ONDANKS DIEPE CRISIS MOET ONAFHANKELIJKHEID DOORGAAN
nieuwe economische orde
^Surinamisering” toverwoord van
O
ÏU
p
F
geen rassenproblemen
zijn er
meer
Als de welvaart goed verdeeld is
«5
«BW fS9M
Mi
ill
door Jos Goos
Lafaard
Blijven
Omvormen
Spelletjes
Zakenjongen
Zwarte markt
I bhsIh
HS
Een bedeesd applaus en gemurmel stijgt op, als captain Laban vlak na
de landing van KL-766 Paramaribo-Curagao-Amsterdam zegt: „Welkom,
welkom in Holland”. Van de 269 pasagiers in de DC-10 is, schat ik, drie
kwart Hindoestaans, een klein deel Creools en de rest Nederlands en An-
tilliaans.
Nederland is dus weer zo’n 200 Surinamers rijker. Wat bang, meteen
kouwelijk in de nachtelijke temperatuur van 10 graden, scharrelen ze rond
in de immense hal van Schiphol. Op straat rijden steeds meer busjes voor
met afhalende familie. Gigantische hoeveelheden bagage, waaronder bij
voorbeeld gedemonteerde bedden, worden ingeladen. Ongelooflijke aan
tallen Hindoestanen blijken er in één busje te kunnen. Op z’n Surinaams
- heftig optrekken en scherp sturen gaat het de Nederlandse nacht in.
De ene familie van 12 man naar Groningen, een kleinere groep naar Den
Haag, een eenzame en onzekere Hindoestaanse jongen naar Lopik, waar
zijn broer woont, een compleet gezin minus vader naar het Gelderse Eist,
waar het hoofd van het gezin al drie maanden een baan heeft. Enkele Cre
oolse schonen, grootogig, dicht bij elkaar blijvend, gaan naar Amsterdam
om er aan de kweekschool te studeren. Bijna allemaal zeggen ze „voor
lopig” in Nederland te blijven en te willen studeren en werken. „Verder
weet ik nog niet”.
jj
Ba-
1 *i.
«t
Suriname blijft het beloofde land
e
1
t
l
t
L
1
t
j
ÓJL
r
i
i
L
i
3
c
i
c
I
t
l
t
l
langs in Suriname: „Een verschrikkelijk gebrek aan zelfvertrouwen”.
Zijn baas, minister De Gaay Fortman van Binnenlandse Zaken, tevens
voor Suriname en de Antillen: „Als ze hier de handen uit de mouwen
steken en met Gods hulp, hun eigen gezegde, dan komen ze er wel.
Dat van Gods hulp, daar weet ik zoveel niet meer van. Maar dat van
die mouwen, dat is waar”.
Redacteur Jos Goos, net terug van twee weken Suriname, beschrijft
hoe het koloniale verleden het Surinaamse volk onzeker heeft gemaakt
en verdeeld heeft gehouden.
i
5
t
t
r
t
i
flMSTEKDAM-BlJLMERMF.ER
U—«lkw ju -
plannen, maar durfde niét door te zet
ten. Toen dacht ik: jij ook al? Ik zie hoe
de handel instort hier. De mensen hou
den het geld vast, de winkeliers adverte
ren veel minder, ze laten de zaak zoetjes
op z’n beloop”. De radio heeft er wel
enige compensatie voor gekregen: dage
lijks is de disc-jockey urenlang verzoek-
plaatjes aan het aankondigen „ter gele
genheid van het vertrek naar Neder
land” van deze en gene.
Kanhai wringt de handen, hij wil niet
en toch wel weg. „Ik geef Suriname niet
op, nee. Ik houd van dit land, maar ik
moet het elders proberen, voor mijn
brood. Nee, bang voor de Creolen ben ik
niet, dat zijn de domme mensen alleen,
bang gemaakt door de politici. Wel er
gert het me, dat je als Hindoestaan door
de Creolen wordt aangezien voor een
tweederangs burger”.
