5 Elke week verlies je weer wat van je gevoel voor eigenwaarde Oudere werklozen week bij elkaar 8 8 eindelijk een baan in zicht komt? Hoe ervaren werklozen hun verplichte niets-doen? En beïn vloedt die werkloosheid de sfeer in het gezin? Hans Rombouts voerde met een aantal mensen- zonder-werk gesprekken. Uit die gesprekken kwamen de grote problemen van het werkloos zijn naar voren. De werkloosheid is op het ogenblik één van de grootste problemen in ons land. In de miljoe nennota en de beschouwingen daarna stond de werkloosheid centraal. Uitvoerig wordt er over gediscussieerd door mensen, die zelf zeker zijn van een vast salaris. Maar hoe voelen zich nu degenen, die elke dag de advertentiekolommen van de kranten bestuderen in de hoop, dat er 7~77 Voorlichting .b Bedonderd id- door Hans Rombouts 7 .3' J 7 I Anderhalf jaar Op straat Draaiorgel IV l'MiaEta ars 4CADê/» Uilen nn ii ii ii ii -- TT 7 rt*.GE tN IM’ V 'JBM' 1 r 1 F 7 ^^7^7, Verwijten W T. E 7 r U.:.l I bX SI TT’ i’ *'f I WERKLOOSHEID KENT GEEN LEEFTIJD ’’T* ir r 9 Het Gouden Kalf van de welvaart brokkelt af lelgM dta- VOOR «TOH I de borreltafel houdt men het er op, dat die lieden maar mooi weer spelen met de overheidssteun en dat diezelfde lieden het zouden betreuren als ze aan de slag zouden moeten. Overigens: rond de bor reltafel vallen ook lege plekken. Nie mand is meer veilig. In alle lagen slaat de werkloosheid toe. De buitenwacht staat maar al te snel klaar om gloeiende pijlen in de richting van de niet-werkers af te vuren. Rond In Paterswolde is een voortreffelijk initiatief genomen. Directeur drs. Johan Pasveer van het vormingscentrum „De Drieklank” kwam na een Brandpunt-uitzending over oudere werklozen en hun gezin op het idee om een cursusweek voor die categorie mensen te organiseren. Minister Boersma vond het een uitstekend plan en gaf zyn steun. Pasveer vond ook een klankbord bij de Drentse overheidsdiensten, die zich bezig houden met de werkloosheid. Het resultaat was, dat er drie maal een week Drentse oudere werklozen en hun echtgenoten btfeen kwamen in Paterswolde. De cursus was meer dan voldoening gevend. Aan twee kanten. De werklozen, die contactueel dreigen te vereen zamen (zelfs in hun eigen gezin, omdat ze zich minderwaar dig gaan voelen), bemerkten, dat hun problemen er ook bij de anderen waren. Ze konden die nu eindelijk eens op „voet van gelijkheid" bepraten, hetgeen ook gold voor de echt genotes. Aan de andere kant ging er ook voor de ambte naren. die dagelijks met het probleem van de werkloosheid len om maar iets te noemen. Dat zijn afschuwelijke zaken. Gelukkig had ik juridische steun van mijn vader.” Ria is ervan overtuigd, dat je er snel onderdoor kunt gaan als je geen sterke persoonlijkheid bent. „Dan ben je ver kocht.” IB II o i n 11 Een bron van irritatie („maar je leert er mee leven”) is het feit, dat tachtig percent van de sollicitaties niet beant woord wordt. „Als ik binnen tien dagen niets meer van een firma hoor, dan schrijf ik ’t af. En dan moet je maar weer op je wekelijkse verantwoordings- kaart kunnen waarmaken, dat je inder daad gesolliciteerd hebt, maar dat je geen antwoord hebt gekregen.” Werkloosheid kent geen leeftijd. Er zijn jongens en meisjes, die vanaf de schoolbanken direct al met het probleem te maken krijgen, zeker nu het mini- mum-jeugdloon plus de twee leerdagen voor werkende jongeren