Thomas Rap: Er wordt wat geschreven Nederland CLASSICS Peter Loeb stripfabriek op volle toeren n r Ik ben een realist” i in NEDERLANDS JONCSTE ERKENDE UITGEVER F door Hans van Straten Niet groeien door Jan Raadman Te duur ma B Ml Reve I a HÉ - bj- 1 1 18 ZATERDAG 8 MAART 19 7 5 Mad 5 Mekka ri! door Richard Schoonhoven t de gei uit< ver ba ver rep be; Itali Itali Rei „wi leui ties waren. Een tent waar je met ballen kan smijten. En weet je wat ik het zwembad was. Dan zou ik mij met Terwijl de Goliaths in uitgeversland steeds meer biceps krijgen en steeds verder in de breedte groeien, ziet af en toe toch nog een David je kans hun domein binnen te glippen en zich tussen al die body-builders een eigen plek te veroveren. Daarvoor moet hij natuurlijk wel met een enorm zelf vertrouwen zijn gewapend, zoals de nieuwste boekanier Peter Loeb, die zich met zijn twintig jaren de jongste zelfstandige, erkende uitgever kan noemen. Het cement van het fundament voor zijn onderneming is nog nat, maar zo te horen is daarin genoeg idealisme en realiteitszin verwerkt om er iets behoorlijks en duurzaams op te kunnen bouwen. Van achter een milimeter dun sigaartje zegt Thomas Rap, uitgever, 41 jaar: „Als ik mijn zin kreeg dan werd het Boekenbal een soort kermis. Want hoe is het nou. Alles wat je doet is wat drinken, wat rondlopen en kijken wie er nog meer zijn. Ik zou veel liever willen dat er kermisattrac- h 1 b I 9 Wereldliteratuur I Maak van Boekenbal een kermis k ik zou Er zijn altijd mensen die het nodig vinden hun innerlijk op papier te zetten. En daarom wilt u niet groeien. De smaak te pakken allermooiste zou vinden? Als er een kleren aan in het water werpen”. ik, die leggen zich toe op enkele speciale dingetjes, die wel eens goed gaan”. En de belastingen dan? „Er staat een boekhouder achter dit bedrijf. We leveren in wat verkocht is, daar zijn kopieën van, eh .facturen. Die krijgt de boekhouder en 'die zet het allemaal netjes onder elkaar”. Geeft u wel eens opdrachten voor bepaalde boeken? ,J)aa kind: bloer F” ge; gef wei vro 'bre •ma uni erir c De tweedimensionale heiden, wiens conversatie in wolkjes boven hun hoofden hangt en die zich bewegen in een wereld, waar de bliksemsnelle en geweld dadige actie begeleid wordt door angstwekkende „zap”-, „toiink”- en ,.vroaaarrrrr”-geluiden, hebben de laatste jaren de wind erg mee. Sommigen van hen (denk eens aan het Gallische krachtpatsertje Asterix) hebben het zelfs tot de status van literatuur gebracht. Ouders en opvoeders spreken al lang niet meer van de verderfelijke invloeden, die er van tekenverhalen zouden uit stralen, en zien zelfs opvoedkundige impulsen uitgaan van Lucky Luke, Kuifje en Eric de Noorman. En Bommel en Tom Poes zijn al tijdenlang voer voor in tellectuelen sten voor hem pent en het meisje van de jonge uitgever, dat naast haar rech tenstudie de hele administratie voor haar rekening neemt. Nooit een strop gehad? „Er zijn een paar boeken geweest die we moesten opruimen, dat wil zeggen dat we er 3000 hebben gemaakt en 1400 verkocht”. maar dat sindsdien nooit meer in de was is gezet, zodat het eerder een wrakstuk lijkt van het Waterlooplein. Op de vloer ligt, geheel in stijl, een kleed met een groot gat, maar omdat iedereen daar zijn nek over breekt, zal het binnenkort worden vervangen. Krabbé. boekje, met nietjes. Een klein offset- drukkertje bezorgde me 250 exemplaren en daarmee ben ik heel verlegen wat boekwinkels afgegaan, zoals Athenaeum aan het Spui. Ze namen het nog ook, en dat vond ik zo verschrikkelijk