IK, JIJ, WIJ ALLEMAAL De mens en zijn relaties i A Rietdijks aanval tegen de valse solidariteit 1^* door Theo Koeckhoven Onderschat Aanstootgevend d door Hans Rombouts Gezin Verliefdheid Contacten 1*1 Verraad z K da be in op bi ks or m 4; vi Cl Ai RU5T Mm 8Ri| Is er dan niets meer heilig? DR. C. W. RIETDIJK De opzet is de mens in grote lijnen te volgen, je zou haast kunnen zeggen: van de wieg tot het graf. De mens heeft maar een betrekkelijk korte tijd om van zijn leven te genieten. Er gaat zoveel tijd verloren met onbegrip en nodeloze irritatie. Het gaat er om de weg te vinden, waarlangs je zo harmonieus mogelijk kunt wandelen. Op die weg kom je allerlei mensen tegen, vlak naast je en wat verder weg, maar wel relaties waar je mee van doen hebt, waarmee je wilt of moet leven. In dit boek wordt het proces van de menselijke relatie in zijn verschillende stadia beschreven. Zoals inleider Richter Roegholt het zegt: „hoe de ik al van zijn geboorte af in een web van relaties zit; hoe hij opgroeit en behoefte voelt enkele van deze relaties te verdiepen; hoe hij komt tot de keuze van een partner, voor kort of voor lang, met wie de relatie een bijzondere inhoud krijgt; en hoe de relatie verstoord kan worden of hoe zij eindigt. Elke auteur zoekt zijn eigen weg en geeft zijn eigen kijk op de grote vragen naar het wezen van de mens, het doel van het leven en de wijze waarop hij door geluk, „Ik, jij, wij allemaal” is wat we zouden willen noemen een grijpboek. Je gaat er in lezen en vindt opmerkingen, die je tot nadenken stemmen; die je laten weten, dat jouw problemen niet bepaald iets exceptioneels hebben. Je zou het ook een soort meditatieboek kunnen noemen, waarbij je jezelf (en anderen, want dat doen we nu eenmaal graag allemaal) kunt doorlichten op veel terreinen. En het prettige is, dat je niet alleen losse opmerkingen aantreft, maar ook adviezen, aanwijzingen, hoe je oplossingen zou kunnen vinden. Hans Korteweg, begeleider van ontmoetingsgroepen (sensitivitytrainer zo men wil), spreekt over het contact zoeken, het zoeken naar de ander. Het contact, dat er al of niet is of was met ouders of partner. Hij laat zien, dat iedereen overtuigd, dat hij het beste met de ander voor heeft de ander kan misvormen. „Ze waren niet te kwader trouw”. En: „Heel, heel veel moet door het opgroeiende kind onderdrukt worden. Dat gaat door wanneer het kind groter en groter wordt. De verwachtingen en eisen van de omgeving blijven hun tol opeisen”. „Vooral wanneer je kijkt naar verbroken contacten, vroegere vriendschappen of huwelijk, kun je goed zien, wat voor openlijke en stilzwijgende afspraken daar bestonden. Daar zijn die contacten voor een deel ook op stuk gelopen. Die afspraken gaan een eigen leven leiden, onafhankelijk van de twee harmonie of anderszins kan streven naar wat hij ziet als de vervulling van het menszijn”. Natuurlijk zal iedereen al naar gelang zijn instelling of interesse het ene hoofdstuk lezenswaardiger vinden dan het andere. Huisarts Bouricius geeft in grove schets aan hoe een mens fysiek in samenhang met zijn geest in elkaar steekt. Jos van Ussel, die promoveerde op „de geschiedenis van het seksuele probleem”, gaat in op het onderwerp: hoe kan een relatie eruit zien? Hij zet het traditionele huwelijk op losse schroeven en noemt alternatieven, het vrije huwelijk, vriendschap, commune. Van Ussel schildert de moeilijkheden en dwangmatigheden in een huwelijk. „Een stuk van je eigen leven bewaren, dat kan moeilijk, want dan ben je een Herman Musaph. psychiater, behandelt de partnerkeus. Hij geeft onder meer een schitterende beschrijving van verliefdheid. Hij benadrukt de straffe vormen waarin we zitten opgesloten. „Wij leven in een cultuurpatroon, waarin het ongepast is heftige gevoelens te tonen. Men dient zich te beheersen. Dit geldt voor haat, woede, verdriet en ook voor verliefdheid. Men