De bezetenheid Jopie Huisman van Oudijzerkoopman tekent en schildert ouwe spullen DE AFCETRAPTE SCHOENEN VAN OUDE JOUKE IN FRANEKER ACHTER CLAS TENTOONGESTELD kerel, hè, ik IjU 5 w ■EV ■■M Een echte best mag keer een goed stinken Schilderkunst „De grond waarin word, kan ik wel vreten' door Tony van der Meuien Vrije mensen begraven Stroppaling Wïl T JMk tóF”7 j WK Wa 1 1 ZATERDAG 9 NOVEMBER 17 1974 mu ;t st. in willen 1 i 4I f I h ;r dus t maar ar- j e d a o 1 vaak meer van huis, en daarom tekent hij sinds een jaar in de huiskamer, tussen de telefoontjes door, oude kleren en schoe nen die gedragen zijn door de mensen waar hij aan verknocht is, „al word ik er 100 keer bij weggehaald, ik ga weer zitten en werk door”. kwam. Gedurende een dag of twee tekende hij de lekkernij na, en at hem alsnog op, „want ik gooi niks weg”. Een koopman komt binnen, de bril aan een touwtje voor de borst. Hij vraagt aan Jopie Huisman de prijs van een partij ijzer en rea- en helemaal opgegaan in de na tuur. Huisman, als de man weer weg is: „Die kerels gaan allemaal voor de bijl, die komen er allemaal op. ik wil ze allemaal tekenen, ik zal het proberen”. geert met: Jij bent ook een enorme smeerlap. Met enige eerbied haalt Jopie Huisman nu de directoire van „meu- ke Albertje” uit de kast. Hij trof de broek eens tussen een partij vodden aan. „Nou moet je goed luisteren: al geef je er 5000 gulden „Ik ben met die man het hele terrein rond geweest. Terwijl hij ..Workum begint trouwens ook altijd pas weer te leven als de toeristen weg zijn. Die vliegen daar in de straten om, ze horen daar niet. In Workum, daar wonen 4000 mensen en daar moest het mee af zijn. Toerisme, dat past wel bij Zandvoort”. „Een echte kerel, hè, mag best zijn eigen reuk bij zich hebben, een keer góéd stinken. Al die kan- toorkiauwtjes”. ken: daar is ie weer sjacherijnig. Ik erger me niet, ik distantieer me wel volledig, ik loop het liefst in vodden”. euraal rceau, e Co- speeld akers, laraan terug- s i f t 5 S r i, s e Je op. s 1, Even later: „Als jongen van 16 zwierf ik al rond, je kwam nie mand tegen. Volslagen eenzaam, je kaart naast il pro- teenlo- combi- Neer- i Ellen Toon n, Mi- Opera r.” „Toen ik nog achter de vodden kar door Workum liep: dat was ontspannend. Je kon toch niet meer verdienen dan een klein week loontje. Maar nu: waar die boten liggen hoor je geen ander praat meer: die kost zoveel en die an dere zoveel. Nou moet je niet den- „Of het lukt, weet ik niet, maar ik wil graag de eerbied en ontzag voor de schepping laten zien. De aandacht die ik ervoor heb wil ik doorgeven aan anderen die het niet zien. De eenvoudigste dingen, de liefde voor de schepping en voor het leven zelf”. Met dezelfde gedrevenheid legt Jopie Huisman het landschap rond Workum vast, „de grond waarin ik begraven word, kan ik wel vre ten”. Soms komt hij er zelf op voor, heel klein: „Als ik moeilijk zit, teken ik me zelf onbewust weg tot een klein rotventje”. In het museum laat Jopie me nog een te kening van een dubbele boterham zien: zijn vrouw had hem klaarge zet toen hij op een avond laat thuis we samen voor zijn tekening van een Jopie Huisman, oudijzerkoopman („en „Ze is een klein beetje kleuren blind geweest, want met de kleu ren van het stopgaren zit ze er steeds net naast. En na de dood van haar man heeft ze kennelijk gedacht: nu ziet toch niemand me meer in die broek, ze heeft een willekeurige bal stopgaren uit de la genomen en is onverschillig ge worden: wat verrekt het nou alle maal nog. Zoiets is een relikwie, Ze hangen nu