I
Nederland zou veel meer voor
Indonesië kunnen doen
I
GENERAAL SOEHARTO HECHT CEEN ENKELE
WAARDE AAN
buitenlandse
hulp bij
industrialisering
DE ECHTE
WELVAART
NOG VER WEC
„Wij kunnen
„ZILVEREN" STAATSJUBILEUM
niet missen”
h
z/
Gevangenen
Natie van koelies
door Jan van Beek
Kritiek
Zuidmolukkers
Lange roef
Corruptie
Speciale positie
Droom
Missie en zending
m
G>
b
u
d
tf
■W
s1
11
w
ei
d
8' «MbwJ
„Nederland zou veel meer voor Indonesië kunnen
doen!” President Soeharto wjl een vergroting van de
Nederlandse hulp aan zijn land niet helemaal zien als
het afkopen van een schuld, ontstaan na 350 jaar kolo
niale exploitatie. „Als ik terugkijk naar die economi
sche uitbuiting van dit land in het verleden en een
vergelijking trek met de hulp die wij de laatste jaren
ontvangen, dan is er geen sprake van dat de balans in
evenwicht is. Maar dat vragen wij niet, dat is een
schuld die niet te vereffenen is. De 350 jaar koloniaal
verleden zijn niet te bekorten, die kunnen wel de
grondslag vormen voor goede verhoudingen in de vele
jaren die nog komen. Nederland kan als voorzitter van
de Inter Governmental Group for Indonesia een be
langrijke rol spelen, omdat Nederland dit land beter
kent. Ook bilateraal zou Nederland aanmerkelijk meer
kunnen doen. Dat zou andere landen kunnen inspi
reren tot grotere financiële steun”.
Generaal Soeharto, in maart 1973 opnieuw voor een
periode van vijf jaar gekozen als president van In
donesië, is na 25 jaar turbulente onafhankelijkheid
niet van plan het verleden te vergeten. Zelfs al heeft
de jonge staat in het eerste lustrum een historie moe
ten schrijven waarin bijna evenveel bloed is vergoten
als in het hele koloniale tijdperk, haalt hij de Atjeh-
oorlog aan, waarvoor wij generaal Van Heutz eren,
maar de Indonesiërs de grote leider Teuku Umar.
De historie heeft nu eenmaal altijd twee gezichten,
en de waarheid ligt helaas met een klewang tussen
de ribben onder de rubberbomen. Maar in de Indone
sische geschiedenisboeken zijn de Molukkers Thomas
Matulessy en Pattimora, de Javaanse prins Dipone-
goro, de Sumatraan Tuanku Imam, de vorsten van
Goa in Zuid-Celebes en Singa Mangaraja, de koning
van de Bataks, de vroege helden van de vrijheids
strijd. Zo schrijft de jonge natie terecht historie.
R i
President Soeharto speelt gitaar voor zijn dochter.
I
A
Pi
Jan van Beek op bezoek bij president Soeharto.
Komt in het kader van de verdere
ontwikkeling van Indonesië aan Neder
land een speciale positie toe?
len van onze staat, de Pancasilla, uit te
voeren.”
sn;
je
nit
Ne
be
hu
do
do
m<
ee:
er
hu
Pancasilla is de filosofische basis van
de stgat Indonesië en kent vijf principes:
Geloof in een almachtige God;
Het is dan toch op zijn minst vreemd
dat er na negen jaar isolatie slechts,
zegge en schrijve één zodanig is omge
turnd dat hij is vrijgelaten. Alle anderen
zitten nog. Zij mogen hun beroep niet
uitoefenen, of zij nu arts, hoogleraar of
onderwijzer zijn. Zij mogen alleen in de
landbouw werken, twaalf uur per dag.