kan zich nauwelijks een voorstelling maken van de enorme hoeveelheid leed, die wij elke dag opnieuw onze medemens aandoen met ons wanbegrip, onze jaloezie en onze vastgeroeste normen, waarmee wij onszelf bewieroken”. belanghebbenden. Ze belemmeren de vrije inbreng van dat wat je eigenlijk beroert, wat je voelt en zelf wilt”. Korteweg geeft enkele ontmoetingsvormen, die hij toepast in de groepen, die hij begeleidt. Rita Kohnstamm, hoofdredacteur van „Ouders van nu” en „School”, P. Dupuis, huisarts, en Gemma Naninck nemen het de de ouderschap onder de loep (o.a. ook de voorbehoedmiddelen en de abortus). Rita Kohnstamm schrijft voorts nog indringend over de opvoeding en de problemen, die daar aan vastzitten. Prof. dr. M. van Beugen, andragoloog, bespreekt het leven in groepsverband en dan met name in het gezin, waar spanningen optreden en men zo nauw op elkaar aangewezen is. Prof. dr. M. Langeveld overziet het proces van de menselijke ontwikkeling in het maatschappelijke verband: kind zijn en mens worden. Dokter Dupuis ontmythologiseert de jaren van de overgang en ouderdom, waarin niets meer zou kunnen of mogen op velerlei gebied. Ronald van den Berg en Mare Nevejan, de een seksuoloog en de ander psychiater, zetten de moeilijkheden in de relatie min of meer op een rijtje en geven de weg aan om tot een oplossing van relatieproblemen te komen. Mare Nevejan besluit het boek met een prachtig sfeervol hoofdstuk over het einde van een relatie (door de dood of scheiding). De vormgeving door Pieter van Delft en Jack Botermans maken het boek ook tot een aantrekkelijk kijkboek. „Ik, jij, wij allemaal” is uitgegeven door Kosmos in Amsterdam. Het is als boek van de maand in april tegen de helft van de prijs verkrijgbaar. Na be’ an< on; an mc vai op; in SOI lat ins zu? of ve: na „V va w? pl< ZOl be dii pr Ar ,,N ph m( ru: Ri de ru inl all wé do Hg aa zo da al* ev st( De Vi Hi vo dv ui on Ja te< en tv; ge ru he ge ge w Pi cl' O' st< gr o>- N; or he pl ei Vc Jl m te vc R: Het idee om dit boek te gaan maken is ontsproten op de burelen van het blad „Ouders van nu”. De inbreng van de redactie van dat blad is dan ook merkbaar: men heeft in eigen en nauw verwante kring rondgekeken naar medewerkers-specialisten. Aanvankelijk wilde men er een encyclopedische vorm aan geven, maar daar is men terecht, dachten we vanaf geweken. Het begrip relatie is zo bespreekbaar vanuit verschillende startpunten, dat een alfabetische opzet een onbevredigend resultaat opgeleverd zou hebben. Nu heeft men een twaalftal schrijvers en schrijfsters uitgenodigd om vanuit hun eigen visie een aantal onderwerpen te behandelen, waarmee de mens alleen, maar vooral in relatie met anderen te maken heeft. En dan vooral gericht op de practijk van elke dag, opgedaan uit eigen ervaring. Het boeiende aan dit boek is, dat uit die verschillende uitgangspunten ook uiteenlopende mensbeelden naar voren zijn gekomen. De auteurs dringen niets op, houden de horizon open, geven alleen inzicht en als het kan vrijblijvend advies. Men moet niet denken, dat men na het dichtslaan van dit boek een aantal pasklare recepten voor een verbeterde verhouding met anderen (of dat nu met zijn partner, gezinsleden of andere mede-mensen is) heeft gevonden. Het boek geeft lijnen aan, waarlangs men kan denken en naar oplossingen of verbeteringen kan zoeken. beginnen met vrijwillige versobering, voordat zij straks hiertoe worden ger dwongen. Zet de rem op de groei en verkort nu reeds de arbeidstijd. Het is wel een prettig idee dat je door minder te werken de ondergang kunt tegenhouden. Maar ook door sober te zijn en waakzaam, kortom door een voudig te leven. egoïst; iemand, die de voordelen van vrijgezel wil combineren met het comfort van het huwelijk.” „Regels en normen geeft de samenleving genoeg. Ze kunnen nuttig zijn maar ook meer kwaad dan goed doen. Het zijn