zijn ingevoerd. Er zijn aan de andere kant van de tijdsgrens zestigjarigen, die zonder werk zitten. En daartussen vindt men dan een breed scala van o.a. bouwvakkers, tex tielarbeiders, administratief personeel, technici en academici, van elke leeftijd. Je wordt er kribbig van. Zijn vrouw geeft direct toe, dat de sfeer er thuis natuurlijk onder te lijden heeft. „Geluk kig zijn onze (vier) jongens druk bezig met hun studies. Alleen de jongste is nog thuis. We proberen alles zoveel mogelijk buiten hen om te houden. Maar het niet weten, waar dit allemaal op uit draait, die onzekerheid, dat geeft een drukkende stemming. Je bent gauw geïrriteerd.” te maken hebben, een wereld van menselijke zorgen open. Nu was er ineens een vrij diep rechtstreeks menselijk con tact. Er kwamen problemen aan de orde, die nooit als pro blemen onderkend waren. Vandaar dat de ambtenaren, die voor praktische voorlichting waren gekomen, direct voor stelden, dat zulke cursussen overal in het land georgani seerd zouden moeten worden. Iets waarmee uiteraard de oudere werklozen en de staf van het vormingscentrum het roerend eens waren. Men gaat nu bestuderen hoe men ook in andere delen van Nederland werklozen en bij het probleem betrokkenen voor enkele dagen bij elkaar kan krijgen. Want wat vooral duidelijk is geworden tijdens de cursusdagen: er is een ontstellend gebrek aan voorlichting en informatie rond de werkloosheid. Er kan in de werkmethoden van arbeids bureaus en sociale diensten nogal wat ten goede veranderd worden. Waarbij opgemerkt dient te worden, dat dat van plaats zeer verschilt. Ook dat was een duidelijke conclusie. vieren zelf wel. Maar nu is er een kink in de kabel gekomen. Ik ben al een half jaar werkloos. Ik was cheffin op een afdeling van een chips-fabriek. Van de ene op de andere dag werd die afdeling opgeheven. Ik kreeg twee maanden doorbetaald, dat wel. Maar je staat toch maar ineens mooi op straat. En zie dan maar eens aan goed en voldoeningge- vend werk te komen. Natuurlijk kun je wel als werkster aan de slag gaan, maar daar pas ik voor. Niet omdat het min derwaardig zou zijn, maar wel omdat je aan een bepaald financieel niveau ge wend bent en ook aan leidinggevend werk Ik weet voor mezelf, dat ik bepaalde capaciteiten heb.” Ze hebben wel eens gedacht aan emi gratie. „Maar je zit dan met de kinde ren, die hier hun opleiding krijgen, hun vrienden en kennissen hebben. Boven dien moet je maar afwachten of je ergens anders wel een passende baan kunt vinden. Ook dat is een onzekere factor. Ach, we blijven maar hopen. Je houdt je vast aan elke strohalm. Maar het is een ellende.” lapmiddc len, Ijoersma! Ze vindt dat er veel meer voorlichting gegeven zou moeten worden. „Aan elke werkloze zou moeten worden uiteengezet wat zijn rechten en plichten Zijn en hoe de mogelijkheden liggen. Neem nou het punt van de omscholing. Daar is nooit over gesproken. Je ziet trouwens über haupt geen sociaal werkster of zo ie mand. Ik had graag wel een omscholing gehad tot dierenarts-assistente. Ik wil er voor leren. Maar zijn er mogelijkheden in dat vak? Ik weet het niet.” Z£VS <1 HEID In een villa in de kuststrook ziet de zesenveertig© voormalige chef-materiaal (van grootgrondverzet-machines) de grond langzaam onder zijn voeten weg zinken. Een half jaar al is hij bezig om te leven tussen hoop en wanhoop. „Ik voel me zeldzaam