Zit „het zachtste volk op aarde”, onder
leiding van de „glimlachende generaal”,
moreel niet verschrikkelijk in de knoop
met zo’n onaanvaardbare situatie?
m<
no
ka
ov
w<
is
ee
ge
wr
ge
do
ge,
thi
ell
ve
loc
do
zoi
da
lei
in
kr
de
W
on
he
de
ve:
ve
„Z
je
me
ee:
me
201
zit
V
o.
a
k
h
v
k
n
1
zit
hu
we
tei
ve
ni<
he
pe
hu
gil
me
ov
on
da
zit
1
De zoon van een kleine rijstboer
uit het dorpje Kemoesoek in Midden-
Java, opgeklommen tot leider van het
„zachtste volk op aarde”, de president
van de Republiek Indonesië, generaal
Soeharto, ontvangt zijn gasten zonder
enige staatsie in zijn persoonlijke
werkvertrek in het tot „Istana Mer-
deka” omgedoopte paleis van de vroe
gere gouverneur-generaal van Oost-
Indië. Waar eertijds aan de met zijde
beklede wanden de portretten hebben
gehangen van de nazaten van Jan
Pieterszoon Coen, prijken nu vredige
taferelen van Indonesisch landleven
in olieverf.
daarna. In een vroeg stadium hebben zij
het recht op onafhankelijkheid erkend.
Sommigen hebben echter het misver
stand aangewakkerd en problemen ver
oorzaakt. Zij zijn verdwenen.”
Het doel van missie en zending moet
zijn voldoende Indonesisch personeel op
te leiden om de taak van de buitenlan
ders over te nemen. Het volk wil domi
nees en priesters uit eigen kring. Die
kennen de Indonesische „way of life”
beter. Zolang dat nog niet het geval is,
zijn zelfs jongere buitenlandse religieu
zen welkom, wanneer hun komst staat
in de context van de opleiding van
Indonesisch personeel. „Wij zien de ver
breiding van de godsdiensten die vol
gens onze beginselen vrij zijn niet als
een vorm van religieus kolonialisme.”
Een van de erfenissen van dat verle
den vormen de 37.000 Ambonezen en
Zuidmolukkers, die zonder eigen identi
teit en nationaliteit nog in Nederland
verblijven, deels om hun ongenoegen
over hun weinig te benijden situatie tot
uiting te brengen door het trekken aan
de noodrem van haastige treinen in het
mekka van de welvaart, de Randstad
Holland. Is het mogelijk dat deze men
sen ooit weer naar Indonesië repatrië
ren?
In het Indonesië van vandaag verblij
ven nog 1500 Nederlandse zendelingen
„Als ik terugkijk naar de jaren vóór
1962 en vóór 1940, dan overheerst bij
mij het gevoel dat wij in die lange
historische periode geen kans hebben
gekregen om als natie te groeien. Alles
werd beheerst door de Nederlandse ad
ministratie.”
De oosterse glimlach verdwijnt niet
van het gezicht van de „smiling general”
als hij constateert dat het Hollandse
bewind zijn volk heeft gedegradeerd to!
het lage niveau van „een natie van
koelied”, die moesten leven van twee en
een halve cent per dag. De grote op
brengsten van de rubber- en suikerplan
tages verdwenen in de enorme zakken
van het Nederlandse kapitalisme en wa
ren niet voor het Indonesische volk
weggelegd.
„Wij kunnen de geschiedenis niet te
rugdraaien. Wij kunnen alleen maar
wensen dat de droevige en bittere erva
ringen van mijn volk waardevolle lessen
zijn voor een goede verstandhouding in
de verre en lange toekomst.”
Die verhoudingen zijn bitter slecht
gebleven tot na de overdracht in 1962
van Nieuw-Guinea. „Eigenlijk zijn Ne
derland en Indonesië pas twaalf jaar
bezig om met wederzijds respect de
wonden van het verleden te vergeten. Er
is nu een goede grondslag voor verbete
ring van de verhoudingen.”
„Dat ziet u geheel verkeerd. Zij kun
nen onder elkaar, in hun eigen gemeen
schap hun oorspronkelijke beroep uitoe
fenen, zoveel zij willen. Zij krijgen
daarbij alle steun. Ook de artiesten kun
nen hun eigen werk doen”.
