TAM SPEL VAN OSCAR PETERSON IN ROTTERDAM
Toots Thielemans
redde „Rotterdam
in
Vergeten opera „Mignon
ouderwets maar heel lief
MADERNA EN KETTING
BOEIEND IN C-SERIE
Cristine Deutekom en Jan Derksen
blonken nit in Verdi’s „Un Ballo
Messiaen en Schat geïnspireerd
gespeeld
„Rondom-concert
f
n
r
n
v
n
t
7
EIGENTIJDSE MUZIEK IN DE HOOFDSTAD
Matinee op de vrije zaterdag
PREMIERE BIJ NEDERLANDSE OPERASTICHTING
Bachvereniging
3
Jhr. De Ranitz weg
als voorzitter
theenergie
Met uitstekend stukje „mondmuziek”
i
MAANDAG
28
1974
OKTOBER
KUNST
J?
AMSTERDAM Een overeen
komstig streven, het stimuleren
van eigentijdse muziek, uitgangs
punt van de International Society
for Contemporary Music en van de
Gaudeamus-muziekweek, vond zon
dagmiddag zijn bestemming in het
concert van de C-serie van het Con
certgebouworkest, dat in Amster
dam de eigentijdse muziek behar
tigt onder de formule: „Ongehoord
op zondag”.
ROTTERDAM Een flink rijtje
namen van grote Amerikaanse mu
sici heeft nauwelijks kunnen voor
komen dat het eerste Rotterdam
Jazz Festival een festival van de
middelmaat is geworden. Namen
als Oscar Peterson, Count Basie,
Eddie Lockjaw Davis, Yank Law-
son en Kai Winding (in de plaats
van Chet Baker, aan wie de Ameri
kaanse regering een paspoort zou
hebben geweigerd) die normaal ge
sproken een waarborg moeten zijn
voor jazz van het hoogste niveau,
vulden nu een programma van een
vijftal obligate concertjes zonder
enige smaak. Alleen Jean Toots
Thielemans wist uit deze grijze
rijstebrij enige smakelijke krentjes
los te weken.
AMSTERDAM Het Amster
damse muzieklevén werd in. het
afgelopen weekeinde bepaald door
een concentratie van eigentijdse
muziek op twee uitzonderlijk ge
slaagde concerten. Het concert in
de Kleine Zaal van het Concertge
bouw ging uit van de „Stichting
Kamermuziek”, die weer een
Rondom-serie in dit seizoen projec
teerde. Dat van de grote zaal op
zondagmiddag werd georganiseerd
door de International Society foi
Contemporary Music die van 22 tot
29 oktober een wereldmuziekcon-
gres houdt met Rotterdam als voor
naamste standplaats.
AMSTERDAM Het maakt
eigenlijk niet veel uit of het gemas
kerde bal in Stockholm of in Boston
wordt gehouden en of het koning
Gustaaf III is, die wordt neerge
schoten, of een Engelse gouverneur.
De Nederlandse Operastichting gaf
vrijdagavond in de Stadsschouw
burg de première van een nieuwe
produktie van „Un Ballo in Masche
ra” in samenwerking met de Scot
tish Opera (Glasgow) en had te
voren met enige trots laten weten,
dat zij gekozen had voor de origi
nele „Zweedse versie”, die Verdi
had bedoeld voor de oer-première
in Napels.
Jazzfestival van de middelmaat
COUNT BASIE
CEES STRAUS.
TOON VRANKEN
TOON VRANKEN.
CEES STRAUS
(ADVERTENTIE)
links naar
op .de voorgrond van
J
r
Een scène uit „Un Ballo in Maschera”
rechts: Patricia Hak, Charles Graig en
Zaterdag werd Mignon” in concert-
vorm uitgevoerd op de VARA-matinee
door het Radio Filharmonisch Orkest en
het Groot Omroepkoor onder leiding van
Roberto Benzi. Om drie uur zat een
zevental solisten op het podium van de
grote zaal van het Concertgebouw klaar,
om de haast te vergeten opera weer te
doen herleven en pas tegen zessen luis
terden wij naar de slotakkoorden. Dat
was een hele ruk, maar eigenlijk heb ik
mij geen moment verveeld en te oorde-
met
Christina Deutekom.
zo helder en welluidend en zo alles
omvattend van expressie, dat ik moest
denken aan een klok van zuiver kristal,
die maar zelden geluid wordt.
