PREMIER HEEFT HET SMOORDRUK door Tony van der Meulen Walgvogel Argwaan Daar gaat Den Uyl Linkser ZATERDAG 2 8 DECEMBER 1974 22 „Ik ben nu bezig met een verplicht nummer, de Walgvogel". Terugdringen van pracht en praal in de samenleving „Als ik ergens de pest over in heb, moet het ook na een dag over zijn". é- to F” ik 53 Den Uyl de ven. Zeg maar door een mengsel van idealisme en eerzucht”. helemaal Den Uyl: „Nee, nooit gehad. In dit bedrijf. dat u steeds De Uyl: „Ja, ik van tn ?n Hoe komt u over? >ma van F se- ijn, m ze or er Uw kabinet zou er nu niet meer gekomen zijn? rekt om dge- ver- lam. >r zr. rifte- heer- ider ans nge aan en leze Den Uyl, breed grijnzend: „Ik weet niet of ze voor dat argument gevoelig zijn. Maar een grote stad is een eindeloze bron van ontdek- Is zo’n topconferentie een spannend gebeuren? die van Den Uyl: „Nee, niet nodig. Het is redelijk goed gelopen”. Ik vind het trouwens niet reëel om uzelf te vergelijken met de kruidenier op de hoek. Bent u het afgelopen jaar nog veel illusies armer geworden? Vindt u het overigens een goede eigenschap een gezonde portie arg waan te hebben tegen iemand die met macht is bekleed? Den Uyl zonder aarzelen: „Dat komt omdat dit kabinet beloofd heeft dat alles anders zou worden. Kijk maar 'naar het weer”. J 31 af 1.00 i tot Ml iet :e- ijs ge- ■veg Hebt u nog contact met wat dan heet: de gemiddelde Nederlander? in ris e- ?n id ïn In de krant stond dat Wilson op een gegeven moment van opwin ding de tranen in de ogen had. Den Uyl: „Ik ben nu bezig met een verplicht nummer: De Walg vogel van Wolkers. Matig tevre den. Ik weet nog niet of ik het uitlees. Maar waarom ik blijf le zen? Omdat ik denk dat het meest pikante onderdeel van de wereld politiek het menselijk bestaan zelf is. De souterrains, de verborgen ruimtes. De mens (ik geef toe, filosofisch is het een kulbegrip) bestaat uit verdiepingen. Kennis vergaren daarover is een niet-ein- digende bezigheid. Simpeler ge zegd: ik lees uit nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid vind ik een zeer aantrekkelijke menselijke eigen schap. Wie nieuwsgierig is, ver veelt zich nooit”. Allerlei ministers hebben sinds ze tot het hoge ambt geroepen werden geen tijd gehad een nor maal boek in te zien, maar u blijft lezen. Waarom? Exact na de overeengekomen anderhalf uur is het afgelopen. Minister-president drs, J. den Uyl houdt zich nog een seconde of dertig met je bezig. Daarna is het net alsof je bij hem de sterkker eruit trekt: je staat nog wel in dezelfde kamer, maar zijn gedachten zijn de deur al uit, naar de volgende afspraak. Een vage hand, nog wat gemompel, maar eigenlijk ben je wat hem betreft al weg, en wanneer je alleen maar even zijn kamer was binnengelo pen om er een gelinieerd blocnoot te bezor gen, zou hij je bij de deur vermoedelijk net zo uitdrukkingsloos hebben aangekeken. Het continue tijdgebrek van Joop den Uyl. De start van het interview verliep net zoals het eind. Vluchtige hand. „Ja, gaat u zitten, kof fie?”