De generaal bedoelt ongetwijfeld het
huisorkest dat de gevangenen hebben
gevormd. Maar iog geen twee weken
geleden is opnieuw een bewaker ver
moord. Het aantal zelfmoorden neemt
schrikbarend toe, evenals het aantal ge
vallen van psychische storingen. Hoe
verklaart hij dat?
„Degenen die moorden, of zelfmoord
plegen, zijn de echte „diehards” van de
communistische kern. Zij bewijzen met
hun daden slechts dat zij de werkelijke
vijanden van het volk zijn”.
en missionarissen.
hen is er al meer dan 40 jaar. Uitgezon
den om het geloof te verkondigen in het
oude „Ons Indië”, dienen zij nu de jonge
staat. Een deel van hen heeft daarvoor
de Indonesische nationaliteit aangeno
men. Heeft Indonesië deze mensen nog
nodig, of zijn de nationale kerken sterk
genoeg om zichzelf te bedruipen?
President Soeharto maakt er geen ge
heim van, dat het hem lief zou zijn als
de Indonesische kerken voldoende eigen
personeel zouden hebben om het zonder
buitenlanders te kunnen stellen.
„Zolang dat niet het geval is, zijn de
buitenlanders welkom, wanneer zij zich
houden aan wat de constitutie van 1945
stelt omtrent de vrijheid van godsdienst.
Missie en zending hebben over het alge
meen de politiek van het onafhankelijke
Indonesië bekwaam gevolgd, zowel tij
dens de strijd in de veertiger jaren als
zichzelf kan helpen? De glimlach ver
dwijnt een ogenblik van zijn gezicht.
Economische problemen maken in de
strijd geharde generaals altijd somber.
„Indonesië bezit slechts twee percent
van de wereldreserve aan olie. Wij halen
op dit moment maximaal 1,5 miljoen
barrels per dag uit de grond. Erg weinig
in vergelijking met de andere olieprodu
cerende landen, te meer daar Indonesië
een bevolking van 130 miljoen te voéden
heeft; een veelvoud van de bevolking
van de OPEC-landen. Het van oorsprong
agrarische Indonesië moet stap voor stap
geïndustrialiseerd worden. Daarbij heb
ben wij hulp nodig. Het eerste vijfjaren
plan is achter de rug. Er moeten er nog
vier volgen. Al die tijd is hulp onont
beerlijk, niet alleen van de IGGI, ook
van andere landen. De rol van de IGGI
is nog een lange tijd van groot belang.
„Corruptie komt in de hele wereld
voor”, vergoeilijkt president Soeharto.
„Wij willen het echter uitroeien. Er zijn
vele maatregelen genomen, zowel re
pressief als preventief; met wisselend
succes. Bij de bestrijding van deze ziekte
van de staat, moeten wij naar de oorza
ken zoeken. Welnu, wij hebben gemerkt
dat de mentaliteit van het Indonesische
volk verziekt en corrupt is door het
systeem van onderdrukking waaraan wij
in het koloniale verleden onderhevig
waren.”
„Dit systeem leidde ons op tot diena
ren, het kneedde ons tot onderwerping
aan de overheerser. Wij noemen dat de
houding van de ambtenaar, die alleen
maar probeert om zijn baas tevreden te
stellen. Dat is mentale corruptie. Die is
Het lijkt na deze monoloog gepast de
president te vragen of hij een droom
heeft gehad toen hij in de veertiger
jaren voor de onafhankelijkheid vocht
en of die droom nu, 25 jaar later, is
uitgekomen?
„Die droom is nog niet uitgekomen; al
zijn wij onafhankelijk, de echte wel
vaart is nog ver weg. Tot die droom
hoort ook het geven van een bijdrage
aan de wereldvrede. De conflicten in de
wereld van vandaag ondermijnen de
hoop op een blijvende vrede. Zolang die
er niet is, is mijn droom nog geen
realiteit”.
