Helmut Leherb
prins van het surrealisme
99
voor
Jeroen Bosch toch rechtzinnig gelovig
3
Het Getijdenboek
Maria van Bourgondië
II"
i
a
•gS
5®
OS
„De zwarte
OPVALLEND ROEK OVER TURBULENTE KUNSTENAAR
u-
fi
l
ijl
4
1
i
ia
s ux
22
ZATERDAG
8
MAART
1975
1
23
Kr
4
Uit Weense school
>1,
VOLGENS KUNSTHISTORICUS WALTER GIBSON:
J.
an
Hein Steehouwer
Óver kunstboeken
Professor Walter Gibson, befaamd kunsthistoricus met als specia
lisme Nederlandse en Vlaamse schilderkunst uit de zestiende eeuw,
is niet zomaar iemand. Jeroen Bosch, wellicht de meest omstreden
schilder uit die eeuw, evenmin. Een boek van eerstgenoemde over de
laatste is dus de moeite waard. Dat is het ook, als Gibson her en der
botst op meningen van anderen. Gibson doet zulks in een uitstekend
uitgevoerd boek, natuurlijk rijk geïllustreerd in kleur en zwart-wit,
een uitgave van Elsevier in Amsterdam, goed vertaald door dr.
A. R. A. van Aken.
w
J
R|
cl
O
Hlö
PROFESSOR HUIZINGA in zijn Herfsttij der middeleeuwen: „Het
hele leven was zozeer doordrenkt van de religie, dat de afstand tus
sen aards en heilig ieder ogenblik dreigde te vervagen. Terwijl ener
zijds iedere handeling in het dagelijks leven op heilige momenten in
een gewijde sfeer werd geheven, bleef anderzijds het heilige onver
brekelijk verbonden met de alledaagse sfeer van het gewone leven”.
Het bovenstaande is tevens een aanhaling van Franz Unterkircher,
in zijn begeleidende tekst van het „Getijdenboek voor Maria
van Bourgondië”. Niet alleen aards en heilig waren slechts in de
middeleeuwen zo vervlochten, ook het barbaarse en het esthetische,
het primitieve en het decadent-hoofse. Alle tegenstellingen waren
tegelijkertijd sterk gepolariseerd en lagen toch dicht binnen eikaars
invloedssfeer.
(O
h.»
rKl'
i
Tb Zfl
r>
1
4 V
ï/7
K
i
X.
I
A
h
S’
iff
DE BURGER, 1971
in
dramatische
F
e-
ig
ijs
.1
L*
Er waren priesters, die ook zwarte
missen opdroegen, aan hel en satan
gewijd. In sommige schilderijen geeft
Bosch dat zelfs weer en dat wordt
door Gibson niet ontkend, doch geïn
terpreteerd als waarschuwing tegen
het kwaad. Zou Bosch zich hebben
kunnen vereenzelvigen met de vele
duivels, de soms voorkomende anti
christ, de helle-taferelen, de overstro
mende seksuele symboliek in „De tuin
der lusten” als het hem er om te doen
was geweest zijn medeburgers en ve
le adellijke opdrachtgevers te waar
schuwen? De intense kracht van de
voorstelling, het verzoenende element
dat altijd in schoonheid verborgen
ligt, logenstraffen die veronderstel
ling.
In de middeleeuwen liepen geloof
en bijgeloof dwars door elkaar heen.
Hierboven een fragment van de „Tuin
der lusten”, een van de merkwaardige
torenachtige bouwsels. Hoewel Gibson
stelt, dat Bosch het meeste ontleende
aan anderen, zijn deze bouwsels toch
uniek. Ze gaan op geen enkel voor
beeld terug, vooral niet door de stof
uitdrukking. De materie van zo’n toren
Hikt het midden te houden tussen zo
iets als vruchtvlees en speksteen in
een bouworde, die slechts uit een vi
sionaire beleving kan stammen. Eerst
in deze eeuw komen we een der gelijke
stofuitdrukking op opbouw opnieuw
tegen bij de surrealisten.
■A
eg
En toch behoort hij inderdaad tot de grootste surrealisten. Het is na
melijk mogelijk ook een geheel ander beeld van hem te schetsen: dat
van een enorm harde werker met een groot oeuvre, heei veel opmerkelijk
goede schilderijen en series bijzonder knappe etsen, de een na de ander.
In beide typen uitingen vind je dan een schokkend en zeer persoonlijk
wereldbeeld, waarin surrealistisch weergegeven erotiek, dramatiek, dood
en verderf om de voorrang strijden.
Het is alles al eerder opgemerkt.
Bosch was niet de enige late middel
eeuwer die fantastisch schilderde.
