MONK LEWIS SINISTER VERHAAL OVEJR HAR TSTOCHTELIJKE ABT Zaak Yaffa Suissa Meld Israel in beroering kreeg meisje niet uit hypnose Amateur fl te P. H. Schröder w door dr. Ambrosio Matthew Lewis Grand Guignol Het slot Ml ZATERDAG APRIL 1975 f ar wi1 - (Van een medewerker) is gevaar- YAFFA SUISSA EN FAMILIE 4 of toeschouwer de koude rillingen over de rug te jagen. Men leest de Tales van Edgar Allan Poe en de fantastische Vertellingen van Bordewijk gespannen, maar heeft toch telkens even de neiging het boek opzij de te leggen als het verhaal te griezelig wordt. In de bioscoop knijpt men in de leuning van z’n stoel of in de arm van z’n buurman, men bijt de lippen aan bloed, kan de blik geen seconde van het doek afwenden, maar men geniet. Hetzelfde beeld biedt de man om wie het in dit artikel eigenlijk begonnen is. Nauwkeuriger gezegd: de jongen, want Matthew Gregory Lewis die op 9 mei 1775, dus nu tweehonderd jaar geleden, geboren werd, was een jongen van negentien toen hij de roman schreef die hem onmiddellijk beroemd maakte, zó beroemd dat zijn tijdgenoten de titel probeerde het lot van zijn 500 negerslaven te verzachten, bijvoorbeeld door de opzichters te verbieden de zweep te hanteren, door onderwijzers naar zijn plantages te lokken en door hospitalen te bouwen. Tot zijn verbazing en teleurstelling reageerden de negers, die aan een hardvochtig regime gewend waren, daarop met luieren en weglopen. Toch bleef hij hun goedgezind en keerde niet tot de oude methoden terug. Op een van zijn reizen kreeg Monk-Lewis gele koorts en overleed op 43-jarige leeftijd. En nu zijn roman The Monk. Helemaal uit de lucht vallen kwam zijn boek niet, want de novel of terror, de griezelroman, was in het Engeland van de 18e eeuw in de mode. Naast de roman die de werkelijkheid uitbeeldde en waarvan Jane Austen met Pride and Prejudice, Sense and Sensibility de edelste vertegenwoordigster zou worden, ontwikkelde zich na 1750 een geheel ander genre. De schrijvers proberen de lezers te doen huiveren door hun verhalen te situeren in de sombere gewelven van verlaten kastelen waar geesten met rammelende ketenen ronddwalen, waar nachtuilen hun sombere roep doen horen en af en toe de maan een of ander sinister schouwspel met haar zilveren stralen overgiet. In deze romans is het bovennatuurlijke dikwijls een integrerend bestanddeel van het verhaal. Verder is een vereiste dat de ene spannende gebeurtenis op de andere volgt en dat de hoofdfiguur in zijn karakter een mengeling toont van edele en misdadige trekken. Al zijn eigenschappen zijn in verhevigde en bovenmenselijke mate aanwezig en meestal omgeeft een geheim zijn afkomst en geboorte en dikwijls zijn dolk en vergiftigde middelen waarmee hij zijn doel tracht te bereiken. In de sombere krochten onder kastelen en kloosters zuchten radeloze gevangenen en soms vindt men daar een oud en vergeeld handschrift dat de oplossing geeft van de talloze raadsels die de lezer in de loop van het verhaal worden opgegeven. Tegenover de onheilspellende figuur van de hoofdpersoon steekt de lelieblanke heldin natuurlijk scherp af. Niet alleen is zij beeldschoon, maar zij is onschuldig, gelovig, ook goedgelovig, onzelfzuchtig en weekhartig. Voortdurend verkeert zij in levensgevaar en soms wordt zij werkelijk het deerniswaardige slachtoffer van de demonische verleider. Maar hoe het verhaal zich ook ontwikkelt, van één ding kan de lezer zeker zijn: het kwaad wordt gestraft en het goede wordt beloond. Menigeen die een voorstelling in het theatre du Grand Guignol in Parijs bij woonde, heeft de neiging weg te lopen moeten onderdrukken. Merkwaardig genoeg vinden de opgekropte gevoelens van afkeer en lust soms een uitlaat in een schrille lach, een uiting die in onze beschaving aanvaardbarer is dan een gil. Misschien kan men nog beter zeggen: dat lachen in zo’n situatie berust op de onbewuste gedachte: ik hoef niet bang te zijn, want wat ik zie of lees