leuk, dat ik ook echte boeken wilde gaan uitge ven.” Als eerstejaarsstudent economie ont brak hem de tijd om de uitgeversoplei- naar de top van de hitparade werkt. En die damesromans in slap kaft, die we uitbrengen, daar moet je toch niet te veel op neerkijken. Die verhalen hebben meestal een goed begin en een goed einde en ze zijn duidelijk. Er wordt toch wel degelijk enige vakmanschap in gestoken, ook door ons wat de omslageh betreft. Wie ze schrijven? O, we hebben enkele men sen in Nederland, die dat doen en die zich van enige honderden Engelsklin- kende schrijversnamen bedienen”. In elk geval kan de boekhandel zich nu al in een voorj aarsaanbieding verdie pen, die voor de eerstkomende maanden vijf veelbelovende uitgaven in het voor uitzicht stelt: werk van Theo Kars, J. C. van Schagen, Tim Krabbé, drs. P. en debutante Hester Albach. Niet de eerste boeken overigens die Loeb laat verschij nen, want vorig jaar verzorgde hij al een rits bibliofiele uitgaven, ook met bekende namen. Maar die activiteiten voltrokken zich toch nog heel sterk in de hobby-sfeer. Nu wordt het echt me nens. Peter, die economie studeert („Ik heb getracht zo’n algemeen mogelijke studie te kiezen om safe te spelen; ik ben een realist”), geeft graag toe dat hij het zonder een viervoudige stimulans niet had kunnen hijsen. In de eerste plaats van de leraar Nederlands, die hem in de vierde klas van de middelbare school boekengek maakte, gek vooral van mooi uitgevoerde werken in kleine oplagen, en hem nog steeds aanvuurt. Dan uitge ver Thomas Rap, bij wie leergierige Loeb al gauw over de vloer kwam, van wie hij veel heeft opgestoken en die hem nu op de boekenbeurzen vertegen woordigt. Verder de hogelijk bewonder de auteur Heere Heeresma, wiens verza melde lyriek hij vorig najaar in 300 genummerde en gesigneerde, uiteraard perpedure exemplaren publiceerde. En niet in de laatste plaats de behulpzame vrienden, zoals een copywriter, die tek- Rap is een buitenman met blozende wangen, schoteltj esblauwe ogen en even grijzende bakkebaarden, boven een schipperstrui. Het eertijds zo deftige uit- geverstype ondergaat in hem een ingrij pende verandering. Ook al zo vreemd: hij wil niet aan het hoofd staan van een groot bedrijf. Hij wil niet groeien. „In de eerste plaats omdat me dat niet ligt. Ik kan niet bevelen en ik kan niet luisteren. Ik vind het ook vervelend om bij een baas te werken, dat zal ik ook niet meer doen in mijn leven. In de tweede plaats geloof ik dat het econo misch onhandig zou zijn, want het zijn juist de middelgrote uitgeverijen die het ’t moeilijkste hebben. Kijk, die concerns, die VNU, Elsevier, Kluwer, daar is geld en ik hoef je niet uit te leggen wat je met geld kunt doen. De kleintjes, zoals Hoe groot was de omzet vorig jaar? „Een half miljoen. Het gaat wat voor uit. Een vervelend ding: je hebt wel winst, maar dat is je voorraad. Stel dat je zo’n 2,5 ton te vorderen hebt. Je hebt drie ton schuld en anderhalve ton voor raad. Dan zou je dus een winst hebben van een ton. Maar dat staat in je kelders. Dat moet nog verkocht worden”. ding aan de Frederik Muller-academie te volgen, maar omdat Loeb al aardig van wanten wist, kon hij met een ver vangend examen volstaan. Daarna is hij erkend uitgever geworden, met alle ver plichtingen, maar ook alle faciliteiten vandien. Op aanbeveling van Krabbé werden voor de eerste „officiële” publi- katie de sonnetten van Jan Kal gekozen, gebundeld onder de titel „Fietsen op de Mont Ventoux”. Loeb: „Ik heb er 700 exemplaren van gemaakt. Wist