WDM beschouwt zich als onderdeel vakbeweging I „Veel commandanten pruimen ons werk niet o I KIL douwen VVDM-voorzitter Jan Witting: en nog eens door Peter Wolfsbergen Verbod Grondrechten Experiment fe'' „KLEINE STAPJES IN GOEDE RICHTING GEDAAN" „Douwen, douwen Él ■hN'* 2 8 DECEMBER 1974 ZATERDAG „En je hebt het zeer zeker nodig in het leger, waar je vaak afknijptoe- standen ondergaat, waar sprake is van onderdrukking”. De parallel met het „gewone” vakbondswerk dringt zich steeds weer op. Zo streeft de vereniging bijvoorbeeld naar compensatie voor weekend diensten. „We vinden dat, als de soldaat overwerk moet doen en dat is het gewoon, wachtlopen in het weekend je daarvoor net als in het bedrijfsleven beloond moet worden”, zegt Jan Witting. Het dagelijks bestuur van de WDM, zeg liever soldatenvakbond, telt op een ledenbestand van 29.000 a 30.000 man slechts zeven dienstplichtigen die voor dat werk geheel zijn vrijgesteld. Jan Witting merkt terecht op, dat dit vergeleken met een andere willekeurige vakbond bijzonder weinig is. Dat gebrek aan tijd (de zeven werken zo’n zestien uur per dag) wordt vergoed door de enorme inzet en het grote enthousiasme van de honderden dienstplichtigen, die zich binnen de kazernes of als coördinatoren bezig houden met het WDM-werk. cp C. -O} Ijl 1 ii Ml andere Als WDM-voorzitter is hij dage lijks te vinden in de Utrechtse Hojel- kazerne, waar hij samen met zijn zes maten van het dagelijkse bestuur een grote met papieren bezaaide ruimte als hoofdkantoor van deze militaire vakbond bemant. „Neen. Zo’n studie is eigenlijk een beetje wereldvreemd, het sluit niet zo aan op de praktijk. Zeker niet als je voor jezelf de doelstelling hebt om je in te zetten voor de zwakkeren in onze samenleving. Wat dat betreft is de praktijk een betere leerschool!” „Het probleem van het wel of niet in dienst gaan heeft bij mij wel gespeeld. Moest je weigeren of niet? Maar eigenlijk onberedeneerd en in tuïtief heb ik toen gekozen om wèl in dienst te gaan en achteraf heb ik daar geen spijt van. Toen ik die keus Maar dan blijkt bij allerlei voorstellen die we daarover in het overleg doen, dat Er is een hoge mate van willekeur. De hele doelstelling van de WDM is meemaakte ben ik in contact geko men met de WDM en met andere soldaten daar hebben we geprobeerd een begin te maken met het vak bondswerk. „Je kan in het algemeen zeggen kleine stapjes in de goede richting.” om van Elders en eenmaal gemaakt had en binnen de vakbond voor de dienstplichtigen werkte, kon ik in feite ook opkomen voor de rechten van de soldaat, die in feite in geen enkele verhouding staan tot de zovele plichten die hem wor den opgelegd. Hij zegt zijn belangstelling voor het soort werk dat hij nu doet, als het ware van huis uit meegekregen te hebben. „Een belangstelling voor za ken, die zich in de maatschappij af spelen en waarin ik door mijn studie geprobeerd heb een beter inzicht te krijgen. Daarbij doel ik op de vraag hoe de zwakken in de samenleving zich organiseren om hun belangen te verdedigen”. Als hem er nadrukkelijk naar ge vraagd wordt wil hij wel kwijt dat zijn persoonlijke voorkeur uitgaat naar dat werken in de kazernes. „Eigenlijk zou ik dat liever doen. Maar in een vakbond zijn er nu eenmaal zaken en taken die gedaan moeten worden”. commandant kan kiezen tussen licht ar rest of een geldboete als straf. De WDM vindt dat ten eerste de soldaat daarin moet kunnen meespreken en ten tweede dat de maxima veel te hoog zijn. Onze eerste ervaring is, dat er volstrekt willekeurig boeten worden uitgedeeld. Een typisch