krukken, die beletten dat men leert lopen. Het probleem is niet, dat de mensen op zoek zijn naar kansen om zich losbandig uit te leven, maar dat de meesten ingeslapen zijn voor ze zes jaar oud zijn. Ze vergeten te leven en verzaken zichzelf. Hoe kunnen zij dan beminnen? Als het huwelijk ooit dood gaat, is het niet door het geschrijf ertegen maar door de lamlendigheid van de getr ouwden”. Drs. Gerda de Bruijn spreekt over de hongers, die blijven klagen binnen een relatie en hoe je die hongers kunt trachten te stillen of uit te bannen. Met name gaat ze in op de „honger” van erkenning en de daarmee samenhangende al of niet vermeende miskenning, waardoor allerlei contactstoornissen optreden en zich verbreiden. Het is een zeer boeiende analyse. Zeker als hij schrijft dat de rechtse anti-rationele contrarevolutie tegen de rede links in haar greep heeft. De groep is haar God en de communis opinio is zijn profeet. Dr. Rietdijk is uiteraard geen man die warm loopt voor de solidariteit van de groep. Daarom tracht hij de (mens)weten- schappen met name van dit groeps- conformisme te bevrijden. Ik ben heel blij met duidelijke boeken als deze en met duidelijke mannen als Rietdijk. Het is echter onwaarschijn- Als we terugkeren tot de oorspron kelijke eenvoud van het christendom zijn we al een stuk gevorderd, vindt Adolfs Dat is waar. Adolfs is dus ook optimist en hij gelooft in de mogelijkheid van zo’n renaissance. Deze heeft drie pijlers nodig: vrij heid, opstanding en de nieuwe maat schappij met nieuwe verhoudingen tussen de mensen. Zo’n nieuwe we reld is Robert Adolfs heilig. Dat is meteen een antwoord op de vraag in de titel van het boek, dat ik behoor lijk wat kritische lezers toewens. neert” de democratie helaas ook in gemeenten, provincies en bedrijven. Alternatieven liggen echter niet voor het grijpen. In het boek wordt de opkomst van het kapitalisme gezien als een gevolg van de sterk verminderde invloed van het christendom op maatschappij en cultuur. Men kan met hetzelfde recht beweren dat het kapitalisme zijn belangrijkste voedingsbodem heeft gevonden in het christendom en dan vooral in de calvinistische bele ving ervan. Gelukkig voelt Adolfs die mogelijkheid zelf wel aan. Het ligt voor de hand dat Adolfs verzet aantekent tegen de consump tiemaatschappij, waardoor de mens in de westerse samenleving wordt inge- kapseld in een wereld van schijnbe- hoeften. Hij protesteert eveneens te gen een politiek die de kloof tussen rijke en arme landen steeds wijder maakt. Gelukkig kan hij een groeien de bewustwording van wereldproble men als milieuvervuiling constateren. lijk dat hij o goed als alleen een br:s kan slaan in de bierkaai van de beroepsleuteraars. Elke poging in de ze richting verdient daarom des te meer steun, want er staan grote be langen op het spel. De strijd tegen de progressievelingen, die de vooruitgang stagneren, is begonnen. Het boek van Rietdijk stemt tot bezinning. Is bijvoorbeeld het onder wijs gediend met een inhoudsloze vernieuwing? Juist nu iedereen jaren en jaren op school zit, worden de vakken uitgehold. De knappe leerlin gen vervelen zich. Het individu wordt gesmoord door de Itefdevolle groep. Creativiteit overal, maar de creativi teit die opbloeit uit de rede krijgt geen kans. Persoonlijke kwaliteit en prestatie van de nuchtere eenling zijn verdacht. Nivellering is een tover woord Laat iedereen gelijk zijn, maar dan wel op het laagste niveau. Leve de conservatief die zich nu progressief noemt. Leve de groep. Pet af voor de doctorandus die modellen ontwerpt, structureert en analyseert. In feite zegt hij alleen maar bla, bla. De sociocraat staat gewoon in zijn nakie, maar niemand heeft het in de gaten, omdat de weledelgeleerde wordt bedekt door de eerbied van allen die vergeten hun verstand te gebruiken. Dat verstand hoort niet bij de spelregels van de groep. Van die kant