Hij is verbitterd aan het worden, al
ontkent hij dat. „Mijn grootvader heb
ben ze hierheen gehaald om slavenwerk
over te nemen. We hebben het goed
gedaan, het land helpen opbouwen, en
nu gaat het wéér niet, moeten we wéér
verkassen. Ja, als ik daar bij stilsta,
word ik woedend; we worden verschop
pelingen. Het is toch ook verschrikke
lijk: nu het hier mis gaat, moeten we
ons weer tot moedertje Nederland wen
den, of die ons misschien een kansje wil
geven”.
De handel daarentegen, voor een
belangrijk deel in Hindoestaans^ han
den en dus de zijde kiezend van de
politieke oppositie, wijt de voedsel-
Surinaamse handen brengen. Op den
duur, zegt Bruma, moeten de op
brengsten van de bodemschatten van
Suriname geheel aan de eigen ge
meenschap ten goede komen. Suralco
haalt jaarlijks voor ongeveer een
miljard Surinaamse gulden uit de
grond, waarvan slechts 70 miljoen
aan de staat wordt afgedragen en
maar 30 miljoen aan lonen voor de
6000 Surinaamse Suralco-werknemers
in het land blijft. Bruma: „Alleen als
je het niet zelf aan kunt, moet je
dergelijke projecten, en dan nog tij
delijk, uitbesteden”.
aan etenswaar, zoals rijst, olie, suiker en
aardappelen wordt gelaten aanvaard.
Suriname wordt eind volgend jaar on
afhankelijk, heeft de nieuwe regering-
Arron dit voorjaar tot ieders verrassing
aangekondigd. Ja, al jaren roept heel
Suriname dat het nu maar eens uit moet
zijn met de overheersing van buiten
lands kapitaal, met de bevoogding van
Nederland over de besteding van de
ontwikkelingshulp, maar onafhankelijk
heid? Baas in eigen bos?
De 300.000 Surinamers raken onzeker
en verdeeld door de kwestie. Oude raci
ale verschillen, die in de schaduw van
de Nederlandse paraplu niet zo opvielen,
komen nu in het volle licht van de
Surinaamse zon. De opgewekte Creolen,
.•bijna een derde van de bevolking en
•sterk geürbaniseerd, hebben op het
■ogenblik de politieke macht, maar staan
economisch niet sterk. In de landbouw
•zijn zij slecht vertegenwoordigd, afkerig
als ze sinds de slaventijd zijn van plan-
tagewerk. De altijd bezorgde en ernstige
Hindoestanen, ongeveer 37 procent, zijn
politiek in de oppositie gedrongen, maar
beheersen op het land grotendeels de
voedselproduktie, in de stad handel en
nijverheid. Zij zijn als vrije mensen
naar Suriname gebracht, nadat de sla
vernij was afgeschaft. Suriname bezorg
de hen een welstand, die zij in India
met zijn catastrofale bevolkingsdicht
heid, eeuwige overstromingen en roestige
kastestelsel nooit hadden kunnen berei
ken.
Vroeger, onder de legendarische Jopie
Pengel, werkten Creolen en Hindoesta
nen ondanks alles samen in de politiek.
Enige onderlinge argwaan bestond ook
toen, maar werd niet versterkt door een
strijd om de macht zoals nu. Nu de
Creolen aan de regering zijn (samen met
enkele Javanen), is de schrik de nogal
bangelijke Hindoestanen om het hart
geslagen. Alle oude vooroordelen zijn
opgewekt: de Creolen, zeker de radicale
elementen, zullen de Hindoestanen hun
grond afpakken, hun vrouwen onteren,
van de moskeeën danshuizen maken, er
zal na de onafhankelijkheid een slach
ting ontstaan. Heeft hun leider Lachmon
het niet zelf gezegd?
De Creolen daarentegen nemen het
wat makkelijker op. Die Hindoestanen?
Bangerikken zijn het, ze kunnen niet
tegen hun verlies bij de verkiezingen,
hun leider Lachmon heeft hen expres
bang gemaakt voor ons, nu kan hij ze
niet geruststellen, nu lopen zijn eigen
kiezers het land uit, net goed. Maar ook
aan Creoolse kant zijn gevaarlijke voor
oordelen opgewekt: Hindoestanen zijn
allemaal zwarthandelaars, ze smokkelen
al ons geld het land uit, het zijn bijgelo
vige heidenen.
