Ik houd meer van
HP is clubblad
de ingeslikte n
voor mensen die
dan van de
niet in een club
zachte g
willen zitten
W. L BRUCSMA:
de neiging mijn stempel op een ander te dru
R
Ik,
MIFF
■lm
I
p»* a
door Coes Straus
Han Folkertsma
Feiten en research
Derde wereldoorlog
Hiltermann
iiniimiiiiiiiiniiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiiiii
HiiiiHiiiiiniiiiiiniiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiBi
lllllllHlllillilllllllllllllllilllllllHIIIIUI
■I
een legenda wit de faxtójd
araiatm het h^oofdeland
Mb
£1
miiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Foto’s Frits Droog
Mijn geloof
is twijfel
■MP
Kernbegrippen in het gesprek
worden zijn journalistieke loopbaan,
de identiteit van de HP en vooral
zijn visie op de naoorlogse politiek.
Enkele weken geleden is W. L. Brugsma teruggetreden als hoofdredacteur
van het opinieweekblad de Haagse Post. In afwachting van een definitieve
benoeming van zijn opvolger, is een waarnemende hoofdredactie tot stand
gekomen (Heerma van Voss, Vujjsje en Nypels). Wat Brugsma’s opvolger be
treft, gaat de wens van de redactie uit naar Jan Blokker, thans werkend bij
de VPRO, in ieder geval naar iemand die van buitenkomt.
Brugsma is hoofdredacteur van de HP geweest vanaf 1966. Hjj kondigde
twee jaar geleden zijn aftreden aan, maar bleef aan om zijn redactie te steu
nen toen rond zijn opvolging een conflict ontstond. Inmiddels heeft de HP een
nieuw onderdak gevonden bij een linkse uitgever en lijken veel problemen van
de baan.
Een vast gegeven bij de losse verkoop van HP: een buitenlands onderwerp op
de cover verkoopt beter dan een binnenlands.
Willem Leonard Brugsma, 52 jaar oud
(een ouder zusje noemt hem Broertje,
hij verbastert het tot Boebie, een bij
naam die hem tot nu toe is bij gebleven)
groeit op in de Haarlemse Westerhout-
straat. Een milieu dat bepalend wordt
voor zijn verdere leven: de bovenlaag
van de middenklasse. Over de Wester-
houtstraat: „Een ontzettend leuke straat
met veel kinderen. Er werd gevoetbald
en gecricket, iedereen was lid van HFC
en zomers van Rood en Wit. Mijn over
buurman was Ato van der Togt, de
keeper van HFC 1. Piet Ligtenstein,
linksbuiten, van HFC 1, woonde iets
verderop. In die tijd ging iedereen naar
de HBS A of naar de HBS-B. Wat deden
de mensen die er afkwamen? Ze waren
van het type dat naar bet toenmalige
Nederlands-Indië ging of het bedrijfsle
ven in stapte.
een omstreden begrip, die moest worden
gevolgd door invoering van de democra
tie in de derde wereld. Dat is een
goedwillende, maar toch wel naïeve ge
dachte gebleken.' En dat zou dan weer
gevolgd moeten worden door ontwikke
lingshulp. -En waarom moest dat alle
maal? A) omdat het op zichzelf goed was
en b) omdat het ook goed zou zijn cm
de invloed van het Sovjetcommunisme
tegen te houden. Een soort verlichte
versie van het koude-oorlogdenken. Dat
was toen ongeveer links”.
vroeg me of ik al eens eerder wat had
geschreven en dat zou ik dan de volgen
de morgen in de bus moeten doen. Toen
heb ik nog dezelfde nacht twee stukjes
geschreven, een minder vrolijk stukje
over een ervaring in de oorlog en het
vrolijke stukje was geloof ik een cur
siefje, dat in die tijd erg in trek was.
Peereboom belde de volgende dag op en
zei „U bent aangenomen”.