eigenlijk nog van niets. Ik ben er zelf mee op pad gegaan. De bundel kreeg erg goede kritieken en dat was wellicht een belangrijke introductie bij de boekhandel, maar daar wist men helemaal niet wie ik was. Heel raar allemaal. Uiteindelijk zijn er 1500 exem plaren verkocht, voor poëzie is dat heel behoorlijk in Nederland. En ik had nog wel meer kunnen kwijtraken.” Eigenlijk is een uitgeverij als Clas sics Nederland, dat de laatste tien jaar een pand bewoont op het Naar- dense Industrieterrein, een witte raaf, want daar wordt onbekommerd en nadrukkelijk de strip (of comic naar het Amerikaanse pulp-voorbeeld) als louter amusementslectuur gezien. „Wij mikken niet op de strippofie- len, want dat zouden we, zakelijk gezien, niet lang kunnen volhouden”, zegt de heer E. de Vries, een van de Classics-vennoten. „We verkopen elke maand tienduizenden beeldromans en als daar toevallig ook nog iets bijzit waar de leden van het Stripschap met welgevallen naar kijken, dan is dat meegenomen”. Alle begin is moeilijk, ook voor het onafhankelijke, kleine, bescheiden, maar tegenwoordig prima marcheren de Classics Nederland. Achttien jaar terug startte de oudste vennoot, de heer G. J. Roordt, in een huis ergens in Bussum wat toen nog Illustrated Classics heette. Het eerste dozijn ja ren dreef de heer Roordt een een mansbedrijfje, dat het bepaald niet gemakkelijk had. Een uitgeverij, die alleen strips in zijn fonds had, daar werd in Nederland wel vreemd tegen aan gekeken. De heer De Vries: „Het kostte veel moed en doorzettingsvermogen om vol te houden en in die tijd toch wel een beetje tegen de stroom op te roeien. Dat gevecht om erkenning is tegenwoordig niet meer nodig, inte gendeel, de concurrentie op de huidi ge stripmarkt is bepaald fel. We zijn niet de enige stripuitgeverij meer. „Dat is gebeurd bij het Bargoens Woordenboek. Ik had een idee, en toen heb ik Enno Endt gevonden. Die bleek al van zijn 16e jaar af kaartjes in bakken te zetten met allerlei bargoense woorden die hij tegenkwam. Hij heeft er een voortreffelijk boek van gemaakt. Een boek dat altijd zal blijven. Als deze uitgeverij allang dood en begraven is, dan zal er nog iemand zijn die dat boek blijft uitgeven”. Adjunct-directrice Annelies, met volle overtuiging: „Over 200 jaar zal deze zaak nog bestaan”. Rap: „Maar dan zit ten hier toch andere mensen dan wij”. Dat zullen pas de echte Erven Thomas Rap zijn. r Kom daar eens om bij de heren van de Commissie van Propaganda voor het Nederlandse Boek! Ze kijken wel uit. Die Rap is niet eens lid van de Uitge versbond. Het meest verdachte aan hem is zijn deur aan de Amsterdamse Spui straat, met Erven Thomas Rap. Dat slaat helemaal nergens op. Van erven kun je pas spreken als de oprichter dood is, zo hebben ze hem uitgelegd bij de Kamer van Koophandel. Rap werd alleen inge schreven onder zijn eigen naam. Zónder Erven. Sommige mensen hebben de oorlog doorgebracht in een kamp, maar Tho mas Rap zat die jaren in een weeshuis. Dat kwam zo. Zijn moeder, een Ierse stierf bij de geboorte van haar tweede kind, zijn vader overleed kort daarna. De zevenjarige Thomas kwam bij zijn Ierse grootouders in huis, maar die wer den door de Duitse bezetters geïnter neerd, omdat zij Brits onderdaan waren. Maar Thomas was Nederlander en bleef tot zijn twaalfde jaar in een weeshuis. Later heeft hij allerlei baantjes gehad. Hij is journalist geweest bij de Volks krant, vertegenwoordiger bij de uitge verij Andries Blitz en hij deed het een en ander in het antiquariaat van Menno Hertzberger. Maar