Jongeren gaan twintig uur per week „ander” werk doen
Vader doet de huishouding
moeder heeft
en
een
i-M
PLEIDOOI VOOR AANLEREN VAN TWEE BEROEPEN EN HET OPHEFFEN VAN EENZIJDIGHEID
J
Ontplooiing
door Peter Huysman
Minderwaardig
1
wezenlijken. PRO is geen afkorting, alleen een bondige naam.
door Jan Kuppenveld
Zuiniger
Als alles naar wens verloopt gaat in september het project „PRO” van
start, waarschijnlijk in Utrecht. Na twee jaar denken en praten wil initia
tiefnemer Jan Schuiling nu concreet gaan beginnen met een groep jon
geren in de leeftijd van 18 tot 30. Deze jongeren gaan een jaar lang wer
ken, welzijnszorg, scholing en vorming combineren. Het idee achter PRO
is jongeren ervaringen te laten opdoen die belangrijk zijn voor hun ver
dere leven. Zij kunnen zich een jaar lang oefenen in een nieuwe levensstijl
met plezierige leef- en werkomstandigheden en hun eigen ideeën ver-
Stoer
A'l
De omgekeerde wereld
een
R»
Hans: „Ik ervaar het als enorm positief
als ik ’s morgens met mijn hond door de
bosjes loop en ik zie al die duffe
automobilisten, die op weg naar hun
werk zijn. Ik voel me dan erg vrij en
hij mikado met ze speelt. Hij schenkt
ook de koffie en limonade in. En hij
handelt de zaken met de melkboer af.
Helga: „Hij vindt het gewoon fijn om
veel met de kinderen op te trekken.”
Hans heeft niet de indruk dat de
omgeving hem erop aankijkt, dat hij
voor het huishouden heeft gekozen. Hij
zegt: „Ik moet ook zeggen dat ik er niet
erg op let. Het kan me niet zoveel
schelen wat de mensen van me zeggen.
Helga laat met trots haar
„gerestaureerde” spijkerbroek zien. Op
bil-hoogte is er op zeer vakkundige
wijze een stuk ingezet. Hans zegt: „Ja,
het is nu eenmaal zo; ik heb twee
rechtse handen. Ik zit graag achter de
naaimachine: kleding verstellen,
enzovoort. Dan zet ik er een plaatje bij
op en dan voel ik me prima.”
Woutertje, nu acht jaar, is eens
gevraagd: „Wat is jouw vader eigenlijk?”
Hij heeft toen niet gezegd: busschauffeur,
dokter, magazijnbediende,
rijksambtenaar of boer. Woutertje heeft
geantwoord met: „Mijn vader is mijn
vader en die zorgt voor de hond en voor
ons.” Het was een volmaakt eerlijke en
juiste reactie van de jongen, want vader
Hans Schonk (34 jaar) en moeder Helga
Schonk (30 jaar) hebben inderdaad de
rollen omgedraaid: vader doet het
huishouden en moeder werkt, zoals dat
heet.
Vier jaar geleden heeft het gezin Schonk
definitief besloten tot „een volledig
gewijzigd rollenpatroon” Het was geen
plotseling besluit „We zijn er
spelenderwijs naar toe gegroeid”, zegt
Helga. „Aanvankelijk werkten we beiden
part-time en deden samen het
huishouden. We hadden het erg
gemakkelijk, want we woonden de
eerste jaren van ons huwelijk in bij
mijn moeder. Toen zij eind 1970
overleed, besloot Hans thuis te blijven,
het huishouden op zich te nemen, de
kinderen te gaan verzorgen en wiskunde
te gaan studeren.
Hans Schonk: „Van het begin af aan
heb ik een ongelooflijke hekel gehad
De 27-jarige Jan Schuiling is al tien
jaar als welzijnswerker actief in Leeu
warden en kwam zodoende veelvuldig in
aanraking met jongeren. De laatste drie
jaar houdt hij zich voornamelijk bezig
met communicatietraining, lesgeven en
het begeleiden van een open jongeren
centrum.
„In gesprekken met jongeren merkte
ik dat ze niet tevreden zijn. Dat ze meer
willen. Ze hebben het idee dat er behal
ve hun werk niets is waar ze zich mee
bezighouden en aan dat werk hebben ze
vaak nog niet eens zoveel plezier. Want
hoe gaat het op dit moment. Doodmoe
van je werk thuis, ga je maar voor de
televisie zitten. En in het weekend is er
telkens weer de tv, het voetballen en de
bar. Heel veel jongeren willen iets an
ders maar ze hebben geen mogelijkhe
den; er is geen kader waarbinnen ze iets
kunnen doen”.
