VEE OOK IN GEVAAR
Stropers te weinig gestrikt
Vrije
I
ir.‘
f
fel
I
1!
.Jii
■BL
GEZIIMFORMATIE
II III
Creatief met
piepschuim
Ca
Honden moet je serieus nemen
Met Brigitte tweemaal slank-fit-mooi
gekooide vogels geboekstaafd
en
- WIH
;'J|
Ifi
tips voor vrije tijd
Dagenlange martelingen
van
nen
in
modern
nu
aog»
kantklossen
door Jan van kenteren
St
I
Mentaliteit
I
Wonder
Puur slecht
Weerzinwekkend
Tientallen
■gil
d
21
ZATERDAG
2
NOVEMBER
1974
sa
SO
r
f
i
l&l
„Ik hoef nooit ijzerdraad te ko
pen. Dat haal ik gratis uit het bos;
veel meer dan ik gebruiken kan”.
Jachtopziener P. Klaver grijnst bit
ter wanneer hij drie bossen dun
ijzerdraad toont. Aan de ene kant
van het stropersdraad zitten
kleine oogjes en de eindjes zijn al
lemaal ongeveer zo’n meter lang.
Elke bos telt zeker 100 draadjes, de
oogst van een paar uur intensief
zoeken door een groepje van zo’n
zes paar ogen van getrainde strik-
kenzoekers.
«I '‘’J
jgjg
fe - -O
E3
4
I
naar-
N.H.)
eur)
m
d
Resultaat van een uurtje zoeken: bossen strikken.
Drie-dimensionaal werkstuk
2
1
2
1
2
AS
\sJ-~CT
wél
GASTON GOURMET
Dagen wachten tot de dood er op volgt.
Het boekje „Modern kantklossen”
van de Zweedse Kristina Malmberg
en Naime Thorlin (uitgeverij Zomer
en Keuning, Wageningen) is niet be
stemd voor beginners. Het is meer
een schriftelijke cursus, waarin nieu
we klos-figuraties met ruiger materi
aal bijvoorbeeld aan de orde komen.
De ondertitel luidt: ideeën en werk
stukken uit nieuwe en bekende mate
rialen. Het boek is eigenlijk een ver
volg op een actie van een Zweeds
damesblad om te onderzoeken of er
belangstelling bestond voor publicatie
over kantklossen met nieuwe materi
alen, kleuren en vrije vormen. Dat
bleek een schot in de roos te zijn. Er
kwamen enorm veel inzendingen bin
nen. Of dat in Nederland ook zo is
met de belangstelling voor kantklos
sen? Wellicht aardig voor een dames
blad hier om dat eens na te trekken.
niet
omp-
kom
aand
geverbaliseerd wanneer hij op heterdaad
wordt betrapt of wanneer hij met strik
ken of met een buit in het veld wordt
aan getroffen. De geraffineerde stropers
weten echter heel wat foefjes om onder
een straf uit te komen. Daarbij komt
dat ze hondsbrutaal zijn en er zelfs niet
voor terugdeinzen in het openbaar rond
te schetteren: „Ik ben de koning der
stropers”.
De heer Drijver vindt een strik in het
maïsveld.
„Het zijn pure maffiamethoden”, vult
de heer Drijver aan en haalt ter illus
tratie een voorval op waarbij een jacht-
gebiedbezitter betaalde voor de belofte
van stropers om niet meer op zijn grond
te zullen jagen. „Drie weken later waren
ze er toch weer”.
Een zeven meter lange draak, voor
gevorderden.
:n U
voor
Dat zou heel wat handiger geweest zijn. Bij de verwijzingen
(want van elk diertje is er wel een plaatje) vonden we wat
slordigheden zoals bij de witte kwikstaart (een vraag: waar
om wordt ook niet de gele kwikstaart behandeld?). Overi
gens een prima boek. H.R.