de positie van werk nemer viel hem wat ongemakkelijk en zodra hij de kans zag, begon hij voor zichzelf. Tulips, van Wim T. Schippers was zijn eerste uitgave. Spoedig volgde Mandarij nen op zwavelzuur, het Grote Verdom hoek van de Nederlandse letteren, dat tal van uitgevers vol afgrijzen van zich hadden geworpen, zodat Willem Frede rik Hermans het in eerste aanleg maar zelf heeft uitgegeven in beperkte oplaag. „Ik had dat boek, en ontzettend veel mensen vroegen het mij te leen. Toen heb ik contact opgenomen met Hermans. Ik geloof dat ik er toch wel een 5000 van heb verkocht. Ik ga het zeker nog een keer herdrukken”. Vervolgens kwam in 1968, het jeugd- sentiment-de-jaren-vijftig-boek van Wim Noordhoek. Dat werd „een onver hoed succes”, net als de Veertien Etsen van Frans Lodewijk Pannekoek, met een inleiding van Gerard (van het) Reve. In 1970 volgde, tussen heel veel andere dingen, het Beestenkwartet van Peter Vos. Om maar wat te noemen. Aanvankelijk zetelde Thomas Rap heel alleen in het atelier van een vriend. Een paar sinaasappelkisten met een plank erover, dat was de uitgeverij. Toen volgden enkele jaren met Jaco Groot, die nu zijn eigen uitgeverij Har monie heeft en nu werkt hij met ad junct-directrice Annelies. „Verder heb ben we niemand. Maar mijn functies zijn talrijk: ik ben tevens inpakker, koffiejuffrouw en vertegenwoordiger”. Thomas Rap zetelt achter een machtig bureau, dat eens heeft behoord aan de Amsterdamse wijnkoper Jacobus Boelen, „Nee. Als je meer ging doen, zou je er meer mensen bij moeten hebben. Dan ga je uitgeven om die mensen een salaris te bezorgen. Daar zie ik niets in. Er moet aardigheid in het bedrijfje blijven. Je moet hier lekker kunnen zitten. Auteurs hebben ook inspraak. Als Theun de Winter een dichtbundel wil uitgeven, met een paars omslag en grijze, letters, dan kunnen we dat bekijken. Het is zijn boek, hij heeft het. geschreven”. Dus teoch wel uit de kosten? „Ja. .dat reken ik nooit zo precies uit. Ik ben geen erg goeie administra teur”. Is Amerika nog steeds het Mekka van de striptekenaars? De heer De Vries: „Vroeger wel. Ik moet eerlijk zeggen, dat Amerikaanse comics-ma- kers tegenwoordig worden overvleu geld door voortreffelijke Europese te kenaars. Die vind je in België vooral, het stripland bij uitstek, maar ook in Italië, Spanje en niet te vergeten Nederland met Marten Toonder en zijn mensen, Kresse en Khing. Wij zelf hebben opdrachten gegeven aan Nederlandse striptekenaars als Geor ges Mazure en Andries Brandt met zijn Joris Jofel-verhalen. Dat willen we in de toekomst meer doen”. Classics blijft verder toch in alle bescheidenheid een puur-commerciële uitgeverij. De heer De Vries: „Ons vak kan je met olieboren vergelijken. Meestal vang je niets, maar een heel enkele keer komt er wel wat boven. Maar erg lang boren op dezelfde plaats doen we niet. Doet een titel het niet en dat kunnen we op onze eigen computer nagaan dan vliegt-ie eruit. Wij brengen uit, wat men graag koopt, wat het publiek wil. Maar dat produkt krijgt dan ook van ons de allerbeste verzorging”. Het eerste boekje dat Peter Loeb nog uit pure liefhebberij eind ’73 liet verschijnen, op heel mooi papier, was een soort kerstwens met een tekst van Gerard (van ’t) Reve. „Ik had al eens bij wijze van grapje op een hand persje gedrukte gedichten rondgestuurd en wilde eigenlijk wel eens echt iets uitgeven. Bovendien zocht ik naar een variatie op de kerstkaarten, die ik voor dien placht te tekenen.” Wel een rib uit zijn lijf. Daarom werd besloten de volgende