. De eerste paar minuten praat hij wel met je, maar intussen is hij nog met vorige zaken bezig. Dan informeert hij plotseling midden in een vraag of je de School voor de Journalistiek Den Uyl: „Ja, toch wel. Kijk, vorig jaar hebben we Kopenhagen gehad, nu Parijs en het gekke geval doet zich voor dat ik nu met de Ierse premier de enige was die vorig jaar in Kopenhagen ook al meedeed. Overal wisselen de lei ders. U ziet, dit is een zeer onze ker bestaan. In zeven landen an dere mensen: het zit een beetje ingebakken in de huidige situatie van betrekkelijke stabiliteit”. hebt bezocht en voegt er onmiddellijk aan toe: „Nee, gaat u verder, ik sticht alleen maar wat verwarring”. Na een half uur komt hij wat los, ook in zijn taalgebruik. In zijn zo bedaagde werkvertrek aan het Plein 1813 te Den Haag (meubels met gouden krulpootjes) vallen dan woordjes als „kulbegrip” en „zakkig” te noteren. Maar het blijft intussen uitkijken met de premier: hij is moe en heeft het smoordruk; een panklaar standaardantwoord kost dan de minste energie. Als je een vraag maar even wat te algemeen stelt, gaat hij freewheelen. Je hoort dan bij wij ze van spreken in zijn hoofd het cassetteband je klikken, en hij draait een algemeen verhaal af. Wanneer je dat afbreekt, pikt hij dat wel. En intussen blijven die ogen je taxerend aan kijken: als Den Uyls blik kon branden, had je na afloop van zo’n interview heel veel, heel kleine schroeiplekjes. Bent u Parijs nog even in ge weest? U hebt er genoeg van? Den Uyl: „Na de topconferentie heb ik één straffe whisky geno men. In het vliegtuig heb ik dan de neiging 'nog wat na te praten en de volgende morgen liggen hier de stapels dan weer hoog”. „Maar wat mij ontspant? Dat werk afgemaakt wordt. Maar ik hecht wel erg aan een vrije zon dag. De dingen laten vallen. Als ik ergens de pest over in heb, moet het ook na een dag over zijn. Het maximum is 24 uur, dan moet er een streep onder”. Hebt u het maximum dit jaar vaak gehaald? Ik heb ergens gelezen dat u het minister-presidentschap een diep- bevredigend baantje vindt. Kunt u me dat es uitleggen? Den Uyl: „Daar kon u wel es gelijk aan hebben. In het midden van de jaren zestig is de ontwik keling op gang gekomen, ik denk dat het hoogste punt van de golf nu al voorbij is. Je ziet allerlei tendensen naar behoud. Er wordt gas terug genomen”. Moet u ervoor oppassen op de televisie niet al te sluw over te komen? Den Uyl: „Ik vind het een beet- je knullig om van jezelf te zeggen hoe je bent. Die dingen moet jé niet etaleren, vind ik. Hoe ik ben. dat moet u maar proberen uit té maken”. „Daarnaast lees je ook omdat je er kennelijk ontvankelijk voor bent. Maar dat stukje laat ik nu liever ingepakt, dat touwtje moet je niet doorknippen. Dat moet je niet óp de tocht zetten. Privacy en zo”. Wiardi Beekman wetenschappelijk Den Uyl: „Dat is een probleem. Je moet mensen ook niet tot me dezeggenschap dwingen. Wel kun je proberen vanuit het onderwijs, vanuit de politiek de gedachte te voeden dat het leuker is als je mee kunt praten. Maar dat is een lange rit”. Het valt me op zegt: dit bedrijf. De nacht tevoren was hij ’s nachts om kwart over drie terug gekeerd van de Parijse topconfe rentie. Den Uyl: „Ja, wat wil je in dit 24-uurs-bedrijf? Korte nacht gehad, en in tegenstelling tot wat sommige legendes willen, moet ik van tijd tot tijd toch wel een beetje slapen”. Den Uyl: „Er is hard gewerkt. Tussendoor maak je dan wel een praatje. Maar contact? Zeer be trekkelijk. Rumor (van Italië - red.) had een auto-ongeluk gehad en moest tussendoor een paar keet naar het ziekenhuis voor röntgen foto’s. Daar is belangstelling voor geweest. Maar: hoe is het met je vrouw en