FANATISME ALLEEN IS NU NIET MEER VOLDOENDE BIJ TOPROEIEN V oetbal wereld j e p J FF w KT*-' is maar primitier IK JAN DE JONG: I I 44 I door Pieter Mul Successen vaak waren toevalstreffers i ft-3^9 23 ZATERDAG 2 9 MAART 1975 w ■j n en i. n Studenten Clubmensen Afweten De Kromme Doodschop .i .Je*> L olgens 2 R UK SP iassg 9 9 9 /ft _jiKr Bijzonder kind i Barry Hulshoff is de bekendste roeier van Nederland. Jan de Jong L, i* h»3i W*H I igelijk •ecteur raring) boek- kring moet er smakelijk om lachen. „Dat is een goeie. Het zal wel kloppen ook”. De grap moet De Jong toch ook een beetje pijn doen, want als lid van de technische adviescommissie van de Koninklijke Nederlandse Roei Bond ziet hij toch liever echte roeiers de sport publiciteit bezorgen in plaats van voor herstel vechtende Successen op internationaal niveau zijn de laatste jaren afkomstig van de dames en de „lichte” heren. Maar de categorie die van oudshei WET team- er sa- >innen ran de lol en ig, ge- iplein) Jan de Jong: „De toproeiers zitten nog steeds in de studentenwereld, daar kom ik nog op. Maar met name in de oude studentenverenigingen, de corpora, werd er geringschattend gedaan over de kleine knulletjes. De zware jongens waren veel meer in tel, het is een onderscheiding naar gewicht. Onder de 72 kilo ben je licht, daarboven val je in de zware klasse. Dat gewicht speelt een rol omdat massa een belangrijke factor is bij het Daaruit blijkt weer eens dat voetbal een primitieve gemeenschap is, verge leken met de andere gemeenschappen waaruit onze samenleving is opge bouwd. Het citaat waarmee ik begon staat overigens niet op zichzelf. We lezen dat Wim Rijsbergen al heel wat spit sen, letterlijk en figuurlijk, heeft ka- potgebeukt, en Van Hanegem vertelt rondborstig dat hij altijd uit de buurt bleef van zijn vriend Piet Keizer, intensief met de coaches bezig. Zoals de naam al zegt gaven we voorheen alleen advies aan het bestuur over het uitzenden van ploegen. Die sinterklaas periode van reisjes verdelen is nu voorbij, je zou ons het best technische commissie (onder leiding van ir. Roëll) kunnen noemen. Pas op de nationale kampioenschappen maakte de TAC vroeger een selectie voor grote evenementen. Nu grijpen we indien nodig al veel vroeger in het seizoen in door tijdig onze mening over de te vormen ploegen met de coaches en roeiers te bespreken. Het is ook belangrijk die clubmensen in hun waarde te laten, daarom zijn we niet zo voor centralisering van de aanpak. Ook de technische adviescommissie houdt zich veel meer dan voorheen Bij de zwembond heb je dat wel gezien: als hun pupillen goed genoeg waren raakten de club trainers hen kwijt en dat veroorzaakte een hoop narigheid. Nu decentraliseert de zwembond weer. Vandaar dat wij zoveel mogelijk de touwtjes in handen van de clubmensen willen laten- Aan ons beleid met Vanier ligt ook die gedachte ten grondslag dat de clubs van hem moeten profiteren en niet de toppers. Het zijn immers de (burger)verenigingen dit het geld voor zo’n man moeten opbrengen. De TAC is wat de opbouw betreft nadruk gaan leggen op het varen met z’n tweeën want dat is de basis van het roeien. Zo moet je de techniek onder de knie krijgen en bij die tweeën kun je ook bekijken wie de goeie roeiers zijn. Ben je goed in een twee dan kun je bouwen dings- ;t uit- sn sa- einere >n met m met classe- voor- werk- m een assi- t bij- ie. ininnwHiHUiiffHfti t tan.