Goudleerbehangels na
twaalf jaar terug in
Frans Halsmuseum
i
1
1
72
Louis Falco's „Sleepers
uit dialogen ontwikkeld
„Muziek is voor de oren, niet voor de ogen”
Restauratie duurde anderhalf jaar
Nationale Ballet naar
BALLETGEBEURTENIS EINDELIJK
OP DE BUIS
Brazilië en Canada
A. M. de JonQ-M’isenm
iiiM
9
KUNST
WOENSDAG
26
MAART
1975
r
wereldbekend aroma 1b
RESTAURANT
televisievoorstellingen is dat heel
anders, daar bestaan werkelijk de
meest uiteenlopende drachttijden.
Ontwikkelingen in de sport kun
nen we vaak in onze huiskamers
volgen op het moment dat ze plaats
vinden, en ook wat er in de politiek
gebeurt krijgen we nog wel eens
zonder tijdverlies op het scherm,
zelfs al speelt zich dat af in Ameri
ka.
Heel anders ligt dat echter als
het om kunst gaat, waarin uiterst
spannende vernieuwingen in Ame
rika en elders al lang weer verou
derd zijn als wij ze hier eindelijk
op de buis te zien krijgen.
door Johan van Kempen
AMSTERDAM Met de uitvoering op Palmzondag
van Bach’s Johannes Passion in het Amsterdamse
Concertgebouw in plaats van de traditionele
„Mattheus” lijkt een nieuwe mijlpaal te zijn be
reikt op de landelijke en misschien zelfs internationale
weg van evolutie in de muzikale uitvoeringspraktijk.
De eerste Palmzondag-uitvoering kwam in 1899 onder
leiding van Willem Mengelberg tot stand en is min of
meer bepalend geweest voor een traditie, waar zelfs
dit jaar de radio-omroep zich nog aan gehouden heeft.
(Uitgezonden werd nameliik de Mattheus Passie, on-
dere Eugen Jochum, opgenomen in 1971).
Zocht men vanaf de eerste volledige Mattheus-uit-
voering in 1929 onder Evert Cornells, reeds naar een
objectivere benadering en zijn daarna Van der Horst,
Van Beinum en Brandts Buys op dit vlak actief ge
weest, in 1973 begon het pas goed te gisten in die uit
voeringspraktijk. Toen hoorde men Ferdinand Leit
ner’s Mattheus-opvatting reeds met een kleiner
aantal medewerkers dan men gewend was naast
die van Harnoncourt in Scheveningen en de uitvoerin
gen van de Groningse Bachvereniging met barokin-
strumenten en drie jongenssolisten. (Het pleit intus
sen ten zeerste voor de Nederlandse Bachvereniging,
dat zij steeds blijkt open te staan voor een opzet in
geheel andere richting vanwege nieuwe musicologische
inzichten, terwijl zij de gebruikelijke uitvoeringswijze
tevens in ere houdt)
AMSTERDAM. De drachttijd
van een olifant is gemiddeld 23
maanden, en die verschilt niet veel
bij de ene of de andere olifant. Bij
Geen dogmaticus
Stijlpuritein
„Soritzer”
Natuurlijke expressiviteit
(Van onze kunstredactie)
HAARLEM Na twaalf jaar
afwezigheid zijn in een der zalen
van het Frans Halsmuseum drie
goudleerbehangsels aangebracht.
Deze behangsels verkeerden destijds
in een zodanige staat van verval dat
restauratie hard nodig was. Maar
het ontbrak lange tijd aan de juiste
kennis tot herstel, totdat tenslotte
onder leiding van H. A. B. van Soest
na een periode van anderhalf jaar
de restauratie gereed kwam. De
heer Van Soest is een der weinigen
in ons land die gespecialiseerd is in
het restaureren van antieke be
hangsels. Het herstel gebeurde in
samenwerking met de Maatschap
ten behoeve van bet restaureren en
conserveren van goudleer in Den
Haag.
Harnoncourt zoekt nieuwe stijl in Passiemuziek
l
NIKOLAUS HARNONCOURT
(ADVERTENTIE)
EXPORT
(ADVERTENTIE)
ROTHMANS
Door een foutieve restauratie, eerder in
óe-nv zijn <jr naa’randen van de vel-
p’-dwenen. Ook bieek dat er goud-
ipor^-eVen w?ren die te zwak waren om
a's drager te fungeren. Deze werden ge
doubleerd en waar nodig kregen zwak
ke nlekken een polyesterweefsel.
Bij het aanbrengen van de vellen op
de wand tenslotte, werd in plaats van
Grote Houtstraat 21
Steeds verse koffie 70 ct.’
NIEUW - VOSSEMEFR Op 99
maart, geboortedag van de schrijver A.