Het probleem speelt echter niet alleen
•nder de werkende jongeren. Jan Schui-
In de Haagse Viviënstraat woont
het gezin Schonk: vader Hans, moe
der Helga en zoontjes Wouter en
Remco. In goed feministisch vakjar
gon heet het, dat zij het gebruikelijke
rollenpatroon volledig hebben door
broken. Of anders, eenvoudiger ge
zegd: vader doet het huishouden en
moeder werkt (alsof huishouden geen
werken zou zijn).
en vorming en daar kunnen weekends
georganiseerd worden voor de groep.
Totdat de deelnemers een eigen kamer
hebben, zouden ze daar ook kunnen
wonen. Maar een leefgemeenschap wil
len we niet zijn.”
Hij heeft altijd gevoeld voor een
huishoudelijke taak; zij vindt zichzelf
totaal ongeschikt voor dit werk en
heeft van kindsbeen af graag met
jongeren (met name die uit de zwak
ste economische milieus) willen wer
ken. Zij is dan ook club- en buurt
huiswerker, geeft les aan de Sociale
Academie in Rotterdam, trekt zich in
het bijzonder het lot van de „achter-
onafhankelijk. Natuurlijk heb ik ook
een dagtaak, zijn er dingen die gewoon
moeten gebeuren. De hond moet worden
uitgelaten, de kinderen Wouter en
Remco (7) moeten naar school
worden gebracht. Ik doe boodschappen,
maak de bedden op, doe de afwas.”
Helga: „Er is geen sprake van dat ik
huishoudelijk werk minderwaardig vind.
Integendeel, het is minstens even
belangrijk als dat andere werk, buiten
de deur. Alleen, Hans is verschrikkelijk
handig en ik niet. En trouwens, de hele
dag achter de tikmachine, is dat zo’n
interessante job? Er wordt altijd gezegd:
alleen een vrouw kan een huis gezellig
maken. Onzin! Een man of een kind kan
dat ook, soms beter.”
De kinderen van Hans en Helga ervaren
de „omgekeerde” situatie als volkomen
normaal. Hans: „Doordat Remco en
Wouter waarnemen dat vader er niet op
uit is de bovenste trede van de
maatschappelijke ladder te bereiken, zijn
zij zelf ook minder prestatie-gericht
geworden. Als ze acht van de tien
sommen fout hebben, komen ze
verheugd thuis met de mededeling: ik
had er twee goed. Ik geloof dat er goede
kanten aan zo’n instelling zitten.”
Omdat Helga onregelmatige werktijden
heeft behalve werkzaam in het club-
en buurthuiswerk, geeft ze ook één
keer per week les aan de Sociale
Academie in Rotterdam zien Wouter
en Remco hun ouders vrij veel samen
„Dat kan een kind van een
rijksambtenaar, om eens iets te noemen,
niet zeggen. Zo iemand is dagelijks van
half negen tot half zes op kantoor. Als
hij thuis komt, is hij doodmoe, wil eten,
vouwt zijn kranje open. Dan gaat de
televisie aan en is het al gauw weer
bedtijd.”
Dat de kinderen Hans volledig als
eerste verzorger” hebben geaccepteerd,
is overduidelijk. Ze vragen aan hem of
zé buiten mogen spelen. Ze willen dat
„Als iemand op een groepsbijeenkomst
het niet meer kan houden, moet hij het
recht hebben naar zijn eigen kamer te
gaan. Maar als de groep hem nodig
heeft of het vervelend vindt dat hij
weggegaan is, moet hij toch ook wel
terug kunnen komen. In PRO moeten
zowel de individuele ontplooiing als de
ontplooiing tot groepslid volkomen tot
hun recht komen.
In een groep als PRO die ondanks
ieders privacy toch vrij intensief met
elkaar moet optrekken, kunnen de nodi
ge problemen ontstaan. Jan Schuiling:
„Het zal heel wat zweet kosten, maar je
hebt ook de mogelijkheid dingen met
elkaar op te lossen. Bovendien is het de
taak van de projectleider een bindend
element in de groep te zijn. Hij zal
situaties bespreekbaar moeten maken en
aan de hand van communicatietraining
moeten aangeven wat er fout is gegaan.
Natuurlijk kan er na drie of vier maan
den bij mensen in de groep een soort
crisis ontstaan. Zij zullen het niet meer
zien zitten. En dan is het zaak om de
groep toch bij elkaar te houden. Daarom
is ook die termijn van een jaar gekozen.
