kijkboek
Leonardo da Vinci
GROOT LICHT IN DE RENAISSANCE
t
ALGEMENE INFORMATIE
Dali
OVER KUNSTHISTORIE
F
tv
„Dali
Dali...”
IS
waardevol boek toegelicht
Veel facetten
Van Gogh
n?
in
in
II
Fijne kneepjes van de plastische
vormgeving
Het driewerf verbijsterend fenomeen
Het fenomeen Van
Meegeren
S -
■KaHI
18
1974
ZATERDAG
7
DECEMBER
Z
BS
«fj
•y.
LEONARDO DA VINCI: een der grootste Europese genieën, zeker de
meest universele in een tijd, die we zonder overdrijving „De Italiaanse
eeuw” kunnen noemen. De tijd dus van kunstenaars als Michelangelo,
Botticelli, maar ook Columbus en eveneens figuren als Savonarola en
buiten Italië Luther en Calvijn. Het is onmogelijk alle grote namen op te
sommen die de Renaissance hebben gemaakt tot het begrip dat ze is
geworden, in tegenstelling tot wat men de duistere middeleeuwen pleegt
te noemen. Ons land leefde nog in die middeleeuwen met een figuur als
Jeroen Bosch, gedurende bijna zijn hele leven tijdgenoot van Da Vinei.
De Renaissance was als een in Italië heel vroeg begonnen lente van een
nieuwe tijd, die elders veel later aanbrak. En voor veler gevoel is de
figuur van Leonardo da Vinei de spil van de klok, die deze nieuwe tijd
aanwees.
JBoeken over kunst
in
d(
VI
ar
V(
as
di
di
s>
z
k
v
d
h
Z(
a
b
w
h
ti
b
v
k
SALVADOR DALI IS onder de
beeldende kunstenaars een verruk
kelijke figuur. Minder dan eens per
eeuw doemt er uit de onafzienbare
rijen van kunstenaars zo’n
verbijsterend fenomeen op. Hij is
gek, toegegeven. Hij is ijdel tot
in het absurde toe, eveneens
toegegeven. Een groot deel van zijn
werk is aperte kitsch. Hij is de
beste image-builder en duitendief
op zijn terrein. Hij is een acteur
die allemaal niet is wat hierboven
staat en het toch allemaal uit
muntend zó en niet anders over
draagt. Hij is „DaliDali
Dali”, zoals het goed uitgevoerde
kijkboek heet, dat Andreas
Landshoff Productions in
Amsterdam voor mij op tafel legt.
Het is geschreven door Max Gérard
en in het Nederlands bewerkt door
Remco Campert. Tenslotte: het is
geïllustreerd via repro’s van vele
van zijn beste werken door
Salvador Dali.
w
W;
r
ir
F <41
H I u
Mail
I
dorpje
I
Dali’s „Jonge maagd geautosodomiseerd door de hoorns van haar eigen kuisheid.
F Hein Steehouwer
i
i
Een boek als dit ontleent zijn waarde
natuurlijk aan de kwaliteit van de
illustraties en die is goed, ook door het
flinke formaat en het eerste wat je dan
ook doet is je opnieuw verdiepen in de
onuitputtelijke fantasie van Dali, die
met zijn beeldvorming een complete
generatie van surrealisten nog altijd
veruit de baas is. Hij voedt zijn fantasie
Een door Leonardo nagelaten pagina met
ontwerpen voor machinegeweren met
rechtsboven een onlangs nagebouwd mo
del. De bedoeling was, dat één rij kanon
netjes schietklaar was, een tweede werd
geladen en de derde daarna, terwijl de
eerste afkoelde.
Dali kan nog veefl meer. Hij heeft de
krankzinnigste objecten gemaakt,
sieraden, etalages, decors, zelfs een paar
films. Verder is hij onuitputtelijk in
hysterische uitlatingen omtrent zijn
eigen genie.
natuurlijk op allerlei manieren en dus
kom je alle stijlen vanaf de
middeleeuwen tot aan de pop-art in zijn
werk tegen, maar dan toch altijd met
het mombakkes van Dali op. Steeds
weer persoonlijke en absurdistische
„vertalingen” van invloeden, waardoor
hij een der grootste pioniers op zijn
terrein is geworden.