M de Jong, wordt het A. M de .Tongbids
te Nieuw-Vossemeer officieel geopend,
^on deel is gereserveerd voor een mu
seum. gewijd aan leven en werken van
de schrijver. Verder is er een uitieenbi-
bliotheek in ondergebracht en een oud-
Brabantse stijlkamer waar kostbare do-
kumentatle wordt bewaard.
Een scene uit „Sleepers”. De groep be
staat uit Louis Falco, Jennifer Muller,
Matthew Diamond en Georgiana Holmes.
het beruchte vastspijkeren (warmte en
koude deden het leer uitzetten en krim
pen, waardoor breuk ontstond) een elas
tische stof gebruikt waarop het goud
leer werd genaaid. Nu is niet het leer
vastgespijkerd, maar de stof
In twee opstellingen worden in deze
zaal enkele bijzonder fraaie fragmenten
van goudleervellen getoond. Ze tonen
Vlaamse of Hollandse stijlen en komen
behalve uit Nederlands bezit ook uit
een museum in Mechelen, de stad die
ooit het beroemde centrum van dit
ambacht is geweest. Ook is er een Spaans
hetzij Italiaans fragment te zien, al heeft
dit niet de charme van het Hollandse
polychrome leer dat daai vlak naast
hangt en uit 1650, een eeuw later, hangt.
Eenvoudige, oude instrumenten laten
de techniek van het vervaardigen zien,
daarmee contrasterende moderne appa
ratuur voor de restauratie is eveneens
aanwezig.
Een uitstekend voorbeeld is het ballet
„Sleepers” van Louis Falco. Het werd in
1971 in New York gemaakt en sloeg
daar toen in als een bom. Hier hoorden
we er voorlopig niets van.
De groep van Louis Falco trad in 1973
op in het Holland Festival en vooral
Sleepers werd toen door publiek en
critici verrassend genoemd. De NOS-
televisie toonde meteen belangstelling.
Er begonnen onderhandelingen, maar
het bleek tijdens het festival onmogelijk
tot een behoorlijke televisieregistratie te
kunnen komen.
De groep zou echter terugkomen. Dat
gebeurde in 1974, alweer bij een Holland
Festival. Toen werden de opnamen ge
maakt en op de plank gelegd voor
„later”. Dat „later” is dan nu. En het
volgende Holland Festival staat alweer
voor de deur. „Sleepers” komt dan toch
vanavond 26 maart op de buis, ruim 23
maanden nadat de NOS tot uitzending
besloot: zoiets als de drachttijd van een
olifant.
Het is een ballet voor vier mensen.
Toen ik het in 1973 zag, signaleerde ik
in de eerste plaats een enorme hoop
dons op het toneel, waarin die vier
AMSTERDAM (ANP). Vrijdag 28
maart zullen 65 leden van het Nationale
Ballet voor een vijfweekse toernee naar
Brazilië en Canada vertrekken.
De orkestbegeleiding is in handen van
André Presser.
Er worden voornamelijk balletten uit
gevoerd van de choreografen Rudi van
Dantzig, Hans van Manen, Toer van
Schayk en George Balanchine.
In de maand dat het Nationale Ballet
in Brazilië en Canada optreedt zal het
Nationale Ballet van Canada (uit Toron
to) vijf voorstellingen in Nederland ge
ven en wel in Den Haag, Eindhoven en
Amsterdam.
In dezelfde zaal is een kleine expositie
ingericht, die tot aan de zomermaanden
zal duren. Deze geeft een beeld van de
historie en ontwikkeling van het goud-
leerbehangsel vanaf 1550 tot aan 1890.
Ook wordt een indruk gegeven van wat
nodig is voor het vervaardigen en her
stellen van deze behangsels. Het maken
van goudleerbehangsels is overigens een
uitgestorven ambacht in ons land.
De drie weer aangebrachte behangsel’
zijn van Hollandse, respectievelijk Franse
makelij Een van de Hollandse komt uit
een Haarlemse school. Na de restauratie
bliikt hoe prachtig de behangsels kunnen
zijn; zo heeft een der wanden goudkleu
rige figuren op een blauwe ondergrond,
een bijzonder geslaagde combinatie.