Voorstellingen in Amsterdam: 30 ok
tober en 7, 11 en 19 november.
J. H. MOOLENIJZER
Lucia Kerstens zong de tekst in groot
se klankvocaliteit, meer gericht op de
klank in kleur en nuancering dan op de
verstaanbaarheid van de tekst. Deed zij
dit doelbewust of was het een manco in
de articulatie? Peter Schat legt in zijn
toelichting verband tussen muziek en
bruggenbouw. Legde hij in „Canto Ge
neral” een brug voor mensen, van Mes
siaen zou je kunnen zeggen dat hij een
brug spant van de aarde naar de hemel.
werden op schitterende wijze in soli en
samenspel beantwoord door Vera Beths
(viool), Anner Bijlsma (cello), George
Pieterson (klarinet) en Reinbert de
Leeuw (piano). Een meesterlijk kwartet,
dat de componist in zijn visionaire klank -
uitersten verbluffend karakteriseerde.
ROTTERDAM Het moest vier lange concerten duren voordat er dit weekeinde
op het Rotterdam Jazzfestival wat ging gebeuren. Vier in wezen weinig boeiende
concerten waarvan elders op deze pagina verslag wordt gedaan met musici die
gezien hun naam en faam beter zouden moeten weten. Jean Toots Thielemans wist
het inderdaad beter. De innemende Brusselaar weerde zich gisteravond hevig en niet
zonder succes met wat in Brussel ook wel wordt genoemd „een stukje mondmuziek”.
Het Rotterdam Jazz Festival is een
vooral van de blazers, maar te zwijgen.
Er was voor dit concert veel belang
stelling, ook vanuit het buitenland. Het
gaat, dacht ik, met de moderne muziek
de goede kant op.
Peter Schat schreef zijn „Canto Gene
ral” In memoriam Salvador Allende
voor mezzospraan, Viool en piano geïn
spireerd op een gedicht uit de bundel
„Canto General” van de Chileense dich
ter Neruda, vriend van Allende. De eer
ste uitvoering vond deze zomer plaats in
het Amsterdams Elektronisch Circus in
hiet Vondelpark, maar kwam door de
technische mankementen niet optimaal
tot zijn recht. Hoewel Schat een princi
pieel tegenstander is van de Kleine Zaal,
zal hij nu op grond van eigen ervaring
moeten toegeven hoe uitzonderlijk goed
zijn werk daar tot klinken kwam in een
optimale vertolking van Reinbert de
Leeuw (piano), de violiste Vera Beth en
de sopraan Lucia Kerstens. Zo opstandig
als Schat kan zijn, so bezonken, gaaf en
aangrijpend heeft hij zijn emoties hier
tot muziek verweven.
voices”) Ik kan U alleen zeggen, dat de
stem van Jan Derksen in zijn grote aria
„Eri tu che m’acchiavi.op bepaalde
momenten een ontroering teweeg bracht,
die regelrecht in het hart trof. De stem
van Cristine is als een instrument, dat
met zijn toon de 'hele schouwburg vult
De kleine zaal liep zaterdagavond vol
voor het eerste Rondom-concert, dat
Messiaen en Peter Schat als twee ex
treem verschillende componisten onder
die toch niet zo lang geleden met Callas
en Joan Sutherland op de planken stond,
werd vrijdagavond met boe-geroep ge
hoond en Montserrat Aparici (Ulrica),
die in de onvergefelijke Aïda-voorstel
ling in het Holland Festival ’73, langdu
rig werd toegejuicht, kreeg, bij wijze
van spreken, geen hand op elkaar. Zelfs
Alexander Gibson, die sinds 1962 chef
dirigent is van de Scottish Opera, kon
geen genade vinden bij het Amsterdam
se publiek, ook hij moest de oorlogskreet
van de boemannen aanhoren.
Dat was lichtelijk overdreven, want
misverstanden zijn er bij elke première
en men moet een dirigent niet van alles
de schuld geven. Het Utrechts Symfonie
Orkest voldeed in ieder opzicht. Patricia
Hay werd nog net geaccepteerd, hoewel
zij veel meer van „Oscar” maakte dan
vele van haar collega’s. William McCue,
Pieter van den Berg en Willem Laak-
man werden met welwillend applaus
beloond en daar mochten zij blij mee
zijn, want uitfluiters kennen geen mede
lijden.
