roept zekere
weerstand op
:s
Schaakbond bevindt zich in ontwikkelingsproces
Voor* en nadeel
blauwe kaart
Andere aanpz
I
LI
I
ig
Ir
Afwachten
Möring
03
Jeugdschaken
door Pieter Mul
Democratisering
Telegrammen
■I
iATERDAG
3 0
NOVEMBER
1974
iiimiiiimimiiiiiiiiiimimgmiiiinmi
iiimmiiimiimwmmiimtimimmmmimiimimiiimiiiiiiiiimiiimiiimimi
a
11
23
if
-J
I
Demissionaire
voorzitter Ruth
vindt steun aan
top normaal
01
lg-
ÏM
iliilllillimmiiiifmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiaiiiimiiiiiiiiniiiii
3ud
me-
aan
gas-
ARIE DE VROET
fferte
STOPPER
3,-
7,-
1-
1,-
ite)
leel
van
van
lat
>ord.
In de beleidsnota van een paar jaar
terug kondigden Ruth c.s. al de struc-
tuurvoorstellen aan die een paar weken
geleden door de bondsraad werden geac
cepteerd. Dat geschiede echter met de
minimale meerderheid van één stem (37
tegen 36). Wim Ruth: „Bij het opstellen
van het structuurrapport hebben we de
deskundige hulp gehad van Wim van
van de afdeling voorlichting en publici
teit. Kwam met de KNSB in contact via
het bekende IBM-schaaktoernooi, be
heerst „zijn” sport slechts matig. „Brid
gen heb ik wel aardig geleerd. Tegen het
eind van de oorlog was ik met drie
anderen ondergedoken in Amsterdam en
alle vier waren we bridgers. Dat ging
steeds beter. Schaken heb ik niet zo veel
gedaan. Ik speel thuis wel tegen mijn
dochter van vijftien, de ene keer win
ik de andere zij (terzijde: atlete Trudy
Wunderink-Ruth is een van zijn andere
dochters-red.). Ik ben geen schaker, daar
schaam ik mij niet voor- Maar voor de
bond ben ik ook een soort manager, ik
heb een hele staf mensen om me heen
die wél deskundig zijn. Als ik een echte
schaker zou zijn besteedde ik de helft
van mijn vrije tijd aan studeren en
bleef er voor de bond veel te weinig tijd
over”.
Zijll van de Nederlandse Sport Federa
tie. Een eerste ontwerp was te radicaal:
de afgevaardigden van de clubs zouden
de bondsraad gaan vormen en de onder
bonden zouden voortaan fungeren als
districtsbestuur. De tweede nota, nu net
aanvaard, houdt in dat elke onderbond
in het vervolg één bestuurslid afvaardigt
en dat de clubs per onderbond drie
mensen in de bondsraad krijgen.
ten bij wonen. Ze kregen pas toegang
nadat het agendapunt structuurnota aan
de orde was geweest. Zoiets gebeurt in
1974, kunt u zich dat voorstellen?”
Nadat de stembriefjes ingeleverd waren
maar vóór ze geteld werden heb ik een
verklaring af gelegd. In mijn ogen, zo zei
ik de bondsraad, is deze stemming een
motie van vertrouwen. Krijg ik geen
tweederde meerderheid dan treed ik vol
gend voorjaar af. Zoiets zeg ik met
opzet niet vóór de stemming- Chantage
vind ik een zwaar woord maar je legt
In elk geval haalde ik die meerderheid
net niet maar als het bestuur volgend
jaar met de statutenwijzigingen komt
die voortvloeien uit de structuurnota, is
wel twee-derde vereist. Ik wil volledig
staan achter dat gene wat ik doe. Dat
betekent niet dat iedereen het met mij
eens moet zijn maar als de schaakbond
een andere kant uit wil dan ben ik niet
de aangewezen man om van dat bestuur
voorzitter te zijn. Uiteindelijk ben ik
niet de enige die de KNSB kan leiden”.
wel een unfaire morele druk op de
mensen als je dreigt met aftreden.
vergrijzing omdat je nu eenmaal wel je
hele leven kunt schaken maar niet voet
ballen, bijvoorbeeld. In een paar jaar
gingen we van 18.000 naar 23.000 leden;
de administratie van die leden werd cen
traal geregeld en geautomatiseerd. Net
voor ik in het bestuur kwam werd
schaken erkend als sport, voordien was
het een intellectueel tijdverdrijf.
m2
uit-
eze
;eer
acy
oor
een
aar
B
nd
;e-
let
>w-
ge-
pijen.
taart.
1-
ngen,
I
1
tie-
ek-
aog
riem.