Niet alleen waren alle vaderlandse
ondernemingen uit het koloniale tijd
perk genationaliseerd, hadden alle
300.000 blauwogigen hun koelies en
djongossen voorgoed vaarwel moeten
zeggen, waren door een verkeerde
voorstelling van zaken per ongeluk
37.000 Zuidmolukkers de „blanda’s”
maar vast achterna gereisd, in de
verwachting van een eigen republiek;
alle verhoudingen tussen de vroegere
meester en zijn eigenwijze onderda
nen waren zoek.
En als er een jubileum gevierd zou
moeten worden, dan zou dat het ko
peren moeten zijn, omdat het feitelijk
pas twaalf en een half jaar geleden is
dat Nederland leerde dat een klein
nog aangewakkerd door de moeilijke
tijden die wij doormaakten tijdens onze
revolutie. Er was gebrek aan alles en
dat i verleidde de mensen tot onoprecht
heid. Wij moeten ons volk zodanig op
voeden dat wij die ambtenaren-mentali-
teit, die de Hollanders ons hebben opge
legd, kwijtraken. Dat kost grote moeite.
De stelselmatige ondermijning van de
mentaliteit gedurende meer dan drie
honderd jaar verander je niet op slag.
Wij moeten daarbij offers van de bevol
king vragen en dat kost tijd.”
Hoewel enige elementaire kennis
van de Nederlandse taal hem onge
twijfeld zal zijn bijgebleven sinds hij
als sergeant van het Koninklijk Ne-
derlandsch-Indische Leger comman
do’s gaf aan blootsvoetse onderge
schikten, accentueert de aanwezigheid
van een tolk eens te meer dat de
tijden veranderd zijn.
Het feit 8at het op 27 december
van dit jaar 25 jaar geleden is dat in
het kille Den Haag vader Willem
Drees officieel de soevereiniteit over
droeg aan de'Federatie van Indonesi
sche Republieken op één na, Nieuw-
De jonge geschiedenis van het zelf
standige eilandenrijk is voor een deel
met bloed geschreven. Soekarno is de
tweestrijdige personificatie geworden
van de onafhankelijkheid èn van de
politieke en economische chaos. Op 30
september 1965 smoorde zijn regime in
de dood en de arrestatie van honderd
duizenden communisten. Ervoor in de
„In dit kader ligt de hoogste autoriteit
bij het volk, bij de Nationale Afvaardi
ging, die elke vijf jaar door vrije verkie
zingen wordt gekozen. Deze Nationale
Afvaardiging kiest de president, die
moet uitvoere'n wat de wil van de volks
vertegenwoordiging is. Als hij in zijn
uitvoerende taak faalt, zal hij zijn man
daat moeten teruggeven. De Nieuwe Or
de in Indonesië probeert eerlijk en op
recht om de staat te leiden volgens de
regels van de constitutie en de Pancasil
la. In mij is de macht niet gecentrali
seerd, zij is slechts gedelegeerd aan mij.”
Om die bevoorrechting te beklem
tonen, blijkt een gesprek met presi
dent Soeharto, waarvoor aanvankelijk
met grote reserve een half uur was
uitgetrokken, tot anderhalf uur te
kunnen worden gerekt.
„De aanwezigheid van deze 37.000
mensen in Nederland is een direct ge
volg van de Nederlandse houding in de
jaren tussen 1945 en 1949. Het is dus
geen probleem van Indonesië, maar van
Nederland en van de Zuidmolukkers
zelf. Volk en regering van Indonesië
willen diegenen onder hen die zich In
donesiër voelen, graag verwelkomen en
hun dezelfde rechten geven als andere
Indonesiërs. Zij moeten op hun beurt
bereid zijn om zich aan de plichten ten
opzichte van de jonge staat te houden.