Het koor heeft een belangrijk aandeel
in deze opera en daaraan was grote zorg
besteed. Vooral het mannenkoor heeft
uitstekend gezongen en kreeg al een
open doekje voor het openingskoor. In
drukwekkend was ook het koor der
„spotvogels” op het galgenveld, waar het
leedvermaak vanaf droop. De nieuwe
koordirigent, Thijs Kramer, heeft met
dit optreden een opvallend goede entree
gemaakt. De costuums van Carl Toms
waren een lust voor het oog, speciaal de
prachtige mantel van Cristine. De man
nen van het zigeunerkoor zagen er wat
sombertjes uit. Het decor was geen
toonbeeld van originaliteit, maar wel
historisch verantwoord. Het galgenveld
was van een Goya-achtig realisme, hui
veringwekkend van aanblik.
Om nog even op Cristine Deutekom
en Jan Derksen terug te komen ik
zou willen dat er woorden bestonden,
Waarmee ik het wonder van hun over
weldigende stemmen zou kunnen be
schrijven, maar die bestaan niet in het
Nederlands. (Een Engelsman zou
spreken „of the ringing sound of their
de noemer Neo-Romantiek te samen
bracht. Extreem verschillend omdat het
uitgangspunt van hun in muziek uitge
sproken grote emoties een totaal andere
is: de bewogenheid van Messiaen vindt
haar motief in religieuze inspiraties, de
emotionaliteit van Peter Schat wordt
gedreven door politieke inspiraties. Dit
contrast vond men bijzonder scherp ge
steld in de twee werken van het pro
gramma: „Quantuor pour la Fin du
Temps” (1941) van Olivier Messiaen en
„Canto General” (1974) van Peter Schat.
Het werk van Messiaen is rechtstreeks
geïnspireerd op een tekst uit het boek
der Openbaring van Johannes, hoofdstuk
X, in een instrumentatie voor viool,
cello, Klarinet en piano. Het is een zeer
extatisch werk, ook al weer uit bijbelse
overwegingen opgezet in 8 delen, en al
wat Messiaen beweegt in de natuur (de
zang van de vogels), in zijn Godsbesef,
zijn religieuze beleving, transponeert hij
in de bewogen elementen van zijn zeer
persoonlijke muziek. De uitzonderlijke
eisen die hij aan de uitvoerenden stelt
AMSTERDAM. Ambroise Thomas
(1811-1896) behoort tot de componisten,
die door een enkele opera wereldberoemd
zijn geworden. Nu beginnen de melodie
ën van „Mignon” ons wat ouderwets in
de oren te klinken, maar nog geen
vijftig jaar geleden behoorde de ouvertu
re en enkele aria’s tot het vaste reper
toire van alle orkesten.
voortzetting van het jaarlijks in de Doe
len terugkerende Newport Jazz Festival.
Newport werd georganiseerd door de
Amerikaan George Wein, die in de geest
werkte van Norman Granz’ geroemde
Jazz at the Philharmonic concerten uit
de jaren vijftig. De Doelen wilden nu
wel eens af van zijn avonden die onver
anderlijk uitliepen op ongeïnspireerde
sessions. Maar met deze voortzetting zijn
ook alle feilen van die Newport-festivals
gecontinueerd. De opzet van Newport
was altijd om een zo groot mogelijk
publiek naar hoe kan het anders
commerciële jazz te laten luisteren.
Musici die met een aantal uitzonderin
gen reeds jaren en jaren op hun routine
voortsuddieren en waarvan geen enkele
vernieuwing meer is te verwachten.
Voor het publiek da éèn keer in het
jaar er veel geld voor over heeft om
zijn favorieten te beluisteren, lijkt dat
nauwelijks erg. Het komt dan ook in
groten getale om naar een verveelde
Peterson te luisteren of een Basie die
zich e r met een kleine drie kwartier
3M Theeduikertjes.
Kikker je van op. En dat voor
m^ar 1.30 per pak van 40.
Het is heel begrijpelijk, dat Verdi zich
indertijd uitermate opgewonden heeft
over de autoriteiten, die hem probeerden
te dwingen het libretto te veranderen en
die te dom waren om te begrijpen, dat
een kunstenaar zich niet laat dwingen.
Het nobele gebaar van de Nederlandse
Operastichting om Verdi niet in de steek
te laten en alsnog te kiezen voor het
oorspronkelijke scenario, is prijzens-
waardig maar zoals gezegd het
maakt niet veel uit. Belangrijk is wie
zingt Amelia, wie Riccardo en wie Re
nato? Wie staat er achter de lessenaar
en welk Orkest zit in de bak'? De rest is
bijzaak, dat is vrijdagavond dubbel en
dwars bewezen.