Paramaribo, intussen, wordt steeds
rustiger. Iedereen in de witte houten
stad klaagt dat het zo’n saaie zomerva
kantie is. De staking bij Bruynzeel
brengt enige opwinding en wat betogers
op de been, maar verder hangt er een
onzekere, wat lusteloze stemming. De
onafhankelijkheid is het gesprek van de
dag, de uittocht naar Nederland en wat
voor nationaliteit een Surinamer hier en
daar uiteindelijk krijgt, lijkt het enige
onderwerp waarover Surinamers nog ru-
zie maken. Zelfs de aanhoudende
schaarste (vermoedelijk door hamsteren)
Natuurlijk zijn er ook Hindoestanen
die blijven, zoals Harry Gobardhan (49).
Hij is bewaker bij het aluminiumcon-
cern Suralco, de dominerende reus v an
Suriname. Hij verdient goed, 700 Suri
naamse guldens. Ter vergelijking: een
minister daar verdient ongeveer twee
keer zoveel, een Surinaamse politieman
Sf 500. Gobardhan bewoont een prachtig
huis in de overigens minder riant be
bouwde Balsemienstraat: „Ik blijf beslist
in Suriname, maar ik vind dat mijn
kinderen de vrijheid moeten houden
naar Nederland te gaan als ze dat wil
len”. Een beetje bang voor de toekomst
van Suriname is hij ook wel: „Wat ik
spaar ga ik naar Nederland brengen, dat
lijkt me toch veiliger”.
De stemming onder de Creolen is,
zoals gebruikelijk onder dit opgewekte
volksdeel, heel wat minder gespannen.
Suriname verlaten is onder hen al een
oude gewoonte. De Creoolse elite is nooit
in Suriname ontstaan, en blijft in steeds
groter omvang weg omdat het eigen
land te weinig kansen zou bieden. Het
gewone Creoolse volk heeft die gewoon
te overgenomen.
Jeruman Emanuelson, 25 jaar, twee
kinderen maar niet getrouwd, komt ook
naar Nederland. Zijn baantje als manus-
je-van-alles in Hotel Krasnapolsky in
Paramaribo levert hem ongeveer Sf 300
per maand op, terwijl zijn vriend, die
Niemand lijdt honger, maar ondervoeding komt algemeen voor. Bedelaars
zie je weinig op straat, maar velen leven op de rand van, of zelfs onder het
bestaansminimum. Naast grote rijkdom onder handelaren in de stad zie je in
buitenwijken van de Surinaamse hoofdstad de bitterste armoede. Duizenden
Surinamers verlaten het land, nu dat nog makkelijk kan dank zij het bezit van
een Nederlands paspoort. Daarbij zijn steeds meer Surinamers met een goede
baan, zodat het land snel aan kader verliest. Talloze blijvers, onzeker over de
toekomst, smokkelen geld naar het buitenland. De koloniale traditie van het
bedrijfsleven in Suriname, zowel het buitenlandse als het lokale, winsten legaal
en illegaal naar het „moederland” over te maken, neemt eerder toe dan af.
Uit alles blijkt een gebrek aan vertrouwen. Het „geldlek” veroorzaakt een
dalende koopkracht, produktieve investeringen blijven achterwege, nieuwe werk
gelegenheid, die nieuwe koopkracht zou oproepen, wordt nauwelijks gecreëerd.
Sociale uitkeringen, zoals Nederland die heeft om de koopkracht op peil te
houden, kent Suriname niet. Intussen blijft de inflatie doorgaan. Het economisch
schrikbeeld van de stagflatie (combinatie van stagnatie en inflatie) verlamt de
Surinaamse economie.
Eska Kanhai (50) is zo’n Hindoestaan,
een gisse zakenjongen. Hij is net 12
dagen in Nederland wezen rondkiiken,
en heeft de knoop doorgehakt. Hij sluit
zijn reclamebureau, dat voornamelijk
commercials maakt voor de radio, en
verkoopt zijn bezittingen ter waarde van
ongeveer 175.000 Surinaamse guldens.
Waarom?