- an de len u telef. „terwijl ik anders altijd tegenstanders opzoek en zonodig een doodschop geef”. U merkt het wel; helemaal Willem van Hanegem, hij doet zich niet beter voor dan hy is, hy zegt waar het op neer komt, zoals hij na afloop van de wedstrijd tegen Den Haag ook volmondig toegaf dat hij Monnée, die hem even tevoren had vastgehouden, met opzet ten val had gebracht. Het boetekleed ontsiert de man niet. In dit geval bedroeg het boetekleed twee geschorste wedstrij den en twee wedstrijden voorwaarde lijk. Met andere woorden: de sportjour nalist Cees Jansma heeft de gedach ten, ideeën en herinneringen van Wil lem van Hanegem opgetekend en vorm gegeven, waardoor er sprake is van een soort uitgebreid interview, zoals dat ook iedere maand in Play boy staat. In Playboy wordt de inter viewer natuurlijk in grote duidelijke letters vermeld, want Playboy is een fatsoenlijk en serieus te nemen maandblad, maar om de een of ande- tijd afweten bij internationale confrontaties. Als op zovele andere sportieve gebieden hebben de volksdemocratieën in Oost-Europa het heft in handen genomen. Koning en De Jong: „Daar is niks geheimzinnigs aan als je weet hoe de zaak daar wordt aangepakt. De lichamelijke opvoeding speelt in die landen op jonge leeftijd al een veel belangrijker rol. Bovendien, staat de sportgeneeskunde er op een veel hoger peil dan bij ons het geval is. Net als in de zwemmerij kijken de wetenschapslui bij jonge meisjes en jongens naar de bouw van het lichaam. Door botmetingen bij bijvoorbeeld tienjarigen kunnen de artsen uitrekenen hoe groot en hoe sterk iemand zal wor den. Is die selectie eenmaal gemaakt dan worden de uitverkorenen jarenlang intensief begeleid. Ik geef toe dat we in de jaren zestig met onze heren ondanks dat alles aan de top hebben gestaan. Dat is veelal een kwestie van toevalstreffers geweest, net zoals met Cruijff in de voetballerij hadden wij toen een stel uitzonderlijke talenten. Zo’n tien jaar geleden waren de Oostblok-landen ook minder ver met de sportmedische begeleiding zodat er door ons nog op fanatisme gewonnen kon worden Nu is dat uitgesloten, maar toen was een geslaagde combinatie van talent en enthousiasme voldoende om een Oostelijke roeimachine zonder inspiratie te kunnen verslaan”. „Bij een corner voor Nederland lachte hij wat link tegen me. En ja hoor, toen die bal mijn richting uit kwam zag ik hem, vanuit een oog hoek, dichterbij komen. Ik denk, die boort me de grond in. In zulke geval len is er maar één oplossing: de elleboog uitsteken. En toen-ie dicht bij me was, te dicht als je het mij vraagt, liep hij zomaar ineens tegen die elleboog op. Pats, zo op z’n gok. Bloeden natuurlijk, al was het niet ernstig. Maar hij moest wel naar de kant om zich even te laten verzorgen Eigenlijk moet je zulke verha len maar gauw weer vergeten. Dat mag alleen in het profvoetbal gebeu ren, niet bij jullie”. topvoetballers. Maar de dagen dat skiffeur Jan Wienese even populair was als zeg maar Johan Cruijff liggen dik onder het stof. Maar ook met Cees Jansma als dirigent is het een leesbaar boekje géwordén, waaruit ik onder meer leerde dat voetbaljournalist Maarten de Vos degene is geweest die Van afwis- g met tietoe- ig en sioen- ss met lorden ronck- het meeste aanzien genoot, die van de „zware” heren, laat het al een jaar of vijf afweten. Ik was overigens wel even ver baasd dat Cees Jansma de auteur van „Willem van Hanegem” was, en niet de Rotterdamse sportjournalist Dick van den Polder die de „heel leesbare” wekelijkse column van de Kromme in het Parool schrijft, althans in een vorm giet, zoals een diamantslijper onmisbaar is voor het herscheppen van de ruwe steen in de glinsterende diamant die daarna zo kostbaar blijkt te zijn. Het boekje is uitgegeven door De Gooise uitgeverij, waarvoor Cees Jansma eerder al Leo Horn’s boekje over het wereldkampioenschap voet bal had geschreven (pardon: vorm had gegeven), dus zodoende. De Jong en Koning wijzen ook nog op de kortere studieduur als factor die het toproeien niet ten goede komt. Zeker als de olannen volgens de wet- Posthumus doorgaan en de meeste studies maar vier jaar in beslag mogen nemen voorziet het tweetal nog minder mogelijkheden voor studenten om zich op roeigebied internationaal te laten gelden. „Het verloop is in Nederland toch al groot. Hoogstens vijf tot