Wat het scholings- en vormingspakket
betreft, zal de projectleider er zorg voor
moeten dragen dat theorie en praktijk
ling komt dezelfde onlustgevoelens ook
bij studenten tegen. De studenten komen
vaak tot de ontdekking dat ze alleen
maar studeren en in feite buiten de
maatschappij staan.
In het project PRO wil men de deel
nemers nu zoveel mogelijk binnen die
maatschappij plaatsen. Ongeveer 20 uur
per week zal er, in de huidige opzet,
gewerkt worden. En dan met name on
geschoold werk: bij plantsoenendiensten,
in fabriek of winkel. Ongeschoold werk
is niet pér se een voorwaarde maar de
praktijk heeft uitgewezen dat men in
die categorie het makkelijkst aan part
time banen kan komen. Tien uur wordt
er gewerkt in bijvoorbeeld een buurt
huis, jongerencentrum, hulp-of infor-
matie-instellrng of in kerkelijk jeugd
werk. Nog eens tien uur per week zal
worden besteed aan scholing en vorming
met lessen over maatschappelijk, cultu
reel en opbouwwerk, over politieke en
levensbeschouwelijke stromingen.
Jan Schuiling: „Het voornaamste be
ginsel van PRO is het integreren van
deze verschillende onderdelen, zodat the
orie en praktijk geen twee afzonderlijke
grootheden blijven zoals op dit moment
mensen kunnen zich dan weer op een
ander terrein bekwamen, maar daarvoor
is het wel noodzakelijk dat die niet-
produktieve arbeid betaald wordt”.
En hoewel er van overheidswege ook
druk bezuinigd moet worden, heeft Jan
Schuiling een concrete oplossing voor dit
probleem, „Door het creëren van twee-
lingbanen zou een gedeelte van het geld
dat nu naar WW-uitkeringen gaat, ge
bruikt kunnen worden voor de financie
ring van deze werkers. Maar dan moe
ten niet alleen werklozen op half-time
basis gaan werken, maar ook anderen
die wel een baan hebben.
Het eerste project PRO zal hoogst
waarschijnlijk in Utrecht van start
ga’an. Deze stad is gekozen vanwege haar
centrale ligging.
Jan Schuiling: „Ik vind het project
eigenlijk te belangrijk om het alleen tot
Leeuwarden te beperken. Het moet lan
delijk worden: er kunnen ook PRO’S in
andere steden komen. Maar Utrecht is
als eerste zo bijzonder geschikt omdat
daar veel te doen is op het gebied van
welzijnswerk. Bovendien zijn er in
Utrecht veel instanties en groepen waar
je allerlei informatie kunt halen.
De deelnemers aan het project PRO
hebben gedurende een jaar bijzonder
veel met elkaar te maken, maar toch
wil het project beslist geen leefgemeen
schap zijn. „Ieders recht op privacy
moet gegarandeerd worden. De deelne
mers hebben een eigen kamer in
ander deel van de stad. We streven er
wel naar een centraal pand te krijgen.
Daar zou de projectleider en zijn gezin
moeten wonen, daar kunnen groepsbij
eenkomsten gehouden worden, scholing
wiskunde op, stopte daarmee toen hij
gedurende meer dan een jaar ernstig
aan astma leed. Toen zijn schoon
moeder stierf, nam hij de volledige
verzorging van de kinderen op zich.
Hij zegt zich „als een vis in het
water” te voelen achter de vaat, de
naaimachine of stofzuiger. „Héérlijk,
als ik met de hond in het bos wandel
en je ziet ze naar kantoor gaan.”
m onze samenleving aan
Haagse wijken, veel verga-
gesprekken met gemeente-
Hans: „We moeten met zijn allen van
het idee af: wat een boer niet kent, dat
vreet die niet. Zo vind ik ook dat de
verplichting om te werken om in je
levensonderhoud te voorzien zou moeten
komen te vervallen. Per computer zou
moeten worden bekeken dat alleen
degenen die werkelijk graag een beroep
uitoefenen, gaan werken. De anderen
zouden zich op een andere, creatieve
manier moeten bezighouden. Daarmee
zou gelijk het werkloosheidsprobleem
zijn opgelost. Het betekent wèl dat we
het met zijn allen wat zuiniger aan
moeten doen. Neem nou een
wasmachine: die zou veel economischer
kunnen worden aangewend als die door
meerdere gezinnen werd gebruikt. Ja, je
zou wel naar een andere maatschappij
moeten.”
aan het keurslijf van een vaste baan. Ik
kan er niet tegen als ik door anderen
achter mijn broek wordt gezeten. De
dagelijkse sleur van het huisje-boomjfie-
beestje, van het van-negen-tot-vijf-
ritme, ik heb me er nooit happy bij
gevoeld. Hoewel ik een op zichzelf niet
een onaardige baan als ontwerper bij
Rijkswaterstaat had.”