kinderen? Daar is geen tijd voor. Het is allemaal vrij oppervlakkig”. Den Uyl: „Ja, dat is volstrekt juist. Maar die bekende slinksheid dat is een interessant punt om over te praten. Dat slimheid jxp als slecht geldt: dat heeft ook te maken met het generatieconflict. Maar ik heb nooit de morele ver ontwaardiging over de oude poli tiek kunnen delen. En ik geloof niet in de opvatting dat de gene ratie van, zeg maar, ’65 nu in tegenstelling tot de ouderen, vol gens strikte morele maatstaven opereert”. Den Uyl: „Dat is in zoverre juist dat de golven erg hoog gingen in de discussie over de positie van Engeland. Het einde van het En gelse lidmaatschap was heel dicht bij. We zijn langs de rand van de afgrond gegaan. Dat zet mij ook onder spanning, het was uitkijken geblazen”. „Tussen Frankrijk en Engeland kreeg je een situatie die zich in de politiek vaak voordoet: twee auto’s rijden op elkaar af, eentje moet uitwijken, maar wie wijkt er het eerst?” „Maar als zoiets dan bijeenkomt, is dat nieuws in de krant en wil je ook graag dat er wat uitkomt”. Hebben regeringsleiders op zo’n topconferentie ook nog enig per soonlijk contact of gaat het alleen maar over de agenda? Den Uyl: „Da’s een diepe”. Na enig gepeins: „Die vraag is niet te beantwoorden. Maar toch, nee, ik zou dat niet willen zeggen. Gezien de ontwikkeling zou een kabinet van dit type er altijd een keer gekomen zijn”. Na een korte inventarisatie van alle relletjes rond het kabinet dit jaar (Den Uyl: „Er is inderdaad vrij veel te doen geweest”) komen we op het punt dat zijn betrouw baarheid dit jaar nogal is aange vochten. Zijn ontkenning dat Vre- deling gedreigd had af te treden. De „ontkenning” dat hij een brief aan Mansholt had geschreven over de datum waarop in Nederland kerncentrales gebouwd worden, waarna kranten hem als „leuge naar” bestempelden. Den Uyl: „Uitermate vervelende dingen. Een keer heb ik woedend uitgeroepen dat het een godverge ten schande was. Vooral het geval met die brief heb ik me aange trokken. Dat Het Vrije Volk en De Volkskrant schreven dat ik loog, heeft me echt wel geraakt. Niet dat de Telegraaf er twee dagen in zwelgt. Dat zal me een zorg zijn. Maar dat geestverwante kranten even op die toer gaan”. „Ik heb er, dacht ik, wel een verklaring voor. Ik ben momenteel één van de weinigen in de Partij van de Arbeid die volledig bewust in de politiek van de jaren vijftig heeft gestaan. Eigenlijk is mijn hele generatie uitgeweken. Ik ben nog helemaal niet zo oud, maar eensklaps ben ik de enige PvdA’er in het kabinet die al eerder minis ter is geweest”. „Dat feit moet wantrouwen op roepen. Hoe is het mogelijk: ie mand uit die oude sluip- en kruiptoestand, iemand uit de jaren vijftig, de koude oorlog? Die moet wel te handig zijn. Ik denk dat er een behoefte is om aan te tonen dat zo iemand de kenmerken heeft van de oude politiek. De slimmig heden”. „Ik registreer dat en ik vind het knullig. Waarom is zo’n man die dat schrijft te zakkig om even de telefoon te pakken? Na 24 uur ben ik ook dat weer kwijt maar op de dag dat het in de krant stond, heb ik dat maximum van 24 uur om het kwijt te raken, wel nodig gehad. Dan moet je echt even slikken en vloeken”. Den Uyl: „Oh, het gevoel dat je permanent iets doen kunt. Hier zijn geen dagen dat je na afloop denkt: wat heb ik eigenlijk van daag lopen doen? Je