Wagtmans is aan
derde leven begonnen
99
99
fi
Je kunt alleen maar rijk worden ten koste
van armen
I
jfc - ijl
'ga
geen probleem
meer
A
Hfe
Doodgaan is
De dood
Voor
geen miljoen
meer
Van stof ben je
door Hans Rombouts
I
Acht kilo zwaarder
Jean Michel
Aanbiedingen
ZATERDAG
8
MAART
1975
21
1
‘S
f
a
gj..
sS4
v .1
i
Ik zei tegen de dokter
’t is 1-0 voor jou
68 01
king.
LEM
anvraaj
ar
*n
gevonden, maar jij zag er niets in) en de
eigenwijzigheid van de jongelui
tegenwoordig. Wagtmans: „moet ie
nagaan. Wil ik goede raad geven aan
een rennertje van veertien jaar. Mag ik
dat? Heb ik niet overal gefietst, cols op,
cols af, wind mee, wind tegen? Wat
denk je, dat-ie zegt: schei toch uit, je
weet er geen bal van”.
Wagtmans is aan een derde leven
begonnen. „Als coureur word je drie
keer geboren: als mens, als wielrenner
en tenslotte als burger in de
maatschappij. Je weet niet wat je te
wachten staat in de maatschappij, als je
vrolijk door het leven fietst. Voor mij is
het einde als renner helemaal
onverwacht gekomen. Gelukkig was ik
verzekerd. Ik kom daardoor niets te
kort. Ik hoor niet bij de hongerlijders.
Niet dat honger lijden een schande is,
maar ik heb toch liever goed te eten,
zoals ik dat altijd heb gehad door eigen
verdiensten. Wat die verzekeringstoelage
betreft: ik heb liever dat het vandaag
niet meer nodig is dan morgen. Dan geef
ik een feest. Je bent hierbij uitgenodigd.
Maar ik voorzie niet dat ik voor 1976
helemaal op dreef ben. Over een x-
aantal jaren zal ik zeggen: ik was die
De Brabander heeft een flinke tijd
met de dood als koppelgenoot geleefd.
„Toen ik voor het eerst, in Andalusië,
tegen de grond ging, wist ik het nog niet
van mijn hart. Ik voelde wel, dat het
stil stond. Ik dacht: daar gaat het lichtje
uit, Rinus. Ik kreeg een paar patsen in
mijn gezicht en ik reed twintig
kilometer bewusteloos verder. In het
plaatselijke ziekenhuis riepen ze: bien
forme, je bent in voortreffelijke vorm.
Niets aan de hand. Fietsen maar. Het
was daarna net alsof ik op ijs reed.- Ik
ging naar huis, trainde en klapte weer
een paar keer neer. Het gekke was, dat
ik bij niet al te grote inspanning geen
last had. Toen kwam die koers in
Ougree bij Luik. Een klim in het begin.
Tk ging rap omhoog. Maar boven viel ik
van mijn fiets. Dat was precies twee
jaar geleden. In een auto ben ik naar
een ziekenhuis in Luik gebracht. De
dokter vroeg me of ik doping gebruikt
had. Ik zei nee, controleer dat maar. De
test was negatief. Hij deelde me mee:
als je dat zonder doping krijgt, heb je
iets aan je hart. Dan mag je nooit meer
op de fiets. Toen ik thuis kwam liet
professor Biersteker me ook weten, dat
het afgelopen was als coureur. Daarna
heb ik zo’n half jaar amper geweten, dat
ik leefde. Vervolgens zweefde ik een.
jaar tussen hemel en aarde en nu begin
ik wat op te knappen”.
60
mnd
153,-
237,-
377,-
501,-
ir-
n-
in
ils
of
>n
is
zerk-
wor-
jden.
L
K -
.4
Dat verhaal van die boerekar.
Wagtmans grinnikt. „Tja, dat zei ik. Ik
ben nu eenmaal zo, eerlijk en oprecht,
dacht ik. Ik heb nog contact met
Breukink, de baas van Gazelle. Een fijn
en gezellig mens. Ik ben laatst met hem
gaan jagen”. Het zijn lijnen, die hem
nog verbinden met het verleden, dat hij
wil vergeten, loslaten. „Ik heb afstand
genomen van de wielrenner Wagtmans.
