Anna Maria van Egmond
Zuster in de krotten van Calcutta
waar de armen het slechter hebben
dan de varkens in ons land
Tony van derMeulen
Blij te helpen
Pillen
door
1
Waar is redding?
Geen afschuw
Als beesten
ZATERDAG
i
F”
E
Ellende te groot om alleen
1,
e
nog voor de zielen te zorgen
1.
1,
r
I.)
01
lg-
ïM
Ki
ren. Je krijgt er niet het idee dat 1974 is uitgeroepen tot Wereld Bevolkingsjaar, het jaar waarin
een oplossing zou moeten worden gevonden voor problemen als overbevolking en de daarmee
samenhangende armoede en hondersnood.
8.
D
P
d
I
'4J
:e-
let
I,-
7,-
I,-
k-
-n.
1.
t.
Als je ziet hoe moeizaam er in
dit land iets verbetert, is die hou
ding misschien ook maar het bes
te.
Zuster Van Egmond: „Op de een
of andere manier lijken ze in hun
armoede toch nog gelukkig. Ik ben
geboren in de Haarlemmermeer op
een boerderij, zestien kinderen. Nu
ligt Schiphol er. Toen ik er laatst
was heb ik alleen drie bomen
kunnen terugvinden- We hadden
een grote boerderij, de arbeiders
waren arm, maar ze probeerden er
bovenop te komen. Hier is die wil
al helemaal verdwenen”.
Wat gebeurt er met de kinderen
als ze uw tehuis verlaten?
Zuster Van Egmond: „De jon
gens gaan op hun zesde naar de
school van de broeders. De meisjes
blijven hier langer. We proberen
hen hier in de middenklasse te
laten trouwen. Veel mensen uit de
middenklasse weten dat we hier
meisjes hebben. Het is daar nog
is de
Mary’s
U zit nu veertig jaar in deze
onbeschrijflijke stad. Schrikt u
nog wel eens ergens van?
Zuster Van Egmond: „Ik ben er
vindt het nog steeds wel erg. Maar
je bent blij dat je kunt helpen.
Als wij er niet waren, lagen ook
deze kinderen op straat, tussen al
die anderen. Mother Theresa (een
beroemde Joegoslavische non in
Calcutta) gaat er echt op uit om
kinderen op te pikken We zijn
hier meer voor de opvoeding. En
de kinderen komen vanzelf: laatst
lagen er twee in een trein, een
meisje van drie en een van vijf, ze
waren door hun vader en moeder
in de trein achter gelaten”.
Gaat u zelf de slumps ook in?
Zuster an Egmond: „Ik ben er
wat te oud voor, de Indiase zus
ters doen het wel. Er komen hier
trouwens zelden Europeanen; Eu
ropeanen gaan niet naar de krot
ten toe, dat doen ze niet”.
Zuster Van Egmond begint over
de misdaad in de buurt: „Een
Ik heb hier kleine kinderen door
hopen afval zien kruipen op zoek
naar eten. Dan ben je toch wel
erg voor geboortebeperking-
Zuster Van Egmond: „Weet u,
ik vind het allemaal zo moeilijk.
Je tracht te helpen, ik weet het
ook niet. Waarom moet India zo
arm zijn, waarom is de corruptie
zo groot? Volgens mij is er genoeg
rijst, als het maar wat georgani
seerd werd. In Holland was vroe-
St. Mary school is een opvang
centrum voor verweesde kinde
ren die op straat worden gevonden
of door hun ouders in een tram
zijn achtergelaten. Ik arriveer wat
aan de vroege kant en dat is
zorgelijk, want voor het afgespro
ken tijdstip is kennelijk een heel
festijn op touw gezet. De zuster
heeft me al dagen tevoren aange-
kondigd als „de oom uit Holland”,
er zijn tal van liedjes en dansjes
ingestudeerd. Terwijl ik nooit
meer voor India heb gedaan dan
de gebruikelijke gave in een pas
serende collectebus, word ik als
een uiterst welkome gast op een
stoel gezet, en begint een koor van
wezen me toe te zingen. Kleine
meisjes blozen of lachen verlegen
als ik ze aankijk. Een meisje van
een jaar of acht voert een sierlij
ke Bengaalse dans uit; toen ze nog
heel klein was, bleek ze plotseling
op een avond voor de poort van
het klooster te liggen.
