TAM SPEL VAN OSCAR PETERSON IN ROTTERDAM Toots Thielemans redde „Rotterdam in Vergeten opera „Mignon ouderwets maar heel lief MADERNA EN KETTING BOEIEND IN C-SERIE Cristine Deutekom en Jan Derksen blonken nit in Verdi’s „Un Ballo Messiaen en Schat geïnspireerd gespeeld „Rondom-concert f n r n v n t 7 EIGENTIJDSE MUZIEK IN DE HOOFDSTAD Matinee op de vrije zaterdag PREMIERE BIJ NEDERLANDSE OPERASTICHTING Bachvereniging 3 Jhr. De Ranitz weg als voorzitter theenergie Met uitstekend stukje „mondmuziek” i MAANDAG 28 1974 OKTOBER KUNST J? AMSTERDAM Een overeen komstig streven, het stimuleren van eigentijdse muziek, uitgangs punt van de International Society for Contemporary Music en van de Gaudeamus-muziekweek, vond zon dagmiddag zijn bestemming in het concert van de C-serie van het Con certgebouworkest, dat in Amster dam de eigentijdse muziek behar tigt onder de formule: „Ongehoord op zondag”. ROTTERDAM Een flink rijtje namen van grote Amerikaanse mu sici heeft nauwelijks kunnen voor komen dat het eerste Rotterdam Jazz Festival een festival van de middelmaat is geworden. Namen als Oscar Peterson, Count Basie, Eddie Lockjaw Davis, Yank Law- son en Kai Winding (in de plaats van Chet Baker, aan wie de Ameri kaanse regering een paspoort zou hebben geweigerd) die normaal ge sproken een waarborg moeten zijn voor jazz van het hoogste niveau, vulden nu een programma van een vijftal obligate concertjes zonder enige smaak. Alleen Jean Toots Thielemans wist uit deze grijze rijstebrij enige smakelijke krentjes los te weken. AMSTERDAM Het Amster damse muzieklevén werd in. het afgelopen weekeinde bepaald door een concentratie van eigentijdse muziek op twee uitzonderlijk ge slaagde concerten. Het concert in de Kleine Zaal van het Concertge bouw ging uit van de „Stichting Kamermuziek”, die weer een Rondom-serie in dit seizoen projec teerde. Dat van de grote zaal op zondagmiddag werd georganiseerd door de International Society foi Contemporary Music die van 22 tot 29 oktober een wereldmuziekcon- gres houdt met Rotterdam als voor naamste standplaats. AMSTERDAM Het maakt eigenlijk niet veel uit of het gemas kerde bal in Stockholm of in Boston wordt gehouden en of het koning Gustaaf III is, die wordt neerge schoten, of een Engelse gouverneur. De Nederlandse Operastichting gaf vrijdagavond in de Stadsschouw burg de première van een nieuwe produktie van „Un Ballo in Masche ra” in samenwerking met de Scot tish Opera (Glasgow) en had te voren met enige trots laten weten, dat zij gekozen had voor de origi nele „Zweedse versie”, die Verdi had bedoeld voor de oer-première in Napels. Jazzfestival van de middelmaat COUNT BASIE CEES STRAUS. TOON VRANKEN TOON VRANKEN. CEES STRAUS (ADVERTENTIE) links naar op .de voorgrond van J r Een scène uit „Un Ballo in Maschera” rechts: Patricia Hak, Charles Graig en Zaterdag werd Mignon” in concert- vorm uitgevoerd op de VARA-matinee door het Radio Filharmonisch Orkest en het Groot Omroepkoor onder leiding van Roberto Benzi. Om drie uur zat een zevental solisten op het podium van de grote zaal van het Concertgebouw klaar, om de haast te vergeten opera weer te doen herleven en pas tegen zessen luis terden wij naar de slotakkoorden. Dat was een hele ruk, maar eigenlijk heb ik mij geen moment verveeld en te oorde- met Christina Deutekom. zo helder en welluidend en zo alles omvattend van expressie, dat ik moest denken aan een klok van zuiver kristal, die maar zelden geluid wordt. Voorstellingen in Amsterdam: 30 ok tober en 7, 11 en 19 november. J. H. MOOLENIJZER Lucia Kerstens zong de tekst in groot se klankvocaliteit, meer gericht op de klank in kleur en nuancering dan op de verstaanbaarheid van de tekst. Deed zij dit doelbewust