Wel was hij de opmerkelijkste, die de
moderne mens weet te boeien door de
wijze waarop hij het deed, vooral in
schilders symbolisch werkten en veel
leken symbolen konden lezen. Dat
alles maakte het hem mogelijk voor
stellingen te creëren, die door de een
als gelovig en door een ander als
ketters konden worden ervaren. Zo
dachten commentators in de eeuw na
Jeroen Bosch er al over.
w.w.-w/zW’z.Wz WZ4WI mill ’z.'".. .wzittfX "»'u>Mwmw
Een der pagina’s van Lieven van Lathem in het Getijdenboek voor Mari van Bour
gondië, voorstellende de evangelist Mattheus.
de verketterde Tempeliers en Kata
ren? Kan hij niet veel geweten heb
ben van de astrologie, waarin bijna
iedereen toen geloofde?
Ondanks mijn bedenkingen tegen
de algemene strekking ben ik Gibson
toch dankbaar voor het opsporen van
talloze bronnen en het aandragen
van bewijzen voor zijn deel van het
gelijk, waarmee hij echter het gelijk
van anderen niet kan aantasten om
dat het werk van Bosch niet binnen
één interpretatie kan worden gevan
gen, zeker niet een orthodoxe, als er
zoveel demonologie in deze schilder
wordt gevonden.
talliseerde miniatuurstijl met knappe
composities en perspectieven en schit
terende kleuren.
Het boek ontleent z’n waarde niet
alleen aan de grootbladige schilderin
gen, maar ook aan kleinere afbeel
dingen, in randen van lofwerk, maar
ook de vaak prachtig gecalligrafeerde
belettering en initialen. Dat calligra-
fische deel is het werk van Nicolaas
Spierinc, die overigens ook een aantal
kleinere miniaturen schilderde. De
randversieringen op de echte illustra-
tiepagina’s zijn daarentegen weer van
Van Lathem, die daarin ook een
grootmeester is. Zo’n boek als dit
ontstond dus in hechte samenwerking
die zo vruchtbaar bleek, dat nu bij het
bestuderen van een „herdruk” verba
zing, bewondering en ook wel iets
van vertedering om de voorrang
strijden.
Als Helmut Leherbauer is hij op
14 maart 1933 in Wenen geboren.
Later is hij zich Leherb gaan noe
men, misschien wel om daarmee
de naam van zijn vader uit zijn
geheugen te wissen. Hij had het
moeilijk thuis bij prof. dr. Karl
Leherbauer, gymnasiumdirecteur,
die zijn zoon naar een internaat
zond om hem het voortdurende
tekenen af te leren. Hij verliet het
ouderlijk huis en begon al jong
zijn studie aan de „Akademie für
angewandte Kunst” in Wenen. Hij
leerde grafiek van Karl Schutz en
schilderen van prof. Cosak. Hij
was medeleerling van Wolfgang
Hutter, Anton Lehmden, Rudolf
Hausner en de andere studenten,
die gevoed door de ideeën van
prof. Gütersloh de school van
het Fantastisch Realisme hebben
doen ontstaan.
Leherb leerde op de academie
de zeer talentvolle Lotte Profohs
kennen. Ze hebben samen veel
Jeroen Bosch was een middeleeuw
se symbolist, geen surrealist in de
moderne betekenis. Wie zoals hij
ook thans genoeg van de oneindige
schat aan symbolen weet, zou even
eens schilderijen kunnen maken met
een aantal dubbele bodems, die op tal
van manieren kunnen worden geïn
terpreteerd. En Bosch kon dat ook.
zeker in een tijd, waarin tal van
p
Natuurlijk gebruikte Bosch inder
daad fragmenten uit de middeleeuwse
werkelijkheid, carnavalsoptochten,
mysteriespelen, schilderijen van col
lega’s en wat hij had gelezen en gezien
in geïllustreerde literatuur. Het ge
halte van zijn werk wordt echter
bepaald door een eigen visie, die sati
risch en hekelend was. En die visie is
niet „goed-rooms”, al beweert Gibson
zulks. Zelfs binnen het geloof en de
kerkleer waren nog afwijkingen moge
lijk en zeker allerlei gekerstende
half-heidense gebruiken. Waarom kan
een lid van een rechtzinnige broeder
schap niet tevens zijn aangetrokken
tot de leringen van de „Adamieten”,
wat er nog restte van de ideeën van
diënten, doch telkens van een an
dere kant benaderd. Hoe komt hij
aan zijn instelling en aan zijn
stijl?
