Thomas Rap: Er wordt wat geschreven
Nederland
CLASSICS
Peter Loeb
stripfabriek op volle toeren
n
r
Ik ben een realist”
i
in
NEDERLANDS JONCSTE ERKENDE UITGEVER
F
door Hans van Straten
Niet groeien
door Jan Raadman
Te duur
ma
B
Ml
Reve
I a
HÉ
- bj- 1 1
18
ZATERDAG
8
MAART
19 7 5
Mad
5
Mekka
ri!
door
Richard Schoonhoven
t
de
gei
uit<
ver
ba
ver
rep
be;
Itali
Itali
Rei
„wi
leui
ties waren. Een tent waar je met ballen kan smijten. En weet je wat ik het
zwembad was. Dan zou ik mij met
Terwijl de Goliaths in uitgeversland steeds meer biceps krijgen en steeds
verder in de breedte groeien, ziet af en toe toch nog een David je kans hun
domein binnen te glippen en zich tussen al die body-builders een eigen
plek te veroveren. Daarvoor moet hij natuurlijk wel met een enorm zelf
vertrouwen zijn gewapend, zoals de nieuwste boekanier Peter Loeb, die
zich met zijn twintig jaren de jongste zelfstandige, erkende uitgever kan
noemen. Het cement van het fundament voor zijn onderneming is nog nat,
maar zo te horen is daarin genoeg idealisme en realiteitszin verwerkt om
er iets behoorlijks en duurzaams op te kunnen bouwen.
Van achter een milimeter dun sigaartje zegt Thomas Rap, uitgever,
41 jaar: „Als ik mijn zin kreeg dan werd het Boekenbal een soort kermis.
Want hoe is het nou. Alles wat je doet is wat drinken, wat rondlopen en
kijken wie er nog meer zijn. Ik zou veel liever willen dat er kermisattrac-
h
1
b
I
9
Wereldliteratuur
I
Maak van Boekenbal een kermis
k
ik zou
Er zijn altijd mensen die het nodig vinden
hun innerlijk op papier te zetten.
En daarom wilt u niet groeien.
De smaak te pakken
allermooiste zou vinden? Als er een
kleren aan in het water werpen”.
ik, die leggen zich toe op enkele speciale
dingetjes, die wel eens goed gaan”.
En de belastingen dan?
„Er staat een boekhouder achter dit
bedrijf. We leveren in wat verkocht is,
daar zijn kopieën van, eh .facturen.
Die krijgt de boekhouder en 'die zet het
allemaal netjes onder elkaar”.
Geeft u wel eens opdrachten voor
bepaalde boeken?
,J)aa
kind:
bloer
F”
ge;
gef
wei
vro
'bre
•ma
uni
erir
c
De tweedimensionale heiden, wiens conversatie in wolkjes boven hun hoofden
hangt en die zich bewegen in een wereld, waar de bliksemsnelle en geweld
dadige actie begeleid wordt door angstwekkende „zap”-, „toiink”- en
,.vroaaarrrrr”-geluiden, hebben de laatste jaren de wind erg mee. Sommigen
van hen (denk eens aan het Gallische krachtpatsertje Asterix) hebben het zelfs
tot de status van literatuur gebracht. Ouders en opvoeders spreken al lang niet
meer van de verderfelijke invloeden, die er van tekenverhalen zouden uit
stralen, en zien zelfs opvoedkundige impulsen uitgaan van Lucky Luke, Kuifje
en Eric de Noorman. En Bommel en Tom Poes zijn al tijdenlang voer voor in
tellectuelen
sten voor hem pent en het meisje van
de jonge uitgever, dat naast haar rech
tenstudie de hele administratie voor
haar rekening neemt.
Nooit een strop gehad?
„Er zijn een paar boeken geweest die
we moesten opruimen, dat wil zeggen
dat we er 3000 hebben gemaakt en 1400
verkocht”.
maar dat sindsdien nooit meer in de was
is gezet, zodat het eerder een wrakstuk
lijkt van het Waterlooplein. Op de vloer
ligt, geheel in stijl, een kleed met een
groot gat, maar omdat iedereen daar
zijn nek over breekt, zal het binnenkort
worden vervangen.