Bij de restauratie werd gebruikge
maakt van geavanceerde technieken
Voor het eigenlijke herstel werd eerst
de zuurgraad en het vetgehalte van het
leer bepaald, omdat deze bepalend zijn
voor het behoud van hot leer. Bij de
restauratie werd uitgegaan van de laags-
"ewiize opbouw van het goudleer; op het
'eer 's een zilverlaag aangebracht en de
'"■’’’dk’eur wordt verkregen door het aan
brengen van een gele vernis. Goud of
’■■’(A-pi wordt daar dus niet bij ge-
lut Waar nieuw ’eer moest worden
kreeg d’t een natuurlijke
- '’-"nardied "?r fijngemalen
- w-crnvp'-'nj’on de gele lak-
Nikolaus Harnoncourt, voormalig cellist van de Wiener
Symphoniker en bekend vanwege zijn ensemble Concentus
Musicus, bepaalde ditmaal in Amsterdam op Palmzondag
het muzikale klimaat. Dat deze specialist in barok-interpre-
taties geen dogmaticus is, bewijst wel het feit dat hij voor de
realisering van de Johannes Passion geen barok-instrumen-
tarium verlangde, doch genoegen nam met een modem orkest
„De Bach-traditie, waarin koor- en orkeststemmen zo rigou
reus verveelvoudigd worden is echter beslist verkeerd. Dan
zou men dus eigenlijk ook de solopartijen moeten gaan ver-
Door de rijpe en in een bepaald opzicht misschien ook wel
onrijpe vruchten, afgeworpen door die reeds gedane arbeid,
blijft de aandacht vanuit de muzikale sector onverslapt op
hem gericht. Enerzijds wordt deze energieke Oostenrijkse mu
sicus geprezen om zijn zoeken naar stijlzuiverheid zonder de
handicap alleenzaligmakende ideeën hieromtrent te koesteren,
anderzijds (hoe kan het ook anders bij iemand die zo aan de
weg timmert) om de zelfde reden verguisd en in het dogma
tische kamp weleens een „valse” stijlpuritein genoemd, met
het verwijt een te sterk intuïtieve in plaats van musicologisch
gefundeerde werkwijze te volgen. „Daarom is het mogelijk
dat je Bach soms stijlzuiverder hoort spelen op een piano dan
op een clavecimbel.” Harnoncourt heeft een open instelling
van grote artistieke zuiverheid. Dat is in het verleden aan
getoond door middel van zijn werkwijze en werd bevestigd
door zijn uitlatingen en door de indrukken die men van hem
kreeg op de in Amsterdam gehouden persconferentie, enkele
dagen voor de veelbesproken uitvoering van Palmzondag. En
in het persoonlijke gesprek komt hij zo mogelijk nóg open
hartiger naar voren en vallen zijn souplesse en innerlijke vrij
heid op. in het geenszins aanhangen van dogma’s. „Het is een
begin, een nieuwe benadering, uit liefde voor de kunst van
het genie Bach.
Een streven naar stijlzuiverheid, niet in de eerste plaats
door authenticiteit van het instrumentarium, maar door ar
tistiek aanvoelingsvermogen van die kunst. Dat zit tenslotte
niet in het instrument, doch in de geest. Het zal toch nooit
mogelijk ziin een vertolking te geven die overeenkomstig
klinkt als Bach’s eigen uitvoeringen. Daar gaat het ook niet
om. Waar het in de eerste plaats wél om gaat, is Bach’s mu
zikale bedoelingen zo dicht mogelijk te benaderen, ook van
uit de tekstbehandeling, welker achtergrond zo dikwijls de
bron is van Bach’s inspiratie.” Zo sprekend wijst Harnoncourt
nog op de uitbreiding van de hiervoor zo belangrijke musico
logische kennis in de laatste jaren, waardoor oude vocale en
instrumentale technieken met de haar eigen articulaties en
f'
Hij betitelt zichzelf liever als „Injections-spritzer” dan als
ontdekker van authentieke stijlelemenen. Van wege het steeds
veranderlijk blijven van de manier van uitvoeren, wil hij zich
zelfs van het woord authentiek distantiëren. „Wir haben den
Bach-Stil gefunden und all das Andere ist falsch” is dus geens
zins wat hij bedoelt te zeggen, licht hij toe, temeer daar men
over de gehele wereld gegrepen is door de grote liefde voor
het werk van de Thomas-Cantor, om diens composities in hun
meest mogelijk oorspronkelijke vorm te reproduceren. We
moeten ook vooral niet te principieel zijn, zegt hij, in dingen
zoals bijvoorbeeld hoe men de strijkstok in Bach’s tijd vast
hield; „Muziek is voor de oren, niet voor de ogen, het gaat
om het klinkend resultaat.”
thieke wijze („mit meinem Temperament und musikalische
Ideen”), dat de vernieuwingen in de uitvoeringspraktijk van
oude muziek op artistieke basis manifest worden. Juist omdat
zijn werk vrij is van modegrillen en spontaner en eerlijker
dan in sommige kringen van hem geëist lijkt te worden. De
kunst is in dit verband evenwel nooit gediend met de be
moeienissen van een „Prinzipienreiter” en dat is gelukkig
ook het laatste wat van Nikolaus Harnoncourt gezegd kan
worden.