voorbeeld daarvan is dat onlangs een man die met een baret gooi de 15 boete kreeg”. Witting legt sterk de nadruk op het vakbonds-karakter van de WDM. Waarom? Minister Vredeling aan tafel met het VVDM-bestuur. Tweede van rechts, zittend, Jan Witting. „De enige effectieve manier om iets voor de dienstplichtigen te bereiken is het hebben van een goede vak bondsorganisatie en het werken als vakbond. Voor hij in dienst ging was hij wel op de hoogte van het bestaan van de WDM, „had er sporadisch van ge hoord. Maar na een paar dagen in dienst, in Venlo, en na wat ik daar Over het overleg in „Den Haag”, dat destijds door minister De Koster werd afgebroken en door minister Vredeling werd hersteld: „Het is douwen, douwen en nog eens douwen en het verloopt voor ons weinig bevredigend. We zijn in juli een evalua tie gaan maken van één jaar overleg en de conclusie daarvan was dat het over leg toch wel teleurstellend genoemd moet worden. Het duurt ten eerste ont zettend lang, als we met redelijke zaken komen, voor er een uiteindelijke beslis sing komt. Veel zaken worden door het ministerie afgeketst. Een voorbeeld daarvan is de situatie in Bühren in West-Duitsland, bij de 435ste bewakingscompagnie Van Heutsz. Daar heersen toestanden die zelfs door de plaatselijke commandanten als zeer slecht worden omschreven. (Het gaat hier om de bewaking van kernwa pens, red.). Het eerste wat je, als je in dienst komt, ervaart is dat je in het appa raat wordt geperst, dat het een on derdrukkend apparaat is, waarbij soldaten niks te vertellen hebben, ook als het om hun directe belangen gaat, zoals huisvesting. In feite is de doel stelling van het leger wat ik noem ont-persoonli j ken. zijn er nog lang niet, want het wette lijk minimumjeugdloon wordt nog steeds niet betaald, hoewel de rege ring heeft beloofd dat het zou ko men”); na 5 uur mag nu burgerkle ding gedragen worden; het parate weekeinde is afgeschaft (eenmaal per vier weken moest de dienstplichtige in de kazerne, „paraat” blijven); de haardrachtregeling; de diensttijdver- korting van 24 tot 16 maanden; het vrije reveille (de soldaat moet alleen nog maar op tijd op het appel ver schijnen, maar wordt niet meer om 6 uur ’s ochtends massaal gepord); er zijn meer vakantiedagen gekomen en de tuchtklasse Nieuwersluis is afge schaft. In sommige opleidingskazernes in het zuiden werd het hoofdbestuur de toe gang ontzegd en werd een verbod opge legd om de kamers te bezoeken. Dat is duidelijk in strijd met de brief die de minister hierover geschreven heeft en in strijd met diens uitgesproken mening. Hij geeft nog een voorbeeld van een demonstratie, die volgens alle voor schriften was aangekondigd en gehouden zou worden tijdens de lunchtijd en praktisch stap voor stap in een soort draaiboek aan de commandant was voorgelegd. De commandant wist tóch argumenten te vinden om de demonstra tie te voorkomen. Witting: „Soms denk je weleens dat veel commandanten het zó zien: ’t mos nie magge, Den Haag zegt dat het mag, maar wij pruimen het niet. Ze moeten niet te veel aan onze positie komen. Sol daten hebben geen recht om ook te spreken”. Demonstratie voor het ministerie van Defensie voor de vrijlating van Kees Vellekoop. Hoe is over het algemeen de houding van de commandanten tegenover het WDM-werk? We hebben enige informele contac ten met de vakbeweging en een goede relatie met de Katholieke Werkende Jongeren. We beschouwen ons als een onderdeel van de brede vakbewe ging”. Heeft zijn studie hem wat dat be treft gegeven wat hij ervan ver wachtte? Ik ben opgekomen in de Rijschool