„In juli nog had ik grote uitbreidings-
Minister mr. Eddy Bruma van eco
nomische zaken, de radicaal die al 20
jaar de onafhankelijkheid wil door
voeren, heeft er een filosofische kijk
op: „Wij zijn bezig onze economie om
te vormen. Vroeger kwamen de
vruchten van onze welvaart maar bij
weinigen terecht, nu moeten we pro
beren die ten goede te laten komen
aan de massa. De bevoorrechten zul
len hun privileges echter niet zonder
verzet opgeven. Die strijd zal jaren
duren”. Zijn collega drs. Michael
Cambridge, minister van Opbouw,
benadert het wat zakelijker: „Sinds
de industriële revolutie is er geen
welvaart meer denkbaar zonder in
dustrialisatie. Dus moeten wij indus
trialiseren”.
Er is de afgelopen 20 jaar het een
en ander gebeurd in Suriname. Dank
zij de ontwikkelingshulp van Neder
land en de EEG is het land redelijk
voorzien van wegen en bruggen, er
ligt een goed-functionerend elektrici-
teits- en waterleidingnet. De elektri
citeitscentrale van Afobaka, draaiend
op een stuwmeer ter grootte van de
provincie Utrecht, levert stroom te
gen een van de laagste prijzen ter
wereld. Daardoor zijn twee grote
mijnbouwmaatschappijen, Suralco
(dochter van de Aluminium Company
of America) en de Nederlandse Billi-
tonmaatschappij, begonnen aan de
ontginning en veredeling van de gi
gantische bauxietvoorraden yan Suri
name.
Het toverwoord voor de nieuwe
economische orde is „Surinamisering”
van het bedrijfsleven. Dat betekent:
het kapitaal en het management in
•- h r i S
verkopen a contant, om de enkele reis van 632 Surinaamse guldens te
kunnen betalen.
Velen die blijven, smokkelen hun geld naar het buitenland, omdat
ze dat veiliger vinden. Niet alleen de economie stagneert door het
wegtrekken van kopers en geld, ook de sociale ellende is groot.
Gezinnen breken, omdat vaders van de ene dag op de andere de
oceaan oversteken. De Surinaamse regering draait op voor het onder
houd van de achterblijvers.
Wat bezielt de Surinamers? Een hoge Nederlandse ambtenaar on-
Suriname: 300.00 mensen van vijf verschillende rassen op een gebied
vier keer zo groot ais Nederland, na 300 jaar koloniaal bewind en
20 jaar binnenlandse zelfstandigheid op de rand van de onafhankelijk
heid. Maar in tegenstelling tot andere jonge landen op dat keerpunt
van hun geschiedenis, begroet de Surinaamse bevolking die onaf
hankelijkheid weinig enthousiast. Met vliegtuigen vol verlaten werk
lozen, gelukzoekers, maar ook steeds meer welvarende Surinamers
hun land. Zij verplaatsen huis en inboedel, kopen op afbetaling en
met hem op de mulo zat, nu in Neder
land 1400 verdient. Jeruman: „Wij
Creolen willen graag werken, als we de
kans maar krijgen. Ik ben eigenlijk
metselaar, en heb een gedeeltelijke
bouwkundige opleiding. Die wil ik in
Nederland gaan afmaken, daarna zien
we wel weer”.
„Wie nu weggaat en een behoorlijke
baan opzegt, is een lafaard”, zegt Albert
Munroo. Enkele maanden geleden is hij
tegen een bescheiden salaris een hoge
ambtenaar geworden op het Surinaamse
ministerie van financiën, na 13 jaar in
Nederland gewerkt en gestudeerd te
hebben. Nog een harde: „Laat die Suri
namers in Nederland, die nationalistisch
te keer gaan, hun mond houden en
terugkomen. Ik heb nooit goed met hen
kunnen opschieten daar”.
Munroo: „De Surinamers moeten nu
eens leren zelf wat op poten te zetten en
niet af te wachten tot een ander het
voor hen doet, tot er een pracht oplos
sing uit de lucht komt vallen. Na de
onafhankelijkheid wordt "dat anders”.
