Westerveld-directcur Klein
zou werk niet willen missen
dood laat vallen
VERENIGING FACULTATIEVE CREMATIE 100 JAAR
keert iedereen
I
„Als je het woord
zich af”
U
sn
weg.
door Ko van Leeuwen
Vrije keuze
Kentering
De eerste
r
„Ouwe Wester”
i”
1
end.
i dat
L-
jals:
tde
l,
ang.
artu
DIRECTEUR M. KLEIN van het crematorium Westerveld te Driehuis
zit stemmig in een donker kostuum achter zijn bureau. Uit de gesteven
boord van zijn smetteloos witte overhemd hangt een zilvergrijs
gespikkelde stropdas neer. Het grijs-witte haar onberispelijk over het
hoofd gekamd blikt hij vriendelijk observerend door zijn bril. Wel wat
plechtstatig ziet hij er uit; beslist niet opdringerig triest. Hoe komt een
mens er bij om zich elke dag zo in de schaduw van de dood op te stellen?
Sinds 1960 is hij werkzaam bij Westerveld, vanaf 1967 als directeur.
-
%&9i
MS
o
nt.
3r-
jur
fik
„Maar ik wil iedereen vrijlaten.
Als de hoorn weer op het toestel rust:
„Ik ken veel gedichten over de dood.
De plaats waar de ovens staan doet denken aan een flinke bakkerij.
Dr. Vaillant, de eerste die op Wes-
terveld zijn rustplaats vond.
aar
n
De dood nu is
gelijk de liefde is
gave der natuur
waartoe wezens rijpen
en die in eerbiedig niet begrijpen
wordt aanvaard
Heilige Geheimenis
Ik vond het een hele stap. Maarvan
de eerste dag af heb ik het gevoel
gehad: Dit is het helemaal. Het stoorde
mij niet. Ik had een oud-oom in de
familie die beheerder was van een
begraafplaats. De sfeer was me niet
vreemd, als kind was ik er al mee
vertrouwd”.
„Daar komt bij dat ik zelf veel over de
dood heb gelezen. Ik heb me erg verdiept
in de vraagstukken over leven en dood.
„Dat is met mij een speciaal geval. Ik
heb een heel andere opleiding. Zelf heb
ik een belastingconsulentenkantoor
gehad. Na m’n veertigste jaar ben ik
eens gaan nadenken en het stoorde me
dat ik in m’n werk op sociaal gebied zo
weinig kon betekenen”.
Windt het zakhorloge op dat met een
ketting aan de rand van z’n vest geringd
is. Een dierbare herinnering aan z’n
oud-oom, die doodgraver was.
„Ik wilde de sociale richting in. Ik kon
ook orkestinspecteur worden of
administrateur in een ziekenhuis. Maar
ik heb het gericht in het sociaal-
culturele vlak gezocht. Voor deze functie
heb ik toch niet onmiddellijk ja gezegd.
Maar dokter Vaillant, die de eerste was,
wordt op Westerveld nog piëteitvol in
ere gehouden. In de hal van het
ontvangstgebouw prijkt het hoofd van
deze voorvechter op een bronzen
plaquette tegen de marmeren witte
wand. In de oudste urnenkelder, waar
glimmende zwart-marmeren vazen met
„De laatste jaren is er sprake van een
stormachtige ontwikkeling. In het begin
was de overheid er niet erg gevoelig
voor. Van religieuze zijde waren er
enorme bezwaren. We hebben hier
indertijd de crematie van de Japanse
ambassadeur gehad. Onze regering kon
zich toen niet officieel laten
vertegenwoordigen. Crematie was toen
niet toegestaan. Wat toen speelde is
eigenlijk hetzelfde als nu met abortus
gebeurt. Maar de bezwaren tegen
cremeren zijn nu verdwenen. Toen de
regering het belang ervan had ingezien,
werd ook in 1964 het verbod vanuit de
katholieke kerk opgeheven. De pastoor,
de deken en de kapelaans zijn nu kind
aan huis bij ons”.
Storend voor het overgrote deel van
Calvinistisch Nederland is crematie toch
wel lange tijd geweest. Vooral van
roomskatholieke zijde werd het lange
tijd niet getolereerd. De laatste jaren is
in die gereserveerdheid drastisch
verandering gekomen. Directeur Klein
spreekt van een spectaculaire
ontwikkeling in de lijkverbranding.