Gelukkig kan ik zeggen, dat Christine
Deutekom en Jan Derksen, Amelia en
Renato zongen en dat zij er een Voor
stelling van gemaakt hebben, die van
internationaal gehalte was. Sterker nog
gezegd, U zult heel lang en ver moeten
reizen om ergens in Europa een Amelia
en een Renato te vinden, die nog mooier
of nog beter zingen dan Deutekom en
Derksen.
Het kan natuurlijk niet uitblijven of
er vallen doden bij zo’n voorstelling en
nu bedoel ik niet Gustaaf III, maar de
iets mindere collega’s van onze twee
grote sterren. Charles Graig (Riccardo),
Toots Thielemans is op tweeinstru-
menten onovertrefbaar. En dat is met
een een weinig voorkomende combina
tie, niet in de blues maar zeker wel in
de jazz: gitaar en mondharmonica. Ze
tonen Thielemans van twee geheel ver
schillende zijden: beschaafd extravert op
mondharmonica en intiem-introvert op
elektrisch gitaar. Ter ondersteuning van
die laatste speelwijze fluit Thielemans
er bijniet op een instrument, maar
gewoon tussen zijn tanden.
Ik zou dat laatste niet vermelden als
het niet een integrerend onderdeel
vormt van sommige van zijn nummers.
Zoals Bluesette, door de meester zelf
gecomponeerd. Een nummer dat ’ie
waarschijnlijk voor de x-zoveelste keer
speelde, maar dat in de Doelen klonk
alsof Thielemans het net de dag tevoren
had genoteerd.
De Belg i's trouwens een ster in het
bewerken van oude nummers. Hij had
voor dit concert een keuze gemaakt uit
zijn studieboek van Duke Ellington.
Nummers als The Mooche, Daydream,
Black Beauty en Drop me off in Harlem
werden afgewissels met Brown Ballad
(van Ray Brown) en Dirty Ol’Man (niet
te verwarren met de gelijknamige hit
van de Three Dragees).
Giant Steps van John Coltrane, en
stuk vol gemene vallen maar van een
grote schoonheid voor wie het spel
UTRECHT (ANP) Jhr. Mr. C. J. A.
de Ranitz, pud-burgemeester van Utrecht,
is afgetreden als voorzitter van de Ne
derlandse Bachvereniging. Hij heeft deze
functie sinds 1951 vervuld.
Hij nam de taak toen over van prof,
de Leeuw, oud-minister van O, K en
W. De heer De Ranitz (69) wordt nu op
gevolgd door de Huizense zakenman F.
A. M. de Vildert. Zaterdagmiddag neemt
mr .de Ranitz officieel afscheid tijdens
een receptie.
len naar het applaus had het echt niet
te lang geduurd.
Toch blijft de vraag - is het verant
woord om een heel concert, plus de
nodige koor-, orkest- en solistenrepeti
ties, te wijden aan één opera, die geen
publiek meer trekt en die muziekhisto
risch bekeken niet zo heel veel te bete
kenen heeft? En toch moet het ant
woord, zolang er nog 1500 mensen op
een zaterdagmiddag naar komen luiste
ren, bevestigend zijn.
Het was eens een opera, waar de
Amsterdammers ademloos naar zaten te
kijken.en te luisteren, want als me
vrouw Engelen-Sewing, Phillippeau en
Orelio op de planken stonden van de
Nederlandse Opera, dan wan er geen
plaats onbezet (de kaartjes werden
zwart verkocht, zoals nu bij de voetbal
wedstrijden). De strijkjes in de café’s
speelden „Je suis Titania, la blonde” en
iedereen probeerde mee te zigen. Am
broise Thomas kon melodieën schrijven,
die goed in het gehoor lagen en daar
heeft hij zijn roem aan te danken.
Maar nu in het Concertgebouw. Zon-
der er lang over na te denken kunnen
wij vaststellen dat het Radio Filharmo
nisch Orkest en het Groot Omroepkoor
beter speelden en zongen dan de orkes
ten en koren van een halve eeuw gele
den. Maar de solisten - hoe hebben die
het er vanaf gebracht? De zangeressen
heel goed - Jane Berbié, zong de rol van
Mignon voortreffelijk en met overrom
pelde charme. Mevrouw Engelen-Sewing
heb ik nooit gehoord, als Philine, maar
ik kan mij haast niet voorstellen dat zij
beter zong dan Marianne Blok - een
coloratuur-sopraan zoals er nog maar
weinigen zijn. Zonder een rimpel in
haar voorhoofd te krijgen zong zij de
hoogste tonen zo zuiver als glas.