allemaal tot en met 31 december achter helder glas in museum ’t Coopmanshus te Franeker: de pantoffels van Tjerkje, de schoenen van Ybeltje Kramer, de eerste en laatste schoenen van Trijntje B., de afgetrapte schoenen die hij van oude Jouke kreeg voor een liter jenever, de leren jas van Jelmer Huisman (een neef die bij Jopie koper sorteerde tot hij een delirium kreeg), en, in kleur, de vele malen in wisselende tinten verstelde directoire van „meuke Albertje”. Zó scherp ge tekend, dat een Franeker, die de eerste en laatste schoenen van Trijntje B. op de televisie zag, zich onmiddellijk naar het Coopmanshus haastte om te controleren of het echt wel een tekening was. vooral el een /orden, >uwen s et be komen n een Guus i. Men ’anisa- „Wat iar sta ik doe m, die tech- moge- olij als ;e om- iholing dtuatie maar geno- eerst zei dat het een hek van drie meter was, keek hij in de kleinste hoeken en gaten. Dat krijg je van één zo’n uitzending. Ik schijn ook gezegd te hebben dat ik wel tegel tjes had van 1000 gulden. In ieder geval kwam hier iemand helemaal woest en overstuur binnen die dacht dat hij ook zo’n tegeltje had. Ja, wat vind ik daarvan? Daar vind ik niks van. Ik ken de men sen wel, verrassingen zijn er niet meer, ik ben nergens en die men sen zijn ook nergens”. „Af en toe had ik het idee dat die mensen van dezelfde modder gemaakt waren waar ze op liepen. Dat gevoel heb ik zelf ook wel eens: gemaakt van modder, hele maal zonder franje. En diezelfde modder, ja, die kan ik wel vreten”. De tekeningen worden nu in hoog tempo in de bank gezet. „Dat is Eusie, ’n lompenkoopman uit Mak- kum. Zie je hem staan? Met de veel te grote jas die hij onderweg van een boer had gekregen. Die man dacht niet: wat vinden andere mensen nou van die lange jas. Hij vond het alleen waardevol dat hij wat aan zijn donder had. Geluk kig, en wars van alle mode. Deze mensen probeer ik nou te tekenen, precies zoals ze waren”. „In Workum is het nu zomers r en veldslag met de toeristen. Maar als aan het eind van het seizoen de hele troep weer opgesodemieterd is en de Workumers een paar cen ten hebben verdiend, zijn ze weer opgelucht”. „Kijk, op een gegeven moment ging ik uit Workum weg, maar een vent had achter in zijn steeg in een oud konijnehok altijd twee conserveblikken wormen voor mij staan. Als Jopie kwam waren er wormen om te vissen. Soms ver rotten ze wel twaalf keer per jaar, maar ze stónden er. Dat is vriend schap. Op een morgen zat ik met hem in een bootje te vissen en ik was enorm aan het hoesten. Hij pruimde rustig door. Hoest jij nooit Piet, vroeg ik. Nee, zei Piet. Nooit. Heb je dan wel eens wat anders? Nee. zei Piet, en nou moet je ook ophouden te ouwehoeren. Die man was 58 en nog nooit een seconde ziek geweest”. We gaan naar buiten. Geduldig legt Jopie Huisman de diverse soorten oude metalen uit, ik leer gietijzer één van gietijzer twee te onderscheiden, maar al snel be landen we weer bij de schilder kunst: „Dat vak, hè. Als je zo’n Rembrandts „Jacob zegent de kin deren van Jozef” ziet, dan gaan de rillingen over je donder, dan krijg je weer vertrouwen in alles”. „Kijk, en deze vent daar heeft nooit iemand van geweten wat hij allemaal gedaan heeft. Eén keer hebben ze hem eens met een zeis gezien. De hele wereld was van hem. Toen een nieuwe boer zei dat hij niet op zijn land mocht staan vissen, heeft hij op een avond dat hij wist dat die boer naar de hoeren was, al zijn kippen kaal geplukt. Zodat iedereen wist dat de boer van huis was geweest”. „Die ene kerel daar hè, die zoop