ing
se
d
ir
I
I
s be-
n op
goed
han-
e dit
750,-
een
slijke
3, en
wat
Samen met jachtopziener Klaver doet
de heer Drijver een boekje open over de
mentaliteit van de stropers. „Het afgelo
pen jaar zijn 1100 gevallen van stroperij
bekend in Overijssel. Zo’n 100 keer kon
tegen de stropers worden opgetreden,
maar ik weet wel zeker dat er elk jaar
duizenden stuks kleinwild vallen onder
stropershanden. Vaak weten we wel wie
de daders zijn, maar het is vreselijk
moeilijk ze te betrappen”, vertellen de
jagers. Een stroper kan pas dan worden
5.-
De hoofdrolspeler uit de film van de
heer Drijver loopt nu weer vrij rond in
de Vilsterse bossen. Hij werd nog net op
tijd gered. Maar bijna alle andere dieren
die ooit in een strop geraakten vonden
er de dood. „Een konijn dat in een strik
loopt komt er nooit meer uit of er moet
wel een wonder gebeuren”, weten de
jagers uit ervaring. Diezelfde ervaring
leerde hun dat de moordenaars van
duizenden konijnen meestal wel op mi
raculeuze wijze de dans ontspringen.
Het boek „Vogelpracht in natuur en volière” van de Oost-
duitser Franz Robiller (uitgeverij Becht, Amsterdam) hinkt
eigenlijk op twee gedachten: zowel vogels in de vrije natuur
als volière-bewoners beschrijven. De nadruk valt echter toch
op de vogelsoorten, die door de liefhebbers worden gehouden
en gekweekt. Daarbij speelt natuurlijk ook het feit mee, dat
er in andere landen (bijv, de DDR van Robiller) andere
vogelwetten zijn dan bij ons. Vogels, die elders wellicht wel
bij of in huis gehouden mogen worden, staan hier op de
„verboden” lijst. Met name de wildzangliefhebbers zouden
die lijst op hun terrein wel wat verkleind willen zien, want
hun mogelijkheden zijn maar klein. Dit soort Nederlandse
gegevens treft men in dit van oorsprong dus Duitse boek
ook aan. En het moet gezegd, dat Chr. Walraven, redacteur
van „Onze Vogels”, maandblad van de Nederlandse bond
van vogelliefhebbers, een uitstekende bewerking heeft af-
De voorzitter van de jagersvereniging
bezweert ons dat er geen „heren-stro-
pers” bestaan. „Ze zijn allemaal puur
slecht. Stropen gebeurt tegenwoordig al
leen uit winstbejag. Een konijn brengt
de stropers zo’n drie gulden op. Een
poelier neemt ze niet want dan verspeelt
hij zijn vergunning, maar op de markt
in Zwolle wordt de buit verkocht. „Ex
tra kwaliteit, want er zit geen hagel in”,
roepen ze dan. Optreden is vrijwel on
mogelijk en als ze nog eens worden
gepakt, is het in de regel met een paar
tientjes bekeken. In het ongunstigste ge
val wordt de uitrusting van een stroper
verbeurd verklaard, maar een strikken-
zetter heeft meestal niet meer dan een
mes bij zich.
„Het is wel gebeurd”, aldus de jacht
opziener, „dat ik werd opgebeld door
een stroper die me aanbood om tegen
betaling van een zeker bedrag mij zijn
strikken, die hij toch niet meer gebruik
te, aan te wijzen. „Er mag natuurlijk
geen praat van komen”, zei die vent er
nog bij maar ik ben niet op zijn voor
stellen ingegaan. Met die smeerlappen
praat ik niet.”
Een dag na de ontdekking schuifelen
wij met de heer Drijver opnieuw tussen
de rijen mais door. Na nog geen vijf
minuten staat hij plotseling stil. „Nou
hebben we toch met z’n zessen ander
half uur lopen zoeken en kijk eens, daar
heb je er toch nog een. De jager bukt
zich en maakt een bijna onzichtbaar
draadje los dat dicht bij de grond aan
een maisstengel is bevestigd. De verba
zing zou nog meer stijgen. Binnen een
kwartier zullen we nog twee strikken
vinden.
„Stropen is een ongelooflijk smerige
bezigheid”, verzekert de heer Drijver ons
tijdens het zoeken. „De stropers zetten
in een uurtje zo’n 100 van dit soort
strikken om de volgende dag te gaan
kijken wat de buit is. De gevangen
konijnen nemen ze mee, de strikken die
niets opleverden laten ze rustig staan”.