Na de welkomstliederen en de
dansen laten tal van meisjes hun
handwerken zien: fraai haakwerk,
borduurwerk in de degelijke, Ne
derlandse kruissteek, die geoefend
wordt op lapjes jute van de zak
ken waarin de kleren voor de
kinderen arriveren. Er is net een
zak uit Amerika aangekomen.
ger ook armoede, iedereen had
klompen aan en alleen maar een
fietsje. Nu zijn het allemaal rijke
mensen, bijna iedereen heeft een
autootje. Holland is er bovenop
gekomen, waarom India niet? Ze
hebben hier hele grote, knappe
mensen. Maar wat komt eruit?”
„Van de regering krijgen we
hier nou per kind dertig roepies
per maand, dat is 35 cent per dag.
Je kunt ze er niks voor geven.
Begin verleden jaar kostte de rijst
voor de kinderen ons 250 roepies.
Dat is nu 600. Deze week kwamen
hier weer twee kleine meisjes.
Dan denk je: die moeten hier
weer 20 jaar blijven, wat moet er
in die tijd allemaal nog gebeu
ren?”
We komen op de instelling
waarmee zij veertig jaar geleden
de missie inging-
„Je ging om de mensen katho
liek te maken, om ze te bekeren.
Maar sinds 20 jaar kun je dat niet
meer doen, een Hindoe mogen wij
niet dopen. We zijn ook verplicht
de kinderen naar de Hindoës-
tische feestdagen te laten gaan.
Soms vind ik die verandering wel
jammer, ja. Toen ik hier kwam
was het toch het doel van je
werk. Maar de ellende is nu te
groot om alleen nog voor de zielen
te zorgen. De kinderen bidden hier
wel voor het eten. En als ze weten
dat er geen rogge is, bidden ze
extra hard voor het dagelijks
brood”.
Zuster Van Egmond laat een
klein meisje komen die, toen ze
twee was, hier door een politie
agent is gebracht. Ze kan zich, als
ik er naar vraag, niets meer van
vroeger herinneren.
Zuster Van Egmond: „Maar als
ze vechten gooien ze het mekaar
wel naar het hoofd: jij bent in
een vuilnisbak gevonden! We wil
len eigenlijk liever niet dat ze er
over praten, waarom zou je ze
bedroefd maken? Maar je hoort
wel eens jongetjes tegen elkaar
zeggen: jouw moeder heeft twee
mannen. Maar ja, in die kleine
hutten, wat leren ze daar en wat
zien ze daar? Die twee jongens die
nu op straat zijn gezet, die moeten
dat toch weten? De kleine vraagt
ook steeds naar zijn moeder”-
Zuster Anna Maria van Egmond is nu 74. Toen zij in 1932 op de boot naar India stapte was het
de bedoeling dat zij Nederland nooit meer zou terugzien. Later kwam er ontheffing van de stren
ge bepaling iemand levenslang de missie in te sturen; na dertig jaar ging ze voor het eerst weer
op vakantie naar Nederland. „Ik voelde me er niet meer thuis, het was mijn land niet meer, als u het
me eerlijk vraagt hoef ik eigenlijk ook niet meer terug”.
Zuster Van Egmond werkt in een armoedige, hongerige krottenwijk van Calcutta, 's werelds
dichtst bevolkte stad. Haar klooster, Sint Mary’s School, staat te midden van uiterst armzalige
hutjes. Het is er modderig en vies, kinderen kruipen tussen het afval door, slome, maar heilige
koeien sloffen voor je auto uit, langs de weg zitten magere mannen je met lege ogen aan te sta-
een ongehuwde moeder. Die lag in
een kliniek, verdween, en liet het
kind liggen. Een ander meisje lag
plotseling bij de poort. Bij andere
tehuizen gebeurt dat dagelijks,
hier niet zoveel: wat dat betreft
zijn we in deze wijk nog ver
vooruit. Die twee jongetjes die u
straks zag liggen, zijn ook vorige
week gekomen. Vader en moeder
uit elkaar, de twee kinderen
zwierven op straat. Een vriendelij
ke dame heeft ze opgepikt en
hierheen gebracht”.
Zuster Van Egmond na enige
stilte: „Ik vraag me vaak af: waar
is de redding hier. Ze gaan er hier
machteloos bij neerzitten. Regel
matig zijn er bijvoorbeeld over
stromingen. In Nederland hadden
we dan al lang dijken aangelegd.
Maar hier blijven ze zitten. Nog
iets: waarom doen ze zo moeilijk
als ik pakjes krijg? Vorig jaar
zamelde een neefje van mij op
school kleren in. Twintig pakket
jes oude kleren. Geloof me, ze
werden in december verzonden, ik
kreeg ze in juni. Ze zeiden: er
moeten invoerrechten betaald
worden. Maar ik zei: het is een
geschenk voor m’n arme kinderen.