„Maar er was veertig jaar strijd voor
nodig voordat de doelstelling voor het
eerst gerealiseerd kon worden. De eerste
dode werd hier gecremeerd, het lichaam
van dokter Vaillant, één van onze
pioniers. Hij was medicus en werd
zesennegentig jaar. Zijn lichaam ging
het eerst de verbrandingsoven in en
daarmee was dit crematorium ingewijd.
Toen heeft het een hele tijd geduurd
voordat de volgende kwam”.
„Ik ben niet emotioneel betrokken bij de
plechtigheden hier. Mij gaat het er om
dat de plaats waar mensen voor het
allerlaatst afscheid nemen, daarvoor
optimaal is en zeker nergens storend
werkt”.
Begraven of cremeren, er moet vrije
keuze zijn. Daarom is gekozen voor de
facultatieve vorm van onze vereniging.
Je moet crematie persé nooit afdwingen,
zoals het vroeger met begraven was. Wij
hebben het destijds wel als een
discriminatie gevoeld dat er voor
cremeren een codicil nodig was.
Begraven is toch eigenlijk óók een vorm
van verbranding? Alleen gaat het veel
langzamer! Maar juist daarvoor kunnen
zich héél onaangename dingen voordoen.
Denk maar eens aan de adipocire-
vorming, de mummificering van lijken”.
Als we er samen komen, houdt de
directeur daar even halt, richt het hoofd
naar de plaats waar de urn staat en
zegt: „Ter gelegenheid van het
honderdjarig bestaan van de vereniging
heb ik er zelf een bloemenhulde bij
gezet”.
as van overledenen in ongerept witte
nissen tronen, staat ook de enige
koperen urn, waarin de as van deze
ongebruikelijke pionier bewaard wordt.
Iemand die zoiets zou zienik geloof
niet dat die zich dan nog zou laten
begraven. Zo’n voorlopige begrafenis, als
de stoffelijke resten door justitie nog
niet zijn vrijgegeven, dat hebben wij
natuurlijk ook. Nou, als er dan soms na
een hele tijd eenmaal wordt vrijgegeven,
dan krijg je een opgraving die hoogst
onverkwikkelijk is. En zoals je op
kerkhoven knekelputten hebtmet de
ongebluste kalkprocedure
„De meesten die hier komen willen
verstrooiing. De verstrooiingsgedachte
heeft veel veld gewonnen. Dat de as in
urnen wordt bijgezet, dat komt niet
meer zoveel voor. Hier, kijkt u maar:
„Bij het ruimen van graven doen zich
vaak heel afzichtelijke taferelen voor.
„We hebben hier dertig geluidsbanden
met muziek. Elk met drie nummers
erop. Eén voor het binnenkomen, één
voor het dalen van de kist en één voor
het verlaten van de aula. Veel mensen
nemen ook zelf platen of banden mee.
In de aula is ook een volwaardig orgel,
maar organisten hebben we zelf niet
meerze zijn op een zekere leeftijd
gekomen. Maar er is een professionele
geluidscabine en van daaruit kunnen de
twee aula’s bediend worden. Han
Lammers speelt hier wel eens op het
orgel tijdens een plechtigheid”.
Correct moet bovenal de plechtigheid
zelf verlopen. De directeur vertelt: „Elke
plechtigheid is verschillend. Daarom
hebben we bewust nooit een
klassestelsel gehad. Een plechtigheid van
minister Suurhof of Oud verschilt totaal
van die van een kind”.
verstrooien, verstrooien, verstrooien. Dat
gebeurt op de velden die we hier hebben
en ook op zee. Tweemaal per jaar gaat
er dan vanuit IJmuiden een schip de zee
op en iemand van ons is daarbij om
toezicht te houden. Dat gebeurt heel
correct”.
„De vijver wordt op peil gehouden door
hemelwater
wel is. Maar onze mensen hebben de
betrekkelijkheid van de dingen leren
inzien en dat geeft ze een groot gevoel
van rust. Ze zijn met hart en ziel de
crematiegedachte toe gedaan. Ze staan
helemaal achter hun werk. Neem nou
opzichter Kwakkelaar, die is al veertig
jaar bij ons”.
„Het is een zinvolle bezigheid. Ik heb
ook veel contact met de overheid, met
officieren van justitie, burgemeesters.