Je kunt wel blijven ouwehoeren: ik kon
dit en ik kon dat. Maar wat koop je
daar nu nog voor. Ik wil me niet meer
vereenzelvigen met die persoon, die
aardig kon fietsen. Je moet met de
werkelijkheid bezig zijn. Anders doe je
„Ik heb intussen al veel aanbiedingen
van allerlei aard gekregen. Ik ben er
van overtuigd, dat ik in een paar jaar
schatrijk zou kunnen worden. Maar je
kunt alleen maar rijk worden van de
armen, niet van de rijken, want die zijn
te gierig. Het is gemakkelijk om rijk te
worden, maar dan moet je wel een
aartsdeugniet zijn. Ik heb onder andere
een aanbod uit Spanje gekregen. Om
grond en huizen te verkopen. Ik heb
zoveel relaties Maar wat dacht je: dan
zou ik een stukje grond verkopen aan
mensen, die er hun spaarcenten
instoppen, terwijl ik wéét, dat het nog
geen twee stuiver waard is. Dat kan en
wil ik niet: niet rijk worden ten koste
van arme sukkelaars, die geen weet
hebben van geld. Zo is het ook met
wielrennen. Ik kan zo als manager aan
de slag en dan veel verdienen, maar dan
leef je van coureurs, die toch al zo
weinig hebben Er zijn maar een paar
renners, die het echt goed hebben. Laat
je wat dat betreft ook niet beetnemen
door ui terlijke dingen. Als ik even hier
de kamer uitga, een keurig pak aantrek
plus stropdas enz. dan zie ik er uit als
een heer. Maar doe ik een boerenkloffie
aan met klompen dan ben ik een
boerensukkel. Schijn bedriegt vaak. En
wat die rijken betreft, die dat ten koste
van anderen zijn geworden, die komen
zichzelf nog wel eens een keer tegen”.
Voorlopig kan Rini Wagtmans nog
niet werken. Hij moet het bij filosoferen
houden en schilderen (hij heeft al een
uitnodiging van een museum in
Rotterdam gehad om te exposeren, maar
daar denkt hij niet aan), en wat aan
rommelen. Niet fietsen. „Ik heb ai twee
jaar niet meer op een fiets gezeten. Mijn
koersfiets hangt in de schuur, nog net
zoals ik hem twee jaar geleden heb
opgehangen. De wielrenner Wagtmans is
er niet meer. Ik ben nu aan mijn derde
leven bezig.”
De jongste zoon, twee jaar, een blonde
krullekop komt binnengehobbeld en
installeert zich naast me op de bank.
Rini Wagtmans: „Dat is Jean Michel.
Die hebben we genoemd naar de zoon
van monsieur Laurent, de
hoofdredacteur van „La Depêche du
Midi” in Montpellier. Daar heb ik nog
steeds contact mee, sinds mijn begintijd
als amateur in de Tour de l’Avemr Als
ik in Zuid-Frankrijk kwam, logeerde ik
bij hem. Hij schreef me vorige week nog
een brief. Kijk, dat doet me zo goed. Dat
er nog mensen zijn, die nu aan me
denken, nu ik van de weg verdwenen
ben. Ik krijg nog kaarten van coureurs
aan zelfbedrog. Sportlui, die alsmaar
blijven kletsen over hun vroegere roem,
gaan toch af als een gieter. Ze worden
gezien als een dwaas. Als je zo’n renner
tegenkomt, denk je toch bij je zelf: wat
is ’t eigenlijk feen dalk. Je moet gewoon
je eigen richting zoeken. Ik wou dat
iemand me de uitweg wees, maar je
staat alleen. Je moet zelf zoeken. Ze
kunnen je hoogstens de richting
aanwijzen”.
Wagtmans is vertrouwd geraakt met
de dood. „Dood gaan is voor mij
helemaal geen probleem meer. Je weet
er amper wat van als het gebeurt. In
het begin ben je bang voor wat je
achter laat. Dat geeft je zorgen. Maar de
dood zelf.Je kan je wel 24 uur per
etmaal druk maken over dood gaan.