of was het een manco in de articulatie? Peter Schat legt in zijn toelichting verband tussen muziek en bruggenbouw. Legde hij in „Canto Ge neral” een brug voor mensen, van Mes siaen zou je kunnen zeggen dat hij een brug spant van de aarde naar de hemel. werden op schitterende wijze in soli en samenspel beantwoord door Vera Beths (viool), Anner Bijlsma (cello), George Pieterson (klarinet) en Reinbert de Leeuw (piano). Een meesterlijk kwartet, dat de componist in zijn visionaire klank - uitersten verbluffend karakteriseerde. ROTTERDAM Het moest vier lange concerten duren voordat er dit weekeinde op het Rotterdam Jazzfestival wat ging gebeuren. Vier in wezen weinig boeiende concerten waarvan elders op deze pagina verslag wordt gedaan met musici die gezien hun naam en faam beter zouden moeten weten. Jean Toots Thielemans wist het inderdaad beter. De innemende Brusselaar weerde zich gisteravond hevig en niet zonder succes met wat in Brussel ook wel wordt genoemd „een stukje mondmuziek”. Het Rotterdam Jazz Festival is een vooral van de blazers, maar te zwijgen. Er was voor dit concert veel belang stelling, ook vanuit het buitenland. Het gaat, dacht ik, met de moderne muziek de goede kant op. Peter Schat schreef zijn „Canto Gene ral” In memoriam Salvador Allende voor mezzospraan, Viool en piano geïn spireerd op een gedicht uit de bundel „Canto General” van de Chileense dich ter Neruda, vriend van Allende. De eer ste uitvoering vond deze zomer plaats in het Amsterdams Elektronisch Circus in hiet Vondelpark, maar kwam door de technische mankementen niet optimaal tot zijn recht. Hoewel Schat een princi pieel tegenstander is van de Kleine Zaal, zal hij nu op grond van eigen ervaring moeten toegeven hoe uitzonderlijk goed zijn werk daar tot klinken kwam in een optimale vertolking van Reinbert de Leeuw (piano), de violiste Vera Beth en de sopraan Lucia Kerstens. Zo opstandig als Schat kan zijn, so bezonken, gaaf en aangrijpend heeft hij zijn emoties hier tot muziek verweven. voices”) Ik kan U alleen zeggen, dat de stem van Jan Derksen in zijn grote aria „Eri tu che m’acchiavi.op bepaalde momenten een ontroering teweeg bracht, die regelrecht in het hart trof. De stem van Cristine is als een instrument, dat met zijn toon de 'hele schouwburg vult De kleine zaal liep zaterdagavond vol voor het eerste Rondom-concert, dat Messiaen en Peter Schat als twee ex treem verschillende componisten onder die toch niet zo lang geleden met Callas en Joan Sutherland op de planken stond, werd vrijdagavond met boe-geroep ge hoond en Montserrat Aparici (Ulrica), die in de onvergefelijke Aïda-voorstel ling in het Holland Festival ’73, langdu rig werd toegejuicht, kreeg, bij wijze van spreken, geen hand op elkaar. Zelfs Alexander Gibson, die sinds 1962 chef dirigent is van de Scottish Opera, kon geen genade vinden bij het Amsterdam se publiek, ook hij moest de oorlogskreet van de boemannen aanhoren. Dat was lichtelijk overdreven, want misverstanden zijn er bij elke première en men moet een dirigent niet van alles de schuld geven. Het Utrechts Symfonie Orkest voldeed in ieder opzicht. Patricia Hay werd nog net geaccepteerd, hoewel zij veel meer van „Oscar” maakte dan vele van haar collega’s. William McCue, Pieter van den Berg en Willem Laak- man werden met welwillend applaus beloond en daar mochten zij blij mee zijn, want uitfluiters kennen geen mede lijden. Het koor heeft een belangrijk aandeel in deze opera en daaraan was grote zorg besteed. Vooral het mannenkoor heeft uitstekend gezongen en kreeg al een open doekje voor het openingskoor. In drukwekkend was ook het koor der „spotvogels” op het galgenveld, waar het leedvermaak vanaf droop. De nieuwe koordirigent, Thijs