Als zij zich willen houden aan de
regels van de Indonesische samenleving,
hebben zij, als zij de Indonesische natio
naliteit aanvaarden, het recht om hier te
leven. Zij kunnen ook terugkeren naar
de eilanden waar zij oorspronkelijk van
daan komen, waar zij kunnen deelne
men in de pogingen tot ontwikkeling
naar grotere welvaart.”
Een van de grootste problemen, die de
ontwikkeling van Indonesië in de weg
staan, is de corruptie. In zijn regerings
verklaring van 17 augustus van dit jaar
heeft president Soeharto dit probleem
erkend en ingrijpende maatregelen afge-
kondigd om er paal en perk aan te
stellen. Hij doet het echter voorkomen
alsof corruptie een uitvloeisel is van het
koloniale verleden. De Hollandse koloni
alist heeft het moreel en de hoge waar
den van het volk aangetast. Is dat niet
een wat te simplistische verklaring?
land ook groot kan zijn in het af
stand doen van gebieden waar het
overduidelijk geen rechten meer op
bezat. Ook Nederland heeft door
schade en schande moeten leren wat
het maken van grote politiek is.
Op verschillende plaatsen in het land
worden nog 20.000 politieke gevangenen
zonder vorm van proces vastgehouden;
10.000 van hen op het eiland Boeroe, dat
ook al in de koloniale tijd als een soort
„duivelseiland” werd gebruikt voor te
genstanders van de koloniale overheer
sing. Komen deze mensen ooit vrij?
„De aanstichters van de communisti
sche coup van 30 september 1965 zijn
verdeeld in drie groepen:
Categorie A zijn de leiders van wie
het aandeel in de coup te bewijzen is.
Zij komen voor de rechter, maar dat
vergt te veel en langdurig onderzoek
(Van de 2000 gevangenen zijn er inmid
dels 200 berecht);
Categorie B zij’n degenen van wie wij
weten dat zij betrokken zijn beweest,
maar waarvoor bewijzen ontbreken. Zij
moeten voor bepaalde tijd getraind wor
den in goed staatsburgerschap;
Categorie C waren ook mensen die
onder verdenking van deelname aan de
coup stonden. Maar zij zijn inmiddels
allen vrijgelaten”.
„Als de gevangenen van de categorie „B”
de principes van Pancasilla aanvaarden,
herkrijgen zij dezelfde rechten als alle
andere Indonesische staatsburgers en
kunnen zij zich weer vrij in de samenle
ving bewegen. Door ze op het eiland
Boeroe te isoleren, geven wij ze de kans
Pancasilla te omhelzen en terug te ke
ren in de samenleving”.
Guinea, zegt de glimlachende gene
raal uiterst weinig. Mocht Nederland
behoefte hebben aan een feestje op
de derde kerstdag vanwege het zilve
ren jubileum van de laatste poging
tot bevoogding van de jonge staat,
dan dient het te weten dat er in
Indonesië nauwelijks een van de 130
miljoen zielen te vinden is die enig
belang aan die datum hecht.
Immers, op 17 augustus 1945 was
de Republiek Indonesia al uitgeroe
pen, die het daarna nog vier jaren
met wisselend succes moest opnemen
tegen de overmacht van het inder
haast uit de resten van de Tweede
Wereldoorlog samengeraapte Neder
landse leger.
Die vertraging heeft het nationalis
tisch bewustzijn van de Indonesiër
slechts versterkt en hem een gegeven
geleverd voor een brok barokke his
torie, geïillustreerd door teutoonse
beeldengroepen op de vroegere klein
steedse Hollandse pleinen van Dja
karta, dat eens Batavia was. Een
vertraging die overigens geduurd
heeft tot 1962, toen onder leiding van
niemand anders dan generaal Soehar
to het laatste restant van Hollands
paternalisme, de tot zelfstandigheid
gebombardeerde natie der Papoea’s,
„In principe willen wij geen discrimi
natie van landen in het kader van de
samenwerking. Maar Nederland begrijpt
van alle hulpverlenende landen Indone
sië het best en kan daardoor een bijzon
dere rol spelen.”
