GUUS OSTER Actie tomaat heeft ervaringswereld Andrej Platonow opent in korte verhalen nieuwe Van acteur tot theater-organisator veel kapot gemaakt" kleurloze jeugdherinnering Vroegere Berlijn I door Jaane Krook „IN DEZE PRACHTIGE EN GRIMMIGE WERELD" St in Als volontair begonnen Actie Tomaat Carrière in Carré H 1 1974 ZATERDAG 9 NOVEMBER keiijker kan men een boek niet presenteren. la Mens en techniek literatuur te maken had. langzamerhand en dan mondjesmaat kunnen wij thans eerst kennisnemen van de an dere Russische literatuur uit die dagen, die, uit de aard der zaak, in die periode weinig aandacht ontving. De meeste schrijvers, die hun produktie niet aanpasten aan de politiek gestelde eisen, kregen nauwelijks gelegenheid tot publiceren. Velen van hen werden gevangen genomen en een niet té verwaarlozen aantal kwam in gevangenschap om. Zo is het onder andere Ossip Man delstam vergaan. Een veelbelovende boeiende foto siert de omslag van „Ber lijnse jeugd”, een bundel waarin Walter Benjamin zijn kindertijd heeft vastgelegd. Het is een foto uit omstreeks 1910, schat ik; een mensenmenigte wacht op een station op het binnenlopen van de trein: er zijn enige elegant ge klede vrouwen te zien in lange mantels, een kind met een flu welen pakje aan staat aan de hand van zijn moeder. Een oudere vrouw, gehuld in een om slagdoek, een mand met groot hengsel aan de arm, bevindt zich eveneens op het perron. De foto is afgedrukt in het nu zo mo derne, nostalgische bruin. Sma- Oktoberrevolutie Soms gruwelijk VAN HET VELE, wat er tus sen de beide wereldoorlogen in Rusland geschreven werd, is slechts, weinig tot het Westen doorgedrongen. Het meeste was voor ons nu eenmaal van weinig belang, daar het in dienst stond van het in de Sovjet-Unie heer sende politieke systeem en voor ons gevoel slechts weinig met Pas nog ’«0 de ANNE BRANDENBURG. ANNE BRANDENBURG „Beriijnse jeugd” is deel 25 van de Kan de vrije produktie dat va cuüm niet opvullen? g< nc zij zij kc va Wat was uw eerste grote rol? „Dat was de hoofdrol in „Ik ben zeventien jaar” van Paul van der Berghe, een leuk stuk, dat honder den keren is gegaan en veel succes had’’. artiesten; ik heb mijn hang naar het theater niet van hen geërfd. Toch wist ik al vroeg dat ik aan het toneel wilde. Hoe reageerde u persoonlijk op „tomaat”? Plaatst men deze uitschieters naast Walter Benjamins „Berlijnse jeugd”, dan vormt laatstgenoemde bundel één der dieptepunten van deze interessan te serie. kw tek her we B en leef J Afs me ger brc bin lin; hoi eer mij hoe wa ik wu het ker mit en de A He out wit ze hie ant en wa dui I Joj W< ik ter VOI zit, tot mt kei zie zet l ten dot vei out dot VI e< N kt w k£ Pi o\ F ver kre zei( een var en hel par een lan ze dat opT ver lijk mei tot Dal ze: systematisch gebouwd en minder ge polijst, veel origineler ook qua the matiek, dan de latere. De verhalen ademen een heel eigen sfeer, ten eerste door de omgeving waarin zij spelen. spreken boekdelen. „Weet je, dat veel waardevolle acteurs hun ge voel van eigenwaarde, hun zeker heid in deze situatie hebben verlo ren en niet meer konden of wil den spelen. En wat is er bereikt? Niets positiefs, maar het bestaan van de grote gesubsidieerde gezel schappen is onmogelijk gemaakt. Dat houdt in, dat het grote klas sieke en internationale repertoire niet meer kan worden gespeeld. Ik ben niet tegen geëngageerd mo