Venlo, en heb daar een opleiding tot jeepchauffeur gehad. Daarna ben ik overgeplaatst naar Harderwijk, waar ik ben opgeleid tot radio-telefonist en mijn definitieve plaatsing was het 41ste pantser-infanteriebataljon in Ermelo, stoottroepen, als chauffeur- radiotelefonist.” ret leger te humaniseren en te demo cratiseren. En dat is niet alleen in het belang van de soldaten zelf, maar heeft ook een maatschappelijk be lang. Er is dankzij de WDM veel veranderd in het leger, maar als je als buitenstaander erin komt dan proef je toch een sfeer die je kunt omschrijven als een soort Staphorst”. Wat heeft volgens Jan Witting de WDM tot nu toe bereikt? „Een belangrijk hulpmiddel voor de WDM is natuurlijk de publieke opinie. Die kunnen we mobiliseren door infor matie te geven over de situatie in het leger. Maar toch hebben soldaten een behoorlijke macht door hun eisen Onze werkwijze is te vergelijken met die van de industriebonden NKV en NW en dan denk ik vooral aan het bedrijvenwerk dat die bonden hebben opgezet. Dat vind ik ook het belangrijkste aspect van ons werk: naar de mensen toegaan, ze ter plaat se organiseren en daar, in de kazer nes, actief hun belangen te verdedi gen. Hij somt op: De groetplicht is af ge schaft; (,.dat was trouwens een ty pisch voorbeeld van hoe onderge schikt de soldaat moet zijn”); de wedde is opgetrokken („vroeger wer den soldaten afgescheept met een mi nimale fooi, f 55 per maand en dat is nu opgetrokken tot 463 maar we „Je moet onderscheid maken tussen de werkelijkheid zoals die in regels is neer gelegd en de opvattingen die comman danten hebben. De WDM heeft een zogenaamde faciliteitenregeling en daar aan kan je bepaalde rechten ontlenen, waardoor je kan werken binnen de ka zernes. Maar de werkelijkheid is zo, dat veel commandanten de goede niet te na gesproken dat werk niet pruimen. Ze doen er dan alles aan om die democratische rechten te frustreren. In feite willen ze zich niet houden aan een stuk democratisering van het leger, waarbij er enige controle komt op de absolute macht die ze bezitten”. Over de legerleiding: „Kijk, je n reëel blijven. Maar het is zo dat, goeden niet te na gesproken, in algemeen gezegd kan worden dat die nen die zich aangetrokken voelen een vaste werkkring binnen het le nou niet uitblinken in, of zich aar trokken voelen tot het laten functie ren van die organisatie in een mense ke vorm. Je merkt ook steeds meer in moderne krijgsbedrijf dat men zeer kracht bij te zetten door actiemiddelen te kiezen die in een bepaalde situatie en op een bepaald moment zoden aan de dijk zetten. Zoals dat ook in de burger maatschappij gebeurt”. Witting geeft toe, dat de consequenties voor de soldaat die deze middelen toe past, mogelijk veel zwaarder kunnen zijn dan voor de doorsnee burger. Dat brengt hem op een vergelijking van de grondrechten van burger en militair. „In de Defensienota is aangekondigd dat de grondrechten van de Nederlandse staatsburger ook voor de militair onver kort moeten gelden. Alleen, dat is o.a. onze kritiek op de Defensienota, wordt de militaire commandanten veel te veel ruimte gegeven om deze regels naar hun uitzichten uit te leggen en toe te passen. Wie ongeveer die sfeer kent, waarin die commandant pleegt te denken moet wel de vrees hebben dat, als die regels niet goed omschreven worden, van die grond rechten niks terecht komt. Dat is een slechte zaak omdat daarmee staatsbur gers, die nu toevallig een uniiform dra gen, hun meest essentiële rechten wordt ontzegd”. Dat slaat op de commandanten, maar wat valt er te zeggen over