Helga voert aan: „Ik kan niet buiten
werken. Ik zou dood gaan. Ik moet met
mensen kunnen omgaan. In mijn werk als
buurt- en clubhuiswerker is dat contact
er voortdurend. Het huishouden zou ik
niet willen en niet kunnen doen. Ik ben
verschrikkelijk onhandig. Een trap
dweilen vind ik af en toe wel aardig,
maar dan houdt het ongeveer op.”
Hans: „Ik zie werken als een
noodzakelijk kwaad. Ik vind het
eigenlijk waanzinnig, dat je door deze
maatschappij, die alleen op prestatie is
gericht, gedwongen bent geld te
verdienen om je in leven te houden. Ik
ken zo ontzettend veel mensen die in
hun baantje vastgeroest zitten Die daar
maar op één ding zitten te wachten, en
dat is op hun pensioen. En dan zijn ze
eenmaal 65 en dan weten ze, doordat ze
ineens uit hun ritme zijn gehaald, niet
eens wat ze met hun vrije tijd aan
moeten.”
Helga: „Het begint al in het onderwijs.
Van jongs af aan wordt erop gehamerd
dat je een deugdelijk vak leert. Of, als
je rijker bent, dat je een goede opleiding
volgt. Want hoe meer geld je later gaat
verdienen, hoe mooier het is. Je kunt
dan veel kopen en dat vindt de
maatschappij dan weer prettig, want
daarmee houd je de economische
machine draaiende. Het „moet” allemaal
zo erg. Als je je tijd besteedt aan het
lezen van boeken of op andere manieren
die niet dadelijk zichtbare vruchten
(zichtbare produktiviteit) afwerpen, dan
ben je een luiwammes.”
Helga: „Alsof mannen dat geen leuk
werk zouden mogen vinden. Maar dat is
ook weer zo’n specifiek trekje van deze
maatschappijeen vent hoort stoer te
zijn. Laatst was ik met mijn zoon in het
ziekenhuis: een wond aan zijn gezicht.
De dokter zei: och, zo’n litteken bij zo’n
jongen, dat staat toch interessant.
Terwijl ze bij een vrouw nota bene
plastische chirurgie tot in het oneindige
toepassen om elk vlekje of oneffenheidje
te verwijderen.”
Hans: „Hoewel ik me onder normale
omstandigheden heerlijk voel, en niets
anders zou willen, bekruipt me wèl eens
een gevoel van afhankelijkheid, een
soort angst dat Helga ineens zou
wegvallen. Die afhankelijkheid is
synoniem aan wat vrouwen voelen die
veiligheid bij hun man zoeken. Zo van:
wat moet ik verder als hij er niet meer
zou zijn. Maar ik heb dat gevoel
gelukkig maar zelden, hoor.”
Helga: „Het enige aanwijsbare nadeel
dat we van onze situatie ondervinden, is
de behandeling door officiële instanties.
Het is de belastingdienst bijvoorbeeld
niet duidelijk te maken of ze willen
het niet begrijpen dat ik werk en
Hans het huishouden doet. Ze weten
gewoon niet wat ze met ons aan moeten,
omdat het buiten hun boekje valt. De
man, vinden zij, is het hoofd van het
gezin, brengt het geld in, en van die
situatie wordt uitgegaan. Het kost ons zo
ontzettend veel energie om ze steeds
mgar weer duidelijk te maken dat het
bij ons anders ligt. En steeds weer luidt
het antwoord: „Nou mevrouw, we
wachten met die aftrekposten maar af,
want binnenkort zal uw man tóch wel
weer gaan werken.” Je wordt er gek
van!”
Hans: „Ik heb nog wel eens
moeilijkheden bij de grens, als ik mijn
paspoort moet laten zien. Daar staat
geen beroep in. Dat vindt men
eigenaardig. Verder kan ik niet zeggen
dat we last van de buitenwereld
hebben.”