Veel daarvan vind je in dit boek
terug. Max Gérard heeft namelijk niet
alleen een korte levensbeschrijving in
normale bewoordingen, maar daarnaast
ook commentaren bij de afgebeelde
werken, waarin hij het type uitspraken
van Dali zelf tracht te benaderen. Dat
lukt hem niet, hoewel de tekst wel
verhelderend is.
nardo en de muziek”, omdat hij veel
instrumenten ontwikkelde; over „De mi-
Een zogenoemde armatuur voor een groot nog te boetseren
beeld van een paard.
lee
VF(
ne:
die
qu<
he’
vn
tie
gei
evi
na:
vai
vei
Pa
vei
pei
tal
vil
kc
th'
tei
an
W(
G(
jai
ve
zie
W'«
zo!
do
bij
va
zo;
ee:
lei
cl<
da
he
va
Wf
M;
in
Ac
be
en
scl
co
scl
no
scl
ve
en
al
H
st
m
w
Z(
de
te
re
ki
vl
th
de
te
ke
ke
M
he
ka
de
mi
kt
ha
gr
op
re;
tei
va
M;
Ik
hij
vil
zij
zo
ft-
We zien natuurlijk die Renaissance in
een perspectief vanuit onze eeuw en
prijzen dan de plotselinge en snelle vor
deringen van toen op allerlei gebieden
van kunsten en wetenschappen. We ver
geten dan echter, dat zo’n perspectief
wel eens een vervalsing zou kunnen zijn
van de werkelijkheid.
We waren tot voor kort allemaal ge
wend om een begrip als „vooruitgang” te
koppelen aan méér weten, méér kunnen,
méér welvaart, zonder op de verdeling
daarvan al te veel te letten. De Renais
sance betekende ook het inzetten van de
prestatiemaatschappij, méér hang naar
macht en bezit en dus ook veel funester
Da Vinci was een beroemdheid bij zijn
leven. De biograaf van veel kunstenaars
in die tijd, Vasari, schreef veel over
hem. Een ander was de Milanese geeste
lijke Giovanni Ambrogio Mazenta (1565-
1635), die ooit dertien van Leonardo’s
manuscripten in zijn bezit had. Ik citeer
hier het boek: Hij spreekt over „Leonar
do’s uitvinden van machines en sluizen
voor het nivelleren, verbinden en be
vaarbaar maken van de waterwegen die
de Lombardische meren moesten verbin
den”. Ook heeft hij het over de „vele
machines die in de boeken getekend staan
en die in gebruik zijn geweest in de streek
om Milaan, zoals waterkeringen, sluizen
en waierdoorlaten”. En hij spreekt over
andere technische bijdragen: „In de bot-
teghe (ateliers) van de kunsten zijn veel
door Leonardo uitgevonden machines in
gebruik, voor het snijden en polijsten van
kristal, ijzer en steen; en één wordt veel
gebruikt in de kelders van Milaan, om
grote hoeveelheden vlees te malen voor
de bereiding van cervellato (cervelaat-
worst) met behulp van een wiel, dat
door een jongen wordt rondgedraaid,
zonder last te hebben van vliegen of
stank. Er zijn ook veel zaagmolens om
marmer en hout te zagen langs de rivier
en baggermolens op boten, die door de
waterstroming aangedreven worden.”
Het is maar een van de vele commen
taren in dit boek van tijdgenoten en
latere historici, die worden aangehaald
door de schrijvers, die elk een facet van
het genie van Leonardo belichten.