dern toneel of tegen andere thea terexperimenten, integendeel, na tuurlijk moet daar ruimte voor zijn. Maar het gaat me wel aan het hart, dat de mogelijkheid een produktie te maken zoals bijvoor beeld „De drie zusters” van Tsje- chow, die in die grandioze bezet ting een groot publiek bereikte en boeide, tot het verleden behoort”. serie „Privé-domein” van Uitgeverij De Arbeiderspers. In deze serie mani festeert zich duidelijk, voor welke problemen de uitgevers staan: de per sen moeten draaiende gehouden wor den, ook al staan er duidelijke mis sers op de titellijst. Zo heeft vrijwel iedere reeks zijn hoogte- en diepte punten, ook Privé-domein. Nietzsche’s „Ecce homo” is er in verschenen, evenals Herman Hesse’s „Zinnig ei genzinnig”. En tevens de bijzonder charmante brieven van de sprirituele, levendige Belle van Zuylen („Rebels en beminnelijk”), geschreven in de duffe 18de eeuw, onze „pruikentijd”. Hoe lang bent u bij het gezel schap van Cor van der Lugt Mel- sert gebleven? „Van 1934 tot 1941. In 1945 sloot ik me aan bij Comedia, de groep van waaruit in 1950 de Nederland- Toen ik met Platonow bezig was, had ik dikwijls het gevoel dat ik iets geheel nieuws las; allerlei begrippen uit de geschiedenis theoretisch zo half en half bekend, werden gevuld. Het kostte moeite niét uit het oog te verliezen dat het hier meestal reeds vijftig jaar oude verhalen betreft. Je leest met verbazing, wat er in „ons” Europa omstreeks 1920 zo al heeft plaatsgevonden. Wie Platonow leest, ontmoet een geheel nieuwe ervarings- wereld. Charles B. Timmer verzorgde de vertaling. Hij voegde een achttien bladzijden omvattend Nawoord toe, dat uitermate verhelderend is. Maar helaas, de inhoud valt bitter tegen. De kunsttheoreticus Walter Benjamin, zoon van een Joods anti quair, schreef deze herinneringen aan zijn vaderstad op toen hij haar voor goed had moeten ontvluchten. Wat we hier vinden is kleurloos, verlitera tuurd, krampachtig geschrijf. Berlijn wordt nauwelijks zichtbaar. Bijna al le stukjes zijn gezocht, frisheid en originaliteit zijn ver te zoeken. Theo dor Adorno deed de bundel vergezeld gaan van een inleiding, waarin hij „de sombere slagschaduw van het fascisme” signaleert, die ik nergens heb kunnen ontdekken. Als dit boek je niet in het Nederlands was ver taald, hadden we vrijwel niets gemist. hij hulpmachinist, hij vocht van 1919 tot 1921 tegen de Witten, was enige tijd in dienst van het gouvernements- bestuur, belast met het onderhoud van rivierbeddingen. Van 1922 tot 1931 had hij literair gezien zijn pro- duktiefste periode, tót hij in laatstge noemd jaar in ongenade viel. Van 1941 tot 1945 was hij oorlogscorres pondent, na de oorlog begon hij weer literair werk te publiceren, maar kort daarop wekte hij definitief de toorn der autoriteiten op. Hij besloot zijn leven in armoede als conciërge in het Huis voor schrijvers in Moskou, waar hij gezagsgetrouwe collega’s moest bedienen. Na lang ziek te zijn ge weest, stierf hij in 1951 aan tubercu lose. Platonows personen nemen vrijwel alle een lage plaats in op de maat schappelijke ladder. Zij zijn zeer ge voelig, al verbazen wij ons ook over bepaalde reacties. Zo begint het ver haal „De verborgen mens” met de woorden „Fomma Poechow was niet sentimenteel uitgevallen: op de dood kist van zijn vrouw sneed hij een gekookte worst in plakjes, uitgehon gerd als hij was door het