Horha^ldelijk kom je de dood tegen. De
afstand tussen leven en dood is dikwijls
groot, maar soms is het een kwestie van
seconden. Als mensen onmiddellijk uit
het leven worden weggerukt. Je wordt
J.sg mee geconfronteerd”.
een
82.
Luguber ziet het er allemaal niet uit. De
plaats waar de ovens staan doet me
denken aan een flinke bakkerij en het
schokt mij niet eens als ik bedenk dat
ik daar potentieel gegadigde voor ben.
We wandelen door de urnentuinen.
Behoedzaam stapt de directeur voor mij
uit. Staat even stil bij de urn van
dichter Jan Slauerhoff, „Daar heb ik
zelf nogal bewondering voor”, bij Louis
Davids, Theo MannBouwmeester, het
monument van Multatuli, die eertijds in
Duitsland is gecremeerd en wiens as
naar Westerveld is overgebracht. Langs
de wand waarin de as van Alette Jacobs
bewaard wordt. Vlakbij een gemetselde
vijver, waarin door gootjes water sijpelt:
We gaan kijken in het
crematoriumgebouw. Heel paradoxaal
ligt dat middenop de begraafplaats
Westerveld. Van de twee aula’s doet de
kleinste het meest aan de kapel op een
kerkhof denken. Zoals daar de kist van
de overledene langzaam in het graf
verdwijnt, zo zinkt zij hier langzaam
naar de plaats waar de
verbrandingsovens wachten. Daar wordt
het metalen beslag van de kist
verwijderd, omdat het vuur dat toch
niet zal verteren. Bloemen worden opzij
gelegd en zijn bestemd voor de
urnengalerijen. Kort daarop schuift de
kist de gasgestookte oven binnen om
met het lichaam van de overledene te
verteren in het vuur.
„Maar als je je realiseert hoe lang het
allemaal geduurd heeftAls je nu die
acties voor en tegen abortus ziet, hoe
lang moet er dan niet gepraat worden
voordat de hele grote vraagstukken tot
een oplossing komen. Zoals bijvoorbeeld
de eenwording van Europa. Je vraagt je
dan af, of het toch niet schoksgewijs zou
moeten gebeuren abortus, persoonlijk
vind ik het heel moeilijk hoor, heel
moeilijk. Ik heb zelf vier kinderen, ik
zou het niet weten”.
Dat is hier het boeiende. Je ontmoet
mensen die je anders nooit te spreken
krijgt. Ministers, mensen van toneel en
film, of van de vakbeweging. Als je hier
een jaar rondloopt, heb je alles gezien
wat er in Nederland is aan cultuur,
politiek en wetenschap. Ik zie dit wel
als een levenstaak. Ik wilde los zijn van
’t commerciële in de grote bedrijven, dat
is gelukt, het winstoogmerk ontbreekt
hier”.
De telefoon rinkelt. Er komt een
bestelling binnen. Een plechtigheid
wordt bijgeschreven. „Verstrooiing”
mompelt de directeur.
„Toch merk ik een kentering. De dood
schrikt mensen niet meer zo erg af als
vroeger. Zeker oudere mensen raken er
meer mee verzoend lijken het
onontkoombare te hebben aanvaard”.
„Elke dag contact met de dood geeft je
een filosofische instelling. Je kunt beter
relativeren. Ik zou 't niet meer willen
missen. Dit is ook niet zomaar een
functie, dan zou het na verloop van tijd
veel teleurstelling geven. Bij de mensen
die hier werken, ontbreekt de
animositeit die er in een normaal bedrijf
En een vlramse gaai vliegt op uit het
gras wanneer het antwoord komt: „Als
we in een almachtige geloven, dan
moeten we er vanuit gaan dat alles
mogelijk is. Er zijn veel dingen om ons
heen die we met onze zintuigen niet
kunnen bereiken. Ik hoop, dat als we
deze aarde verlaten hebben, daar toch
op de één of andere manier zicht op te
krijgen. Dat is de enige vertroostende
gedachte. Het zou onbevredigend zijn als
alles voorbij zou zijn
Als we terugwandelen merk ik op: „De
katholieken geloven dat we in het
hiernamaals zullen terugkeren met een
verheerlijkt lichaam”.
Dood en leven zijn onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Je kunt het niet
ontgaan”.