zes jaar draait men in de top mee want maatschappelijk gezien levert topsport bij ons een achterstand op. In het buitenland zie je evenwel ploegen die negen a tien jaar mee kunnen draaien- Men beschuldigde Nereus er vroeger altijd van dat het broodroeiers waren, halve of hele professionals dus. In het buitenland zijn die situaties geen uitzondering maar de Amsterdamse club was en gewoon te sterk omdat ze in Nederland veel baanbrekend werk heeft gedaan. Daar werden altijd de nieuwe snufjes het eerst toegepast waardoor Nereus een voorsprong op de andere clubs nam. Bovendien heeft Nereus veel goede coaches gehad, zoals dat bijvoorbeeld nu nog het geval is in de persoon van Willy Bloemendal. Maar ook onder de coaches is het verloop groot want dat zijn in de meeste gevallen ook studenten. En juist die coach is erg belangrijk want van jezelf kun je niet zien hoe je in de boot zit en of er wat hapert aan de techniek. Er is Zoals gezegd laten de heren het in de belangrijkste categorie echter al enige hem pleziertjes waarvan het in onze maatschappij wat ongewoon is ze na te laten.” De 31-jarige De Jong: „De medewerking van de universiteit is voor toproeiers ook een moeilijke zaak. Vaak moet er gesmeekt en gebedeld worden of een examen verschoven kan worden vanwege een grote wedstrijd.” En Arthur Koning (30 jaar): Het gaat niet alleen om de universiteit maar ook om de studenten. Het lijkt wel of je niets meer mag presteren, het is uit de tijd om topprestaties in de sport te willen leveren. En wat de verenigingen betreft, daarmee is de binding duidelijk minder geworden. Het kost in de studentenverenigingen vaak veel moeite nieuwe mensen te vinden die organisatorisch werk willen doen. In de zestiger jaren en daarvoor was juist die band met de roeiclub een stimulans voor een hevige concurrentie. En dat laatste heeft heel wat grote roeiers voortgebracht.” geen echte opleiding voor coaches maar om daarin te voorzien hebben we sinds een half jaar voor het eerst een full time bondscoach: Iwan Vanier. Met de roeitop houdt hij zich niet bezig, die weet grotendeels zelf wel hoe hij ervoor staat. Nee, Vanier gaat zich vooral bezighouden met de jeugd en het begeleiden van coaches. Als hij in twee jaar tien goeie coaches ontdekt is hij zijn geld al waard geweest. En daar is Willem nu pisnijdig over. Hij meent dat hij daardoor zijn spel niet meer kan ontplooien, want hij hoeft nu maar „dit” te doen of hij heeft weer een paar wedstrijden aan zijn broek. Ik vind dat een merk waardige gedachtengang. Het komt erop neer dat Van Hanegem er van uit gaat dat hij, als een van de grootste voetbaltechnici in de hele wereld, absoluut niet kan voetballen als hij niet af en toe een speler zijn elleboog in het gezicht mag drukken, met modder mag gooien, of de scheidsrechter voor joker mag zetten. Hoe denkt hij dat Coen Moulijn zich al die jaren heeft weten te handha ven? Had die zoiets ooit nodig? Johan Cruijff ouwehoert wel veel in het veld, maar zijn zelfbeheersing jegens vasthoudende spelers (denk maar aan aan een vier en dan een acht. Andersom kun je veel moeilijker zien wie nu de besten in een ploeg zijn. Vandaar dat we tegenwoordig clubmootjes bestaande uit de beste roeiers in een acht stoppen. Wat we echter ook proberen, een achterstand op de Oostbloklanden blijven we houden. Het materiaal dat ons ter beschikking staat is nu eenmaal veel beperkter. Wij hebben toproeiers gehad met een veel te zwakke rug of met een blokje onder hun voet tijdens het varen omdat het ene been korter was dan het andere. Dat zijn jongens die in het Oosten beslist zouden zijn afgekeurd.” Hanegem zijn eeuwige bijnaam „De Kromme” heeft bezorgd. Daar benijd ik Maarten om. Een begrip creëren, dat is het mooiste wat een journalist kan bereiken. Zo creëerde Henri Knap het begrip „bermtoerist” en Gerton van Wapeningen het begrip „bromfiets”. Wie