bedonderd. Ik wil niets liever dan werken, me nuttig ma ken voor de maatschappij. Ik wil respect hebben voor mezelf door te werken. Ik ben zelfs bereid om voor een lager salaris aan de slag te gaan. Ik wil ook mijn pensioenregeling laten vallen bij een nieuwe job, maar dat schijnt niet te mogen en te kunnen. Ik ben gezond. Ik krijg elk jaar een vliegerkeuring, ik heb mijn brevet. Ik heb een HTS-opleiding en veel praktijkervaring in het binnen- en buitenland. Ik beheers Engels, Duits, Maleis en nog een stel dialecten. En toch willen ze me niet hebben. Omdat ik 46 jaar ben. Dat is de grote barrière. Laten ondernemers toch eens begrijpen, dat ze onmogelijke eisen stellen in hun advertenties als ze een jongeman van 25 jaar vragen met een ervaring van een kerel van veertig. Telt een enorme erva ring op allerlei gebied dan niet meer mee?” Van het arbeidsbureau heeft hij drie maal een verwijzing gekregen: de eerste lag helemaal niet in de lijn van mijn werk, op de tweede kreeg ik na vier weken geen antwoord en op de derde kreeg ik van het bedrijf te horen, dat men toch maar niet ging uitbreiden. Hopeloos en ontmoedigend, zulke erva ringen. Neem ook eens die uitzendbu reaus. Ik dacht: dan probeer ik het maar op free-lance basis. Die bureaus waren enthousiast: u bent de man, waarom veel gevraagd wordt. Ik heb van de drie bureaus nooit meer wat gehoord. „Elke week, di eer bij komt, verlies je weer wat van je zelfvertrouwen, van je gevoel voor eigenwaarde. Elke week, dat je zonder werk bent, wordt het moeilij- ker. Maar ik probeer de moed erin te houden. Ik blijf hopen, dat er ineens geschikt werk voor me komt. Als je de hoop verliest heb je niets meer om naar uit te kijken. Dan ben je verloren.” Het is de kreet van een man, die al bijna een jaar zonder werk is. Hij is niet de enige die er zo over denkt. Die angst om alle hoop te verliezen, klinkt door bij velen, die al maanden lang elke week weer hun „rapportje” moeten insturen waarin zij verplicht zijn te melden, wat ze de afgelopen dagen hebben gedaan om weer aan de slag te komen. Het is Ria op een bepaald moment kwalijk genomen, dat ze aangeboden werk niet aannam. In ieder geval ver weet men haar, dat ze niet genoeg deed om ander werk te krijgen. „Mijn uitke ring van de WW werd ineens gestopt. De tachtig percent-regeling. Ik belandde bij Sociale Zaken en kreeg nog maar zestig percent. Ik was witheet. Op zo’n mo ment voel je je als een voetbal, je wordt alle kanten opgeschopt. Ik heb het niet gepikt. Tenslotte ben ik ook een Neder landse burger. Ik heb toch ook mijn premies altijd betaald. Ik had wèl alles in het werk gesteld om aan de slag te komen. Als een gek loop je alle adver tenties af. Je informeert links en rechts. Wat kan je nog meer doen? Ik kan moeilijk overal gaan aanbellen van: hebt u misschien nog een baantje voor me. Ik heb er direct werk van gemaakt. Maar het is en blijft een ontzettend nare toestand. Je wilt werken, gemotiveerd zijn, maar je krijgt het niet.” ser bij een draaiorgel is geweest. Hij heeft last gekregen van een open been. Hij moest dus noodgedwongen stoppen. Hij is ongeschoold. De beschutte werk plaats is zijn toevluchtsoord, maar daar zijn weer te weinig plaatsen. Hij wacht al een half jaar op zo’n arbeidsplaats. Intussen is hij in huis bij zijn familie van oudsher orgeldraaiers die het zelf ook niet al te breed heeft. Men