2502-
ings-
k-
>r-
?n.
o.n.
os-
no-
181.
o.a.
jen
as
ast.
:en,
as-
ieel
betreffende onderbond- En andersom.
Een zeer indirecte weg waarbij de af
stand bestuyr-leden veel te groot was.
Een weg die bovendien enorm vertra
gend werkte. Dit soort zaken hebben we
vastgelegd in onze beleidsnota Schaak
’70 die twee jaar geleden verscheen”
„Toen ik zestien jaar was schatte mijn omgeving me vier jaar ouder. Dat
was niet omdat ik een oude kop had maar omdat ik aan de lange kant ben.
Zoiets hoor je pas achteraf maar ik hield bovendien al vrij jong van een
zelfstandig optreden. Vandaar vermoedelijk dat ik al op mijn zestiende
bestuurslid van een interkerkelijke jeugdorganisatie werd. Bij die club heb
ik het in diverse functies acht jaar uitgehouden”. Wim Ruth 56 jaar
nu heeft een ruime ervaring als bestuurder. Hij is de laatste vier jaar
voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaak Bond, een organisatie
waarvan het bestuur volgens bondscoach Bouwmeester „van het ene in
het andere conflict strompelt”. Een paar maanden na die uitspraak hechtte
de bondsraad, de hoogste instantie binnen de KNSB, er kennelijk aan die
woorden waar te maken. Voorzitter Ruth kreeg bij een stemming over zijn
hervierkiezing geen tweederde meerderheid, zag dat als een blijk van
onvoldoende vertrouwen en kondigde aan volgend voorjaar zijn biezen te
pakken. Een koning die met zijn pionnen schuift? Integendeel een helder
en zakelijk formulerende „demissionaire "voorzitter.
De week na de vergadering heeft
Ruth nogal wat brieven en telegrammen
ontvangen waaruit moet blijken dat het
overgrote deel der onderbonden de hui
dige praeses helemaal niet kwijt wil. „Ik
begrijp best dat het veel mensen in de
bond moeite kost om de veranderingen
bij te houden. Toen wij aan de populari
sering van het schaken begonnen maak
te de jeugd nog geen tien percent van
het ledenbestand uit, nu is dat verdub
beld. De bond neigde natuurlijk al naar
Als overgangsmaatregel heeft men
nu bedacht dat je alleen bij vrije
schoppen niet meer offside kunt
staan. Dat lijkt mij een goede ge
dachte. Het muurtje met al zijn ge-
De reeks Möring-Terlouw-Van der
Hart-Pronk-Israel was dus het on
vermijdelijke gevolg van de wijziging
van de buitenspelregel in 1925. Een
logische nieuwe wijziging zou mis
schien geweest zijn om het aantal
van twee verdedigers dat buitenspel
opheft, opnieuw met een speler te
verminderen tot één speler. Maar dat
zou tot een eigenlijke opheffing van
het buitenspel hebben geleid, omdat
dan alleen de keeper nog maar maat
gevend was gebleven. Keepers staan
nu eenmaal altijd in hun doel, behal
ve dan Jan Jongbloed. In de praktijk
zou het er daarom op neer zijn
gekomen dat je nooit meer buitenspel
kon staan.
Dat betekent een stuk democratisering
dat met het oog op de communicatie
beslist nodig is. De afgelopen zomer is
dat uitgebreid doorgenomen en het re
sultaat was dat twaalf onderbonden er
mee akkoord gingen. Alleen de Stich-
Gooische Schaakbond wilde ons als eni
ge niet toelaten bij de beraadslagingen
terwijl wij als hoofdbestuur een nor
male zaak vinden. We kregen een brief
terug met de mededeling dat we in een
zijkamertje mochten wachten tot na de
vergadering. Maar ik ben geen koopman
die met potloden langs de deur gaat- Ik
had al geen zin meer maar twee mede
bestuursleden zijn toch gegaan ua de
toezegging dat ze de vergadering moch-
bal (en bij waterpolo worden de spe
lers door het water sterk geremd)
waardoor het vrijspelen van die ene
extra man in die sporten gemakkelij
ker is dan bij voetbal.