Kramer, heeft met dit optreden een opvallend goede entree gemaakt. De costuums van Carl Toms waren een lust voor het oog, speciaal de prachtige mantel van Cristine. De man nen van het zigeunerkoor zagen er wat sombertjes uit. Het decor was geen toonbeeld van originaliteit, maar wel historisch verantwoord. Het galgenveld was van een Goya-achtig realisme, hui veringwekkend van aanblik. Om nog even op Cristine Deutekom en Jan Derksen terug te komen ik zou willen dat er woorden bestonden, Waarmee ik het wonder van hun over weldigende stemmen zou kunnen be schrijven, maar die bestaan niet in het Nederlands. (Een Engelsman zou spreken „of the ringing sound of their de noemer Neo-Romantiek te samen bracht. Extreem verschillend omdat het uitgangspunt van hun in muziek uitge sproken grote emoties een totaal andere is: de bewogenheid van Messiaen vindt haar motief in religieuze inspiraties, de emotionaliteit van Peter Schat wordt gedreven door politieke inspiraties. Dit contrast vond men bijzonder scherp ge steld in de twee werken van het pro gramma: „Quantuor pour la Fin du Temps” (1941) van Olivier Messiaen en „Canto General” (1974) van Peter Schat. Het werk van Messiaen is rechtstreeks geïnspireerd op een tekst uit het boek der Openbaring van Johannes, hoofdstuk X, in een instrumentatie voor viool, cello, Klarinet en piano. Het is een zeer extatisch werk, ook al weer uit bijbelse overwegingen opgezet in 8 delen, en al wat Messiaen beweegt in de natuur (de zang van de vogels), in zijn Godsbesef, zijn religieuze beleving, transponeert hij in de bewogen elementen van zijn zeer persoonlijke muziek. De uitzonderlijke eisen die hij aan de uitvoerenden stelt AMSTERDAM. Ambroise Thomas (1811-1896) behoort tot de componisten, die door een enkele opera wereldberoemd zijn geworden. Nu beginnen de melodie ën van „Mignon” ons wat ouderwets in de oren te klinken, maar nog geen vijftig jaar geleden behoorde de ouvertu re en enkele aria’s tot het vaste reper toire van alle orkesten. voortzetting van het jaarlijks in de Doe len terugkerende Newport Jazz Festival. Newport werd georganiseerd door de Amerikaan George Wein, die in de geest werkte van Norman Granz’ geroemde Jazz at the Philharmonic concerten uit de jaren vijftig. De Doelen wilden nu wel eens af van zijn avonden die onver anderlijk uitliepen op ongeïnspireerde sessions. Maar met deze voortzetting zijn ook alle feilen van die Newport-festivals gecontinueerd. De opzet van Newport was altijd om een zo groot mogelijk publiek naar hoe kan het anders commerciële jazz te laten luisteren. Musici die met een aantal uitzonderin gen reeds jaren en jaren op hun routine voortsuddieren en waarvan geen enkele vernieuwing meer is te verwachten. Voor het publiek da éèn keer in het jaar er veel geld voor over heeft om zijn favorieten te beluisteren, lijkt dat nauwelijks erg. Het komt dan ook in groten getale om naar een verveelde Peterson te luisteren of een Basie die zich e r met een kleine drie kwartier 3M Theeduikertjes. Kikker je van op. En dat voor m^ar 1.30 per pak van 40. Het is heel begrijpelijk, dat Verdi zich indertijd uitermate opgewonden heeft over de autoriteiten, die hem probeerden te dwingen het libretto te veranderen en die te dom waren om te begrijpen, dat een kunstenaar zich niet laat dwingen. Het nobele gebaar van de Nederlandse Operastichting om Verdi niet in de steek te laten en alsnog te kiezen voor het oorspronkelijke scenario, is prijzens- waardig maar zoals gezegd het maakt niet veel uit. Belangrijk is wie zingt Amelia, wie Riccardo en wie Re nato? Wie staat er achter de lessenaar en welk Orkest zit in de bak'? De rest is bijzaak, dat is vrijdagavond dubbel en dwars