De zangers echter stelden teleur. -
Nico Boer, Willem LaaWnan en Jan
Ditmeyer brachten het er nog goed van
af, maar de bariton Franz Petri (Lotha-
ro) was zo onder de indruk van
zichzelf en schoot zoveel tekort in tech
niek, dat ik er ongedurig van werd om
van Louis Roney maar helemaal niet te
spreken. Die man zette een keel op als
een Wagnertenor, die het in Bayreuth
hoort donderen. Hij bracht zijn aria’s
compleet met snikken en hoofdschudden
alsof hij in Jordaancabaret stond en dat
was heel jammer, want daarmee brak
hij af wat Jane Berbié en Marianne
Blok aan zuivere zangkunst goed deden.
Ik ben er haast zeker van dat Mijnheer
van der Linden 'dirigent van de Neder
landse Opera rond 1900) zich in zijn
graf heeft omgedraaid.
soepel van af maakt. De reguliere bezoe
ker van de concerten in d e kleinere
clubs schuwt dit soort optredens want
voor hem valt hier nauwelijks avontuur
te beleven.
Worden er op deze festivalconcerten
een paar progressieve noten gepleegd,
dan gaat het meteen ook goed fout. Dat
was bijvoorbeeld vorig jaar het geval
toen het publiek ten onrechte wegliep
bij een uistekend spelende Miles Davis.
Dit jaar was er echter geen vuiltje aan
de lucht. Het festival was voor het
grootste deel bezet met musici die tegen
hun pensioen aan kijken en wier muzi
kale vorming al in de jaren ’30 en ’40
haar beslag heeft gekregen.
Voorbeeld daarvan was de als The
World’s Greatest Jazz Band genoemde
formatie die zaterdagavond onder leiding
van Lawson en Bob Haggarth aantrad.
Een orkest van zes doorgewinterde bla
zers en een uitstekende ritme-sectie dat
alles aan kan, zoals na de pauze in
feite één grote jamsession bleek.
Maar waarom dan een uitgebreid eerste
deel waarin de muzikale clichés niet van
de lucht waren? St. Louis Blues, The
Lady is a Tramp, I’ve got a World on a
String (met een uitgepufte Maxine Sulli
van), Lover come back en Tin Roof
Blues, enfin, de top-5 aller tijden moest
weer nodig worden afgestoft. Het zaakje
stond behoorlijk te swingen, maar daar
in alles althans op het emotionele vlak
mee gezegd.
Nog minder bevredigend was de eerste
avond met Oscar Peterson, Count Basie
en blueshouter Big Joe Turner, eerst in
het Luxor-theater en later als herhaling
terug in de Doelen.
Petrson was naar traditie virtuoos en
werd zeer vakkundig begeleid door bas
sist Niels-Henning Pedersen. Maar bei
den hadden zich kennelijk voorgenomen
cm hun vuurwerk niet voor het midder
nachtelijk uur af te steken. Nog voordat
opviel hoe tam in feite hun optreden
was, verdwenen ze na eerst nog even
met een slordig pingelende Basie te
hebben gejamd.
Ook diens optreden werd een desillu
sie. Jammer, want Basie beschikt over
een fenomenaal orkest dat nu helaas al
veel te vroeg moest opstappen. Met na
me de saxsectie met Jimmy „Nighttrain”
Forrest (uitstekend in Body and Soul) en
Bobby Plate (idem in Pretty Girl) heeft
een volle en warme klank. Dit orkest
begeleidde ook de zanger Big Joe Tur
ner, die, zittend met een wandelstok op
de knieën, een mengeling van jazz en
traditional blues bracht.
Meer met blues en boogie woogie dan
met dit soort oubollig oircusvertoon had
het concert „van rag tot boogie” zater
dagnacht van doen. Hier een aantal
pianisten die allemaal op hetzelfde ni
veau zaten: Brother Montgomery, Sun-
nyland Slim, Willie Mabon en Robert
Shaw, aangevuld met de gitarist Robert
Lockwood en drummer Red Saunders.