Voor de mensen van nu misschien
oude koek, vindt Brugsma, maar voor
die tijd was het betrekkelijk nieuwe
koek. „Nu zou je kunnen zeggen, het is
wel een beetje een optimistisch wereld
beeld geweest. Er zijn een heleboel din
gen misgegaan: de democratisering in de
derde wereld blijkt onmogelijk te zijn,
de ontwikkelingshulp waarvan we dach
ten dat die de landen naar een bepaald
platform zou tillen, dat is niet gelukt.
De toenadering tot het Sovjetblok is een
eind voortgeschreden, maar niet valt te
ontkennen dat momenteel de vrees voor
een derde wereldoorlog weer de kop
begint op te steken. Waarmee ik niet wil
zeggen dat dat de schuld van de Sovjets
zal zijn, het kan net zo goed Amerika
zijn.
Wat je wel kan zeggen is, dat in het
betrekkelijk optimistische wereldbeeld
tot 1965, dat erg behoorde bij de genera
tie die net de oorlog had meegemaakt,
dat daarin bij velen van die generatie en
zeker bij mij een knik is gekomen.
De laatste uitloper van dat wereld
beeld is D’66. Een partij met een verza
meling van types die als grootste geme
ne deler geven van „we zijn nog verge-
Frans Nypels, een van de drie waar
nemende hoofdredacteuren op dit mo
ment: „Brugsma kwam bij mij niét over
als een echte hoofdredacteur. Hij liet je
vrij je te ontwikkelen, stuurde hoogstens
bij. Een voortreffelijk teamleider die zijn
idealen over vrijheid in praktijk bracht.
Hij had goede journalistieke principes
die ik heb overgenomen: de mensen
altijd blijven achtervolgen en aanvallen.
Het blaffende-hond-principe, je moet
vriend en vijand kunnen attaqueren
zonder onderscheids des persoons. Een
man die de journalistiek van feiten en
research heeft aangewakkerd en zich
daar wel bij vond”.
Brugsma: „Het team van HP is een
verzameling van zeer verschillende men
sen die een heel eigen, onderkoelde con
versatietoon gebruiken, een soort redacti
onele geheimtaal. Onder elkaar wordt
nooit gesproken van de Haagse Post,
soms het HPtje, maar meestal „het
blaadje”. En stukken worden artikeltjes
genoemd. In de trant van „Wil jij voor
de volgende week een artikeltje van zes
kolom voor het blaadje maken”. Maar
het betekent niet dat iemand zich laat
dunkend over de HP moet uitlaten”.
Over de lezerskring van HP: „Week
bladen in Nederland zijn clubbladen. De
lezers vinden er hun eigen maatschappe
lijke voorkeuren in terug. HP heeft
duidelijk een afkeer van verhevenheid,
nou dan word je het clubblad van
mensen die niet in een club willen
zitten. Een groep eigenzinnige particulie
ren die altijd al tegen de padvinderij
zijn geweest of geen zin hebben om met
20 duizend man op straat te demonstre
ren. De verhouding losse verkoop-abon-
nementen is er weer een bewijs van: ze
verdommen het om zich te abonneren.
Liever een keer in de week naar de hoek
van de straat en een ding halen, dat
aanwijsbaar duurder is en dat bovendien
in de winter een natte regenjas veroor
zaakt, nee, liever de vrijheid iedere
week een keus te maken!”
konden komen. Als collega was ie erg
plezierig, zijn ideeën over vrijheid gin
gen ook voor anderen op. Over zijn
kampervaring liet hij zich niet op de
krant uit, alleen als je er in een per
soonlijk gesprek op wilde ingaan. Hij
kon die oorlogservaring heel redelijk
plaatsen. Ik had de indruk dat hij het
heel positief verwerkt had, wat natuur
lijk mogelijk was op zo’n jonge leeftijd”.
„Toen ik bij HD kwam, had Boebie na
de oorlog al heel wat buitenlandse erva
ring opgedaan. Zijn vermogen bestond
daaruit dat hij die ervaring heel goed
kon integreren in zijn verhalen. Toen hij
in ’54 naar het ministerie van Buiten
landse Zaken ging, vroeg niemand zich
dan ook af of hij het zou rooien, maar
wel was het een raadsel dat hij die baan
koos omdat zijn ideeën over vrijheid
dwars stonden op de stipte ambtenarij”.