Helga: „We hadden destijds als eerste
gezin in deze straat rode vitrage voor de
ramen hangen. Dat vond men
aanvankelijk ook maar vreemd. We
hoorden van vriendjes van Remco en
Wouter: eigenlijk mogen we niet bij
jullie spelen. Kinderen zeggen die dingen
nu eenmaal eerlijk. Later hoorden we
dan weer bij toeval dat het „bij die
Schonken best meeviel”. Netjes
opgeruimd, en zo. Nu heeft iedereen
gekleurde vitrage, bij wijze van
spreken.”
blijvers
(actief in
deringen,
aadsleden, opstellen van begrotingen).
Hans heeft full-time als ambtenaar
(bij Rijkswaterstaat) gewerkt, bleek
echter allergisch voor het strakke
ritme van een vaste baan, kreeg een
teleurstelling (promotie die niet door
ging) te verwerken, vatte een studie
geïntegreerd worden. Jan Schuiling
denkt daarbij vooral aan werk in de
wijken, in een buurthuis of ziets. Hij
kan zich indenken dat een aantal deel
nemers zich helemaal richt op één wijk
en van daaruit ook de theoretische
kennis opdoet. Die jongeren zouden ei
genlijk ook in zo’n wijk moeten leven
en het lijkt Jan dan ook ideaal als
buurtbewoners zouden zeggen: ik wil
zo’n jongen wel een half jaar bij mij in
huis. En dan niet uit winstoogpunten,
maar om werkelijk te integreren.
Na een jaar PRO kunnen de deel
nemers verder gaan in hun eigen woon
plaatsen; zich daar bezig gaan houden
met bijvoorbeeld welzijnswerk of ze
kunnen er een tweede jaar aan vastkno
pen. Maar ze kunnen ook teruggaan
naar de fabriek.
Het project PRO is niet aan Utrecht
of Jan Schuiling gebonden. Het is de
bedoeling dat er op den duur vele PRO’S
tegelijk gaan functioneren. En ieder pro
ject kan zijn eigen uitwerking geven aan
het basisidee: integratie van werken,
scholing en vorming en welzijnswerk.
De subsidieaanvraag voor de eerste
PRO ligt al een jaar bij CRM en Jan
Schuiling wacht nu de reactie af van de
verschillende instellingen die hij in
Utrecht heeft aangeschreven. Officiële
contacten zijn er nog niet gelegd. Pas
als blijkt dat er interesse voor is, wordt
er gezocht naar een pand en werk. Het
belangrijkste voor het werk is de reactie
van de bedrijven: het zal meer improvi
satie kosten, maar tweelingbaantjes
moeten mogelijk zijn. Voor verdere in
formatie over PRO: De Bird 17-6 hoog,
Leeuwarden. Telefoon: 05100-60844.
„Mijn vader is vader en die zorgt voor de hond en voor ons”
het geval is. Wij gaan er ook van uit dat
nroduktief en niet-produktief werk ge
lijkelijk gewaardeerd moet worden. Op
liet ogenblik is het zo dat produktieve
arbeid, het werken in een fabriek, win
kel of op een kantoor, hoger gewaar
deerd wordt: dit blijkt uit het feit dat
het betaald wordt. Niet produktieve ar
beid, zoals bijvoorbeeld het werken in
buurt- of clubhuizen wordt niet betaald
en van daaruit minder gewaard'eerd.
Dat de meeste mensen die werken een
te eenzijdige ontwikkeling hebben, is een
van de stokpaardjes van Jan Schuiling.
Volgens hem komen de meesten er niet
aan toe zich buiten hun werk te ontwik
kelen, waardoor zij als dit werk weg
valt, door bijvoorbeeld bedrijfssluiting,
in een peilloze diepte vallen: alles wordt
hen ontnomen. Het duidelijkst is dat
volgens Jan gebleken in Zuid-Limburg.
Daar heeft men, toen de mijnen dicht
gingen en er voor veel mensen geen
kans op spoedig werk was, geprobeerd
deze mensen in te schakelen in het
buurt- en clubhuiswerk. Maar het mis
lukte volkomen. De mensen konden het
niet aan: zij waren het niet gewend en
hadden er totaal geen greep op. Vandaar
dat Jan Schuiling pleit voor het aanle
ren van twee beroepen: „Door de twee
lingbaantjes die wij in PRO willen krij
gen, kun je dit waarmaken. Twintig uur
per week werk en je de rest van de tijd
in iets anders bekwamen: hetzij de cul
turele sector, hetzij als welzijnswerker”.
Een ander voordeel van de tweeling
baantjes is dat zo op kleine schaal een
gedeelte van de werkloosheid opgelost
kan worden. „Voor 200 mensen heb je
dan maar 100 banen nodig. En die 200