Daarover wordt hij lyrisch; hij is niet
voor niets dichter in zijn vrije tijd. „Ik
besef dat Suriname door een diepe crisis
zal gaan, maar de onafhankelijkheid
moet toch doorgaan. Eens moeten we er
doorheen. Desnoods slaan we aan het
vechten hier; als dat nodig is voor de
eigen identiteit dan moet het maar. Over
een paar generaties hebben we trouwens
geen rassenprobleem meer, als we wel
varender zijn en de welvaart goed ver
delen. De Surinamers in Nederland we
ten dat; ik denk dat er straks veel
terugkomen. Dit blijft het beloofde land,
net als Israël voor de Joden”. Met al
zijn minachting voor de „lafaards” heeft
Munroo medelijden met de arme don
ders die in Suriname geen werk kunnen
vinden en het daarom - vaak tevergeefs
- in Nederland gaan proberen. „Ein
Arbeiter hat keine Heimat”, citeert hij
treurig Marx.
Behalve de Surinamisering houdt
ook de kwestie van de lonen en de
prijzen de bevolking heftig bezig.
Eenvoudige levensmiddelen zijn nog
,even duur als een jaar geleden, maar
alle prijzen samen zijn toch met
meer dan 10 procent gestegen.
Al onder de vorige regering is het
Centraal Inkoopbureau Suriname
(CIS) opgericht, een staatsbedrijf dat
een tiéntal van de belangrijkste voe
dingsmiddelen importeert en (soms
met subsidie om de prijs laag te
houden) distribueert. Dat gaat niet
soepel; er heerst vaak grote schaarste
aan bijvoorbeeld aardappelen en olie.
Bruma wijt dat aan de handel, die
stiekem aan het beleggen zou zijn in
voedsel, om zodoende schaarste te
kweken en de prijzen op te drijven.
schaarste aan Bruma’s beleid. Intus
sen worden op de zwarte markt van
levensmiddelen prijzen gemaakt die
drie a vier keer zo hoog liggen als de
officiële.
Over die kwestie is nu een heftige
politieke en economische strijd ont
brand. De regering is vast van plan
de handel nog strenger te gaan con
troleren en ontwikkelt plannen om
de voedselvoorziening minder afhan
kelijk te maken van importen. Eigen
produktie zou bovendien werkgele
genheid en koopkracht scheppen.
Maar de handel is niet van plan
dat te nemen en beweert bovendien
dat er van die importvervanging wei
nig terecht kan komen. De relatief
hoge Surinaamse lonen, in vergelij
king met de omliggende landen, en
de kleine Surinaamse markt, waar de
importvervanging voor produceert,
maken de kostprijs van de eigen
produkten hoger dan die van geïm
porteerde, wordt gezegd.
Michael Cambridge heeft daar een
ambitieus antwoord op: „Daarom
moeten we juist die produkten vóórt
brengen waarmee we internationaal
voordeliger liggen. Dat zijn produkten
die we in grote massa’s kunnen ma
ken, zoals rijst, kokosprodukten, hout
en mineralen. Het gaat er mij niet
zozeer om dat we alle importen ver
vangen. zoals de handel wil doen
geloven, maar dat we onze imported
ruimschoots kunnen betalen van onze
exporten”.
De regering beseft, dat dat niet van
de ene op de andere dag kan. Daarom
is van Nederland gevraagd, ook na de
onafhankelijkheid de ontwikkelings
hulp nog minstens 30 jaar voort te
zetien. Voorlopig is Suriname niet in
staat uit zijn nationaal inkomeh vol
doende opzij te leggen om de enorme
investeringen en de kostbare impor
ten te financieren die het nodig heeft.
De ontwikkelingshulp heeft echter
ook nadelen. „Suriname heeft het
daardoor te gemakkelijk gehad, het
verwende kind van moedertje Neder
land”, zegt een Nederlandse econoom
d!e de Surinaamse redering adviseert.
Vakbondsleider Cruden verwoordt
het zo: ..Ontwikkelineshuln is eigen
lijk voor-de-gekhouderij. Er stroomt
veel meer kapitaal het land uit dan
er aan schenkingen en zachte lenin
gen binnenkomt. Ik zeg al jaren:
„Geef ons niet elke dag een brood,
maar leer ons zelf brood bakken”.
PARAMARIBO