De urnenkelder ziet er met al die zwarte
vazen en dat wit uit als een
gemummificeerde apotheek, die eertijds
eigendom geweest moet zijn van een
oude heelmeester. Verder gaat elke
vergelijking daarmee mank.
„In die eerste crematietijd gebeurde het
lijkverbranden illegaal. Officieel was het
niet toegestaan, maar er werd ook niets
tegen ondernomen. Tja, er was geen
strafmaat voor. Het lag wat moeilijk.
Tot 1954. Toen werd de oude
begrafeniswet omgezet in de wet op de
lijkbezorging. Nu is het codicil ook
verdwenen en dat heeft de
belangstelling toch groter gemaakt. Het
viel veel mensen zwaar om tijdens hun
leven op een briefje te schrijven dat zij
verbrand wilden worden. Pas in 1968
waren begrafenis en crematie wettelijk
gelijk. Nu is crematie in opmars en de
prognose is dat het aantal verbrandingen
over zes a zeven jaar verdubbeld is”.
„In Engeland is de belangstelling nog
veel groter. Daar zijn over de
tweehonderd crematoria. Er zijn daar
zelfs plaatsen waar begraven al
onmogelijk is geworden”. Haalt een
couvert waarin informatie uit het
Verenigd Koninkrijk werd toegezonden
en wijst op het poststempel. „Kijkt u
maar wat hier staat: „Save the land for
the living”, het land voor de levenden,
zo gaat dat daar”.
Ook vanuit religieuze overwegingen. Van
huis uit ben ik hervormd en ik heb
altijd een gereformeerde school bezocht.
Nu behoor ik tot geen enkele kerkelijke
richting meer. De dood heeft mij ook
altijd bezig gehouden omdat zij zo
verweven is met cultuur. Het heeft mij
altijd verwonderd, hoe dikwijls je in
kunstliteratuur met de dood
wordt geconfronteerd. En toch
niemand wil er graag over praten. Als
je in gezelschap het woord dood laat
vallen, dan keert iedereen zich een
beetje af. Toch zijn we allemaal op weg
er naar toe. Daarom vind ik dat het
cultuurpatroon ten aanzien van de dood
zeker moet veranderen. Men zal zich
reëler moeten opstellen. Mijn eigen
kinderen hebben er al lang vrede mee.
„Ik herinner me een mooi gedicht van
Henriëtte Roland Holst: (zacht voor zich
heen)
De Vereniging voor Facultatieve Crematie bestaat dit jaar honderd
jaar. Een mijlpaal die zich niet zo leent voor uitbundig feesten.
Een herdenking, dat wel Toch kwam er van het periodiekje
„Crematienieuws” een jubileumnummer uit,
waarin zelfs een vrolijke beschouwing van Simon Carmiggelt werd
opgenomen. Daaruit blijkt dat hij op de avond waarop hij het
codicil tekende geen trek meer had in het voorgenomen bioscoopje,
doch vroeg naar bed ging.
De directeur van het eerste crematorium dat in ons land gebouwd werd,
dat van Westerveld, raakt er zelf moeilijk meer van onder de indruk.
Toegewijd slijt hij zijn bestaan op de plaats waar dood en leven
elkaar ontmoeten en onbevangen kan hij er over vertellen.
„Wij gaan er van uit dat de muziek op
de een of andere manier bij de
overledene past. Ik herinner me de
plechtigheid van een kok van de grote
vaart. Die man woonde z’n hele leven in
de Jordaan. Toen de kist daalde klonk
in de aula „Aan de voet van die Ouwe
Wester”. De zanger Gerard Honig, die
altijd de Mattheus Passion zingt, was er
bij. Hij was er helemaal kapot van
die muziek paste helemaal bij die
zeeman. Bij Machteld, de vrouw van
Karei Appel, zat iemand uit India op
een kussen naast de kist sitar te spelen.
Dat zie je ook niet elke dag. Ouders
laten soms ook popplaten draaien.
Muziek die hun kinderen gespeeld
hebben”.
De enveloppe legt hij neer op zijn
bureau. Naast de marmeren presse-
papier, een model van een urn.
Stilte. En dan: „Nu we als vereniging
honderd jaar bestaan, is ons dit jaar bij
de herdenking in Den Haag door mr.
Vrolijk het predikaat Koninklijk
verleend. Dat is toch de bekroning van
onze activiteiten in al die jaren”.
R!®::i-i:':?!! 'nt
J
r'