Bovendien zou het psychologische
effect van die blauwe-kaartspeler op
het strafbankje wel eens averechts
kunnen werken. Eerst verzetten die
tien zich met leeuwemoed tegen de
overmacht, en daarna komt die ge
strafte speler, die tien minuten rust
heeft gehad en wat goed te maken
heeft, extra fris en extra geladen het
veld in. Het zou mij, bij officiële
invoering van de blauwe kaart, niet
verbazen als na een seizoen bleek dat
de clubs met de meeste blauwe kaar
ten ook de meeste overwinningen
hadden behaald. Dat is op zichzelf
niet zo bijzonder, Nederland en Ajax
hebben met hun overvloed aan gele
kaarten immers ook de meeste over
winningen behaald, maar het zou ook
wel eens kunnen blijken dat er vaak
na het uitzitten van een blauwe spe
ler, een ommekeer in de wedstrijd
kwam ten gunste van de gestrafte
partij. Maar dat is natuurlijk alle
maal maar speculatie het zou een
jaar uitgeprobeerd moeten worden.
In Monaco is tijdens een toernooi
voor UEFA-jeugdteams geëxperimen
teerd met enkele nieuwe spelregels. U
zult al wel van de blauwe kaart
gehoord hebben (een speler die deze
kaart kreeg voorgetoverd, mocht tien
minuten op het strafbankje terzijde
van het veld uithijgen om weer op
krachten te komen), en ook had men
bij vrije schoppen de buitenspelregel
opgeheven.
Maar als er een ding duidelijk is dan
is het natuurlijk dat al de activiteiten
die we ontplooien geld kosten. Dit be
stuur heeft een andere aanpak gekozen
dan tot nu toe in de bond gebruikelijk
was en dat levert weerstand op. Maar
dat is in de hele maatschappij zo, je
hebt altijd geroepen die het niet snel
genoeg gaat en anderen voor wie de
veranderingen niet zo hoeven. De schaak
bond bevindt zich in een ontwikkelings
proces, ik zeg niet aanpassingsproces
want dan lijkt het net of men zich aan
mij moet aanpassen.
Kent u het boek Toekomst-shock? Dat
gaat over alle veranderingen die ons nog
te wachten staan tot het jaar 2000. Elk
hoofdstuk boeit me enormik denk dat
talrijke mensen de beschreven ontwik-
keligen moeilijk zullen kunen verwer
ken.
Ook in die tijd zal de nieuwe
buitenspelregel wel niet met unaniem
gejuich zijn begroet. Irt zijn boek
„Soccer A Panorama” vertelt Brian
Glanville dat de Internationale Board
in de zomer van 1925 verschillende
experimenten liet uitvoeren. Bij som
mige ervan werd het gebied waarin
men buitenspel kon staan kleiner ge
maakt, maar uiteindelijk besloot men
toch het aantal tegenstanders dat no
dig was om te voorkomen dat men
buitenspel stond, van drie in te krim-
Maar om wat dichter bij huis te blij
ven: volgende week is er op verzoek van
negen onderbonden een speciale bonds
raadvergadering over de nu ontstane
situatie Voor mijn gevoel zit ik nog
niet te lang in de schaakbond maar ik
handhaaf mijn ontslag als ik niet vol
doende waarborgen krijg voor het beleid
zoals mij dat voor ogen staat”.
Hennie Möring, een robuuste, rossi
ge en enigszins houterig speler (zo
althans leeft hij in mijn geheugen
voort) speele vijf wedstrijden achte
reen in het Nederlands elftal, maar
moest daarna wegens een beenbreuk
zijn plaats afstaan aan het prototype
van de Nederlandse stopperspil in de
overgangsjaren rond 1950, te weten
Rinus Terlouw, die eerst negen wed
strijden namens DCV in Oranje
hannes heeft dan weinig zin meer
want iedereen kan zich „in buiten-
spelpositie” achter dat muurtje op
stellen en moet daarom gedekt wor
den. De aanvallende partij heeft der
halve negen spelers beschikbaar (het
hele elftal minus de keeper en de
nemer van de vrije schop), die zich in
de buurt van het doel kunnen opstel
len, en de verdedigende partij zal
genoodzaakt zijn ook negen spelers
vrij te maken voor het afdekken van
die spelers. Dat maakt weer de weg
vrij voor een directe knal op het
doel. Om dat te voorkomen zal de
verdedigende partij toch een klein
muurtje opstellen, waardoor weer en
kele aanvallers vrij zullen komen te
staan, kortom: chaotische momenten
vlak voor de keeper, zoals Arie de
Vroet ook uit Monaco meldde, en
daar houden wij als toeschouwers
natuurlijk van.
„Op het moment dat ik in mijn func
tie werd gekozen was de schaakbond op
organisatorisch terrein achtergebleven.