bewezen. Gelukkig kan ik zeggen, dat Christine Deutekom en Jan Derksen, Amelia en Renato zongen en dat zij er een Voor stelling van gemaakt hebben, die van internationaal gehalte was. Sterker nog gezegd, U zult heel lang en ver moeten reizen om ergens in Europa een Amelia en een Renato te vinden, die nog mooier of nog beter zingen dan Deutekom en Derksen. Het kan natuurlijk niet uitblijven of er vallen doden bij zo’n voorstelling en nu bedoel ik niet Gustaaf III, maar de iets mindere collega’s van onze twee grote sterren. Charles Graig (Riccardo), Toots Thielemans is op tweeinstru- menten onovertrefbaar. En dat is met een een weinig voorkomende combina tie, niet in de blues maar zeker wel in de jazz: gitaar en mondharmonica. Ze tonen Thielemans van twee geheel ver schillende zijden: beschaafd extravert op mondharmonica en intiem-introvert op elektrisch gitaar. Ter ondersteuning van die laatste speelwijze fluit Thielemans er bijniet op een instrument, maar gewoon tussen zijn tanden. Ik zou dat laatste niet vermelden als het niet een integrerend onderdeel vormt van sommige van zijn nummers. Zoals Bluesette, door de meester zelf gecomponeerd. Een nummer dat ’ie waarschijnlijk voor de x-zoveelste keer speelde, maar dat in de Doelen klonk alsof Thielemans het net de dag tevoren had genoteerd. De Belg i's trouwens een ster in het bewerken van oude nummers. Hij had voor dit concert een keuze gemaakt uit zijn studieboek van Duke Ellington. Nummers als The Mooche, Daydream, Black Beauty en Drop me off in Harlem werden afgewissels met Brown Ballad (van Ray Brown) en Dirty Ol’Man (niet te verwarren met de gelijknamige hit van de Three Dragees). Giant Steps van John Coltrane, en stuk vol gemene vallen maar van een grote schoonheid voor wie het spel UTRECHT (ANP) Jhr. Mr. C. J. A. de Ranitz, pud-burgemeester van Utrecht, is afgetreden als voorzitter van de Ne derlandse Bachvereniging. Hij heeft deze functie sinds 1951 vervuld. Hij nam de taak toen over van prof, de Leeuw, oud-minister van O, K en W. De heer De Ranitz (69) wordt nu op gevolgd door de Huizense zakenman F. A. M. de Vildert. Zaterdagmiddag neemt mr .de Ranitz officieel afscheid tijdens een receptie. len naar het applaus had het echt niet te lang geduurd. Toch blijft de vraag - is het verant woord om een heel concert, plus de nodige koor-, orkest- en solistenrepeti ties, te wijden aan één opera, die geen publiek meer trekt en die muziekhisto risch bekeken niet zo heel veel te bete kenen heeft? En toch moet het ant woord, zolang er nog 1500 mensen op een zaterdagmiddag naar komen luiste ren, bevestigend zijn. Het was eens een opera, waar de Amsterdammers ademloos naar zaten te kijken.en te luisteren, want als me vrouw Engelen-Sewing, Phillippeau en Orelio op de planken stonden van de Nederlandse Opera, dan wan er geen plaats onbezet (de kaartjes werden zwart verkocht, zoals nu bij de voetbal wedstrijden). De strijkjes in de café’s speelden „Je suis Titania, la blonde” en iedereen probeerde mee te zigen. Am broise Thomas kon melodieën schrijven, die goed in het gehoor lagen en daar heeft hij zijn roem aan te danken. Maar nu in het Concertgebouw. Zon- der er lang over na te denken kunnen wij vaststellen dat het Radio Filharmo nisch Orkest en het Groot Omroepkoor beter speelden en zongen dan de orkes ten en koren van een halve eeuw gele den. Maar de solisten - hoe hebben die het er vanaf gebracht? De zangeressen heel goed - Jane Berbié, zong de rol van Mignon voortreffelijk en met overrom pelde charme. Mevrouw Engelen-Sewing heb ik nooit gehoord, als Philine, maar ik kan mij haast niet voorstellen dat zij beter zong dan Marianne Blok - een coloratuur-sopraan zoals er nog maar weinigen