Een nacht met zeer interessant mate
riaal (Slim bijvoorbeeld in Depression
Blues vormde een hoogtepunt van het
concert) die helaas door factoren van
buiten niet dat kon worden wat er van
verwacht werd. Er was een welwillend
publiek dat jammer genoeg een klein
deel van de immense Grote Zaal vulde.
Dat had een funeste uitwerking op de
akoestiek die hier opvallend hol ging
klinken.
Om technische redenen moest een
werk, van de Japanse componist Matsu-
daira van het programma worden afge
voerd. In plaats daarvan werd „Aura”
van Bruno Maderna na de pauze her
haald. Componist Otto Ketting dirigeer
de zijn eigen werk „Time Machine”,
geschreven in 1972 voor het Nederlands
Blazersensemble. De beknopte bezetting
van 3 hobo’s, 3 fagotten, 4 hoorns, 3
trompetten, 3 slagwerk, werd nu ge
vormd door leden van het Concertge
bouworkest, met alle perfectie van dien.
Het is gebaseerd op een 10-toons-
akk'oord maar het klankbeeld wordt
verstoord door de diatonische toonladder
van C. groot. De tijdmachine raakt
daardoor in perikelen en loopt vast.
Want, zegt de componist, het is tenslotte
niet meer mogelijk naar het heden terug
te schakelen. Dit proces vindt men terug
in een pakkend orkestraal betoog waarin
een magistraal vuurwerk van fel explo
derend slagwerk gretig de boventoon
voert. De inmenging van toonladder C-
groot ontlokt fel protest van roffelend
slagwerk en tegensputterende blazers. Zo
zou je „Time Machine” ook nog als
muzikale happening kunnen interprete
ren.
Uitersten van klankintensiteit ken
merkten de compositie „Aura” van Bru-
na Maderna. De muziek beweegt zich als
een „aura” (zephyr) naar flitsend wisse
lende richtingen en verschiet onder an
deren van hoge registers plotseling naar
de lage. Dit verhoogt het verrassend
element, doch is maar een detail uit dit
bijzondere werk waarin Maderna ons
boeiend openbaart hoe meesterlijk en
met hoeveel fantasie hij kan werken
met tonen en timbres. De herhaling na
de pauze bracht dit nog eens intensief
onder de aandacht. Het orkest speelde
onder leiding van Ernest Bour exact en
vol intensiteit. Het viel op hoe rustig,
scherp en intelligent Ernest Bour de
eenheden slaat en het klankproces over
ziet.
Tot slot „Through and Throug” van
de Zweed Sandstrom. De titel slaat op de
melodische lijn die 24 minuten lang in
het werk wordt volgehouden, „through
and trough”, ofwel door dik en dun,
want de lijn moet zich wel boren door
een overdonderend klankmassief. Men
moet het zien als een symbool van het
geloof in iets, dat niet te vernietigen
valt. Het werk bezit een overtuigende
muzikaliteit, maar ging ook door merg
en been. Daardoor werd ons geloof toch
■wi op de proef gesteld, om van het
-.rhvudtngsvermagen van het orkest.
beheerst, kreeg een sterk bespiegelend
karakter mee. Het stuk is opgebouwd uit
een langzame intro die al vlug naar het
snelle en bijzonder moeilijk middendeel
leidt. De blazer moet het geheel van het
meest extreme hoog tot het laagste laag
aflopen waarbij hij voortdurend in
ademnood kan raken.
Zo niet Toots Thielemans die het
nummer speelt met het gemak dat bij
een straatdeuntje hoort. De rust die hij
daarbij uitstraalde werd helaas niet
overgenomen door drummer Bruno Cas-
telucci van het begeleidende trio Rob
Franken. Zijn spel leek steeds op weg
om dat van Thielemans in pure dyna
miek te overtreffen zonder dat hij daar
bij zijn volume aanpaste.
Franken, op zijn vertrouwde Fender
piano, wist Thielemans exact aan te
voelen en speelde zijn rol van terugge
trokken en bescheiden begeleider met
veel muzikaal plezier.
Castelucci revancheerde zich echter in
Images, een avantgarde stuk met een
licht swingende toets die moet contras
teren met een dromerige en wat ijle
mondharmonica. Heel anders weer dan
het voordien vlot weggespeelde Turks
Fruit. Een veelzijdige man, die Thiele
mans, die veel op dit verder saai verlo
pen festival, heeft goedgemaakt.