is eerder belachelijk dan aangstaanjagend. En die gedachte leidt tot: ik lach, dus ben ik niet bang, want hij die onder welke omstandigheid ook kan lachen, is de situatie de baas. In de lach toont hij zich de meerdere van het vreeswekkende, het griezelige. Al lachend kan hij het aan. Men zou gemakkelijk op de gedachte kunnen komen dat schrijvers wier verhalen ons de haren te berge doen rijzen, zelf wel vreemde, verkronkelde en onevenwichtige figuren moeten zijn geweest. Maar de griezeligste stukken die in de Grand Guignol werden opgevoerd, waren geschreven door een eerzaam ambtenaar, rechtschapen echtgenoot en braaf huisvader, de bibliothecaris André de Lorde. Na volbrachte dagtaak en genoten avondmaal ging hij aan zijn bureau zitten en dan doemden de afgrijselijkste en bloedigste visioenen voor zijn geest op. Zijn specialiteit waren krankzinnige geleerden wier helse uitvindingen en geraffineerde folterwerktuigen hun slachtoffers deden gillen, jammeren en om genade smeken. Na gedane arbeid ging De Lorde rustig slapen en wandelde de volgende morgen weer naar zijn bibliotheek. En toch heette hij Le prince de la terreur. em- mf- van zijn niet- De niet Inmiddels wordt Ambrosio door de Inquisitie verhoord. Wanneer de Groot Inquisiteur op Matilda’s toverspiegel die in Ambrosio’s cel is gevonden, een kruisbeeld legt, barst de spiegel in duizend stukken uiteen. Daarmee is bewezen dat de abt van het klooster heult met de duivel. Aanvankelijk doorstaat Ambrosio de gruwelijke folteringen waaraan hij wordt onderworpen zwijgend en hooghartig, maar als hem blijkt dat zijn verleidster, Matilda door haar ziel aan de duivel te verkopen de vrijheid heeft herwonnen, begaat hij ook deze laatste en gruwelijkste misdaad en tekent met Zijn bloed het perkament dat Satan hem voorhoudt. Inderdaad kan ook hij nu de zwaar bewaakte cel verlaten, maar slechts om te horen dat de vrouw die hij vermoordde zijn moeder, het meisje dat hij verkrachtte zijn zuster was. Dan voert de helse majesteit hem hoog door de lucht en laat hem vallen op een rots. Het lichaam rolt langs de helling naar beneden, een hevige storm steekt op, de regen valt in stromen, de donder rolt, de rivier treedt buiten haar oevers en haar golven voeren het geschonden lichaam van de rampzalige monnik met zich mee. Het gevaar dreigt dat men op grond van deze korte al te korte samenvatting Lewis’ werk als een draak, als een stuiversroman gaat verwerpen. Dat zou onjuist zijn. Het boek is knap gecomponeerd en de gecompliceerde intrige is voortreffelijk uitgewerkt. Als men bedenkt dat de schrijver nog geen twintig jaar was, moet men van een opmerkelijke prestatie spreken. In het bijzonder het karakter van de abt Ambrosio is voortreffelijk getekend in zijn verschrikkelijke gespletenheid. Hij blijkt in de loop van het verhaal een man te zijn die ondanks zijn moed, zijn scherp verstand en tal van goede karaktertrekken in zijn sensualiteit en ijdelheid uiterst kwetsbaar is. En zo groot is zijn hartstochtelijke begeerte dat berouw en wroeging telkens weer moeten wijken voor zijn niet te verzadigen lust. Er is iets groots in deze Ambrosio, men zou hem in de verte kunnen vergelijken met Faust. Maar voor deze Faust is geen genade mogelijk. Toen The Monk verscheen was het Engelse publiek enthousiast, maar toch waren er die het boek als onzedelijk veroordeelden. Vader Lewis gaf zijn zoon een schrobbering van jewelste en de jongen beloofde in een berouwvolle brief beterschap. Hij heeft nadien nog een hele reeks verhalen en toneelstukken geschreven, in een waarvan zes paarden op het toneel verschenen. Van forse middelen om succes te bereiken is Lewis nooit teruggeschrokken. Maar het peil van Ambrosio or the Monk heeft hij nooit meer bereikt. len. Wel vertelde hij dat hij eerst probeerde een hypnotisch contact met de patiënt tot stand te brengen; dat duurde twee uur, en toen begon hij aan de behandeling die haar tot be