Waarbij ik altijd onmiddellijk aanteken
dat mijn voorgangers het in hun tijd op
hun manier prima hebben gedaan. Het
eerste jaar heb ik geheel besteed aan
kennismaking en inventarisatie. De
schaakbond is federatief opgebouwd uit
dertien onderbonden en bij al die der
tien ben ik me gaan oriënteren. Statuair
was ook vastgelegd dat alle contacten
van het hoofdbestuur met de clubs,
waar je uiteindelijk toch de leden treft,
moest lopen via de secretaris van de
Na de krappe aanvaarding van de
nota in de bondsraad kwam het perio
diek aftreden van Ruth en twee mede
bestuurders aan de orde, alle drie waren
herkiesbaar en er waren geen tegenkan
didaten. Normaal gesproken is de herbe
noeming automatisch een feit de
Stichts-Gooische Schaakbond gooide
echter roet in het eten. De onderbond
(waarvan de voorzitter ex-penningmees-
te van het hoofdbestuur is, red.) eiste
een hoofdelijke stemming. Ruth: „Een
openlijke motie van wantrouwen tegen
mij durfde men niet aan. De SGS heeft
nogal eens het klepje op de neus gehad
en heeft volgens-mij misbruik gemaakt
van een bepaalde stemming in de bond.
De laatste was mede schuldig aan
de acht doelpunten in Huddersfield
van Lawton c.s., en moest in de
volgende wedstrijd van het Neder
lands elftal plaats maken voor onze
eerste Oranje-stopperspil, Hennie
Möring van Sportclub Enschede. Ik
was toen zestien jaar, maar ik herin
ner me nog goed dat dat een hele
sensatie was. Als een groot tegenstan
der van de stopperspil ontpopte zich
toen de nestor van de Nederlandse
sportjournalistiek, Joris van den
Bergh, die als ik mij goed herinner
zelfs een brochure tegen de stopper
spil schreef, die ik helaas niet in
mijn bezit heb. Hij vocht zowel tegen
de bierkaai als tegen windmolens
want die buitenspelregel was nu een
maal veranderd, en de consequenties
daarvan hadden wij in Huddersfield
aan den lijve ondervonden.
Of die blauwe kaart even heilzaam
zal zijn, moet nog worden afgewacht.
Een elftal dat een speler voor tien
minuten kwijtraakt, zal geneigd zijn
zich gedurende die tien minuten op
het eigen doel terug te trekken om
een tegendoelpunt te voorkomen. In
plaats van méér ruimte, ontstaat er
daardoor minder ruimte op het veld.
Maar dat is natuurlijk toch een
kwestie van uitbuiten. Bij waterpolo
zaalhandbal en ijshockey pleegt die
ene man minder voor de andere par
tij toch voordelig te zijn, die immers
net zo lang kan combineren tot haar
extra man in vrije schietpositie komt.
Maar een essentieel verschil tussen
die sporten en voetbal is, dat een
team bij uitsluiting van een speler
niet ver moet met tien man (die het
doelgebied kunnen verstoppen), maar
slechts met zes of vijf man. En het
speelt makkelijker met zeven tegen
zes, of met zes tegen vijf, dan met elf
tegen tien. Zaalhandbal en ijshockey
gaan bovendien veel sneller dan voet-
Wim Ruth heeft weinig vragen nodig,
verzorgt moeiteloos lange monologen,
oogst representatief en is duidelijk een
routinier. Niet zo verwonderlijk want
hij werkte vijftien jaar als verslaggever
bij de AVRO waai' hij ook zo’n driehon
derd klankbeelden maakte. Trad in 1962
in dienst bij de IBM en is daar hoofd
Het kwam toen nog voor dat een
beroepsschaker als Donner naar een
Olympiade van drie tot vier weken werd
gestuurd tegen een vergoeding van zeven
a achthonderd gulden- We hebben dat
opgetrokken tot ongeveer 2300 gulden.
Je moet gewoon vergelijken wat derge-
lijke spelers in toernooien ontvangen.
Onze begroting ging in een paar jaar
van twee naar vijf ton waarvan CRM
en NSF samen tweevijfde voor hun reke
ning nemen. Met name NSF geeft veel
bestemmingssubsidies, gelden die we dus
alleen mogen besteden aan door ons
voorgedragen projecten. Een verwijt aan
de onderbonden is wel dat men ons steeds
voor de voeten gooit dat er veel te veel
geld naar de top gaat. Maar dat is een
sprookje. Een flink deel van het budget
zou gewoon teruggaan naar subsidiever-
lenende instellingen omdat dat gerichte
steunverlening is die vervalt als wij die
centen aan iets anders zouden besteden.
Bovendien zeg ik dan; mag een bond
iets over hebben voor zijn topspelers?”