Brugsma: „Dat was een misgreep. Ik
had als woordvoerder een proeftijd van
een half jaar, die heb ik niet verlengd.
Peereboom had het me al voorspeld: je
bent een journalist en als journalist wil
je alles te weten komen. Dat wordt op
een ministerie niet op prijs gesteld”.
Brugsma komt terug in de journalis
tiek, wordt reisredacteur voor de GPD
(Gemeenschappelijke Pers Dienst). Een
periode die tien jaar zal duren, begin
nend met de Algerijnse opstand en afge
sloten met het begin van de Algerijnse
onafhankelijkheid. Zijn stukken krijgen
titels als „Kamal Djoemblatt’s wilde
Droezen in het trotse stamslot Moekhto-
ra”, „Addis-Abeba van norse haviks-
horst tot Afrikaanse metropool” en „Tus
sen Gaza’s duinen koesteren duizenden
een vergeefse hoop”. Interviews volgen
met Nehroe, Stroessner, Bourguiba, Ab-
doel Rahman, Soekarno.
Hij blijft tot 1964 elk jaar acht maan
den in het buitenland. „De dekolonisatie
van de derde wereld, dat was toen echt
Opvallend op de tv ook zijn twee
gezichten: opzij een veel oudere
blik, haast vaderlijk. En face jonger,
kameraadschappelijker. Thuis, in
zijn geïsoleerd gelegen boerderij in
het Brabantse Esch, wordt dat beeld
nog eens bevestigd. Een rap prater
zelf, met goed geformuleerde me
ningen en een schat aan ervaringen
die zijn ideeën funderen, wat zijn ge
loofwaardigheid in grote mate ver
sterkt.
Ik had geen idee waaruit mijn werk
zou bestaan, die eerste dag. Het werd
het bewerken van een berichtje buiten
land van vijf regels voor de voorpagina.
Om kwart voor tien zei de legendarische
oude Van Tilburg „nou is het tijd voor
het politie-rapport” en ik werd meege
nomen naar het bureau in de Smede-
straat door Han Folkertsma. die ook
leerling-verslaggever was, maar drie
maanden langer in dienst was”. Fol
kertsma speelde later een belangrijke
rol in de „HP-affaire”. Brugsma leerde
er meer collega’s kennen, die later al
dan niet in de journalistiek omhoog zou
den klimmen: David Koning als kunst
redacteur, Peter Hofstede, Henk Bier-
sterker, Piet Franse, Eddie Koning, Jos
Lodewijks, de laatste twee thans de
hoofdredactie vormend van de Haarlem
se Damiate-groep.
Jos Lodewijks: „Brugsma had, toen hij
op de krant kwam, in het bedrijfsleven
een salaris gehad op een zeer redeijk
niveau. De omstandigheden in de jour
nalistiek waren er destijds naar dat een
leerling-verslaggever heel matig werd
betaald. Hij had als leerling bovendien
al een iets gevorderde leeftijd. Hij zou
een financiële opdonder kunnen krijgen
en kon bovendien het risico lopen dat
hij niet zou slagen als leerling.
Maar dat ging allemaal anders dan we
bizon der enthousiaste en getalenteerde
dachten. Brugsma ontpopte zich als een
jongeman die het allemaal in zijn vin
gers had. Hij had een enorme creatieve
drift, gepeperd met een flinke humor.
Z’n schrijf drift was geënt op alles wat
er in de maatschappij gebeurde, hij zag
óveral het journalistieke element in.
Peereboom en ik zeiden dan ook tegen
elkaar dat we iemand op de kop hadden
getikt, die tot de groten in de journalis
tiek zou kunnen uitgroeien. Dat heeft
er al direkt vanaf het begin in gezeten.