„Zij vormen een bedreiging voor elk
dier dat hier rond loopt, zeker een jaar
lang. Al die beesten sterven een gruwe
lijke dood. Soms vechten ze dagen lang
om los te komen, maar slechts een heel
enkele keer lukt het. In vrijwel alle
gevallen hangen de slachtoffers zichzelf
op; in hun gevecht met de dood wurgen
ze zichzelf. De gillen die zij in hun
gevecht met de dood slaken zijn op
kilometers afstand te horen, hun soort
genoten slaan erdoor op de vlucht.”.
ff
werd in het tijdschrift duidelijk geïl
lustreerd met afbeeldingen van groe
pen vrouwen en meisjes, die na eerst
monsterlijk dik te zijn geweest, na
lang volhouden tot voor hun leeftijd
en lengte normale proporties waren
teruggekeerd.
Ik heb het wel altijd typisch ge
vonden, dat alleen vrouwen als voor
beeld (met foto vóór en na de kuur)
werden genomen. Alsof er geen wan
staltig dikke mannen rondlopen. Mis
schien moeten we hier wel een
staaltje discriminatie van de man in
zien! Het blijven echt succesrecepten.
Goed uitgewogen, die de gebruiker
van succes verzekerd doen zijn, indien
hij of zij blijft volhouden. Ze hebben
met „hongerlijden”, een gedachte die
onverbrekelijk verbonden schijnt met
„dieet” niets te maken-
Getuige het voorbeeld: Tartaar met
tomaten.
U hebt ervoor nodig 125 gr. tartaar,
25 gr. gekookte ham, 2 eetl. paneer
meel, zout, peper, dille, peterselie, 1
kleine aardappel, 2 middelgrote toma
ten (per persoon).
^1]
Eberhard Trumler, onderzoeker van
het gedrag van honden op weten
schappelijke basis, heeft weer een
boek geschreven. Over honden na
tuurlijk. En voor de échte honden
liefhebbers. Want hij is er zich wel
van bewust, dat degenen, die zich zijn
harde opmerkingen zouden kunnen
en moeten aantrekken, het niet nodig
vinden een boek over honden te le
zen- En bij die niet-lezers kunnen
ook veel hondenhouders en -sters
zijn, die slechts karikaturen van die
ren houden. Mensen, die al het echte
van honden, al het natuurlijke, ver
bannen hebben uit hun troetelmecha-
nismen. Trumler gaat uit van de
natuurlijke hond. Hij is bepaald niet
tegen het houden van de hond als
huisdier. Alleen moet je het dier in
zijn waarde laten. Vanuit die filosofie
vertelt hij over zijn ervaringen en
bevindingen met honden. Het is zeer
leerzaam en ook aardig om te lezen.
Het boek heet „Honden moet je se
rieus nemen” en het werd uitgegeven
door Wereldvenster in Baarm
geleverd. Nu weet je tenminste ook waar je hier te lande
aan toe bent, welke vogels je wel of niet in je volière mag
stoppen en koesteren. Over dat koesteren gesproken: Robil
ler wijst er de beginnelingen in de vogelarij met nadruk op,
dat ze zich eerst moeten bezinnen voordat ze beginnen. Ne
men ze het besluit om te beginnen dan hebben ze aan deze
encyclopedie met de meest uiteenlopende informatie per
vogel (125 soorten) een goed houvast. Er staan flink wat
kleurenfoto’s in. Een bezwaar zou kunnen zijn, dat direct
bij de beschrijving per vogel geen afbeelding te vinden is.
„Wel eens een konijn zien sterven in
een strik”, vraagt de heer Drijver thuis
bij jachtopziener Klaver. Het beeld is
ons deze middag bespaard gebleven,
maar de jagersverenigingsvoorzitter gunt
ons een totaalbeeld. Uit zijn auto haalt
hij een filmprojector en even later lijdt
een langoor op de witte muur van de
boswachters woning. Zwaar hijgend
wringt het doodsbange dier zich in alle
mogelijke bochten; zijn ogen puilen wijd
uit en bij elke beweging trekt de lus
strakker om zijn strot. Het gegil van het
in doodsnood verkerende dier kunnen
we niet horen maar de aanblik van het
lijdende konijn is afgrijselijk en weer
zinwekkend.
atie-
tieek
ge
ldige
Het vlees vermengen met paneer
meel, zout, peper en rijkelijk veel
fijngehakte kruiden (als u ze vers
kunt krijgen). Dan kleine tartaartjes
vormen en zonder boter bakken
(hooguit 1 theel. olie gebruiken)-
Daarbij gekookte aardappelen en in
vieren gesneden tomaten. Maar waar
is die ham nou gebleven zult u mis
schien zeggen. Ja, dat weet ik ook
niet. Dat is een onvolkomenheid in
het recept of in de vertaling.
