisen aan de telefoon in de diverse
landen verschillend zijn er in bepaalde
landen met langere kabels (en soms
aangepaste telefoontoestellen) wordt ge
werkt, doet ieder land zijn eigen onder
zoek. Van Leeuwen: „He.t heeft ook zijn
voordelen, naast de hogere kosten. We
werken allemaal met specialisten en de
benadering kan wel eens verschillend
zijn. Ze bekijken het als het ware van
uit andere gezichtshoeken. Dit doen we
ook wel eens in het eigen lab. We zetten
verschillende mensen aan een-en-het-
zelfde probleem”.
Na proefnemingen in de zachte kamer
wordt bepaald of een produkt goed
genoeg is om toe te passen. „Het gebeurt
een enkele keer dat wij een produkt
afwijzen, maar dat de PTT met de rug
tegen de muur staat en het produkt toch
bestelt omdat er anders stagnatie ont
staat. Na een jaar begint het klachten te
regenen en hoewel dat niet best is voor
de naam van de PTT, stemt het feit dat
wij destijds afwijzend hebben geadvi
seerd wel tot tevredenheid”.
Naast de zachte kamer is er ook een
harde kamer. Een betonnen ruimte met
enigszins „gebroken” wanden. Geen
stukje absorbtiemateriaal te bekennen.
Eigenlijk moet het er helemaal leeg zijn,
maar de kamer staat vol meetappara
tuur. „Het beste was het geweest wan
neer de wanden van glas waren”, zegt
Van Leeuwen, „dan krijg je het maxi
male effect” en weer klapt hij
in zijn handen. Het geluid knalt als een
zweepslag in onze oren. Wat samenhangt
met de zogeheten nagalmtijd. Normaliter
is die een 0,5 tot 1 seconde. In de zachte
kamer is doe 0,035 seconde (Van Leeu
wen: „Alsof je van zeer grote hoogte
iets roept”), in de harde kamer is de
nagalmtijd 15 seconden.
zachte kamer. Men rafelt hiervoor het
samengestelde geluid va de menselijke
stem uiteen in een aantal enkelvoudige
geluiden (sinustonen) en kan dan onaf
hankelijk van de afstand meten wat er
gebeurt.
Wil dat nou zeggen dat men op ing.
Van Leeuwen afdeling stilstaat bij het
meten van microfoon (hoeveel geluid er
in moet) en telefoon (hoeveel geluid er
uit komt)? „Nee”, zegt van Leeuwen
terwijl hij de brand in een nieuwe
Niet iedereen kan daar zomaar komen.
Je moet een duidelijk PTT-doel hebben.
In de zachte kamer kan niet het
door u gewenste familielid „logeren”.
Maar nabouwen in eigen huis is altijd
toegestaan. Een soort moderne en verbe
terde versie van het kolenhok waar
voorheen de lastige en luid-blèrende
kinderen in werden gestopt.
De enige Nederlanders die er wel
gebruik van mogen maken zijn de lezer
van het „automatisch” tijdsein en Max
Tailleur. Een keer per half jaar komt
onze enigszins beroemde kleinkunstenaar
in zijn eentje in de benauwende stilte
van de zachte kamer zijn moppen in
spreken. „Vanwege het droge geluid”,
verklaart Van Leeuwen. „Dan is hij op
de moppentelefoon beter verstaanbaar”.
Of Max veel plezier beleeft daar in z’n
eentje, is een goed bewaard geheim.
Zelfs de hardste lach houdt het in de
zachte kamer niet langer dan 35 dui
zendste seconde uit.
Op sommige doekjes staat een rebus,
op andere een meerregelig vers dat vaak
doordrenkt is van de ernst des levens:
jonge meisjes hebben hun verlangen om
„in deugd en in vrede met alle mensen”
op te groeien, in geborduurde lettertjes
vastgelegd.
Een merklapje in kruissteekjes uit
1827 valt op door de verstilde beige en
bruine tinten van het borduursel, maar
dat blijkt 150 jaar geleden niet de be
doeling van de maakster te zijn geweest:
het is een lap waaruit de oorspronkelij
ke kleuren door wassen zijn verdwenen.
Een gevolg van het feit dat tegen 1800
het verfbad voor de garens van samen
stelling veranderede, waardoor de kleu
ren van borduursels geen wasbeurt meer
konden verdragen.
„Beter een vlek erin dan de kleur
eruit”, zegt Bep Meulenbelt dan ook
altijd tegen verzamelaars die een oude
merklap willen reinigen. „Oude merk
lappen zijn als antimakassars, als pop-
penwiegkleedjes, zelfs als vaatdoek ge
bruikt. Dan gaan ze in een sopje, en dan
vliegt de kleur eruit. Het inlijsten is ook
een vak apart, de merklap moet dan op
een speciale manier worden geprepa
reerd. Door onoordeelkundig inlijsten
zijn al heel wat mooie merklappen ver
minkt”.
Besloten werd om voor de
1964-’67 het bestaande aandeel
defensieuitgaven in het geheel
overheidsuitgaven (plusminus 18 percent)
te handhaven, maar in de praktijk
kwam daar weinig van terecht. Bepaalde
departementen onderwijs, volkshuis
vesting, verkeer en waterstaat over
schreden ten koste van defensie hun
begroting en het aandeel van defensie in
de totale overheidsuitgaven daalde tot 15
percent; de krijgsmacht zat met een gat
van ongeveer 800 miljoen.
In de periode 1967-’71 (kabinet-De
Jong) nam de druk op defensie verder
toe. Bij de kabinetsformatie werd over
de 800 miljoen niet meer gesproken en
defensieminister Den Toom moest ge
noegen nemen met een aandeel van 5 a
6 percent in de stijging van de uitgaven
van de regering. Over de hele periode
(1964-’71) daalden de defensieuitgaven
als percentage van het BNP van circa 5
tot 3,6 en als percentage van de totale
overheidsuitgaven van 18 tot 12,8.
Deze relatieve daling van de defen-
sieuitgaven plaatste de krijgsmacht voor
niet geringe problemen. Het jaarbedrag
voor investeringen in de periode 1968-’71
was voor de landmacht lager dan in
voorgaande jaren. Maar toch moest er
geld op tafel komen voor steeds duurde
re wapensystemen (o.a. de vervanging
van de Centuriontank).
raties waren mager. De investeringsmar-
ge ging niet omhoog (jaren vijftig: circa
30 percent, 1961 tot ’65: cirea 25 percent;
’65 tot ’71: minder dan 20 percent) en de
gevechtskracht van het legerkorps daal
de o.a. door uitstel van de mechanisatie
van de mobilisabele vijfde divisie.
„De pantservoertuigen (van de parate
eerste en vierde divisie) die bij vervan
ging door modernere vrijkomen, zullen
worden gebruikt voor de mechanisatie
van de vijfde divisie.” (Defensienota
1968). De bewindslieden maakten zich
hiermee op een te gemakkelijke wijze af
van een moeilijk probleem.
Zij hadden kunnen weten dat het
materieel in de landmacht doorgaans
wordt opgebruikt voordat het wordt
vervangen. Het AMX-pantservoertuig
dat in 1975-’76 de organisatie verlaat, is
technisch totaal verouderd en de ver
vanger van de DAF-YP408 doet pas in
het begin van de jaren tachtig zijn
intrede.
-
te