kunt waar maken wat je bedoeld hebt. Dat klinkt erg vroom, maar het is wel zo. Het terugdringen van de pracht en praal in de samenleving. Ik ben er bijvoorbeeld gewoon trots op dat dit kabinet volgend jaar anderhalf percent ontwikke lingshulp gaat geven. Als enige land ter wereld. Dat is nog veel te weinig, maar ik vind het toch een geweldig idee”. Den Uyl: „Ik denk van wel, ja, Maar al dat gepraat over tv-optre- dens, daar ben ik een jaar of vier geleden mee opgehouden. Ik heb er nu geen enkele gedachte meer bij, het is sterk routinematig. En ik mag zeggen, dacht ik, dat ik redelijk overkom zoals ik ben. En dat zal dan af en toe ook wel slim zijn”. me nogal gelukkig” U hebt es gezegd: Leg maar es uit dat medezeggenschap belang- rijker is dan het eerste vakantie- tochtje. Den Uyl: „Even met jezelf te rade gaan. Hoe liggen de dingend Maar ik trek het me wel aan”. Den Uyl: „Ik voel geen crisis sfeer”. Den Uyl: „Nou, ik vind dat dit kabinet meer doet dan ik voor mogelijk had gehouden. Dan hoor je zeggen: ze hebben ook veren gelaten. Maar ik voel me nogal gelukkig”. Hebt u ook het gevoel dat dit land nooit linkser wordt dan het momenteel is? kingen. Naar mensen kijken. Op een bankje in het metrostation kijken naar wat passeert, van een alcoholist tot aardige meisjes, ge wone werklui, deftig doende me neren. Plotseling zie ik nu een beeld van maandagnacht voor me: in een portiek staat een jongen, een Algerijn, toch een beetje schichtig: dat beeld”. Hoe reageert u allerlei spannin gen eigenlijk af? Den Uyl: „Nee, ik denk niet dat ik gauw opgeef. Ik heb de drift er iets van te maken. Ik denk ook dat ik me moeilijk meer thuis zou voelen buiten de sferen waar de politieke beslissingen genomen worden. Omdat ik vind dat poli tiek het meest te maken heeft met de essentie van de samenleving. Daarmee is het niet belangrijker dan de wetenschap of het zakenle ven; het is anders”. „Die sfeer kan ik niet missen. Van jongsafaan ben ik erin gedre- geen Ik wou het es een tijdje over uw image hebben. Lange tijd bent u volgens mij overgekomen als een kille, koude, muisgrijze socia list. Den Uyl: „Ik denk dat ik nu als premier beter overkom zoals ik ben, dan toen ik oppositieleider was. Tot mijn verbazing heb ik toen het beeld gehad van de agressieve, doordrammerige, nij- dassige dogmatische socialist. Uit reacties merk ik dat het nu anders is, zij het dat ik het image van de principiële, dogmatische socialist niet kwijt ben. Een misschien ook niet kwijt wil”. „En muisgrijs? Ik heb effen dassen, ik hou wel van die afdek king. Ik heb geen behoefte aan de etalage. Je kunt best zeggen dat daar een zekere hoogmoed in steekt, misschien is dat ook wel zo. Als mensen mijn innerlijk wensen te ontdekken zal ik daar niets toe bijdragen. Dat is zo’n beetje de houding”. In welke auto wilt u persoonlijk het liefste zitten? Den Uyl (me schuin aankij kend): „In de auto die recht door gaat. Maar ik hecht er toch ook erg aan een botsing te voorko men". Ik heb nog één punt: hoe komt het dat, sinds u aan het bewind bent, er geen normale zomer en geen normale winter meer is ge weest? wil het werk hier ontdoen van de mythe het bijzondere. Ik vind dat politici aanspreekbaar moeten zijn, van hun bijzonderheid ontdaan moeten worden, evenals kardinalen en hoogleraren. Allemaal gewone mensen zoals de kruidenier