Krabbé.
boekje, met nietjes. Een klein offset-
drukkertje bezorgde me 250 exemplaren
en daarmee ben ik heel verlegen wat
boekwinkels afgegaan, zoals Athenaeum
aan het Spui. Ze namen het nog ook, en
dat vond ik zo verschrikkelijk leuk, dat
ik ook echte boeken wilde gaan uitge
ven.”
Als eerstejaarsstudent economie ont
brak hem de tijd om de uitgeversoplei-
naar de top van de hitparade werkt.
En die damesromans in slap kaft, die
we uitbrengen, daar moet je toch niet
te veel op neerkijken. Die verhalen
hebben meestal een goed begin en
een goed einde en ze zijn duidelijk.
Er wordt toch wel degelijk enige
vakmanschap in gestoken, ook door
ons wat de omslageh betreft. Wie ze
schrijven? O, we hebben enkele men
sen in Nederland, die dat doen en die
zich van enige honderden Engelsklin-
kende schrijversnamen bedienen”.
In elk geval kan de boekhandel zich
nu al in een voorj aarsaanbieding verdie
pen, die voor de eerstkomende maanden
vijf veelbelovende uitgaven in het voor
uitzicht stelt: werk van Theo Kars, J. C.
van Schagen, Tim Krabbé, drs. P. en
debutante Hester Albach. Niet de eerste
boeken overigens die Loeb laat verschij
nen, want vorig jaar verzorgde hij al
een rits bibliofiele uitgaven, ook met
bekende namen. Maar die activiteiten
voltrokken zich toch nog heel sterk in
de hobby-sfeer. Nu wordt het echt me
nens.
Peter, die economie studeert („Ik heb
getracht zo’n algemeen mogelijke studie
te kiezen om safe te spelen; ik ben een
realist”), geeft graag toe dat hij het
zonder een viervoudige stimulans niet
had kunnen hijsen. In de eerste plaats
van de leraar Nederlands, die hem in de
vierde klas van de middelbare school
boekengek maakte, gek vooral van mooi
uitgevoerde werken in kleine oplagen,
en hem nog steeds aanvuurt. Dan uitge
ver Thomas Rap, bij wie leergierige
Loeb al gauw over de vloer kwam, van
wie hij veel heeft opgestoken en die
hem nu op de boekenbeurzen vertegen
woordigt. Verder de hogelijk bewonder
de auteur Heere Heeresma, wiens verza
melde lyriek hij vorig najaar in 300
genummerde en gesigneerde, uiteraard
perpedure exemplaren publiceerde. En
niet in de laatste plaats de behulpzame
vrienden, zoals een copywriter, die tek-
Rap is een buitenman met blozende
wangen, schoteltj esblauwe ogen en even
grijzende bakkebaarden, boven een
schipperstrui. Het eertijds zo deftige uit-
geverstype ondergaat in hem een ingrij
pende verandering. Ook al zo vreemd:
hij wil niet aan het hoofd staan van een
groot bedrijf. Hij wil niet groeien.
„In de eerste plaats omdat me dat niet
ligt. Ik kan niet bevelen en ik kan niet
luisteren. Ik vind het ook vervelend om
bij een baas te werken, dat zal ik ook
niet meer doen in mijn leven. In de
tweede plaats geloof ik dat het econo
misch onhandig zou zijn, want het zijn
juist de middelgrote uitgeverijen die het
’t moeilijkste hebben. Kijk, die concerns,
die VNU, Elsevier, Kluwer, daar is geld
en ik hoef je niet uit te leggen wat je
met geld kunt doen. De kleintjes, zoals
Hoe groot was de omzet vorig jaar?
„Een half miljoen. Het gaat wat voor
uit. Een vervelend ding: je hebt wel
winst, maar dat is je voorraad. Stel dat
je zo’n 2,5 ton te vorderen hebt. Je hebt
drie ton schuld en anderhalve ton voor
raad. Dan zou je dus een winst hebben
van een ton. Maar dat staat in je
kelders. Dat moet nog verkocht worden”.
ding aan de Frederik Muller-academie
te volgen, maar omdat Loeb al aardig
van wanten wist, kon hij met een ver
vangend examen volstaan. Daarna is hij
erkend uitgever geworden, met alle ver
plichtingen, maar ook alle faciliteiten
vandien. Op aanbeveling van Krabbé
werden voor de eerste „officiële” publi-
katie de sonnetten van Jan Kal gekozen,
gebundeld onder de titel „Fietsen op de
Mont Ventoux”.