zou de eerste zijn geweest die schreef: „Na de thee waren de bordjes verhangen”, of „De bal scheerde de lat”, of „De parelvis ser van Mozambique”, of „De Leidse notariszoon”of „De wijdbroeken”of „De Rotterdamse Kuip”, of „Het tota le voetbal”, of „De stopperspil’’, of „De vliegende kiep”, of „Driemaal corner pinantie”, of „De vliegende huismoeder”, of „De opkomende back”, of „De professionele tac kle”. Dat zijn allemaal staande uitdrukkingen of karakteristieken ge worden, maar eens is er iemand ge weest die ze voor de allereerste keer lanceerde, zoals Churchill „Het ijze ren gordijn” creëerde en Rinus Mi chels de slogan „Voetbal is oorlog”. re geheimzinnige reden denken Ne derlandse uitgevers vaak dat voetbal liefhebbers liever een boek over hun idool lezen als^ze kunnen denken dat hij het zelf geschreven heeft (hoewel ze wel weten dat hij alleen maar „krom” kan schrijven), dan dat zij een boek over hem lezen dat geschre ven is door iemand die zoiets ook kan. Dit is een eigenaardigheid die je bijna uitsluitend bij biografieën over sportlieden aantreft. Michel van der Plas heeft een boek over Luns ge schreven, Herman Pieter de Boer over Rijk de Gooyer, en Bob Ver- straete over Ko van Dijk en in geen van die gevallen werd de schrijver- interviewer verdoezeld, weggemoffeld, verdonkeremaand of verloochend. Wat evenwel ook in ’75 nog niet is veranderd is het feit dat de. vaderlandse roeitop nog steeds uit studenten bestaat. De KNRB heeft rond de elfduizend leden en 3000 daarvan zijn wedstrijdroeiers- En daar weer een percentage van wordt door de studenten gevormd. De Jong: „Regelmaat is in de training erg belangrijk. Studenten hebben de gelegenheid om zelf een geschikt tijdstip uit te kiezen en hun werkzaamheden daar naar te richten. Die vrijheid hebben de meeste andere mensen niet.” En Koning, coach bij Nereus waar hij vroeger stuurman was: „Die tijdfactor is van groot belang maar ook de discipline. Met name de eerste twee jaar moeten jonge roeiers zich aan een ijzeren discipline willen onderwerpen. Daarnaast moet een roeier vroeg naar bed, hij mag niet roken, niet drinken het ontneemt roeien, zeker bij tegenwind. Kijk naar de sterkste roeinaties van het ogenblik, de Oostbloklanden, dan zie je allemaal knapen in de boot van minstens 1 meter 92 en negentig kilo zwaar. Dat zijn daar de selectiemaatstaven en in ons land gaat dat beslist anders toe. Mensen die bij ons gaan roeien zijn meestal jongens die in een andere sport minder goed meekwamen. Het is een restant: de jongens die met hockeyen, basketballen enz. niet tot de besten behoorden”. En mede-commissielid Arthur Koning vult aan: „Degenen die bewust kiezen voor het roeien en er aanleg voor hebben zijn zij die er ook in andere sporten wel gekomen waren. Maar dat je in je jonge jaren gaat roeien ligt niet zo voor de hand omdat het op de middelbare scholen nauwelijks aan de orde komt- Wil je bovendien echt een toproeier worden dan moet je daar een hoop voor laten staan en juist in je jeugd wil je wel anders. Maar laat ik benadrukken dat het een fabeltje is dat roeien een onbereikbare sport is omdat het zo duur zou zijn. De contributies liggen op hetzelfde niveau als in andere sporten.” Jan de Jong: „Wat die middelbare scholen betreft is Haarlem een voorbeeld van hoe het zou moeten zijn. De vereniging Het Spaarne is daar erg actief en elk jaar zijn er ook schoolwedstrijden. Die aandacht voor de jeugd heeft kennelijk succes want junioren van Het Spaarne veroverden niet zo lang geleden Europese titels op kampioenschappen van de FISA, de internationale roeifederatie.” F-Ï de Europa-Cupfinale Ajax-Inter Mi lan) was en is meestal schier boven menselijk. Zelfs van Johan Neeskens, de hardste tackelaar ter wereld, kan je niet zeggen dat hij gemeen speelt. Hij was het die de elleboogstoot van De Kromme te incasseren kreeg en niet