„De verandering in de competities
blijkt uit het feit dat we nu aparte
wedstrijdleiders hebben, voordien een
functie die door de leiders van de teams
werd opgeknapt. Dat kon natuurlijk niet
meer. Het jeugdschaken heeft een ge
weldige stimulans gekregen. Berry Wit
huis schreef een voortreffelijk instruc
tieboek waarvan al zo’n 50.000 exempla
ren zijn af gezet, de volgende oplage zal
ongeveer 30.000 stuks bedragen. Er zijn
hele schoolschaakcompetities, we hebben
diplomaatjes ingesteld in de wetenschap
dat kinderen erg trots zijn op zwem- en
verkeersdiploma’s- Ook de schaakgetuig-
schriften blijken erg aan te slaan.
speelde, en daarna nog eens 25 wed
strijden namens Sparta. In 1955 werd
Terlouw voorgoed opgevolgd door
Cor van der Hart, met de aanteke
ning dat hij tussen 1948 en 1955 ook
enkele keren zijn plaats moest af
staan (wegens blessures?) aan Möring
Hendriks en Van der Hoek. Cor van
der Hart werd na zes jaar door
Tonny Pronk opgevolgd, eventjes
kwam Hans Kraay nog tussenbeide
maar toen brak in 1964 de alleen
heerschappij van Rinus Israel aan.
Ik heb gelezen dat Arie de Vroet,
de coach van ons UEFA-team, het
geen verbetering vond. Dat zegt mij
op zichzelf nog niets. In 1867 werd
door de Football Association de bui
tenspelregel ingevoerd. In 1882 stelde
de toen opgerichte International Bo
ard uniforme spelregels samen. In
1925 werd de buitenspelregel zodanig
gewijzigd, dat een speler niet langer
buitenspel kon staan als hij op het
moment van spelen nog minstens
twee spelers voor zich had (in plaats
van drie). In de Engelse Football
League werden in het seizoen 1924-
1925, dus toen je nog buitenspel stond
bij minder dan drie tegenstanders
voor je, in totaal 4700 doelpunten
gescoord, een aantal dat met bijna
een derde steeg tot 6373 doelpunten
nadat de buitenspelregel veranderd
was ten voordele van de aanvallers
Uiteraard namen de verdedigingen
tegenmaatregelen, met als resultaat
de stopperspil, geïntroduceerd door
Arsenals manager Herbert Chapman
en Arsenal-aanvoerder Charlie Bu
chan.
pen tot twee. „Een beslissing die
sindsdien altijd is gekritiseerd, en
waarover men altijd is blijven debat
teren”, schrijft Glanville. „Had de I.B.
gelijk? Dat is moeilijk te zeggen. Vast
staat wel, dat deze nieuwe spelregel
een tijdlang het spel uit balans heeft
gebracht ten voordele van de aanval
lers. En ook kan niet ontkend worden
dat als een reactie hierop een over
compensatie aan verdedigingskracht
ontstond, die tot op de dag van
vandaag voortduurt”.
Maar er moest inderdaad iets ge
beuren in 1925, want de beide backs
van Newcastle United, M'Cracken en
Hudspeth, hadden net als Ajax en het
Nederlands elftal onder Michels, in
de gaten gekregen hoe zij de buiten-
spelval moesten hanteren. Om de
beurt slopen beide sluwe vossen naar
voren, waarna hun tegenstanders pas
bij het fluitje van de scheidsrechter
merkten dat zij weer buitenspel wa
ren gezet. Het verhaal gaat, voegt
Glanville eraan toe, dat toen een
bezoekend team op het station van
Newcastle arriveerde en de station
chef op zijn fluitje blies, een van de
spelers verbitterd opmerkte: „Ver
domme, nu al offside!”
M’Cracken en Hudspeth werden ui
teraard alom geïmiteerd, waardoor
sommige wedstrijden zich in Enge
land op een gebied van twintig meter
lengte afspeelden. Zo erg is het in
Nederland blijkbaar nooit geweest, ik
heb er althans nooit iets over gelezen
Misschien dat daarom de consequen
ties van een nieuwe buitenspelregel
in Nederland slechts met grote terug
houdendheid werden aanvaard. Het
duurde zelfs tot de 8-2-debacle in
Huddersfield op 27 november 1946
(dus ruim 20 jaar na de invoering
van de nieuwe buitenspelregel), voor
dat het Nederlands elftal ertoe over
ging zijn aanvallende spil in te ruilen
voor een stopperspil. Onze laatste na
oorlogse aanvallende spillen waren
Henk Pellikaan van LONGA, Gerard
Kuppen van Feyenoord en Arie Ver
meer van Excelsior.
E