heengaan van de huisvrouw.” Maar deze Poe chow is door dit sterfgeval alle hou vast in het leven kwijt en begint als lid van een sneeuwploeg (locomotief plus sneeuwschuiver) een barre zwerftocht door Rusland. Nog enige verhalen spelen op en om een zware locomotief, zo zeer zelfs, dat zo’n stalen reus bijna het gewicht krijgt, dat ook een persoon in een verhaal heeft. Hoe hij gereden moet worden, hoe hij gestookt en geregeld wordt, „Ónmogelijk, dat is financieel niet haalbaar, dan zou de Neder lander op een andere manier thea- ter-minded moeten worden ge maakt en de prijzen van de plaat sen zouden drastisch omhoog moe ten”. DE SCHRIJVER was enige jaren - omstreeks 1920 - hulpmachinist op een stoomlocomotief en verschillende verhalen spelen dan ook op locomo tieven en op stations. Toch maakt Platonow geen propaganda voor de techniek, hij is er slechts van ver vuild. Ook bij hem gaat het om de mens. Het is bijna een waarheid als een koe een dergelijke uitspraak te doen, want dat is bij vrijwel alle schrijvers zo. Waarom wordt er ge schreven en gelezen? Eigenlijk toch alleen om meer over jezelf en ande ren te weten te komen, om mensen die leven in andere tijden en omstandig heden te leren kennen. Ging u naar de toneelschool? „Nee, in die tijd ging dat anders. Je sloot je als volontair aan bij het gezelschap van je keuze. Dat was in mijn geval dat van Cor van der Lugt Melsert. En dan kreeg je allerlei min of meer inte ressante rolletjes te spelen. Zo leerde je het vak”. Guus Oster heeft zijn talent ook bewezen als presentator, onder meer van het „Grand Gala du Disque”. Ook trad hij in 1960 een keer op als dirigent van het be kende radio-orkest „De Zaaiers”. Je op. willen overslaan”. En toen werd Guus Oster van acteur zakenman. Men noemt hem een geniaal organisa tor, wat vindt hij daarvan? „Wat anderen van me denken, daar sta ik natuurlijk buiten. Maar ik doe mijn best om alle problemen, die er binnen mijn werk liggen, tech nisch en menselijk zo goed moge lijk op te lossen, en ik ben blij als dat lukt. Er was een grote om schakeling en zelfs een omscholing voor nodig om deze werksituatie goed te kunnen overzien, maar daar heb ik de tijd voor geno-l men.” Carré ziet er prachtig uit, vooral I ’s avonds! „Ja, er moest wel eenl en ander aan opgeknapt worden, dé buitenverlichting is trouwens nog niet compleet, maar het be gint er op te lijken. Verder komen er 2000 'nieuwe stoelen en een grotere koffiekamer”. „We hebben (wijst op en kaart met gekleurde hokjes links naast hem aan de wand) een vol pro gramma, dat de meest uiteenlo pende theateractiviteiten combi neert: Bram en Freek van Neer- lands Hoop, Koert Stuyf en Ellen Edinof, André van Duyn, Toon Hermans, Herman van Veen, Mi- stero Buffo, de Bulgaarse Opera uit Sofia en ga zo maar door.” GUUS OSTER VEERTIG JAAR AAN HET TONEEL. Hij viert dat jubileum niet, om verschillende redenen. Een daarvan is dat hij 40’n huldiging niet meer vindt passen in het huidige tijds beeld. Veertig jaar geleden zijn loopbaan begonnen als acteur, wordt hij nu een geniaal organisator genoemd, een man die na een crisis in zijn leven, zowel ais directeur van Carré als bij het Nederlands Theater Centrum (NTC), een nieuwe, hem uit muntend passende vorm heeft gevonden voor zijn intensieve activiteit. Hij is vriendelijk, maar op zijn qui-vive, alsof hij een koele barrière opwerpt tegen