worden geen eeuwige waarheden meer op ons dak gescho ven. Structuren en systemen zijn er voor in de plaats gekomen. We wor den dus niet meer door de hond maar door de kat gebeten. Hoe het zij, ik vermoed dat Robert Adolfs de in vloed van de godsdienst onderschat. Daar staat tegenover dat de schrijver een duidelijk zicht heeft op de in vloed van kapitaal en bureaucratie. Als hij spreekt over de democratie merkt hij terecht op dat de volksver tegenwoordiging wordt tot een instel ling die in vele gevallen legitimeert wat elders buiten het parlement reeds lang is beslist. En zo „functio- Schopt Adolfs tegen heilige huisjes, dr. C. W. Rietdijk doet dat nog veel meer. En grimmig bij tijd en wijlen. Inderdaad uitgever, aanstootgevend zelfs. Taboes of heilige huisjes mogen best worden neergehaald. Daar neem ik aanstoot aan als beschermende huisjes rond achterblijvende sociale groepen en geestelijk minder bedeel den meedogenloos worden gesloopt. Het lijkt er zelfs op dat Rietdijk het plebs graag zou laten steriliseren om meer ruimte te geven aan het ware en heilige intellect dat in de gedachte van Rietdijk alleenzaligmakend is Adolfs weet natuurlijk heel goed dat hij de wereld niet in zijn zak heeft zitten. Daarom heeft hij zijn werk laten nakijken door een groepje deskundigen. Zoiets wekt vertrouwen. Bovendien noemt hij zijn werk een discussieboek. Hij noemt zijn eigen ideeën aanvechtbaar en zij mogen van hem rustig worden aangevochten. Adolfs geeft een ruime plaats aan de verschuiving die de laatste tijd is opgetreden in het hele pakket van normen en waarden. En zo kom je als vanzelf tot de vraag of er dan niets meer heilig is. Adolfs tracht de oorzaken na te gaan en zo stuit hij op de afnemende invloed van de geïnstitutionaliseerde religie als een belangrijke oorzaak van de jongste verschuivingen in het bonte patroon van normen en waarden. Niet alleen de kerken als instituut maar ook God en godsdienst zijn volgens Adolfs een te verwaarlozen factor geworden in onze cultuur en samenleving. Het is eigenlijk merkwaardig dat iemand een boek schrijft waarin hele wereldbeschouwingen, de politiek, de godsdienst, de economie, de kunst en de cultuur als zodanig aan de orde worden gesteld. Wat verbeelden die mensen zich wel, vraag je dan heel oneerbiedig. Hebben ze soms alle geestelijke en maatschappelijke stro mingen sinds de grondvesting der we reld af netjes gerangschikt in hun superbreinen opgeslagen? Maar wie is in feite hoogmoediger? De man die een dergelijk boek schrijft of de man die maar eventjes zal beoordelen of de superbreinen het goed gedaan heb ben? Het antwoord is aan de lezer die hier enige informatie krijgt aan geboden over twee zware boeken. Het ene heet „IS ER DAN NIETS MEER HEILIG?” van Robert Adolfs (Con tact Amsterdam) en het andere is getiteld „DE CONTRAREVOLUTIE TEGEN DE REDE” (Polak en Van Gennep Amsterdam). Bij beide boe ken mag de vraag worden gesteld: is er dan niets meer heilig? Om alle misverstanden te voorko men, dr. Rietdijk zet het verhaal wel wat steviger op poten dan hier ge beurt. Hij wil ons waarschuwen te gen de groepsleiders, die bang zijn voor de wetenschap, want de weten schap produceert controleerbare fei ten. Maatschappelijke misstanden schrijft hij toe aan twee oorzaken: domheid en slechtheid. En tolerantie ten opzichte van het menselijk tekort is verraad aan degenen die er door lijden. Als men het kwaad niet in anderen veracht, waarom zou men het dan in zichzelf verachten? En waarop zou dan het geweten berus ten? Deze vragen stelt Rietdijk, wiens hele boek anti-nivellerend is en een pleidooi voor de meritocratie. Met andere woorden: geef het paard de haver die het verdient. Dat is dan Rietdijk, aan wie men zich moet ergeren en van wie men veel kan leren. Daarom ook om het geheel eigen karakter een aanbeve ling voor het boek, dat met een gezond en nuchter