bibliofiele uitgave voor de verkoop te bestemmen. Het werd Rietsuiker, weer een Reve-verhaal, dat in 1968 in het studentenblad Propria Cures verscheen. Peter Loeb, die er 100 exemplaren van liet drukken, kreeg de smaak nu pas goed te pakken en aange zien hij zich erg behaaglijk voelt in het Propria Cures-klimaat, werd daar an dermaal In zijn eerste aanbieding van vorig jaar introduceerde Peter Loeb zich als „een bibliofiel ingestelde uitgeverijbe perkte oplagen voor de ware liefhebber van het goede en fraaie boek”. Het bleek geen haalbare kaart. Schitterende uitga ven, zoals de lyriek van Heeresma en een novelle van Mensje van Keulen, vielen niet goed bij de doorsnee-boek- handel, die deze werken veel te duur vond. Alleen aan de gespecialiseerde za ken is het danken dat de prille uitgeve rij in het Amsterdamse Buitenveldert tot dusver quitte heeft gespeeld. Maar uit de nieuwe aanbieding blijkt dat Loeb nu op hogere oplagen en lagere prijzen is overgestapt. Wat niet wil zeggen dat hij zijn grote liefde gaat verloochenen: het blijft een uitdaging om die boeken zo mooi mogelijk uit te voeren. Veel stelt hij zich voor het in 3000 exemplaren verschijnende „Parels voor de zwijnen”, een keuze uit de „onheil en verderf zaaiende” kritieken, waarmee Theo Kars destijds in Tegenstroom nogal wat literair stof liet opwaaien. Peter Loeb vindt Kars van de jongere auteurs de talentvolste„Ik houd van zijn hoog- Met wat weemoed bewaart men nu de oude exemplaren van Illustrated Classics, de klassieke romans uit de wereldliteratuur, maar dan in beeld. Noem ze maar op: „De drie muske tiers’ en andere meesterwerken van Alexandre Dumas, „Les misérables” van Victor Hugo, de verhalen van Dickens. Allemaal in vierkleurendruk en met omslagen, die tegenwoordig zeer beschaafd, om niet te zeggen tam zouden overkomen. „De Illustrated Classics, waarvan we tussen de twee- en driehonderd titels hebben uitgegeven, doen het nu niet meer zo goed We specialiseren ons nu vooral in comics van Ameri kaanse en Engelse tekenaars’. En dat is niet het enige wat Clas sics zo één keer in de maand in één keer op de markt werpt: behalve strips in alle soorten en genres (Tar zan en zijn zoon Korak, Laurel en Hardy, Superman, Batman, Kung Fu, griezelbeeldverhalen, meisjesstrips a la Tina, strips voor heren - westerns en dames - zeer romantische sto ries) gaan elke dertig dagen naar enige duizende verkooppunten in Ne derland: een half sexy moppenblaad je naast het satirische tijdschrift Mad, blaadjes over popidolen, pockets voor de mannelijke én vrouwelijke smaak, puzzelboekjes en niet te ver geten vouwposters van de sterren van het amusement. „Die posters doen het erg goed, al moet je wel vér van tevoren antici peren welke popzanger of- groep zich een oogst je binnengehaald „Vijftien goede gedichten” van Tim „Dat werd een heel simpel hartige manier van schrijven, van zijn zelfverzekerdheid”. Een andere favoriet is de bijna 85- jarige, maar nog altijd ontzagwekkend creatieve Ddmburger J. C. van Schagen: „Al tuimelende” heet de eerdaags ver schijnende selectie uit diens Dag- en Nachtboek. Van Tim Krabbé wordt in paperback een filmverhaal uitgegeven. Red Desert Penitentiary. „Middelpracht en Eeuwse praal” bevat 19 liedjes van drs. P. uit de gelijknamige voorstelling. En dan is er nog het debuut van Hestet- Albach, dat ook „Het Debuut” gaat he ten. In een korte autobiografische ro man, die in mei uitkomt, schrijft zij over de verhouding van een meisje van dertien met een veel oudere, getrouwde man, haar buurman