jenever uit een stenen beker, en kón niet dronken. Het zijn de laatsten der Mohikanen, die door de welvaart sterven, want ze krijgen nu een uitkering”. „Ik ben nu voorbij de vijftig. Als ik- geen gezin had zou ik nooit meer een stuk oud ijzer aanraken. Maar ik wil nu toch proberen waar te maken wat ik allemaal in mijn, leven gezien heb. Ik ben zo vreselijk bezeten trapte wel eens op de grond en voelde je nietig als een mier. Op een gegeven moment dacht ik: óf ik word hartstikke gek, óf ik moet me overgeven aan de natuur. Dat laatste heb ik gedaan, ik heb enorm vertrouwen in de hele schepping. Ik hou van de vrije mensen, de onafhankelijken, die Moet u ervoor oppassen die moede niet te romantiseren Jopie Huisman: „Ik verlang niet terug naar die armoede, maar naar de manier waarop zij zich in die situatie gedroegen”. Jopie Huisman (52 jaar) schildert en tekent, „en je hebt er geen idee van hoe bezeten ik ben”. Met een vlijmscherp pen netje, dat het wonderwel uithoudt in zijn handen die gebouwd zijn op het sorteren van oude metalen, tekende hij mensen uit zijn geboorteplaats Workum: arme palingvissers, met tanige koppen en veel te grote, cadeau gekregen kleren aan. Maar vanwege de handel in Herbayum (bij Franeker) kon hij niet te Een paar dagen voor onze af spraak is Jopie Huisman met zijn tekeningen op de KRO-televisie geweest. „Ja, een paar dagen later kwam hier plotseling een man binnenstappen die zei: Mijn vrouw heeft op het scherm achter uw rug een hek zien staan dat volgens haar een jaar geleden bij ons is gestolen”. Van Franeker naar zijn huis in Herbayum: het hangt er vol met oude schaven, koperen ketels, ge wichten, tegels. „In musea hebben ze de dingen van de rijke mensen, hier is het eenvoudig spul. Dat hele antiek is nu een rage geworden en daarmee is de hebzucht aange- wakkerd; maar één op de tien duizend houdt echt van antiek”. Urenlang hebben we zitten pra ten, halfweg nog eens gesterkt door een stevige stamppot met ha- vermoutse pap na. De handel in oude metalen draaide intussen door. „Ik zal je een wrang verhaal vertellen. Op een gegeven moment kreeg één van hen AOW en toen zeiden ze: Siemen, we maken er een enorm feest van. We kopen van het geld vier liter brandewijn en 15 flessen wijn, donderen de hele zaak bij mekaar in een ijzeren pan en dan hebben we met elkaar een mooi slokje. Zo is dat jaren lang gegaan en met elkaar hielden ze hem in leven met stroppaling: dat is paling die zichzelf ’s nachts ophangt aan de lijn en onder water verzuipt, voor deskundigen zijn het lijken, ik lust ze niet, maar daar mee hielden ze Siemen in leven tot weer de volgende AOW kwam. Dat was zo gepland, want, zeiden ze: hij moet er wel blijven”. „Ja, wat trok je daar in aan: het hele primaire bestaan. Jongens die het land langs de zee in cultuur brachten. Kerels van een paar me ter, langer dan een matras, de poten staken onder de dekens uit. Ze sliepen bij het werk in een keet, met precies boven hen aan een touw een fles Beerenburger. Ik vroeg eens: Theo, verrek je hier niet van de kou. Nee, zei Theo, daar hangt mijn vriend. En het gebeurt wel eens in mijn slaap dat de fles ’s morgens zo goed als leeg is. Het is zo lekker en met die lange benen onder de dekens uit krijg je hier ook nooit zweetpoten”. Het uiterlijk van deze mensen «n de omstandigheden waarin ze leefden. Altijd in het manchester De telefoon gaat. „Wat, nikkel- staal, maar wel magnetisch? Dan is het niks”. Jopie Huisman terug in de stoel- „Kijk, je hele leven wordt je gevormd door andere mensen, door