wustzijn moest terugbrengen. Dr. Kleinhaus vond het opmerke lijk dat ze besefte wat er om haar heen gebeurde, omdat ze kon horen wat er gezegd werd, maar ze was niet in staat erop te reageren. Hij is van mening dat het meisje van de ge beurtenis geen nadelige gevolgen zal ondervinden. Het „slachtoffer” had zich aangebo den voor de hypnotiseur Abeshalon Drori bij een carnavalsavond op een middelbare school. „Ik herinner me nog heel goed dat ik me al moe voelde voordat ik het toneel op ging en naast hem ging zitten, omdat dj ons allemaal had gevraagd ons „zwaar” te voelen”, zei het meisje. „Drori beval me mijn hoofd op zijn schouder te leggen, zodra ik ging slapen, en dat ik mijn lichaam zou van zijn boek aan de naam van de schrijver verbonden. Het boek heette The Monk (De Monnik) en na de verschijning werd Lewis algemeen Monk-Lewis genoemd, een onderscheiding die zover ik weet nooit enige andere auteur ten deel gevallen is. Matthew Lewis was de oudste zoon van aanzienlijke en welgestelde ouders. Zijn vader was wat wij zouden noemen staatssecretaris van Defensie, hij bezat landgoederen in Engeland en plantages in West-Indië. Zijn moeder was om haar opgewekte aard, haar lieve uiterlijk en haar romantische natuur een graag geziene gast aan het Engelse hof. Reeds als schooljongen schreef Matthew toneelstukken en romans, als zeventienjarige ging hij op reis en leerde in Duitsland de literatuur uit de Sturm und Drang-periode kennen; hij bezocht Goethe en vertaalde Schillers Kabale und Liebe dat enige jaren later in Londen is gespeeld. Zijn vader had natuurlijk connecties en bestemde zijn zoon voor de diplomatieke dienst. Zo zien we de negentienjarige als attaché verbonden aan het Engelse gezantschap in Den Haag. Hij had er niet veel te doen en vond de residentie ronduit ongenietbaar. „Het lievelingsplekje van de duivel der verveling”, noemde hij de stad. Uit landerigheid en om wat afleiding te hebben begon hij te schrijven. Tien weken later was de roman T h e Monk klaar, het volgende jaar werd het boek gepubliceerd en was de toen twintigjarige auteur een beroemd man. Hij werd aan het hof uitgenodigd, in het Parlement gekozen en ging met de kopstukken van zijn tijd om. Hij bracht een zomer door aan het meer van Genève in het gezelschap van Shelley en Byron. Maar die waren niet erg op Lewis gesteld. Ze vonden hem gewoon een vervelende jongen die in gezelschap graag het hoogste woord had en altijd in de contramine was. Een goed karakter had hij wel, dat geeft iedereen toe. Na de dood van zijn vader een rijk man geworden, reisde hij naar de West en Het décor van Lewis’ Monk is een klooster in Madrid in de tijd der inquisitie. De held is Ambrosio, de abt. Zijn verleden ligt in het duister: hij is een vondeling, door de monniken opgevoed. Door zijn scherp verstand en ziin geloofsijver is hij opgeklommen to* hun onbestreden en aanbeden leider. Waar zijn rijzige gestalte zich vertoont drommen de gelovigen samen en luisteren in bange aandacht naar zijn woord van hel en verdoemenis. Maar Ambrosio is niet slechts een ijveraar voor het geloof, hij is ook een ijdel mens en deze tweespalt in zijn karakter brengt hem ten val. Een sinds kort in het klooster ingetreden novice, Rosario, weet Ambrosio’s vriendschap te winnen. Maar deze Rosario blijkt een vrouw te zijn, Matilda, die in liefde voor de abt ontgloeid, als monnik is ingetreden. Vergeefs verzet Ambrosio zich tegen deze aanval op zijn kuisheid. Hij komt ten val en nacht na nacht verzadigt hij aan Matilda zijn brandende hartstocht, de plotseling losgebarsten hartstocht van een sterke man in de kracht van zijn jaren. Maar tevens walgt hij van zijn verleidster en eindelijk stoot hij Matilda van zich af. Zij heeft de abt echter zo lief dat zij bereid is hem ook als hij haar versmaadt, andere genietingen, andere vrouwen te verschaffen. In een toverspiegel toont zij hem de aanbiddelijke Antonia op het ogenblik