Er kwam toen eerst een inspec
teur om te kijken of de kinderen
wel arm waren. Daarna moest ik
een handtekening krijgen, en dat
duurde ook weer drie maanden”-
Hebben Nederlanders er dacht u
enig idee van hoe het hier in
Calcutta is?
Zuster Van Egmond: „Nee, ik
geloof van niet. U bent nou voor
uw krant de sloppen in geweest,
bij de armen geweest. Maar het is
zo triest: de meeste mensen gaan
naar de mooie winkels, de monu
menten. Voor de mooie huizen heb
je hier tempels, auto’s, achter het
huis leven de mensen in hutjes
van anderhalve meter. Ik geloof
niet dat een Nederlander er enig
idee van heeft. Zie uw hotel eens,
en wat daar buiten is. Er zijn
twee India’s, een heel arm en een
rijk. Er zijn hier mensen met
twee, drie auto’s, terwijl mensen
naast hen niet te eten hebben. Wie
kan dat ooit goed maken?”
Ik weet nog steeds niet hoe ik
die krotten hier moet noemen.
Zuster Van Egmond: „Varkens
hokken, dat is het enige woord.
Maar bij ons op de boerderij had
den de varkens het beter”.
Zuster Van Egmond laat me een
paar foto’s zien en zegt dan: „Ik
krijg hier maar heel weinig be
zoek, zelden komt hier een Neder
lander; een tijdje geleden plotse
ling iemand, en nu u- De Neder
landers die hierheen komen zijn
meer geïnteresseerd in de schoon
heid van India”.
Voor degenen die contact
willen opnemen met zuster
Van Egmond, en eventueel
behoefte hebben om geld
over te maken, zijn hier
adres en bankrekening.
St. Mary School
209, Netaji Subhas Chandra
Bose Road, Tollygunge
Calcutta 700047
India
Bankrekening bij Algemene
Bank Nederland ABN
Barbourn Road 18 A
Calcutta 700001.
meisje ging laatst met iemand
naar de Cinema - ze werd zonder
hoofd in de rivier teruggevonden,
’s Nachts wordt er ook vaak ge
vochten, ach, de mensen wonen
ook zo dicht op elkaar. Hierachter
loopt een klein riviertje - vorig
jaar dreven er vijf lichamen in, de
kinderen komen je daarover ver
tellen”.
Hoe denken de kinderen hier
zelf over de armoede, de krotten?
Zuster Van Egmond: „Je kunt
het zelf niet begrijpen, maar de
kinderen hebben er geen afschuw
van. Wat wij hier ook voor ze
doen, ze willen het liefst terug
naar hun moeder in dat kleine,
armoedige hutje. Terug naar de
armoede, dat schrikt hen niet af.
Dat moet toch wel iets als moe
derliefde zijn. En ach, wat weten
zij ook van de wereld? Niets- De
meeste mensen hier in Calcutta,
ook de volwassenen, hebben er
geen idee van hoe het verder in de
wereld is. Of andere mensen ook
zo arm zijn. Wat ze hebben, heb
ben ze, wat ze niet hebben, hebben
ze niet. Die sfeer is hier helemaal
gegroeid. Hoeveel mensen lopen
hier niet op straat om geld voor
wat eten te vragen?”
„Er is helemaal geen artibitie
meer. Dat is ook onze grote moei
lijkheid met de kinderen: ze geven
er allemaal niets om. Om hen iets
te leren kost de grootste moeite.
In Nederland praat je met kinde
ren over: je kan dit of dat wor
den. Hier is helemaal de sfeer
ontstaan van: wat we hebben,
hebben we”.
vaak de gewoonte dat de ouders
voor hun zoon een bruid zoeken,
het is hier maar zelden een kwes
tie van liefde. Vaak komt eerst de
moeder hierheen. Ik laat dan
twee, drie meisjes komen, de moe
der kiest er eentje uit. Het volgen
de weekend komt de jongen mee,
vaak ook de hele familie. Als die
het er allemaal mee eens zijn,
gaat het door. De jongen en het
meisje hebben er niks over te
vertellen”-
„Verleden week is er hier in de
kapel zo nog eentje getrouwd.
Morgen komt ze op bezoek. Ze
heeft een goeie getrouwd, hij
werkt bij het spoor. Ik denk wel
eens: het lijkt wel een wonder.
Dezelfde dag van het huwelijk
zijn ze vertrokken. Deze week
schreef ze een brief: ze was heel
gelukkig”.
Als Nederlander kijk je wel wat
raar tegen dit systeem aan.