overdrijving en sentimentaliteit, omdat ze de echte emotie vertekenen. Onberispelijk en slank in zijn grijze kostuum, kan hij zijn omgeving veilig observeren. De grijze ogen achter brilleglazen taxeren intelligent. Ik ben ner veus, dat ziet hij onmiddellijk „Pas maar op, straks slaat het ook nog op mij over; wil je een valium van me hebben?” Dat breekt de spanning. Ik weiger de valiumpil, maar we steken wel een sigaret op. heli het bra ter, pot Ze kee een Ik nie: daa geb de is. lan: krij spelend verhaal. Zeer bijzonder zijn de hier - en ook elders - voorkomen de beschrijvingen van het Russische landschap met zijn brede rivieren en onafzienbare vlakten. EVENALS IN PASTERNAKS „Dokter Zjivago” en Mandelstams „Memoires” blijkt uit Platonows ver halen hoe volledig omwentelend de Oktoberrevolutie geweest is, hoe veel menselijk leed er door is ontstaan, hoe ook het land verwaarloosd werd. Platonow leefde van 1899 tot 1951. Na de oktoberrevolutie van 1917 be gon hij zijn opleiding tot elektrotech nisch ingenieur. Daartussendoor was zaak nog aangewakkerd. De een presenteerde zieh neg- alternatieve! dan de ander; ze durfden zeker tegenover elkaar niet anders”. Guus Oster pauzeert even, maar zijn neergetrokken mondhoeken Aan welke andere rollen, die u in die 40 jaar speelde, heeft bijzondere herinneringen? - „Aan de rol van St. Just in Büchners „Danton’s Dood”, met onder anderen Ko van Dijk en Han Bentz van den Berg; aan „Glazen Speelgoed” van Tennessee Williams, met Ellen Vogel; aan „Rhinoceros” van Ionesco; aan „De trap” van Charles Deijer; en ver der natuurlijk „Het ei”, van Féli- cien Marceau. Het zijn er te veel om op te noemen. beschouwden, maar wel met to maten konden gooien. Ze trokken de hele modieuze wereld mee in hun destructiviteit. Je hoorde er er niet meer bij als je geen revolutie predikte. Op de avond dat het gebeurde, waren er mensen in de zaal die nauwe lijks wisten wat er aan de hand was of ook maar een klein beetje inzicht hadden in wat er achter stak. Toch deden ze mee, omdat het in was. De critici hebben door hun ongenuanceerde kritieken de welke gevoelens de man bezielen die zo’n geweldige kolos moet beheersen en tegelijk de hoogste prestaties moet laten leveren. Ook de gepantserde treinen waarmee de regeringstroepen ten tijde van de strijd tegen de Witten (ca. 1920) hele baanvakken en het schootveld eromheen beheersten, komen ter sprake. HET VERHAAL „Het lemen huis in de tuin” is mysterieus, het liefdes verhaal „De Potoedan” is ontroerend, hoewel conventioneler. „De terugkeer” uit 1946 is wrang satirisch. Thema is de thuiskomst van een officier na de oorlog en de conflictsituatie die dan kan ontstaan. De man heeft op zijn thuisreis enige dagen met een jonge vrouw doorgebracht en verwijt nu zijn thuis achtergebleven echtgenote dat zij een vriend had, die veel voor haar en het gezin deed, tijdens de lange jaren dat hij als huisvader zijn plichten niet kon vervullen. Dit laat ste verhaal is zeker niet het sterkste van de bundel. Het is te geconstru eerd. Veel „losser” schreef Platonow in zijn vroege werken, o.a. „De slui zen van Jepifan” uit 1927. Ook hier heeft de schrijver autobiografische gegevens verwerkt: hij werkte enige tijd als weg- en waterbouwkundige. De hoofdpersoon, een Engels inge nieur, wordt aangetrokken om de Wolga door middel van ingewikkelde sluissystemen te verbinden