kan zelfs geen ziektekostenverzekering beta- Een heel ander geval is dat van de man, die praktisch zijn hele leven man- Ria is een gescheiden vrouw van der tig jaar met drie kinderen. Zij heeft geen alimentatie willen accepteren van haar, vroegere man, die alsmaar van baan en huis veranderde. „Ik heb hem niet nodig. Ik verdien de kost voor ons Soms denkt hij, dat ze hem op het arbeidsbureau verwijten, dat hij niet wil werken. „Maar het gaat mij om de kwaliteit van het werk. Ik stap niet in een onbeduidend baantje, waarbij ik geen enkel vooruitzicht heb. Ik heb een leidinggevende functie gehad en zo iets wil ik graag terug. Kan iemand mij dat kwalijk nemen?” Over het algemeen is de technicus wel te spreken over Sociale Zaken. „Die dienst werkt bijzonder goed. Misschien zouden ze alleen wat meer begrip moe ten hebben voor je scholing. Op het GAB houden ze in feite alleen maar de kaartenbak van vraag en aanbod bij. Daar komen in de praktijk alleen de kleine klussies binnen. Men zou de be drijven, die alleen adverteren, moeten verplichten elke vacature onmiddellijk te melden aan het arbeidsbureau. Want wat zie je nu: in de sector van de goede banen trekt het ene bedrijf de goede kracht weg bij het andere bedrijf voor duur geld. Terwijl er toch ook bij de werklozen goede krachten zitten. Je komt er niet tussen als je eenmaal een getekende bent. En waarom eigenlijk? Ik ben niet minder dan een ander.” Natuurlijk is het beeld van de arme werkloze van vroeger, die nauwelijks brood op de plank had en in de rij moest staan voor een pover bedragje aan steun, verleden tijd. De sociale voorzieningen zijn wel dusdanig, dat je niet van armoe hoeft om te komen. Er wordt door werkend Nederland dan ook de nodige premie betaald. „Nu de werk loosheid zo stijgt, maak ik me over die uitbetalingen wel eens zorgen”, zegt een zesen veertigjarige technicus, die ruim een half jaar niet anders doet dan vergeefs solliciteren. „Er moet steeds meer uitbetaald worden aan werklozen. Maar die pot blijft toch niet voldoende op den duur.” Om terstond de zaak wat te relativeren: „Zo zie je maar. Je gaat je op den duur allerlei gekke dingen in je hoofd halen.” '-7 ...7777'77'"" 1- Neem de vijfendertigjarige technicus, die al anderhalf jaar een passende werkkring zoekt. Hij is van origine scheepswerktuigkundige. Hij vond dat werk aan boord te eenzijdig en stapte aan wal. Hij zette een technische dienst op bij een timmerfabriek, kreeg de op dracht de aanschaf van een nieuw ma chinepark te bestuderen, deed dat, trapte op zere tenen en werd tenslotte het leven onmogelijk gemaakt. Hij moest daar weg, raakte verwikkeld in een langdurige ontslagprocedure en kreeg gelijk. Maar hij was wel werkeloos. „Ach, een half jaar zonder werk gaat nog wel, als je andere dingen doet. Ik heb mijn studie HTS weer opgenomen, avondschool, want de dagschool is te kostbaar. Dat kost moeite. Vaak denk je: waar doe ik het voor? Wat heeft het allemaal voor zin, want een baan van hetzelfde niveau krijg je praktisch niet. Je studeert, wandelt wat en kijkt in allerlei bladen de advertenties door. Je wordt prikkelbaar. Je moet je in be dwang houden. Gelukkig heb ik op zee geleerd hard te zijn voor mezelf. Een geluk bij dat alles is, dat ik niet ge trouwd ben. Ik kan met weinig toe. ■‘•is t K-w - 'Wrr,‘ 11p Ti

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 17