omgekeerd. met enkele Bulgaren, dat is echt iets voor Van Hanegem, daar speelt hij mee, daar geniet hij van. Heerlijk voor aap zetten. Maar er liep ditmaal weer zo’n ondermaatse arbiter rond enz. enz. V merkt het, de hele toon is die van Dik Troms „Het is een bijzonder kind en dat is-ie”. Het is overigens niet waar dat niemand in de cata comben inging op de lachende vraag. Ik herinner me dondersgoed dat ik Van Hanegem toen gevraagd heb waarom hij Kolev letterlijk in de vernieling had getrapt? Waar dat in godsnaam voor nodig was? En ik herinner me ook nog dat ik even later, toen Rinus Michels de de pers te woord stond, de vraag heb gesteld of hij Van Hanegem er in de rust had uitgehaald omdat hij bang was voor een rode kaart? Michels gaf toen een van zijn non-antwoorden. Ik herinner me ook nog dat ik toen geschreven heb dat Van Hanegem schandalig te keer was gegaan. Ik was trouwens de enige niet. En wat die dankbaarheid van Nederland be treft ten aanzien van dat aspect van een van onze grootste voeballers-al- ler-tijden, die dankbaarheid is ook maar betrekkelijk. Want het keer punt in de finale kwam op het mo ment dat Nederland met een 1-0 voorsprong de Duitsers volledig in zijn zak had. Van Hanegem moest toen zo nodig Gerd Muller in het voorbijgaan omver duwen. Een ge heel zinloze daad. Hij kreeg een gele kaart, Oranje was uit zijn ritme, de Duitsers kwamen verbetener dan ooit terug, scheidsrechter Taylor was op zijn qui-vive en gaf een al te snelle penalty, kortom: met zijn onprofessi onele gedrag heeft Willem van Hane gem ons toen de wereldtitel gekost. Ik stel voor dat we hem voortaan alleen maar dankbaar zijn als hij goed passt en niet meer als hij, olijk maar kwaadaardig, schopt. STOPPER Het is natuurlijk spijtig dat de scheidsrechters meer oog voor al die dingen gekregen hebben, en daardoor steeds minder bereid zijn zulke schendingen van het normale voet- balgedrag door de vingers te zien of zich voor joker te laten zetten, maar zo is het nu eenmaal ook met Gerrit de Stotteraar gegaan Hoe vaker je inbreekt, hoe bekender je wordt, en hoe scherper er op je wordt gelet. Van Hanegem beklaagt zich er nu over dat heel Nederland hem toe juichte toen hij tijdens het wereld kampioenschap Oranje’s tegenstan ders op soortgelijke wijze uitschakel de oj lamlegde, maar dat het on dankbare volk hem nu voor dezelfde delicten aan het kruis nagelt. Helemaal ongelijk heeft hij niet. Lees bijvoorbeeld wat Hans Molenaar en Cees van Nieuwenhuizen er in München '74 van bakken. Het gaat over Bulgarije-Nederland 1-4. Het verslag begint aldus: „Willem grin nikte breeduit zoals alleen Willem van Hanegem kan grinniken. „Waar om ik die goser zo grondig aanpakte? Man, dat had ik van de jongens van- Ajax gehoord. Zó moet je ze aanpak ken, hard er tegenaan, nou waar was-ie?”. Niemand in de catacomben ging in op de lachende vraag. Willem van Hanegem had er maar een halve wedstrijd op zitten. Maar had in zijn 45 minuten een heel arsenaal van capaciteit ten toon gespreid waar de Bulgaarse tegenstanders alleen maar hardhandige antwoorden op wisten. Willem kreeg het aan de stok -- J* Aan het woord was (u vermoedde het al) Willem van Hanegem. Zijn slachtoffer was in dit geval niet Jo han Neeskens (die als zijn speciale bewaker ook eens expres-per onge luk Willems elleboog in zijn gezicht kreeg gedrukt), maar de Zwitser Schild. Ik heb het geciteerd uit de pocket „Willem van Hanegem”, wat zowel de titel als de schrijver van het boekje lijkt te zijn. Net als bij „Ik, Jan Cremer” vallen schrijver en beschrevene hier samen, maar niet heus natuurlijk. Je moet goed zoeken, in alle hoeken, maar dan vind je uiteindelijk toch, in de kleinste let tertjes van het hele boek en op de allerachterste pagina vermeld dat de samenstelling van Willem van Hane gem en Cees Jansma is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 23