Het gymboek, dat ik in de aanhef
even aanhaalde, belooft u succes met
tien minuten oefeningen per dag. De
Nederlandse bewerking is van Rein
Kuijper en zijn vrouw Marian-
De tekeningetjes zijn heel duidelijk,
maar de oefeningen worden uitge
voerd door een figuurtje, dat je het
liefst een keer aan de dis zoudt noden
met de opwekking: Kind, tast maar
flink toe. Een weinig opwekkend ge
zicht voor iemand die er nog tien kilo
af wil krijgen. De eerste spontane
reactie is: „Zo wordt ik toch nooit”.
En dat is een misser van de uitgever!
Jammer.
Stropers hebben het de laatste tijd niet meer alleen op
konjjnen en hazen gemunt. Ook de veestapels van een groot
aantal boeren op het landgoed Vilsteren dreigen te worden
uitgedund door de inspanningen van lieden die van koelbloe
dig moorden een „sport” maken. Onlangs zijn in een mais
veld van landbouwer Swieters in het Reggebos even ten zui
den van de Laarbrug in de gemeente Ommen zeker 150 strik
ken gevonden. Strikken die binnenkort „geoogst” zullen wor
den door de kneusmachine. waarmee het gewas tot veevoer
voor de winter wordt verwerkt.
Alle grondgebruikers van het landgoed Vilsteren hebben kort
na de vondst van de strikken een brief gekregen waarin de
provinciaal voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Jagers
vereniging, de heer J. L. Drijver uit Ommen, de boeren waar
schuwt voor de strikken: Bij het kneuzen wordt het draad
waarvan de strikken zjjn gemaakt in stukjes van zo’n vjjf
centimeter gehakt en door de mais gemalen. Draad en kneus-
voer gaan in de kuil om van de winter voor de koeien terecht
te komen. Wat er gebeurt wanneer de dieren de stukjes
gemeen scherp ijzerdraad doorslikken, laat de heer Drijver
de Ommer dierenarts A. G. J. Ruys uitleggen.
„Het vee wordt inwendig door de stukjes draad verwond en
het is zelfs niet uitgesloten dat de beesten er aan doodgaan",
weet de heer Ruys, die volgens de heer Drijver vreselijk is
geschrokken van de onheilsboodschap. De boeren wordt ge
adviseerd de maisakkers voor het oogsten goed te onderzoeken
of, wanneer er al is geoogst, straks bij het voeren goed op te
letten. Zo mogelijk komt de jachtopziener van het landgoed
Vilsteren, de heer P. Klaver, vlak voor het maaien het veld
inspecteren en zo nodig de strikken opruimen. In de brief
wordt ook gewaarschuwd voor veediefstallen die waaschijnlijk
door de stropers, waarvan de identiteit bekend is, worden
gepleegd. De rentmeester van het landgoed Vilsteren heeft
hun per aangetekend schrijven laten weten dat het hun op
grond van artikel 461 van het wetboek van strafrecht ver
boden is zich op grond van het landgoed te bevinden”.
Slank-fit-mooi, wie zou dat niet
willen zijn? En hoe is het daar in
werkelijkheid mee gesteld als u eens
in uw omgeving om u heen kijkt?
Alle gekrakeel om de naaktstranden,
die er in Nederland zo nodig moeten
komen, werkt mij altijd op de lach
spieren- Wij hebben er de figuren
niet voor en wij missen de juiste
temperatuur: tenminste 300 dagen
zon en een constante temperatuur
van 25° celsius (boven nul). Dat zou
ik eisen, voordat ik de laatste omhul-
selen zou laten vallen.