Loeb: „Ik heb er 700 exemplaren van
gemaakt. Wist eigenlijk nog van niets.
Ik ben er zelf mee op pad gegaan. De
bundel kreeg erg goede kritieken en dat
was wellicht een belangrijke introductie
bij de boekhandel, maar daar wist men
helemaal niet wie ik was. Heel raar
allemaal. Uiteindelijk zijn er 1500 exem
plaren verkocht, voor poëzie is dat heel
behoorlijk in Nederland. En ik had nog
wel meer kunnen kwijtraken.”
Eigenlijk is een uitgeverij als Clas
sics Nederland, dat de laatste tien
jaar een pand bewoont op het Naar-
dense Industrieterrein, een witte raaf,
want daar wordt onbekommerd en
nadrukkelijk de strip (of comic naar
het Amerikaanse pulp-voorbeeld) als
louter amusementslectuur gezien.
„Wij mikken niet op de strippofie-
len, want dat zouden we, zakelijk
gezien, niet lang kunnen volhouden”,
zegt de heer E. de Vries, een van de
Classics-vennoten. „We verkopen elke
maand tienduizenden beeldromans en
als daar toevallig ook nog iets bijzit
waar de leden van het Stripschap
met welgevallen naar kijken, dan is
dat meegenomen”.
Alle begin is moeilijk, ook voor het
onafhankelijke, kleine, bescheiden,
maar tegenwoordig prima marcheren
de Classics Nederland. Achttien jaar
terug startte de oudste vennoot, de
heer G. J. Roordt, in een huis ergens
in Bussum wat toen nog Illustrated
Classics heette. Het eerste dozijn ja
ren dreef de heer Roordt een een
mansbedrijfje, dat het bepaald niet
gemakkelijk had. Een uitgeverij, die
alleen strips in zijn fonds had, daar
werd in Nederland wel vreemd tegen
aan gekeken.
De heer De Vries: „Het kostte veel
moed en doorzettingsvermogen om
vol te houden en in die tijd toch wel
een beetje tegen de stroom op te
roeien. Dat gevecht om erkenning is
tegenwoordig niet meer nodig, inte
gendeel, de concurrentie op de huidi
ge stripmarkt is bepaald fel. We zijn
niet de enige stripuitgeverij meer.
„Dat is gebeurd bij het Bargoens
Woordenboek. Ik had een idee, en toen
heb ik Enno Endt gevonden. Die bleek
al van zijn 16e jaar af kaartjes in
bakken te zetten met allerlei bargoense
woorden die hij tegenkwam. Hij heeft er
een voortreffelijk boek van gemaakt.
Een boek dat altijd zal blijven. Als deze
uitgeverij allang dood en begraven is,
dan zal er nog iemand zijn die dat boek
blijft uitgeven”.
Adjunct-directrice Annelies, met volle
overtuiging: „Over 200 jaar zal deze
zaak nog bestaan”. Rap: „Maar dan zit
ten hier toch andere mensen dan wij”.
Dat zullen pas de echte Erven Thomas
Rap zijn.
r
Kom daar eens om bij de heren van
de Commissie van Propaganda voor het
Nederlandse Boek! Ze kijken wel uit.
Die Rap is niet eens lid van de Uitge
versbond. Het meest verdachte aan hem
is zijn deur aan de Amsterdamse Spui
straat, met Erven Thomas Rap. Dat slaat
helemaal nergens op. Van erven kun je
pas spreken als de oprichter dood is, zo
hebben ze hem uitgelegd bij de Kamer
van Koophandel. Rap werd alleen inge
schreven onder zijn eigen naam. Zónder
Erven.
Sommige mensen hebben de oorlog
doorgebracht in een kamp, maar Tho
mas Rap zat die jaren in een weeshuis.
Dat kwam zo. Zijn moeder, een Ierse
stierf bij de geboorte van haar tweede
kind, zijn vader overleed kort daarna.
De zevenjarige Thomas kwam bij zijn
Ierse grootouders in huis, maar die wer
den door de Duitse bezetters geïnter
neerd, omdat zij Brits onderdaan waren.
Maar Thomas was Nederlander en bleef
tot zijn twaalfde jaar in een weeshuis.
Later heeft hij allerlei baantjes gehad.