Over de aard van het middeleeuw
se leven valt natuurlijk veel meer op
te merken. Dat is in deze kolommen
al vaker gedaan, vooral over getijden
boeken als dit. Het is een van de
fraaie uitgaven van Het Spectrum in
Utrecht, kleiner dan de eerder be
sproken „Tres Riches Heures” en het
Getijdenboek van Rohan. Het origi
neel is namelijk zelf ook kleiner en
het gaat hier op facsimilé-drukken
van een groot aantal van de mooiste
bladen uit het boek van Maria van
Bourgondië. De druk is weer prachtig
en de door Titia Jelgersma vertaalde
tekst van Unterkircher is zeer ver
helderend envergeleken met ande
re kunsthistorische verklaringen
populair wetenschappelijk in de goede
zin van het woord.
HELMUT LEHERB, „De zwarte prins van het surrealisme” is in ons
land eigenlijk weinig bekend. Elders is dat anders, vooral in Parijs, waar
hij befaamd is om zijn extravagantie, zijn geruchtmakende vernissages,
zijn happenings. Eilacie. Hij is geboren in de eeuw waarin ook Salvador
Dali schildert en diens gedrag overschaduwt het zijne. De tentoonstelling
van Dali in Boymans, enige jaren geleden, trok duizenden. Leherb’s
boeiende expositie en opzienbarend bedoelde opening in de Amster
damse Galerie Mokum in september 1969, ging aan het grote publiek on
gemerkt voorby.
t
Uit het boek „Leherb, le monde
d’un surréaliste” treedt hij ten
voeten te voorschijn. Het is een
internationale uitgave van Arcade
in Brussel, in ons land door de
heer Hauser in Heemstede geïm
porteerd. Of is het eigenlijk wel
een boek, al heeft het naar het
uiterlijk die vorm? Het is eerder
een expositie op papier, uiterst
luxe uitgevoerd, de kleuren van de
schilderijen zeer goed gereprodu
ceerd en de vele etsen zeer na
tuurgetrouw. Daarbij komen dan
nog veel foto’s van Leherb, diens
vrouw Lotte Profohs, van de hap
penings en wat niet al.
De inleiding van Marcel van
Jolo is vijftalig, waaronder ook in
het Nederlands. Het meest indrin
gend is het grote artikel „Leherb
op de kosmische weegschaal” van
Gustave René Hocke de beroem
de Duitse criticus en schrijver van
„Die Welt als Labyrinth” en boe
ken over het Maniërisme.
werken zoals „De tuin der lusten”, de
verzoekingen van Sint Antonius en
vele andere. Gibson beroept zich in
zijn boek op allerhande studies over
het middeleeuwse leven en haalt
daarbij vaak terecht professor Hui
zinga en diens „Herfsttij” aan.
Inderdaad verscheen dit getijden
boek in het herfsttij der middeleeu
wen, die een bizarre nabloei vertoon
de en een verbazingwekkende oogst
tegelijk opleverde. Want dit getijden
boek was het enige niet. Misschien
was het ook wel bizar, dat zo’n boek
speciaal werd gemaakt voor Maria
van Bourgondië, die als rijkste jonk-
vrouwe van Europa en dochter van
Karei de Stoute leefde van
1457—1482. Ze kreeg het van haar
stiefmoeder Margaret van York, na
dat haar eigen moeder jong was ge
storven. Zelf stierf ze ook jong, ge
kneusd en inwendig verbloed na een
val van een paard tijdens een jacht
partij. Vijf jaar lang was ze gehuwd
met Maximiliaan van Oostenrijk, ei
genlijk het huwelijk van de eeuw dat
voor vele jaren het gezicht van de
Europese (hof) politiek bepaalde. Een
zakelijk huwelijk dus, maar merk
waardig of niet tevens een geluk-
Binnen de sfeer van het overdadig-
weelderig hofleven van de Bourgon
diërs, ongehoord prachtlievend en
evenzeer ingesteld op machtspolitiek
als het bevorderen van de kunsten,
konden getijdenboeken als deze
maar naar vroegere voorbeelden
ontstaan. Nicolaas Spierinc en Lieven
van Lathem waren hofschilders in
Gent, waar ook hun leerlingen ano
niem werkten. En zo vinden we in
dit getijdenboek dan ook anonieme
schilderingen en versieringen.
Zo’n getijdenboek bevatte gebeden
voor iedere dag, gedeeltenuit de
evangeliën, fragmenten van bijbelse
geschiedenissen, een kalender voor
christelijke feest- en herdenkingsda
gen, en dergelijke gegevens.
Naar de inhoud zijn getijdenboeken
niet zo verschilend, wel naar de
uitvoering, die een afspiegeling was
van de schilderstijl in het algemeen.