Zo schrijven Anna Maria Brizio over
„De Schilder” en „De woorden van Leo
nardo”, Maria Vittoria Brugnoli over de
tekeningen en plannen van Leonardo om
het grootste ruiterstandbeeld te vervaar
digen, dat ooit had kunnen worden ge
maakt. .als Lodovico Sforza het aanwe
zige brons niet nodig had gehad om
kanonnen te gieten, een bezigheid ove
rigens, waarmee Leonardo zich ijverig
ophield en waartoe hij de nieuwe me
thoden ontwikkelde.
En zo schrijven anderen over „Leo-
inleiding over het leven
Gogh geschreven naar hij zelf mee
deelt vooral gebaseerd op de bekende
en uitstekende biografie van M. E.
Tralbaut. Daarna volgt dan een bio
grafisch overzicht volgens jaartallen
en tenslotte wordt de gehele ontwik
kelingsgang van het werk van Van
Gogh geschetst in de uitvoerige on
derschriften bij de 64 kleurenrepro-
dukties en 32 zwart-wit-platen. Frag
menten van de brieven van Van
Gogh zijn vaak als verklarend com
mentaar bij de schilderijen genomen.
Het is alles bij elkaar genomen een
goede oriëntatiemogelijkheid in het
oeuvre vanaf het eerste begin tot aan
de late schilderijen, alle heel behoor
lijk gereproduceerd.
Brian Petrie heeft een algemene
van Van
vrij
een
die
het
MARIE-LOUISE Doudart de la Gree
heeft al tweemaal eerder een boek ge
schreven over de kunstschilder Han van
Meegeren. Ze heeft hem altijd verdedigd
en in die boeken de gronden uiteengezet
waarom Van Meegeren er toe is geko
men eerst de „Emmaüsgangers” a la Ver
meer te schilderen en daarna nog een
serie „oude meesters.” Een soort eerher
stel was haar bedoeling en tevens te
recht de veroordeling van kunsthistorici
als dr. Bredius, die als „kunstpaus” min
stens evenveel onechts op zijn geweten
heeft als Van Meegeren. Hij beoordeelde
soms zeer oppervlakkig.
Van Meegeren is opnieuw in de be
langstelling geraakt door de kort gele
den in Tilburg gehouden tentoonstelling,
in deze krant beschreven. Henk van
Is er een nieuw boek over hem
nodig? Ik betwijfel het want er is al
zoveel. Uitgeverij De Haan in Bussum
twijfelt er kennelijk niet aan want
ze begint in samenwerking met
Phaidon in Londen aan een nieu
we serie kunstkijkboeken op groot
formaat tegen populaire prijs. „Van
Gogh” moet dan de eerste trekpleister
zijn en daarna komen uit „Fantasti
sche schilders” en „Hoogtepunten van
de schilderkunst”.
Te oordelen naar het boek over
Van Gogh uitgegeven op het z.g.
posterformaat van een klein pos
tertje dan zal het met die serie
wel gaan.
Er zijn ook tekstfragmenten van Dali
zelf opgenomen, gekozen uit het vele,
dat deze over zichzelf heeft uitgekraamd
en dat bij goed lezen veel zinniger is,
dan men meestal aanneemt. Het is de
kunst om achter de vele vermommingen
van Dali te kijken en dan ontmoet men
toch een grote en wellicht
getormenteerde meester van een typisch
Spaanse emotionaliteit en exuberantie,
die aan andere beroemde Spaanse
schilders evenmin vreemd was. En zo
valt een fenomeen toch mln of meer
binnen de kunsthistorie te plaatsen.
Altijd een troost, want een zekerheid
meer is nooit weg.
VINCENT VAN GOGH is de „on
verbiddelijke bestseller” onder de
schilders wiens schilderijen via re-
produkties tot de meest bekende ter
wereld horen. De man ook over
wiens tragische leven zo veel is ge
schreven. In welke serie kunstboeken
zou je geen deel tegenkomen gewijd
aan deze bijzondere figuur die meer
dan veel andere schilders tot ieders
verbeelding spreekt?
In de loop der eeuwen is helaas ook veel
werk van Leonardo verloren gegaan.