Brugsma was ook tot alles bereid. Of
het nu een brandje midden in de nacht
was, dat hij moest verslaan, of een
reportage in een verafgelegen stad. Hij
toonde een vakliefde en enthousiasme
die ik nog maar zelden ben tegengeko
men. Daarbij had hij een enorme colle
gialiteit, wilde iedereen helpen, ook als
het ten koste van hemzelf ging”.
Piet Franse (KRO): „Boebie was een
opvallend aanwezige persoonlijkheid,
maar voor niemand erg nadrukkelijk, het
betekende niet dat anderen niet aan bod
•SL
HET TELEVISIE-GESPREK met
Stikker in j,Eén op zondag" toont
zijn journalistieke kwaliteiten op hun
best. W. L. Brugsma weet de ge
ïnterviewde met een minimum aan
woorden aan de praat te krijgen,
verwerft snel het vertrouwen en
schept een klimaat waarbinnen de
ondervraagde veel over zijn gedach
ten loslaat, zonder dat hij in zijn
eigenwaarde wordt aangetast. Brugs
ma’s laconieke en nooit opdringe
rige vraagtechniek is duidelijk in de
Haagse Post terug te vinden, het
blad waarvan hij sedert 1966 tot voor
kort hoofdredacteur was. Een zelfde
techniek die bij Het Gat van Neder
land en nu nog in Berichten uit de
samenleving te herkennen is.
al links van de VVD”. „Liberaal, maar
niet VVD-Iïberaal. Er zaten elementen
in van het Engelse liberal, meer het
klimaat van het latere D’66. Öat is een
tijd zo gebleven, totdat ook D’66 veran
derde en de HP veranderde. Niet dat het
een partijblad was, maar toch was er een
mate van geestelijke verwantschap”.
De meerderheid van de redacteuren
waren PvdA, dan volgde een groep D’66,
en vervolgens een enkele PSP’er. „Tegen
over de PPR heeft men altijd wat
sceptisch gestaan. Sloot ook niet bij
mijn eigen denken aan, dat is een karak
terologische kwestie. Ik houd meer van
de ingeslikte n dan van de zachte g.
Meer van de rationele benadering van
de politiek dan van een emotionele of
zelfs een die van boven af geïnspireerd
wordt”.
Geloof heeft voor Brugsma nooit een
rol gespeeld „Nee, ik moet zeggen, ik
zou er best een willen hebben met mijn
pessimistische wereldbeeld. Maar ik
slaag er niet in om er eentje te vinden.
Ik ben meer agnosticus. Mijn geloof is
twijfel”.
De Haagse Post, merkt Brugsma op, is
altijd een eigenwijze krant geweest.
Door S. F. van Os in 1913 opgericht,
heeft zij de raarste slingers gemaakt.
Soms leunend tegen het nationaal socia
lisme aan (voor de oorlog) na de oorlog
ondermeer in handen van het comité
Burgerrecht. „Rechtser kan je het niet
denken. Uiteindelijk kreeg Hiltermann
de leiding. Dat is een man over wie zeer
verschillend gedacht wordt, maar vol
gens mij veel minder eenvoudig te be
grijpen dan rechts en links denken. Hij
wordt als een conservatief beschouwd en
dat is hij niet helemaal, hij noemt
zichzelf radicaal in de Franse zin van
het woord, de kant uit van Mendès-
France” (Kennelijk onwillekeurig krijgt
Brugsma’s stem dezelfde klank en frase
ring als die van Hiltermann).
„Op een gegeven moment heeft hij
een vernieuwing bij de Haagse Post
doorgevoerd in de zin van een nieuws-
weekblad, weliswaar niet op magazine
formaat maar wel met een magazine-
formule. Hij trok mensen aan die toch
moeilijk als conservatief en braaf kon
den worden beschouwd: Simon Vinken
oog, Verhagen, Sleutelaar en Trino Flot-
huis. Onder invloed van de HP heeft de
Nederlandse journalistiek toen grote
veranderingen ondergaan”.