de politieke leiding? „Als voorbeeld zou je de kwestie van de overplaatsing van Jos dfe Hoogh kun nen nemen”. De Hoogh was de WDM- afdelingscoördinator die enige tijd gele den werd overgeplaatst uit 't Harde naar Grave en tevens werd gedegradeerd. „We ervaren soms dat er tegenstellingen bestaan tussen het politieke en het mili taire apparaat. Nadat we alles in het werk hadden gesteld om deze zaak aan de politieke leiding duidelijk te maken de over plaatsing was geschied buiten medewe ten van' de politieke leiding is de kwestie door het ministerie rechtgezet. Uit zoiets blijkt dat de militaire leiding soms een geheel eigen politiek beleid voert. Ook in ’t Harde is het gebeurd, dat het overleg met de WDM werd afge broken en dat ons het recht werd ont zegd een eigen „hok” te hebben en te vergaderen. Elders is geweigerd pamfletten en mededelingen WDM-kant op te hangen op de publi- katieborden. dat het personeel daar maar ingei moet worden. Het gaat in hoofdzaak het aanpassen van de mensen aan machinerie en het liefst wil dan leiding van dat leger dat dat kritiek! gebeurt”. Over het streven naar vermenselijk van het leger zegt Witting: „De W staat zeer kritisch tegenover de mar waarop thans overleg binnen de ka: ne'h wordt gevoerd. In feite bestaan er nu heel sle werkende overlegorganen, waarbij erop neerkomt dat de commandant slist. De soldaten kunnen het aanhoi ze kunnen hun zegje erover doen, m werkelijke invloed hebben ze niet, dat tekent ook weer de positie van dienstplichtige militair in het leger. Die ondergeschikte positie blijkt ook uit het militaire straf- en tuchtrecht. Dat wordt goed geïllustreerd als je ziet dat in het tuchtrecht de commandant, dat is dan meestal de compagniescom mandant, tegelijk aanklager is en straf- oplegger. Hier zijn twee functies in één hand verenigd. Dat geeft dus geen enke le waarborg voor een eerlijke behande ling. Daarin is nu een kleine verbetering gekomen door de invroering van de rege- ling-vertrouwensman. Als een soldaat nu op rapport moet komen, mag hij een maat meenemen die hem biij staat bij zijn verdediging en die hij ook mag meenemen als hij in beklag gaat van de straf van de „c.c.”. In Den Haag is men nu bezig dat straf- en tuchtrecht te bezien. We zijn daar niet formeel bij betrokken maar laten natuurlijk wel onze opinie horen en die is dat de grote vrijheid die de commandanten hebben om straffen op te leggen ingeperkt moet worden. Kleine veranderingen zijn er al: er loopt nu een experiment waarbij de Jan Witting, sinds oktober voorzit ter van de WDM (de Vereniging Van Dienstplichtige Militairen) is 27 jaar oud, werd geboren in Edinburgh (Schotland) als zoon van een Neder landse vader en een Schotse moeder, groeide op in Brabant waar hij de hbs bezocht en ging vervolgens in Amsterdam algemene en politieke wetenschappen studeren. de boot wordt afgehouden- Het ging over het wachtsysteem dat daar geldt, de bezetting van de bewakfingspelotons, de verloftijden-regeliing, de huisvesting en andere sociale voorzieningen als ont spanning en sport”. Is overleg dus onvoldoende om tot resultaten te komen? „Nou, je zou kunnen zeggen dat je er met alleen overleg niet komt. Als het ministerie niet aan de gerechtvaardigde verlangens van de soldaat tegemoet wil komen, en die op allerlei manieren af houdt, dan is dat volstrekt de verant woordelijkheid van de militairen en de politieke leiding van het defensie-appa- raat”. De militairen staan weinig middelen ter beschikking? 1& ffilffiuiua Bi» 1 f'W? Ife

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 18