Ik moet daar telkens aan denken
wanneer ik boeken in handen krijg
zoals het juist verschenen Brigitte
(slank-fit-mooi) kookboek en het ge
lijknamige gymboek. (Uitgaven van
Zomer Keuning te Wageningen.)
De recepten uit het zeer fraai uitge
voerde keukenboek zijn al eerder ge
publiceerd in het Duitse damesblad
van dezelfde naam „Brigitte”.
Ze zijn zeer helder en overzichte
lijk gerangschikt in hoofdgroepen,
steeds met opgave van het aantal te
verwerken calorieën.
Het succes van het Brigitte-dieet
De heer Drijver neemt ons mee naar
zijn jachtgebied in het hart van het
landgoed. „Ik ben bang dat we het
treffen”, zegt hij wat raadselachtig,
voordat we in een dicht dennenbos stap
pen. Maar al gauw wordt zijn bedoeling
duidelijk. Na enkele tientallen meters
stuiten we op de eerste strik en als het
spoor een keer gevonden is volgen er
tientallen. Steeds dicht bij de grond als
vrijwel onzichtbare poortjes hangen de
draadboogjes op vaak betreden „wild-
wissels”.
Na tien strikken is het „goed” raak.
Aan de voet van een den vinden we een
met konijnewol bedekt karkas dat aan
een stuk draad aan de boom hangt. De
grond rondomheen is tot een geul omge
woeld; de sporen van een gruwelijke
marteling. Een buizerd heeft het konijn
uiteindelijk opgepeuzeld. Als visitekaart
je heeft de vogel her en der langgerekte
„krijtstrepen” achtergelaten.
We zullen nog twee gewurgde konij
nen vinden. Eén is door een kat verslon
den, nadat het zijn laatste adem heeft
uitgeblazen en de ander is, waarschijn
lijk door een bunzing, van zijn hart
beroofd. Onze laatste vondst is nog geen
dag dood. Strikken halen we bij bosjes
uit het bos. De meeste staan nog „op
scherp” maar de stroper zal ze nooit
meer inspecteren. Na één ronde houdt
hij het voor gezien, hij wil niet gepakt
worden.
2 12 3
Wli
,44M»
Gooi het piepschuim (of tempex of
polystyreen, hetgeen allemaal hetzelf
de is) niet weg. U kent het wel, dat
witte verpakkingsmateriaal, waar
kinderen zo gek op zijn, omdat het
goed handelbaar en licht is. Je kunt
er heel wat mee doen en van maken.
Zoveel zelfs, dat er een speciaal
boekje over verschenen is: „Creatief
werken met piep-schuim” door de
Engelsman Alan Barnsley (uitgeverij
Becht-Amsterdam). Eerlijk gezegd
zijn we altijd wat huiverig als het
gaat om kunststof. Is het niet gevaar
lijk? Dit piepschuim is, zo zegt de
auteur, veilig materiaal. „Het is niet-
chemisch” (maar wat is dat precies?)
„niet-giftig en kinderen lopen geen
risico, als ze het bijvoorbeeld in de
mond nemen of als het met de huid
in aanraking komt”. Er moet echter
wel opgelet worden, want „door het
schuim met een gloeiende draad te
verhitten komen er dampen vrij, die
bij een bepaalde dichtheid gevaarlijk
kunnen zijn. Verhitten moet dus al
tijd in een goed geventileerde ruimte
gebeuren om die concentratie van
dampen te beperken en de toevoer
van frisse lucht moet constant zijn”.
Een andere zaak: „het piepschuim
moet ver van open vuur worden
gehouden. Vraag als u tempex koopt
altijd om de zelfdovende soort”.
Na deze waarschuwingen kunnen
we verder dan wijzen op de plezieri
ge eigenschappen, die het piepschuim
heeft. Voor hobbiïsten zitten er volop
mogelijkheden in. Het is gemakkelijk
te bewerken met eenvoudige hulp
middelen. Grote werkstukken kunnen
snel worden uitgevoerd. Het is
„schoon” materiaal. Enfin, Alan
Barnsley geeft een uitvoerig overzicht
van het werken met polystyreen. Met
veel tips en veel foto’s.
ü.1'W TW i 4 I 1
’W‘-'
ië’