Wat dat betreft kon Harnoncourt in Nederland bij de barok-
specialisten goed terecht en kwam de opmerkelijk harmo
nieuze samenwerking met Leonhardt tot stand.
Een samenwerking overigens, die vrijwel uitsluitend neer
komt op een eerlijke werkverdeling. De ene cantate draagt
dus het stempel van Harnoncourt, de andere van Leonhardt,
hetgeen interessante sitylistische verschillen oplevert. Aange
zien men nu met het gereedkomen van de elfde cassette (Can
tates 39 tot en met 42) tot op een kwart van het gehele werk
gevorderd is, zal het nog rond de twaalf jaar kunnen duren
voordat het projekt ten einde is. In beide ensembles die bij de
uitvoering van dit gigantische werk betrokken zijn, Concen
tus musicus Wien en het Amsterdamse Leonhardt-Consort.
wordt het zogenaamde „sprekende” spel nagestreefd, een der
meest in het oog (oor) springende stijlkenmerken van de barok
en door Harnoncourt de „Rhetorik” genoemd.
Vanuit deze benadering wordt steeds een frisse beweging
gaande gehouden en verleent die retoriek het muzikaal lijnen
spel haar flexibiliteit en bepaalt uiteindelijk vanzelf het pas
sende tempo. Dit soort van spel zorgt voor een natuurlijke ex
pressiviteit, die dan niet behoeft te worden opgeschroefd, daar
ze op die manier haast automatisch vanuit de partituur tot
leven wordt gewekt. Harnoncourt zorgt ervoor, op sympa-
mensen als één kluit liggen te slapen.
Als er één zich roert, reageren de ande
ren ieder op hun manier, met tekst en
beweging. Langzamerhand ontstaat er
zoiets als dans. In de tweede plaats
signaleerde ik aan het eind van dit
ballet, nu ook werkelijk de indruk te
hebben deze vier slapers te kennen, iets
wat me voordien nog nooit bij een ballet
was overkomen.
Louis Falco vertelde er het volgende
over: „Ik gebruik veel dialoog in mijn
baletten; dat vind ik erg belangrijk. Ik
begon daarmee in „Sleepers”. Oorspron
kelijk gingen we uit van een stuk mu
ziek. We improviseerden met tekst om
de typeringen van de verschillende men
sen te ontwikkelen, hoofdzakelijk om
onszelf bewust te maken van wat we
precies aan het doen waren en wat voor
karakters we hadden in die bepaalde
situatie. Toen we er later die muziek
naast zetten, was ik daar niet erg van
onder de indruk. We legden dus de
muziek opzij en ontwikkelden de dialoog
verder, en nu hebben we helemaal geen
muziek meer in dat stuk”.
„Veel van mijn werk ziet er gemakke
lijk en vanzelfsprekend uit, alsof het ter
plaatse geïmproviseerd was, maar alles
is zorgvuldig uitgekiend en ingestudeerd,
zelfs de zekere losheid waarmee het
wordt uitgevoerd”.
Tot slot wil ik u niet de vergelijking
onthouden die Falco trekt tussen het
maken van een kunstwerk en het ge
bruik van drugs: „Een kunstenaar heeft
een klein doosje in zijn hoofd en dat
opent hij erg zorgvuldig om daaruit
precies dat te halen wat hij nodig heeft,
precies dat wat hij kan hanteren. Als hij
vrij en sterk genoeg is, kan hij zijn
doosje tamelijk ver open zetten, zonder
de zaak uit de hand te laten lopen. Met
drugs echter gaat dat doosje helemaal
open, en borrelt de inhoud ongecontro
leerd over de grond”.
CONRAD VAN DE WEETERING.
w
Poffertjes m. room-
boter 1.70
veelvoudigen en dat kan wel bij Handel, maar nooit bij Bach. versieringen zo goed mogelijk in ere hersteld konden worden.
Diens werken behouden altijd de geest van kamermuziek.
Dat Harnoncourt, die dit zegt, eigenlijk niet meer geïntrodu
ceerd behoeft te worden, is mede dank zij het Monteverdi -
projekt, dat in 1972 in Den Haag tot stand kwam in samen
werking met het Residentie Orkest en het Koninklijk Con
servatorium; door de Mattheus-uitvoering een jaar later in
Scheveningen (uiteindelijke aanleiding tot het actuele Palm-
zondag-gebeuren in Amsterdam) en last but not least door
het op de plaat vastleggen van zijn versie van de Mattheus
Passie, alsmede van Bach’s „Cantatenwerk”, dat laatste als
gezamenlijk werkstuk met Gustav Leonhardt.
Leef met plezier
Rook de échte Pall Mall Export
Wereldbekend aroma
Pall Mali Export