Ze kunnen me wat. Ze komen me maar
halen als het zover is. Ik denk dan altijd
maar aan Tom Simpson, dieën oer
sterke mens. Hoe die tegen de grond
ging en niet meer opstond. Je denkt
dan: zijn ziel zal verrijzen, zijn lichaam
wordt netjes begraven. Jawel. Is de
spreuk niet zo: van stof ben je en tot
stof zul je terugkeren. Wie of wat je
ook bent. Het moet toch een keer
gebeuren. Nu word ik iedere ochtend
wakker. Daar heb ik ’s avonds lang aan
getwijfeld. Iedereen, die wat mankeert,
heeft de tijd nodig om ermee te leren
leven. Ik heb uitstekende medische
verzorging gekregen. Ik wist ook precies,
wanneer de kentering kwam. Op een
gegeven moment kreeg ik een injectie. A
la minuut voelde ik, dat die hielp. Ik
riep tegen de dokter: „Je hebt nu een
raszuiver doelpunt gescoord, "t Is 1-0
voor jou”. Sinds die dag ben ik weer
begonnen mens te worden”
Rini Wagtmans peinst natuurlijk veel
over het leven en de toekomst. „De
maatschappij is hard, bikkelhard. Het is
moeilijk om een beroep te vinden,
waarin je eigenschappen het beste
gebruikt kunnen worden: je karakter, j»
geest, je gezondheid. Ik pieker daar veel
over. Ik had zeventien rijpaarden. Hoe
gaat dat, je krijgt er een paar (van de
supporters), er komen er steeds meer bij.
Je wilt de rij-prijs voor iedereen
aantrekkelijk houden, maar je moet wel
flinke prijzen berekenen, wil je er uit
springen. Ik kon de drukte niet aan Je
kunt niet altijd een beroep op anderen
blijven doen. Bovendien was het een
soort remedie, een afleiding voor me.
Maar het werd te veel. Nu heb ik nog
twee paardjes over.”
sterke persoon, die vroeger eens aan
sport heeft gedaan. Door die sport zit ik
met het probleem van een te groot hart.
Dat komt er ook nog bij. Normaal ga je,
als je er mee stopt, aftrainen, zodat je
hart zich kan gaan aanpassen. Dat kon
ik niet”.
Rini Wagtmans, eens in de
internationale pelotons gevreesd om zijn
fysieke krachtpatserij en zijn
angstaanjagende afdaling (historische
kreet van hem tegen Ger Harings vr k
voor de start van een Alpenetappe in de
Tour: „doe je parachute maar aan, want
nu zal je Wagtmans eens naar beneden
zien vallen”). Rini Wagtmans, de man, die
na een afschuwelijke bergrit, waarin hij
vijf minuten die hij door materiaalpech
had verloren, goed maakte in een
dodenrit door de hairpins, maar aan de
En het levende bewijs, dat er nog
aanhangers van de persoon Wagtmans
zijn, wandelt binnen in de figuur van de
voorzitter van de supportersclub. Jean
Michel moet plaats maken. Even kletsen
met Rini, over NAC, de problemen van
het Nederlands voetbal (Rini: ik heb
Kist altijd al een goeie voetballer
loge-
met
Die Rini Wagtmans dan, acht kilo
zwaarder dan in die tijd van
halsbrekend stuntwerk, mist dat wel het
ergst: dat kunnen af reageren van zijn
emoties. „Ik ben nu ingetoomd. Bij
uitvallen denk ik: wat heeft dat voor
zin? Het leven is zo betrekkelijk. Toen,
ja, toen voelde ik me zo sterk als
Samson. Ging het niet met kracht, dan
ging het wel met woorden. En ik was zo
de enige niet. Ik dacht als het vijf voor
twaalf was, dat ik nog voor zeker twee
uur te werken had, die dag. Dat zit in
je. Ik heb dat altijd gehad. Ik was altijd
baftg, dat ik conditie te kort zou komen
of te weinig kilometers had getraind.
Dan gooide ik er nog een schep boven
op. Ik wilde werken, werken, aanvallen.
Ik kon ontploffen als een stuk
dynamiet. Dat fietsen was een
uitlaatklep. Ik wou dat ik nu nog die
moed had, die ik als wielrenner bezat.