en bovendien haar leraar. Het wordt een spannend jaar voor Loeb, die op het ogenblik, om met Jan Luyken te spreken, zijn geluk uit pers en druk schept, maar dan ook nog niet veel meer. Want weigert zijn voorjaars- vij fling wortel te schieten, dan kan hij het verder wel vergeten. Er knagen echter geen twijfels aan zijn zelfver trouwen en dus zit hij al vol plannen voor de naaste toekomst: ongepubliceerd werk van Couperus, korte stukjes van Heerema, verhaaltjes van Jan Cre mer „Je moet in een boek geloven. En in de vijf die nu gaan verschijnen, geloof ik heilig.” Mad springt er in dit fonds van zo’n zestig titels per maand wel erg uit. „Ja, Mad is een wondertje. Het blad is net niet verliesgevend en omdat we het als een hobby beschou wen, gaan we er mee door zolang we het kunnen doen. Een aantal pagina’s van Mad laten we hier in Nederland door een klein team van vakkundige mensen maken’. Terug naar de strips. Na de eerste vijftien jaar voor het overgrote deel op het kompas van de tot beeldro mans verwerkte wereldliteratuur te hebben gevaren, kwamen er steeds meer commerciële strips bij. Heel veel in co-produktie maar ook via inkoop, vooral in Amerika. Een vol treffer bleek de overname van de Amerikaanse Marvel Comics met on waarschijnlijke helden als Splnneman en de Vier Verdedigers.. Allemaal uit gebracht in felle kleuren, met schreeuwende omslagen en net enige kwartjes goedkoper dan de concur rent. Dat wil niet zeggen, dat Classics niet een paar keer een heel dure strip uitgeeft en dan wel degelijk mikt op de echte stripfanaat. Zoals dat Tar- zanboek, getekend door de legendari sche Burne Hogarth, strips die vóór de oorlog ontstonden, en in de „trot se” uitgave van Classics dan ook 35 gulden moeten opbrengen. Goedkoper, maar voor pulpstrips toch nog een aardige som (drie rijksdaalders) kost het grote en dikke boek vol met in Amerika jarenlang verboden horror comics. „Natuurlijk zou ik het niet prettig vinden, als het ophield en ik zal mijn best doen het niet zover te laten komen, maar ach, ik hecht er ook weer niet zo verschrikkelijk aan. Iedere auteur kan toch ergens anders terecht? Mijn meeste auteurs mag ik tot mijn vrienden reke nen. Een kleine uitgeverij, dat is een vriendenkluppie. Het is een café zonder drank”. Toch is er een categorie mensen die al hun best doen de uitgeverij van Thomas Rap toch te laten groeien. Dat zijn de inzenders van ongevraagde manuscrip ten. Rap: „Er wordt wat geschreven in Nederland. Je staat er versteld van wat je b'nnenkrijgt. Er zijn altijd mensen die het nodig vinden hun innerlijk on panier te zetten. Daar heb ik het erg moe'liik mee. Ik kan niet goed tegen het soort gedichten van: „Een zwarte vogel verscheurt mijn ziel”. Dat snreekt mii helemaal niet aan Het soort lyriek dat Peter Andriesse .de nieuwe wartaal” heeft genoemd”. „Er zijn een heleboel mensen die wel eens wat hebben meegemaakt en die dat te boek gaan stellen. Je kent dat type wel, van: als ik een boek zou schrijven, dan zou je eens wat zien. Er zijn een paar mensen die dat inderdaad hebben gedaan. En wat zie je dan? Niks. Dat is heel treurig”. „Ik vis nauwelijks naar nieuwe au teurs. Ik vind, je moet aandacht geven aan de auteurs die je hebt. Je moet zorgen dat hun boeken begeleid worden. Die „Zwaarmoedige verhalen” van Heere Heeresma worden nu verfilmd, dus daar moet een filmeditie van komen. Maar stel nou dat je drie auteurs hebt van wie een boek wordt verfilmd n’et weten hoe ik dat moest doen”. P,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 18