zijn. Zonder een rimpel in haar voorhoofd te krijgen zong zij de hoogste tonen zo zuiver als glas. De zangers echter stelden teleur. - Nico Boer, Willem LaaWnan en Jan Ditmeyer brachten het er nog goed van af, maar de bariton Franz Petri (Lotha- ro) was zo onder de indruk van zichzelf en schoot zoveel tekort in tech niek, dat ik er ongedurig van werd om van Louis Roney maar helemaal niet te spreken. Die man zette een keel op als een Wagnertenor, die het in Bayreuth hoort donderen. Hij bracht zijn aria’s compleet met snikken en hoofdschudden alsof hij in Jordaancabaret stond en dat was heel jammer, want daarmee brak hij af wat Jane Berbié en Marianne Blok aan zuivere zangkunst goed deden. Ik ben er haast zeker van dat Mijnheer van der Linden 'dirigent van de Neder landse Opera rond 1900) zich in zijn graf heeft omgedraaid. soepel van af maakt. De reguliere bezoe ker van de concerten in d e kleinere clubs schuwt dit soort optredens want voor hem valt hier nauwelijks avontuur te beleven. Worden er op deze festivalconcerten een paar progressieve noten gepleegd, dan gaat het meteen ook goed fout. Dat was bijvoorbeeld vorig jaar het geval toen het publiek ten onrechte wegliep bij een uistekend spelende Miles Davis. Dit jaar was er echter geen vuiltje aan de lucht. Het festival was voor het grootste deel bezet met musici die tegen hun pensioen aan kijken en wier muzi kale vorming al in de jaren ’30 en ’40 haar beslag heeft gekregen. Voorbeeld daarvan was de als The World’s Greatest Jazz Band genoemde formatie die zaterdagavond onder leiding van Lawson en Bob Haggarth aantrad. Een orkest van zes doorgewinterde bla zers en een uitstekende ritme-sectie dat alles aan kan, zoals na de pauze in feite één grote jamsession bleek. Maar waarom dan een uitgebreid eerste deel waarin de muzikale clichés niet van de lucht waren? St. Louis Blues, The Lady is a Tramp, I’ve got a World on a String (met een uitgepufte Maxine Sulli van), Lover come back en Tin Roof Blues, enfin, de top-5 aller tijden moest weer nodig worden afgestoft. Het zaakje stond behoorlijk te swingen, maar daar in alles althans op het emotionele vlak mee gezegd. Nog minder bevredigend was de eerste avond met Oscar Peterson, Count Basie en blueshouter Big Joe Turner, eerst in het Luxor-theater en later als herhaling terug in de Doelen. Petrson was naar traditie virtuoos en werd zeer vakkundig begeleid door bas sist Niels-Henning Pedersen. Maar bei den hadden zich kennelijk voorgenomen cm hun vuurwerk niet voor het midder nachtelijk uur af te steken. Nog voordat opviel hoe tam in feite hun optreden was, verdwenen ze na eerst nog even met een slordig pingelende Basie te hebben gejamd. Ook diens optreden werd een desillu sie. Jammer, want Basie beschikt over een fenomenaal orkest dat nu helaas al veel te vroeg moest opstappen. Met na me de saxsectie met Jimmy „Nighttrain” Forrest (uitstekend in Body and Soul) en Bobby Plate (idem in Pretty Girl) heeft een volle en warme klank. Dit orkest begeleidde ook de zanger Big Joe Tur ner, die, zittend met een wandelstok op de knieën, een mengeling van jazz en traditional blues bracht. Meer met blues en boogie woogie dan met dit soort oubollig oircusvertoon had het concert „van rag tot boogie” zater dagnacht van doen. Hier een aantal pianisten die allemaal op hetzelfde ni veau zaten: Brother Montgomery, Sun- nyland Slim, Willie Mabon en Robert Shaw, aangevuld met de gitarist Robert Lockwood en drummer Red Saunders. Een nacht met zeer interessant mate riaal (Slim bijvoorbeeld in Depression Blues vormde een hoogtepunt van het concert) die helaas door factoren van buiten niet dat kon worden wat er van verwacht werd. Er was een welwillend publiek dat