Hij is journalist geweest bij de Volks
krant, vertegenwoordiger bij de uitge
verij Andries Blitz en hij deed het een
en ander in het antiquariaat van Menno
Hertzberger. Maar de positie van werk
nemer viel hem wat ongemakkelijk en
zodra hij de kans zag, begon hij voor
zichzelf.
Tulips, van Wim T. Schippers was zijn
eerste uitgave. Spoedig volgde Mandarij
nen op zwavelzuur, het Grote Verdom
hoek van de Nederlandse letteren, dat
tal van uitgevers vol afgrijzen van zich
hadden geworpen, zodat Willem Frede
rik Hermans het in eerste aanleg maar
zelf heeft uitgegeven in beperkte oplaag.
„Ik had dat boek, en ontzettend veel
mensen vroegen het mij te leen. Toen
heb ik contact opgenomen met Hermans.
Ik geloof dat ik er toch wel een 5000
van heb verkocht. Ik ga het zeker nog
een keer herdrukken”.
Vervolgens kwam in 1968, het jeugd-
sentiment-de-jaren-vijftig-boek van
Wim Noordhoek. Dat werd „een onver
hoed succes”, net als de Veertien Etsen
van Frans Lodewijk Pannekoek, met een
inleiding van Gerard (van het) Reve. In
1970 volgde, tussen heel veel andere
dingen, het Beestenkwartet van Peter
Vos. Om maar wat te noemen.
Aanvankelijk zetelde Thomas Rap
heel alleen in het atelier van een vriend.
Een paar sinaasappelkisten met een
plank erover, dat was de uitgeverij.
Toen volgden enkele jaren met Jaco
Groot, die nu zijn eigen uitgeverij Har
monie heeft en nu werkt hij met ad
junct-directrice Annelies. „Verder heb
ben we niemand. Maar mijn functies
zijn talrijk: ik ben tevens inpakker,
koffiejuffrouw en vertegenwoordiger”.
Thomas Rap zetelt achter een machtig
bureau, dat eens heeft behoord aan de
Amsterdamse wijnkoper Jacobus Boelen,
„Nee. Als je meer ging doen, zou je er
meer mensen bij moeten hebben. Dan ga
je uitgeven om die mensen een salaris te
bezorgen. Daar zie ik niets in. Er moet
aardigheid in het bedrijfje blijven. Je
moet hier lekker kunnen zitten. Auteurs
hebben ook inspraak. Als Theun de
Winter een dichtbundel wil uitgeven,
met een paars omslag en grijze, letters,
dan kunnen we dat bekijken. Het is zijn
boek, hij heeft het. geschreven”.
Dus teoch wel uit de kosten?
„Ja. .dat reken ik nooit zo precies
uit. Ik ben geen erg goeie administra
teur”.
Is Amerika nog steeds het Mekka
van de striptekenaars? De heer De
Vries: „Vroeger wel. Ik moet eerlijk
zeggen, dat Amerikaanse comics-ma-
kers tegenwoordig worden overvleu
geld door voortreffelijke Europese te
kenaars. Die vind je in België vooral,
het stripland bij uitstek, maar ook in
Italië, Spanje en niet te vergeten
Nederland met Marten Toonder en
zijn mensen, Kresse en Khing. Wij
zelf hebben opdrachten gegeven aan
Nederlandse striptekenaars als Geor
ges Mazure en Andries Brandt met
zijn Joris Jofel-verhalen. Dat willen
we in de toekomst meer doen”.
Classics blijft verder toch in alle
bescheidenheid een puur-commerciële
uitgeverij. De heer De Vries: „Ons
vak kan je met olieboren vergelijken.
Meestal vang je niets, maar een heel
enkele keer komt er wel wat boven.
Maar erg lang boren op dezelfde
plaats doen we niet. Doet een titel
het niet en dat kunnen we op
onze eigen computer nagaan dan
vliegt-ie eruit. Wij brengen uit, wat
men graag koopt, wat het publiek
wil. Maar dat produkt krijgt dan ook
van ons de allerbeste verzorging”.
Het eerste boekje dat Peter Loeb
nog uit pure liefhebberij eind ’73
liet verschijnen, op heel mooi papier,
was een soort kerstwens met een tekst
van Gerard (van ’t) Reve. „Ik had al
eens bij wijze van grapje op een hand
persje gedrukte gedichten rondgestuurd
en wilde eigenlijk wel eens echt iets
uitgeven. Bovendien zocht ik naar een
variatie op de kerstkaarten, die ik voor
dien placht te tekenen.”