met de Kaspische Zee. Een vermetel plan, dat dan ook niet verwezenlijkt kan worden, de technische problemen bij deze sluisbouw zijn te groot doordat vorst en dooi bij deze immense wer ken in de hand gehouden moeten worden. De ingenieur wordt ter dood veroordeeld; de beul knapt met blote handen dit karweitje in een gevange niscel op: een gruwelijk detail van dit. tijdens Tsaar Peter de Grote „Rampzalig, ik verlpor in één week al mijn haar, was helemaal kaal.Ja, het is weer teruggeko men, gelukkig, maar hier op de pasfoto van mijn rijbewijs kun je het nog zien. Anderen kregen een hartinfarct of een maagzweer, kwamen er soms geestelijk niet Toch blijkt dat ook in dit tijd de Russische litaratuur belangrijke schrijvers heeft gehad: Michael Boel- gakow met o.a. „De Meester en Mar- geritha”- is één van hen geweest. An drej Platonow (1899-1951) een andere. Zeer interessant is diens verhalen bundel „In deze prachtige, grimmige wereld”, bij Meulenhoff onlangs ver schenen. (Meulenhoff Editie deel 335). De bundel bevat negen verhalen, uit verschillende perioden van Platonows schrijverschap, dat viel van 1927 tot 1946. De vroegste verhalen bevallen mij eigenlijk het best, zij zijn minder se Comedie ontstond. Daar heb ik 21 jaar bij gezeten, tot 1971, eerst alleen als acteur, later ook als regisseur en directeur”. En toen kwam de Actie Tomaat. „Ja, die heeft veel stukgemaakt. In principe betrof het een stel intole rante mensen die zelf niets actiefs deden aan een situatie die ze als doodgelopen en niet meer op de dagelijkse werkelijkheid betrokken Guus Oster en Marjolein Peuraal in „Het Ei” van Felicien Marceau, in 1957 door de Nederlandse Co medie in Amsterdam gespeeld onder regie van Fons Rademakers. Het is een van de rollen waaraan Guus Oster met plezier terug denkt. meer bovenop, ik kwam er dus nog genadig af.” Bent u gedesillusioneerd? „Nee, dat dacht ik niet, steekt overal wel wat van Maar ik had het best Bevalt deze nieuwe functie u goed? „Ja, maar er was wel een om schakeling voor nodig. Men heeft mij eerst verzocht er tijdelijk in te springen, om bepaalde organisa torische problemen op te lossen. Later ben ik definitief benoemd. Ik verdeel nu mijn tijd tussen het NTC en Carré, ’s morgens het een en ’s middags het ander. Natuur lijk had ik als directeur van de Nederlandse Comedie ook veel met organisatie te maken. Toch is wat ik nu doe als het ware een spiegelbeeld van datgene wat ik vroeger deed. Je moet beslissingen nemen vanuit een andere hoek en dat vraagt een andere visie, die je je eigen moet maken”. Bent u eigenlijk een geboren Amsterdammer? „Ik ben geboren in Rotterdam. Mijn vader was daar confectiefa- brikant. Mijn ouders waren geen Mist u het toneelspelen niet? „Natuurlijk mis ik dat, Bühne, het publiek, de contacten met andere acteurs, de sigaretten die je samen rookte in de kleed kamer, de gein.En dan het rit me van de dagen die pas laat beginnen en dus laat eindigen. Maar jammer genoeg is echt mee lopen in een produktie niet meer te combineren met deze job. Ik speel en doe nog wel een paar regies in televisiestukken. Dat vraagt niet zoveel tijd. En bij het 700-jarig bestaan van Amsterdam komt er hier in Carré een produk tie die ik regisseer: een soort cas cade, waarin allerlei artiesten hun binding met Amsterdam de monstreren”. U

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 16