verstand moet worden gelezen. Wat heeft de lezer dan voor zekerheid dat mijn inter pretatie van het boek de juiste is? Voldoende, want ik ben met zeven paarden uit de klei 'getrokken en in talrijke colleges van sociologen, theo logen en pedagogen ben ik niet van de sokken gepraat. Ik heb hun ballast gewoon ondergeploegd. Overigens is het goed te weten dat er in de gemeente Bloemendaal nóg een man woont die af en toe verstandige din gen zegt: dr. C. W. Rietdijk. men niets. Men weet hoe te preken, al zegt men niets. Onze God is de groep. En groepsleden zijn clement jegens zwakke broeders. Dr. Rietdijk niet. De groep beschermt de zwakke en daarmee zichzelf. De zonde wordt aan de zwakken vergeven, want de zwak ke is ook een mens en ook groepsle den zijn allen mensen. Zij moeten de ander, hoe zwak en hoe misdadig ook, wel ontzien omdat zij hem nodig hebben als verontschuldiging voor hun eigen daden. Als man met een gezond boerenverstand moet ik Riet dijk op dit punt gelijk geven. Goed, Rietdijk overdrijft en hij generali seert, maar in grote trekken blijft zijn gelijk overeind. De mens is een zeer ingewikkeld wezen. Daarmee houdt het niet op, want die mens heeft dan ook nog contacten en relaties met de andere ingewikkelde wezens naast en bij zich. Daarmee zit je dan direct in een vaak verwarrend patroon van raaklijnen. De relaties van de ene mens ten opzichte van de ander zijn erg belangrijk voor het al of niet goed functioneren, gelukkig of ongelukkig zijn van mensen. Over deze „relaties met anderen” en eigenlijk ook met jezelf is een bijzonder boeiend boek verschenen: „Ik, jij, wij allemaal”. Het is uitverkoren tot boek van de maand april. Dat is op zich al opmerkelijk, omdat in de reeks boeken van de maand meestal de wat luchtiger kant van het boekenwezen wordt gekozen (een molenboek, Robinson Crusoë enz.). Nu moet gezegd worden, dat dit nieuwe boek, op een soort coöperatieve basis gemaakt, een verre van moeilijk boek is in die zin, dat er alsmaar getheoretiseerd zou worden, dat het bol zou staan met onbegrijpelijke, wetenschappelijke praat. Niets van dit alles en dat maakt „Ik, jij, wij allemaal” zo aantrekkelijk (men slaat ook niet door naar de andere kant, dus nadrukkelijk populair). voor de noodwendige ontwikkeling en vooruitgang van de wereld. Maar de moderne taboes, amechtig opgericht door een modern leger goochelaars als agogen, agologen, sociologen, pe dagogen en psychologen, mogen wat mij betreft rustig tot in de grond worden afgebroken. Rietdijk doet dit met een heilige ijver. Hij komt op voor het heilige, intellectuele en in telligente individu en hij gaat dwars in tegen de sociale taboes, overeind gehouden door de sociale mensen, die volgens dr. Rietdijk alle godsdienstig zijn, al weten zij het zelf niet, want hun God is de groep en de grootste zonde is de groepslastering. Hun vij and is de mens die zijn verstand gebruikt liever dan te zwijmelen bij het „wetenschappelijk” gekakel van de groep. Hun tegenstander is de mens die meer hecht aan rede dan aan gevoel, meer aan de inhoud dan aan de vorm. Die gewoon durft bekennen dat het peil van het onderwijs zorg wekkend is gedaald. Maar de socio- craten stellen de didactiek centraal. De schoolmeester wordt best goed geleerd hoe methodisch de leerstof te laten verwerken. Om de leerstof zelf bekommert men zich nauwelijks. Men weet hoe te doceren, al zegt Adolfs betreurt echter dat de inter nationale samenwerking op het ter rein van armoede, milieu en dergelij ke weinig doeltreffend is. Adolfs wordt ronduit pessimistisch als hij schrijft dat onze cultuur ten onder moet gaan, maar uit die ondergang zal een nieuwe zinvolle wereld te voorschijn komen, althans zo denken sommigen er over. Adolfs zelf is daar nog niet zo zeker van. Daarom advi seert hij de mensen nu reeds te uWh, Bi'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 18