Wel een rib uit zijn lijf. Daarom werd
besloten de volgende bibliofiele uitgave
voor de verkoop te bestemmen. Het werd
Rietsuiker, weer een Reve-verhaal, dat
in 1968 in het studentenblad Propria
Cures verscheen. Peter Loeb, die er 100
exemplaren van liet drukken, kreeg de
smaak nu pas goed te pakken en aange
zien hij zich erg behaaglijk voelt in het
Propria Cures-klimaat, werd daar an
dermaal
In zijn eerste aanbieding van vorig
jaar introduceerde Peter Loeb zich als
„een bibliofiel ingestelde uitgeverijbe
perkte oplagen voor de ware liefhebber
van het goede en fraaie boek”. Het bleek
geen haalbare kaart. Schitterende uitga
ven, zoals de lyriek van Heeresma en
een novelle van Mensje van Keulen,
vielen niet goed bij de doorsnee-boek-
handel, die deze werken veel te duur
vond. Alleen aan de gespecialiseerde za
ken is het danken dat de prille uitgeve
rij in het Amsterdamse Buitenveldert
tot dusver quitte heeft gespeeld. Maar
uit de nieuwe aanbieding blijkt dat Loeb
nu op hogere oplagen en lagere prijzen
is overgestapt. Wat niet wil zeggen dat
hij zijn grote liefde gaat verloochenen:
het blijft een uitdaging om die boeken
zo mooi mogelijk uit te voeren.
Veel stelt hij zich voor het in 3000
exemplaren verschijnende „Parels voor
de zwijnen”, een keuze uit de „onheil en
verderf zaaiende” kritieken, waarmee
Theo Kars destijds in Tegenstroom nogal
wat literair stof liet opwaaien. Peter
Loeb vindt Kars van de jongere auteurs
de talentvolste„Ik houd van zijn hoog-
Met wat weemoed bewaart men nu
de oude exemplaren van Illustrated
Classics, de klassieke romans uit de
wereldliteratuur, maar dan in beeld.
Noem ze maar op: „De drie muske
tiers’ en andere meesterwerken van
Alexandre Dumas, „Les misérables”
van Victor Hugo, de verhalen van
Dickens. Allemaal in vierkleurendruk
en met omslagen, die tegenwoordig
zeer beschaafd, om niet te zeggen
tam zouden overkomen.
„De Illustrated Classics, waarvan
we tussen de twee- en driehonderd
titels hebben uitgegeven, doen het nu
niet meer zo goed We specialiseren
ons nu vooral in comics van Ameri
kaanse en Engelse tekenaars’.
En dat is niet het enige wat Clas
sics zo één keer in de maand in één
keer op de markt werpt: behalve
strips in alle soorten en genres (Tar
zan en zijn zoon Korak, Laurel en
Hardy, Superman, Batman, Kung Fu,
griezelbeeldverhalen, meisjesstrips a
la Tina, strips voor heren - westerns
en dames - zeer romantische sto
ries) gaan elke dertig dagen naar
enige duizende verkooppunten in Ne
derland: een half sexy moppenblaad
je naast het satirische tijdschrift
Mad, blaadjes over popidolen, pockets
voor de mannelijke én vrouwelijke
smaak, puzzelboekjes en niet te ver
geten vouwposters van de sterren van
het amusement.
„Die posters doen het erg goed, al
moet je wel vér van tevoren antici
peren welke popzanger of- groep zich
een oogst je binnengehaald
„Vijftien goede gedichten” van Tim
„Dat werd een heel simpel
hartige manier van schrijven, van zijn
zelfverzekerdheid”.
Een andere favoriet is de bijna 85-
jarige, maar nog altijd ontzagwekkend
creatieve Ddmburger J. C. van Schagen:
„Al tuimelende” heet de eerdaags ver
schijnende selectie uit diens Dag- en
Nachtboek. Van Tim Krabbé wordt in
paperback een filmverhaal uitgegeven.
Red Desert Penitentiary. „Middelpracht
en Eeuwse praal” bevat 19 liedjes van
drs. P. uit de gelijknamige voorstelling.
En dan is er nog het debuut van Hestet-
Albach, dat ook „Het Debuut” gaat he
ten. In een korte autobiografische ro
man, die in mei uitkomt, schrijft zij
over de verhouding van een meisje van
dertien met een veel oudere, getrouwde
man, haar buurman en bovendien haar
leraar.