„De behoefte aan buitenlandse hujp
bij de industrialisering van Indonesië is
zo groot, dat wij deze in een lange reeks
van jaren nog niet kunnen missen.”
Tot nu toe is Indonesië aangewezen op
de steun die door de IGGI (Inter Govern
mental Group for Indonesië wordt ge
geven. Van de 900 miljoen dollar die
het land dit j'aar krijgt, neemt Neder
land 70 miljoen voor zijn rekening. In
middels zijn besprekingen met landen
van het westerse socialistische blok en
met de OPEC-landen gaande voor uit
breiding van de hulp. Tegelijkertijd
wordt de oliewinning in Indonesië zelf
een steeds belangrijken hulpmiddel voor
de ontwikkeling. Waar blijft de IGGI,
die de eerste kolen uit het ontwikke-
lingsvuur heeft gehaald, als Indonesië
Nieuw-Guinea, onder het oog van een
lamgeslagen keurkorps Mariniers als
Irian Barat bij de onafhankelijke re
publiek werd ingelijfd.
Pas van dat moment af was het
karwei voor de jonge republiek ge
klaard. Wat door gezond verstand
reeds in 1945 bereikt had kunnen zijn,
werd onder het peetschap van Wil
lem Drees en Joseph Luns ten minste
17 jaar vertraagd, met als resultaat
dat Nederland zo goed als alles in het
schone Insulinde had verloren.
Hoewel in vergelijking met 350
jaar koloniaal profijt uit rubber, olie,
suiker en specerijen, de huidige bij
drage van ons land aan de economi
sche ontwikkeling van de jonge staat
slechts mondjesmaat is, blijkt het
oude moederland nog steeds een be
voorrechte plaats in te nemen. Wie
nog drie woorden Nederlands kent,
zal zich haasten die te spuien tegen
de nazaat van de toeans van weleer.
De gulden is een veel gevraagd
muntstuk voor de om industriële in
vesteringen roepende économen, en
de vroegere kennis van land en volk
van de „Gordel van Smaragd” blijkt
onontbeerlijk voor een versnelde ont
wikkeling.
In de westerse wereld wordt de poli
tieke ontwikkeling in Indonesië niet
zonder kritiek bezien. De „Nieuwe Orde”
van Soeharto en de zijnen wordt her
haaldelijk afgeschilderd als een menge
ling van Gaullisme, corporativisme, nati
onaal syndicalisme en een accumulatie
van macht in de persoon van de presi
dent, die slechts te vergelijken is met de
situatie tijdens de Nixon-administratie.
„Ik moet die kritiek absoluut en cate
gorisch van de hand wijzen. Wij probe
ren slechts onze constitutiën en beginse-
democratie, verstandig geleid door
overleg tussen vertegenwoordigers van
het volk;
sociale rechtvaardigheid voor het ge
hele volk van Indonesië.
rechtvaardige en beschaafde mense
lijkheid;
de eenheid van Indonesië;
Ee groot deel van
plaats kwam de „law and order” van in
het buitenland opgeleide technocraten en
van „smiling” maar ijzerharde generaal
Soeharto. Is na vijf jaar strijd tegen de
Nederlanders en 25 jaar onafhankelijk
heid, de doodgewone Indonesiër waar
het toch allemaal om draait werkelijk
vrij?
„Als wij naar de idealen kijken die
ons hebben beheerst in onze strijd om
de onafhankelijkheid, dan is daarvan
bereikt dat wij een
land
van
vrij en verenigd
zijn geworden dat zich uitstrekt
Sabang tot Merauke. Deze onafhan
kelijkheid moet nog vorm krijgen. Een
gelijke verdeling van de welvaart is nog
geenszins bereikt. Er ligt een lange weg
voor ons, voordat ons volk werkelijk
vrij is. Een rechtvaardige staat opbou
wen, kost een gezamenlijke inspanning
die zeker even zwaar is als de strijd die
wij hebben moeten leveren om onze
onafhankelijkheid te bereiken.
fc'li
tl
i