de manier waarop ze op je reageren. Tegen deze men sen zei nooit iemand „meneer”’, het was toch maar een zootje schorem. Dat is het verschil met rijken: rijken ontdekken zichzelf nooit. Armen voelen hun eigen kwetsbaarheid”. het ontroert me, ik denk aan zo iemand, aan de bittere armoede die ze heeft gehad”. Uit het alkoof haalt hij een teke ning van het eerste, opgelapte speelgoed van zijn oudste kinderen: „Daar was niks heels aan, maar het was alles wat ze hadden en ze verdedigden Het als een leeuw. Die vreugde van toen is verdwenen m’n jongsten, die barsten én stik ken nu in de troep, ze spelen er twee dagen mee en de lol is er weer af”. Op de hurken zitten visser in het donker en een beetje lompen erbij zegt, zonder je aan te kijken: ,,’s Nachts aan het water, als iedereen sliep, dan voelde je dat het kwaad uit de wereld was. Het gevoel dat de lucht nu zuiver was, alle spanning weg. Maar, zeggen ze dan, bij volle maan kan je geen paling vangen. En tóch is het me gelukt. Een jaar later ging ik onder dezelfde omstandigheden naar dezelfde plaats, en het herhaalde zich, dat zijn dan wel dingen waar je over nadenkt”. „Laatst kwam hier iemand het erf op en vroeg: woont hier me neer Huisman? Nee, zei ik, Huis man woont hier wel, en dat is maar ‘een schooier. Want ik had net een oude damesjas aan en men sen gaan toch op het uiterlijk af”. „Ik heb een gruwelijke hekel aan ui terlijk vertoon, terwille van het materiële”. „Maar zo’n broek: je hebt ook zeldzame postzegels van een mil joen, maar zo’n broek, daar is maar één exemplaar van. Daar heeft een mens in gezeten, die at en dronk, lief had en van lekker slapen hield. En dit had ze aan d’r kont, hè”. „Dat hebben ze gelukkig nog”. Jopie Huisman steekt zijn zo veelste sigaret aan. „Dat is de maatstaf in mijn leven. Als de si garet me niet meer smaakt, man keert me iets. Maar hij smaakt eigenlijk altijd, al 40 jaar”. Wat kwamen er vroeger eigen lijk voor pillen aan te pas? Een dikke pruim en een goeie borrel, dan had je nooit meer last. En voor de zware gevallen wat Haar lemmer olie".- Jopie Huisman woont in Her bayum op de vette klei, houdt duidelijk meer van de schra le grond rond Workum. „Klei, dat is al welvaart. Maar die schrale grond, daar komt alleen maar gras uit, dat koeien opvreten. Meer niet. Dat schrale landschap is vol doende, de rest is overtollig. Daar heb je de kleur van de zuring nog. Door de kunstmest is dat hier op de klei al lang niet meer”. voor, ik doe het niet. Dan kunnen ze zeggen: makkelijk praten nu je het zelf financieel goed hebt. Maar de meeste mensen die het goed hebben, willen nog meer. Eenvou dig blijven, dat is het. Gezond zijn, eten, drinken en een dak boven je kop: als je daar niet tevreden mee bent, bereik je het met de hele rest ook niet”. niet letten op de gemeenschap want daar hoorden ze toch niet bij”. Jopie Huisman: „Toen hier de Afsluitdijk kwam werd het Ijssel meer verdeeld onder de nette bur gers en het schorem, de drinke broers werden verdreven naar de binnenslootjes, met net genoeg pa ling om het hoofd boven water te houden en nauwelijks geld voor een borreltje: dat waren eigenlijk mijn mensen. Ik had hun liefde, hoorde erbij, alleen: ik zoop niet, was altijd nuchter en daardoor heb ik ze kunnen observeren, niet be wust, maar achteraf merk ik dat ik het gedaan heb. Begenadigde spre kers waren het, uit zelfbescher ming; ze deden de gekste dingen en gingen dwars tegen de georden de maatschappij in. ff i jjts - -1 f.iSj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 17