Het wordt een spannend jaar voor
Loeb, die op het ogenblik, om met Jan
Luyken te spreken, zijn geluk uit pers
en druk schept, maar dan ook nog niet
veel meer. Want weigert zijn voorjaars-
vij fling wortel te schieten, dan kan hij
het verder wel vergeten. Er knagen
echter geen twijfels aan zijn zelfver
trouwen en dus zit hij al vol plannen
voor de naaste toekomst: ongepubliceerd
werk van Couperus, korte stukjes van
Heerema, verhaaltjes van Jan Cre
mer „Je moet in een boek geloven. En
in de vijf die nu gaan verschijnen,
geloof ik heilig.”
Mad springt er in dit fonds van
zo’n zestig titels per maand wel erg
uit. „Ja, Mad is een wondertje. Het
blad is net niet verliesgevend en
omdat we het als een hobby beschou
wen, gaan we er mee door zolang we
het kunnen doen. Een aantal pagina’s
van Mad laten we hier in Nederland
door een klein team van vakkundige
mensen maken’.
Terug naar de strips. Na de eerste
vijftien jaar voor het overgrote deel
op het kompas van de tot beeldro
mans verwerkte wereldliteratuur te
hebben gevaren, kwamen er steeds
meer commerciële strips bij. Heel
veel in co-produktie maar ook via
inkoop, vooral in Amerika. Een vol
treffer bleek de overname van de
Amerikaanse Marvel Comics met on
waarschijnlijke helden als Splnneman
en de Vier Verdedigers.. Allemaal uit
gebracht in felle kleuren, met
schreeuwende omslagen en net enige
kwartjes goedkoper dan de concur
rent.
Dat wil niet zeggen, dat Classics
niet een paar keer een heel dure strip
uitgeeft en dan wel degelijk mikt op
de echte stripfanaat. Zoals dat Tar-
zanboek, getekend door de legendari
sche Burne Hogarth, strips die vóór
de oorlog ontstonden, en in de „trot
se” uitgave van Classics dan ook 35
gulden moeten opbrengen. Goedkoper,
maar voor pulpstrips toch nog een
aardige som (drie rijksdaalders) kost
het grote en dikke boek vol met in
Amerika jarenlang verboden horror
comics.
„Natuurlijk zou ik het niet prettig
vinden, als het ophield en ik zal mijn
best doen het niet zover te laten komen,
maar ach, ik hecht er ook weer niet zo
verschrikkelijk aan. Iedere auteur kan
toch ergens anders terecht? Mijn meeste
auteurs mag ik tot mijn vrienden reke
nen. Een kleine uitgeverij, dat is een
vriendenkluppie. Het is een café zonder
drank”.
Toch is er een categorie mensen die al
hun best doen de uitgeverij van Thomas
Rap toch te laten groeien. Dat zijn de
inzenders van ongevraagde manuscrip
ten. Rap: „Er wordt wat geschreven in
Nederland. Je staat er versteld van wat
je b'nnenkrijgt. Er zijn altijd mensen
die het nodig vinden hun innerlijk on
panier te zetten. Daar heb ik het erg
moe'liik mee. Ik kan niet goed tegen het
soort gedichten van: „Een zwarte vogel
verscheurt mijn ziel”. Dat snreekt mii
helemaal niet aan Het soort lyriek dat
Peter Andriesse .de nieuwe wartaal”
heeft genoemd”.
„Er zijn een heleboel mensen die wel
eens wat hebben meegemaakt en die dat
te boek gaan stellen. Je kent dat type
wel, van: als ik een boek zou schrijven,
dan zou je eens wat zien. Er zijn een
paar mensen die dat inderdaad hebben
gedaan. En wat zie je dan? Niks. Dat is
heel treurig”.
„Ik vis nauwelijks naar nieuwe au
teurs. Ik vind, je moet aandacht geven
aan de auteurs die je hebt. Je moet
zorgen dat hun boeken begeleid worden.
Die „Zwaarmoedige verhalen” van Heere
Heeresma worden nu verfilmd, dus daar
moet een filmeditie van komen. Maar
stel nou dat je drie auteurs hebt van
wie een boek wordt verfilmd
n’et weten hoe ik dat moest doen”.
P,