Misschien kan ik de gemeenteraad als
een uitlaatklep gebruiken. Misschien
komt het daar wel eens een keer tot een
uitbarsting. Hoewel, ik ben natuurlijk
veranderd, de laatste jaren. Het is
allemaal zo betrekkelijk. Neem nou dat
Frans, dat ik heb geleerd (de pastoor
van het Heike had voor hem bandjes
met Franse woorden ingesproken, die hij
op zijn hotelkamer afdraaide om te
studeren: l’eglise, le pied.Daar ben
ik ook voor naar Breda geweest, heb
een cursus gevolgd. Maar wat heeft deze
Wagtmans daar nu nog aan in Sint
Willebrord? Ze praten hier Brabants,
weet je”.
finish woedend zijn fiets ver van zich
weg kwakte en tegen het neergeworpen
rijwiel brieste: „Verrekte boerekar”,
daarmee dan weer op zijn beurt zijn
sponsor, Gazelle in opperste staat van
woede brengend (het bleek later, toen de
rust weergekeerd was, geen Gazelle,
maar een overgeschilderd ander rij-tuig
te zijn geweest.
iwitTiOlW - -- J
Twee jaar geleden kwam er abrupt
een einde aan de glanzende wieler-
carrière van Rini Wagtmans, erkend
Tour de France specialist, serieus
vakman met als specialisme pijlsnel
afdalen in bergetappes. Er kwam aan
het licht dat hij leed aan acute
hartspierontsteking bij overmatige in
spanning, waardoor hartstilstand kon
optreden Wagtmans balanceerde lang
op het randje van leven en dood. Hij
heeft nu het ergste gehad („ik zou
het voor geen miljoen meer willen
meemaken, zoiets”, zegt hij, nu rustig
thuiszittend in St. Willebrord). Pein
zend, schilderend, wat lichte klusjes
doend, probeert hij afstand te nemen
van het woelige wielerwereldje. Bang
voor de dood is hij niet meer
als Bitossi, Aimar. Ik ben er trots op,
dat ik nog regelmatig, bijv, met
nieuwjaar een kaart krijg van
sportjournalisten. Dat streelt mijn
persoontje. Denken ze toch nog even aan
me, terwijl ze toch in hun kop
duizenden mensen hebben, die ze
geïnterviewd of meegemaakt hebben.
Dat zegt me veel meer dan de
verzoeken, die Franse verzamelaars of
supporters me sturen om foto’s.
Over die supporters zegt Wagtmans:
„Supporters zijn verdwaasde mensen. Die
zagen alleen maar de wielrenner, de
persoon telde niet mee. Je mocht geen
kiespijn hebben en daarom minder
rijden want ze hadden tenslotte hun
contributie betaald van de
supportersclub. Alleen de echte
aanhangers van de persoon Wagtmans
heb ik altijd belangrijk gevonden”
„Voor de eerste keer sinds twee jaar ben ik pas geleden in Utrecht,
Hilversum en Limburg geweest. Het waren momenten, ervaringen, die me
aangrepen”. Dat zegt Rini Wagtmans, de ex-wielercoureur, die jaren
achtereen van het ene land naar het andere, van het ene continent naar
het andere reisde en daar -<an nog werd bejubeld en gefêteerd ook. „Ik
zou best voor een half jaartje weg willen, hier uit Sint Willebrord. Ik weet
toch hoe mooi de wereld is Ik heb als renner reizigersbloed in mijn
lichaam gekregen. Dat is er nog niet uit. Misschien wordt het nu langzamer
door mijn aderen gepompt. Iedere dag tegen dezelfde koppen aankijken
valt niet mee. Begrijp me goed: ik ben goed met mijn buren. Maar ja, je
snapt het. Elke dag hetzelfde. Zo’n klein wereldje. Je weet hoe anders
dat was in de wielrennerij. Als iemand me nu in een auto zette en zei: we
gaan naar Spanje, zou ik het wel overleven, geloof ik. Maar zelf het
initiatief nemen, durf ik niet. Ik heb er nog geen zelfvertrouwen voor. Dat
moet terug komen”.
„Wat doe je zo’n hele dag? Je rommelt wat. Je rijdt wat plekken af om
mensen te spreken, als gemeenteraadslid. Ik zit in de raad voor de
Rucphense Volks Partij. Ik verzorg mijn twee paardjes. Ik doe wat als
voorzitter van de wielerclub Willebrord Wil Vooruit. Je werkt en je doet
eigenlijk niets. En ’s avonds ben ik net zo moe of nog meer als na een
zware etappe in de Tour, waarin we over vijf grote cols moesten. Als je
het dan reëel bekijkt zeg je tegen je zelf: Wagtmans, wat ben je toch een
zoutzak geworden”.
i