op de hoek”. „Ik herinner me nu plotseling hoe ik als jong maatje directeur werd van de Stichting (het ri_ bureau van de PvdA - réd?) en toen mocht ik de vergaderingen van het partijbestuur bijwonen. Daar zaten Drees, Lieftinck, Mans holt. Dat zijn, hoe noem je dat ook weer, hoogwaardigheidsbekle ders. Maar je ontdekte: het zijn gewone mensen”. Den Uyl: „Veel brieven en tele foontjes. Maar gewone contacten: ja en nee. Het is ondenkbaar dat je nog een bestaan leidt als andere mensen. Ergens speelt het minis- ter-presiden-zijn toch een rol: daar gaat Den Uyl”. Geeft dat een kick als je op een goeie dag premier van Nederland wordt? Den Uyl: „Amper. Dat klinkt hoogmoedig. Ik vond het persoon lijk wel een feestelijke dag, maar de kick van: nou ben je minister president: amper. Ik denk dat ik dat meer had toen ik in Amster dam wethouder werd. De eerste keer dat ik toen de Commissie van Bijstand moest voorzitten, was ik nerveus. Terwiil ik al die mensen kende als m’n broekzak. Maar het was misschien het idee: nu begin je met bestuurlijk werk. Ik heb dat veel minder gehad toen ik minister van economische zaken werd. (In 1965, kabinet-Cals - red.)”. Die nervositeit van toen, in welke situaties hebt u die nu nog? Den Uyl: „Ik geloof dat ik het gehad heb toen ik als minister voor het eerst naar een vergade ring van de Europese Gemeen schap ging. Spaak zat daar, en Couve de Murville. Bekende na men, maak je het daar waar? Maar tegenwoordig: ik moet tot Den Uyl: „Ik zat in een hotel letje vlak achter de Are de Tri- omph. Met twee medewerkers heb ik maandagnacht om half twee nog een korte wandeling gemaakt: even iets proeven van die wat weeë lucht die uit de metro op stijgt, even kijken naar al welvaarts-expulsies. Ik hou slenteren in grote steden. Af en toe vraag je je af wanneer je daar de tijd voor krijgt”. Misschien kunt u dat het beste aan de oppositie vragen. Ik heb nog een paar korte vra gen. Wat moet er volgens u in 1975 in ieder geval gebeuren, wil het zin gehad hebben dat u minis ter-president was. Premier Den Uyl steekt de duim, al op om de zaak fors te gaan optellen; op verzoek beperkt hij zich tot één punt: „Het heeft zin wanneer grote delen van de bevol king, de lage-inkomensgroepen die nog te weinig deel hebben gehad aan de welvaart, het gevoel krij gen dat dit kabinet er toch vooral is voor hen. Doordat ze zien wat wij doen. Ze moeten weten dat ze niet alleen meetellen in de samen leving, maar ook meespreken. Ik wil graag de minister-president zijn van heel Nederland. Maar _ik zit hier alleen omdat de mensen van de onderkant op mij gestetffd hebben”. Den Uyl: „Dat is waar, daar zit een demagogisch element in, het is niet helemaal eerlijk. Maar ik noem met een zekere voorkeur de politiek een bedrijf om het te ontmythologiseren. Daarom heb ik dat „excellentie” ook laten vallen. Het is gewoon de manier van omgaan hier, heel bewust”. Ik zal maar niet bij hengelen hoe lang het kabinet het nog volhoudt? u gaan Van andere politici hoor je vaak dat ze dit vak wel voor een tijdje willen uitoefenen, maar daarna asjeblieft niet meer. Terwijl ik van u het idee heb dat, wanneer niemand uw weg kruist, u er nooit meer mee ophoudt. voor u „Ik voel nooit es Wat helpt het beste? m’n schande bekennen dat ik er

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1974 | | pagina 23