jammer genoeg een klein deel van de immense Grote Zaal vulde. Dat had een funeste uitwerking op de akoestiek die hier opvallend hol ging klinken. Om technische redenen moest een werk, van de Japanse componist Matsu- daira van het programma worden afge voerd. In plaats daarvan werd „Aura” van Bruno Maderna na de pauze her haald. Componist Otto Ketting dirigeer de zijn eigen werk „Time Machine”, geschreven in 1972 voor het Nederlands Blazersensemble. De beknopte bezetting van 3 hobo’s, 3 fagotten, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 slagwerk, werd nu ge vormd door leden van het Concertge bouworkest, met alle perfectie van dien. Het is gebaseerd op een 10-toons- akk'oord maar het klankbeeld wordt verstoord door de diatonische toonladder van C. groot. De tijdmachine raakt daardoor in perikelen en loopt vast. Want, zegt de componist, het is tenslotte niet meer mogelijk naar het heden terug te schakelen. Dit proces vindt men terug in een pakkend orkestraal betoog waarin een magistraal vuurwerk van fel explo derend slagwerk gretig de boventoon voert. De inmenging van toonladder C- groot ontlokt fel protest van roffelend slagwerk en tegensputterende blazers. Zo zou je „Time Machine” ook nog als muzikale happening kunnen interprete ren. Uitersten van klankintensiteit ken merkten de compositie „Aura” van Bru- na Maderna. De muziek beweegt zich als een „aura” (zephyr) naar flitsend wisse lende richtingen en verschiet onder an deren van hoge registers plotseling naar de lage. Dit verhoogt het verrassend element, doch is maar een detail uit dit bijzondere werk waarin Maderna ons boeiend openbaart hoe meesterlijk en met hoeveel fantasie hij kan werken met tonen en timbres. De herhaling na de pauze bracht dit nog eens intensief onder de aandacht. Het orkest speelde onder leiding van Ernest Bour exact en vol intensiteit. Het viel op hoe rustig, scherp en intelligent Ernest Bour de eenheden slaat en het klankproces over ziet. Tot slot „Through and Throug” van de Zweed Sandstrom. De titel slaat op de melodische lijn die 24 minuten lang in het werk wordt volgehouden, „through and trough”, ofwel door dik en dun, want de lijn moet zich wel boren door een overdonderend klankmassief. Men moet het zien als een symbool van het geloof in iets, dat niet te vernietigen valt. Het werk bezit een overtuigende muzikaliteit, maar ging ook door merg en been. Daardoor werd ons geloof toch ■wi op de proef gesteld, om van het -.rhvudtngsvermagen van het orkest. beheerst, kreeg een sterk bespiegelend karakter mee. Het stuk is opgebouwd uit een langzame intro die al vlug naar het snelle en bijzonder moeilijk middendeel leidt. De blazer moet het geheel van het meest extreme hoog tot het laagste laag aflopen waarbij hij voortdurend in ademnood kan raken. Zo niet Toots Thielemans die het nummer speelt met het gemak dat bij een straatdeuntje hoort. De rust die hij daarbij uitstraalde werd helaas niet overgenomen door drummer Bruno Cas- telucci van het begeleidende trio Rob Franken. Zijn spel leek steeds op weg om dat van Thielemans in pure dyna miek te overtreffen zonder dat hij daar bij zijn volume aanpaste. Franken, op zijn vertrouwde Fender piano, wist Thielemans exact aan te voelen en speelde zijn rol van terugge trokken en bescheiden begeleider met veel muzikaal plezier. Castelucci revancheerde zich echter in Images, een avantgarde stuk met een licht swingende toets die moet contras teren met een dromerige en wat ijle mondharmonica. Heel anders weer dan het voordien vlot weggespeelde Turks Fruit. Een veelzijdige man, die Thiele mans, die veel op dit verder saai verlo pen festival, heeft goedgemaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 7