Geroemd werd in zijn tijd de door hem
geschilderde „Leda en de zwaan”, waar
van gelukkig wel een goede kopie be
waard is gebleven waaruit men kan af
leiden hoe hij zijn theorieën over licht,
kleur en schaduw in zijn werken ge
stalte gaf.
oorlogen, grotere klasseverschillen en
groeiend individualisme. En zo kom je
dan weer terecht bij een man als Da
Vinci, die behalve groot kunstenaar ook
groot ontwerper van allerlei moordtuig
was in dienst van iedereen, die hem
daarvoor wilde betalen.
Maar goed, deze recensie heeft verder
geen maatschappij-kritische instelling.
Ze is geschreven naar aanleiding van
een bijzonder goed boek, eenvoudig „Le-
onarda da Vinei” getiteld, onder redactie
van Ladislao Reti geschreven door een
flink aantal grote kenners en uitzonder
lijk rijk geïllustreerd uitgegeven door
Het Spectrum in Utrecht.
Voor ik het boek beschrijf even iets in
het kort over Leonardo, zoals dat in
iedere encyclopedie is te vinden. Hij
Ulsen trekt door het land met een
monoloog over Van Meegeren: „Het fe
nomeen."
Onder dezelfde titel heeft Marie-Loul-
se Daudart nu een klein boekje ge
schreven, aan Van Ulsen opgedragen en
door Omniboek in Den Haag uitgegeven.
Opnieuw passeert nu Van Meegerens
leven de revue. Het is de monoloog, zoals
hij die tegen haar en zijn psychiater
had kunnen uitspreken. Uiteraard is
de monoloog eenzijdig en een te opper
vlakkige verontschuldiging voor een
door en door bedrieglijk leven. Enig
nieuws dat bijdraagt tot de „Van Meege-
ren-legende” heb ik er niet in kunnen
vinden, maar misschien doet de lezer dat
wel.
Op tentoonstellingen zie je van het werk van beeldhouwers
en andere plastische vormgevers, zoals keramisten en hout
snijders altijd de buitenkant vaak zonder steeds te beseffen
hoe het tot stand is gekomen. Bij schilderijen ligt dat wat
anders, evenals bij veel grafisch werk. De techniek van die
laatste uitingen ligt er wat meer bovenop, is gemakkelijker
leesbaar.
Voor wie nu toch een kijkje achter de schermen van de
beeldhouwerij en bronsgieter!) wil nemen, kan dat doen via
een uitnemend instructief boek „Techniek van het beeldhou
wen en plastisch vormgeven” door A. J. P. F. Teeuwisse.
docent aan de Rotterdamse academie, heel goed geïllustreerd
uitgegeven door Lemniscaat in Rotterdam. Vooral nu boet
seren, gieten en beeldhouwen steeds meer worden beoefend
door liefhebbers als creatieve uiting is dit boek op zjjn
plaats.
Het richt zich eerder niet alleen tot de creatieve doe-het-
zelver, maar zoekt een ruimer publiek, dat bijvoorbeeld ook
wil weten hoe grote ruiterstandbeelden in brons worden ge
goten in het verleden en nu nog, maar eveneens hoe dat kan
in kunsthars.
Het boek is zeer uitvoerig in de bespreking van allerlei
materialen, vertelt over soorten gesteenten, hout, klei, was,
gips, beton, rubber, kunstharsen en heel veel over brons. Alle
bewerkingsmethoden worden besproken, ook de gereedschap
pen, kortom het boek bevat een schat aan informatie. Tal
van getekende illustraties, die bewerkingen in fasen tonen
verduidelijken naast de foto’s de tekst. Het is daardoor niet
alleen een uitstekend lesboek geworden, maar ook interes
sant voor leken die op exposities of elders de techniek
waardoor een beeld tot stand kwam willen doorzien.
leefde van 1452-1519, na in het
Vinei bij Florence te zijn geboren. Hij
werd schildersleerling van Verrocchio, te
gelijk met Perugino, Botticelli en Ghir-
landajo. Er zijn bijna geen jeugdwerken
van hem over, behalve enige onvoltooi
de. Een van zijn eerste grote voltooide
werken is het Heilig Avondmaal in Mi
laan. Daarin breekt hij met de oude
strakke schema’s van vroeger. Het werk
is beroemd geworden, ondanks het
snelle verval, omdat Da Vinei er
nieuwe frescotechniek in toepaste,
niet voldeed. Restauraties hebben
moeten redden.