Zuster Van Egmond: „Helemaal
met u eens, voor ons is het een
raar systeem. Maar in mijn leven
heb ik meer dan duizend meisjes
hier zo uitgehuwelijkt. Dat het
goed gaat is voor mij ook een
wonder”. (Op dit moment komt de
stroomtoevoer weer op gang, zus
ter Van Egmond zegt „dankjewel”
tegen een oplichtende lamp).
Komt het voor dat een meisje
weigert?
Zuster Van Egmond: „Een
maand geleden is er een getrouwd,
en die was niet gelukkig- We heb
ben ze beiden hier geroepen en
uitgelegd dat ze nu toch bij elkaar
hoorden. Maar na een maand of
drie komt het meestal wel voor
elkaar. Het systeem is trouwens
Zuster Van Egmond: „Ach, je
hier in ’32 kwam was het allemaal
veel beter. Er was ook wel armoe
de, er waren ook wel krotten,
maar niet zoveel. Niet die enorme
armoede van nu, je kon toen nog
de stad ingaan zonder door bede
laars lastig gevallen te worden- De
krotten waren .toen ook nog niet
zo smerig, de mensen leefden ook
nog niet, ja hoe zal ik het zeggen:
zoals beesten. Na de onafhanke
lijkheid (in ’47) is het begonnen.
Hindoes en Moslims gingen elkaar
uitmoorden. Je zag de doden voor
je ogen vallen. De man die ons
elke dag de krant bracht werd om
de hoek met een mes neergesto
ken. Ik zag het. Op een morgen
vonden we drie lichamen op
straat”.
„Miljoenen vluchtelingen kwa
men naar de stad. Maar ze hadden
geen huizen, en er was geen werk.
Toen wij in ’47 dit huis openden,
stonden van hier tot aan het eind
punt van de tram (een paar kilo
meter - red.) alleen wat villa’s.
Daarna kwamen al die mensen,
overal werden hutjes neergezet,
het ging steeds slechter- Nu ko
men er door de overstromingen
weer veel mensen hierheen, en
wanneer zal er een eind aan ko
men?”
Over de kinderen: „Verleden
week is er nog een gekomen van
Omdat de armoede en de honger
van Calcutta een zeer corrupte
stad hebben gemaakt, hebben de
goede gevers op de zak laten
stempelen dat de inhoud niet ver
kocht mag worden. Er zijn in de
haven van Calcutta echter nogal
wat mensen die zoiets niet kunnen
lezen, vooral als het er in het
Engels opstaat-
Aan de wand van de zaal waar
in de groep kinderen leeft (’s
nachts slapen ze er op matjes)
hangen ansichtkaarten uit Neder
land: enige tientallen Nederlan
ders sponseren een bepaald kind
uit het tehuis. Roodkapje hangt
ook aan de muur.
Om wat te praten gaan we in
een rustig kamertje zitten. Het is
er benauwd, want de stroom is
uitgevallen en daarmee ook de
verkoelende ventilatoren. Een In
diase zuster brengt ranja en koek
jes; zuster Van Egmond
enige buitenlandse op
School. Je merkt aan haar dat ze
het leuk vindt weer eens Neder
lands te praten, ze krijgt maar
hoogst zelden bezoek. „Let maar
niet op m’n taalfouten”, zegt ze.
Als ze tijdens het interview snel
ler en vuriger begint te praten,
gaat ze automatisch in het Engels
over, en valt het haar ook niet op
als je in het Engels vragen stelt.
Even later schakelen we dan bei
den weer geruisloos op het Neder
lands over.
nu wat aan het veranderen. Maar
veel families doen het nog zo”.
Ik loop nou een paar dagen
rond in Calcutta en dan kun je je
ogen echt niet geloven. Twijfelt u,
terwijl de kinderen om u heen
sterven en veel mensen nauwelijks
te eten hebben, wel eens aan het
uiteindelijke nut van uw werk?
Zuster Van Egmond: „Omdat ze
in de wereld zijn, moeten ze er
ook doorheen komen. Nu zijn ze
hier bezig met de gezinsplanning;
dat het beter is een kind te doden
voor de geboorte. Ze plannen zo
hard als ze kunnen, maar zoals bij
zoveel dingen zit het wat mis met
de organisatie”.
Terwijl hier veel te veel kinde
ren zijn, bent u, heb ik begrepen,
niet zo voor geboortebeperking
met condooms of pillen?
Zuster Van Egmond: „Misschien
klinkt het ouderwets, maar ik
vind: God geeft het leven, en in
hun armoede zijn ze gelukkig. Je
weet nooit wat je voorkomt of
wegneemt, wat voor leveri je ie
mand ontneemt”.
y,