Als Brugsma het hoofdredacteurschap
van Hiltermann overneemt, staat de HP
Brugsma schrijft zijn eerste stuk voor
de Haagse Post in 1966. Over de verkie
zingsoverwinning van D’66, Hans van
Mierlo met de geheven bierfles. „Dat
stuk heette „Een bloedneus voor het
establishment”. Ook toen we in 1968
besloten met de HP op magazine-for-
maat over te gaan, was dat op zichzelf
het bewijs van een nog heersende opti
mistische toekomstverwachting. Want als
je pessimistisch bent, ga je zo’n grote
verandering met alle dure toestanden
niet aan”.
„Het eerste stuk waarin ik van mijn
somberheid getuigde (in ’70-red.) was
toen we het omslag veranderden. Daar
stond een dubbele column in en het zou
me niet verbazen als die toen getiteld
was „Het ruimteschip aarde”
ten om Nederland te democratiseren, in
Den Haag, laten we dat ook nog even
meenemen”. Dat is met D’66 verdwenen
en heeft plaatsgemaakt voor een toene
mend pessimistisch wereldbeeld. Eerst
op lange termijn, de Club van Rome.
De gedachte van „we zijn helemaal op
de verkeerde weg” en nu al zeggen we
dat we ons voor die problemen geen
zorgen hoeven te maken, maar we zijn
nu in een situatie terecht gekomen van
een zo hevige economische crisis dat
daaruit haast als vanzelf een oorlog kan
groeien”.
Alleen toen ik zo ver was om van
school af te gaan, brak de oorlog net uit.
Je kreeg nog net 14 dagen vrij om voor
het eind-examen te werken. Precies het
begin van die twee weken Was de tiende
mei 1940. Dus toen de Duitsers over kwa
men vliegen, was de eerste gedachte
„prima, oorlog, geen eindexamen”. Maar
dat was een misrekening, dat examen
ging gewoon door”.
Brugsma wijkt uit naar Parijs, wordt
opgepakt. Transport naar Duitsland, Bu
chenwald. Dan Neuengamme, later Natz-
weiler, en Dachau. De bevrijding komt
in 1945. Een foto, met Ed Hoomik pose
rend tegen een bus met het opschrift
Thanks to the Yanks. Brugsma: „Ik ben
na de oorlog min of meer bij toeval in
de journalistiek terechtgekomen. Na
eerst een jaartje te hebben uitgeziekt,
ben ik, naar Haarlemse gewoonte, het
bedrijfsleven in gegaan. Dat werd een
sigarettenfabriek in Amsterdam, maar
dat beviel me na 14 dagen al slecht. De
directeur adviseerde me de journalistiek
in te gaan. Nu was ik bevriend met de
zoon van de oude Robert Peereboom
(destijds hoofdredacteur-directeur van
Haarlems Dagblad-red.) dus ik dacht
laat ik met Peereboom gaan praten. Hij
Brugsma; „Een typische PPR-krant
vind ik de Nieuwe Linie. De HP is meer
een kwestie van humeur. Het blijft toch
een understating blad. We denken laat
dunkend over het blad zelf en- dat
strookt niet met de taal die de PPR
gebruikt De PPR is ook een beetje
verheven, ideeën over hogere moraliteit
en motivatie, onzettend edel. Bij mij is
dat niet zo”.
Hij wijst er op dat de toon van het
understating al aanwezig was bij zijn
komst. „Ik kwam er als hoofdredacteur
en nu ben ik toch al niet zo’n bazig
persoon, het kostte mij de grootste
moeite tegen iemand te zeggen dat zijn
stuk niet zo goed was. Liever zet ik
iemand op het goede spoor en enthousi
asmeer hem voor een onderwerp, be
paalde vragen suggereren. Maar nakij
ken van huiswerk, dat hoeft niet voor
mij. Ik heb niet zo verschrikkelijk de
neiging om mijn stempel op een ander
te drukken, dat kan ook luiigheid zijn”.
|P
4
A