Hij was in die tijd in dienst van de
hertog van Milaan, Lodovico Sforza, zo
als hij daarvoor had gewerkt voor het
hof van Lorenzo (il Magnifico) de Medi
ci in Florence. In 1499 vluchtte hij na
de Franse inval terug naar Florence, en
kwam in dienst van Cesare Borgia. In
die tijd ontstond de beroemde Mona
Lisa, portret van de vrouw van Frances
co del Giocondo. Hij werkte later in
meer Italiaanse steden als schilder,
beeldhouwer, architect, technicus, uit
vinder en publicist, als je een man als
hij zo mag beschouwen die méér dan
enige andere kunstenaar en weten
schapsman een enorme hoeveelheid tek
sten en technische tekeningen heeft na
gelaten, zoveel dat ze nog altijd volop
worden bestudeerd. Van die studie van
later gevonden teksten is het hier be
sproken boek overigens een uitvloeisel.
Leonardo is op het laatst van zijn
leven tenslotte naar Amboise in Frank
rijk gegaan om voor Frans I te werken.
litaire architect”, „Machines en wapens”,
„De mechanica van water en steen”, „De
verhandeling over de schilderkunst”,
„Tijdmeting”. „Onderdelen van machi
nes” en „De fiets.” Natuurlijk is er een
uitgebreide literatuurlijst, zijn er tijdsta-
bellen en dergelijke en bovendien het
zeer grote aantal facsimiledrukken van
tekeningen en teksten van Leonardo, de
meeste uit de zogeheten Codex I en II
uit Madrid, die in 1965 zijn herontdekt
en de Codex Atlanticus, enige van de
vele geschriften van Leonardo.
„CANTECLEER KUNSTGESCHIEDENIS”, handelende over schilderkunst,
beeldhouwwerk en architectuur, beoogt een algemene informatie te geven over
deze gebieden vanaf de vroegste geschiedenis tot heden. Het boek is een uitgave
van Cantecleer b.v. te De Bilt, vertaald door J. L. Torenbeek, want de oor
spronkelijke uitgave is van DuMont Schauberg in Keulen, voor wie F. Baumgart
zjjn „Kleine Kunstgeschichte” schreef. Als al dit type uitgaven is het goed ge
ïllustreerd in zwart-wit en kleur.
Veel over zo’n boek zeggen kun je eigenlijk niet. Het is goed gedocumenteerde
kunsthistorie in een uiterst klein bestek, uitsluitend bestemd voor de leek, die
zich snel wil oriënteren. Je komt dan achter algemene informatie van encyclo
pedische aard, zonder persoonlijke interpretatie van de schrijver. Een boek als
dit is dan ook geschreven (en nuttig) voor mensen die hiermee als uitgangspunt
zich verder willen verdiepen in deelgebieden.
Ook scholieren die zich snel moeten oriënteren om bijvoorbeeld feiten, namen
en jaartallen te weten voor scripties en dergeljjke kunnen er nut van hebben.
Je vindt dan nameljjk partiële verschijnselen opgenomen tegen algemenere
achtergronden in wijder verband, omdat de schrijver zjjn gegevens chronolo
gisch heeft gerangschikt. Een alfabetisch register achterin schept echter de mo
gelijkheid om deze informatie ook encyclopedisch in te winnen via de namen
van kunstenaars en plaatsen waar belangrijke kunstwerken of bouwwerken
te vinden zjjn.
””r
-