In het Bougondische boek is bij Lie
ven van Lathem invloed merkbaar
van bijvoorbeeld Rogier van der
Weyden, toen gezien als een der grote
voorgangers. Vlaams-primitief kan
Van Lathem al bijna niet meer ge
noemd worden, althans gezien tegen
de achtergrond van vroegere getijden
boeken. Het is een geheel uitgekris-
Te constateren valt nu, dat hij
een begenadigd schilder is, met
een geheel eigen beeldtaal en
techniek. Hij heeft veel te zeggen,
ook al beweegt hij zich op een
smalle basis en varieert hij binnen
enge grenzen, waardoor herhalin
gen niet uitblijven. Dat is overi
gens zijn opzet: hij gebruikt al
jarenlang dezelfde beeld-ingre-
geëxposeerd, totdat Lotte later
haar kunst liet varen om de loop
baan van haar man te stimuleren
en mee te werken aan zijn happe
nings, waarvoor omvangrijke ob-
ject-toestanden nodig waren.
Zijn de meeste „Weners” min of
meer provinciaal gebleven, Leherb
is eigenlijk bekend geraakt als een
„Parijse” surrealist. Hij vestigde
zich in Parijs en maakte daar
internationale naam.
Leherb wijt zijn
aanleg zelf aan het feit, dat hij
astrologisch een vis is, met schor
pioen als ascendant. Hij wordt
niet moe dat te vertellen en haakt
er met zijn schilderijen op in. Je
komt ze tegen, vissen en enge
beesten, al staan ze niet centraal.
Dat doet immer op ieder schilderij
„de vrouw” en dan tevens omringd
van vaste attributen. Dat zijn pa-
rapluie’s (voor Leherb een sexueel
symbool), duiven. Weense krulkap-
stokken, veel witte muizen, horlo
ges, geteisterde mannen of frag
menten daarvan en dan vaak de
figuur Jean-Jacob, die het lijf
heeft van een hermafrodiet en
met een knotse vaas in de stijl
Louis Philippe als hoofd.
Op de functie van alle genoem
de „regalia” van Leherb kan ik
hier niet ingaan. Dat voert ener
zijds te ver, anderzijds kan men in
het kort stellen, dat bijna alle
symbolen een erotische bedoeling
hebben, uit te leggen via de theo
rieën van Freud.
Die theoriën blyven by Leherb
geen „leerstof”, integendeel. Hij is
voor alles een zich vrij opstellende
en vrij beeldende kunstenaar, die
uit werkelijkheidsfragtnenten een
nieuw beeld componeert, dat zijn
bedoelingen weergeeft. Het totale
oeuvre biedt alzo inzicht in het
wereldbeeld dat Leherb zich
vormt, een afgeleide mening over
wat de wereld voor hem betekent
in relatie tot zijn eigen gevoelsle
ven. Het „binnen” en „buiten”
doordringen elkaar bij hem voort
durend, alsof zijn werken half
doorzichtige spiegels zijn, waarin
je hemzelf ziet en tegelijk onder
gaat wat hij meent op te merken
of te moeten kiezen uit de veel
heid van de indrukken rondom,
om die telkens tot één beeld te
„verdichten.” en dat doet hij dan
vaak op een onthutsend boeiende
manier.
j
In het boek zijn ook teksten en
uitspraken van Leherb zelf opge
nomen en een serie uittreksels uit
teksten van de vele critici, die het
werk van Leherb nu al weer ja
renlang begeleiden. Natuurlijk is
er een uitvoerige biografie, die dit
uitbundige en toch tragische leven
(drugs, zenuwcrises. opname, bijna
dodelijke depressies van zijn
vrouw) van jaar op jaar volgt, en
een samenvatting van Marcel van
Jole.
Of de kunst van Leherb zo’n
boek-monument waard is, valt
moeilijk af te wegen. Het is met
hem als met Dali, maar ook vroe
ger met andere schilders. Zou er
over Vincent van Gogh zoveel zijn
geschreven als hij zich geen oor
had afgesneden?
f
V MUM z^z...
Gibson schaart zich aan de zijde
van de bekende Brabantse commen
tatoren pater drs. P. Gerlach O.F.M.-
cap. en prof. Dirk Bax. Evenals die
twee gaat Gibson ervan uit, dat
Bosch minder exceptioneel was als
anderen aannemen. Hij wijst op al
lerlei bronnen waaruit Bosch kan
hebben geput, zowel beeldende kunst
van voorgangers en tijdgenoten als
talloze geschriften. Ook komt hij
aandragen met het lidmaatschap
van Bosch van de vrome Lieve
Vrouwe-broderschap”, waaruit hij
concludeert dat Bosch wars zou zijn
geweest van ketterijen en zeker geen
aanhanger kan zijn geweest van
kwalijke sekten als de „Broeders van
de vrije geest” en dergelijke.
-
1
Is