dat zij in het bad stapt. Onmiddellijk vlamt Ambrosio’s hartstocht op. Hij moet en zal het meisje bezitten. Zo wordt hij er toe gebracht haar moeder Drori legt al deze waarschuwingen klaarblijkelijk naast zich neer en is van plan door te gaan, hoewel hij in iets voorzichtiger zal de toekomst zijn. (AFP). Een van de sprookjes der gebroeders Grimm is getiteldDe jongen die uitging om hetgriezelen te leren. Het verhaalt van een jonqen die, hoe graag hij ook wilde, maar niet kon griezelen. Alle pogin gen hem die kunst te leren, falen. De koster die bij hem komt spoken, gooit hij de trap af; hij slaapt 's nachts rustig onder een galg waaraan zeven lijken hungelen en verlost een betoverd kasteel van allerlei boze ervaren als een blok staal. Nadat hij me in slaap had gebracht, legde hij me op drie stoelen, trok de middelste weer weg en ging toen op mijn buik staan”. Er heerste een volstrekte stil te in de zaal- Deze stilte werd benau wend toen de leerlingen beseften dat de heer Drori niet in staat was Yaffa te laten ontwaken. Na verwoede doch vergeefse pogingen vroeg de hypnoti seur met toegeknepen stem „of ie mand een ambulance wilde bellen”. Yaffa werd met spoed naar de hoofdstad van Negeve, Beercheva, ge- kilometer waar de heb honger”. Dat waren de woorden die Yaffa Suissa toen ze in het ziekenhuis in „Ik eerste sprak Beercheva ontwaakte na een hypnoti sche slaap van precies 133 uur en 45 minuten. En deze woorden maakten een eind aan angstige uren voor de ouders van dit 17-jarige Israëlische meisje en voor Abeshalon Drori, de amateur-hypnotiseur, die niet in staat was geweest haar uit haar diepe slaap te laten ontwaken. De zaak-Yaffa Suissa had heel Is raël de adem doen inhouden, ondanks de belangrijke internationale politieke problemen waarmee dit deel van de wereld hevig heeft te kamp>n. De top-experts uit het land brac ten na elkaar advies uit, maar waren niet in staat Yaffa te doen ontwaken. Toen besloot dr. Maurice Kleinhaus, psy choloog en toegevoegd specialist aan het ministerie van volksgezondheid, de zaak aan te pakken. Hij sloot zichzelf in de ziekenhuis kamer van het meisje op, beval dat hij niet gestoord wilde worden en kwam vijf uur later naar buiten om aan de ongeruste ouders te vertellen: „Alles is in orde. U kunt naar binnen gaan om uw dochter te zien. Ze is klaarwakker”. Mijnheer Suissa, voor man op een fosfaatfabriek in de Ne- gev-woestijn, omhelsde de dokter en rende de kamer in, gevolgd door zijn vrouw, moeder van vier andere klei ne kinderen. Mevrouw Suissa liep op haar tenen naar het bed, waarop haar dochter lag- Toen ze de blijde glimlach van haar dochter zag, barstte ze in tranen uittranen van vreugde en opluch ting. „Ze moet onmiddellijk iets eten”, zei de dokter. „Dit kind is de afgelopen week alleen kunstmatig ge voed”. Dr. Kleinhaus weigerde details be kend te maken over de manier waar op hij erin slaagde het meisje uit haar diepe hypnotische slaap te ha te doen begraven in ae katasomoen van het klooster. Daar ontwaakt zij en wordt door Ambrosdio overmeesterd en bij een laatste wanhopige vluchtpoging gedood. Maar juist op dit ogenblik is haar broeder ter plaatse die Ambrosio aan de inquisitie overlevert. Die broer is in de onderaardse kerker op zoek naar zijn geliefde die daar is opgesloten door de boosaardige abdis van een nonnenklooster. De rampzalige Agnes heeft in dit afzichtelijke hol een kind gebaard dat enige uren na de geboorte is gestorven, daar de uitgehongerde moeder het niet kon voeden. Na haar redding vertelt Agnes dat zij van haar dode kind niet wilde, niet kon scheiden, dat zij het, in lompen gewikkeld, tegen haar borst geklemd hield ook toen het reeds tot ontbinding was overgegaan en alle gelijkenis met een menselijk wezen had verloren. Men ziet dat de schrijver niet voor afschuwelijke détails uit de weg gaat. Wat de jongen uit dit sprookje mist is: verbeeldingskracht. Wie tegen hem spookje speelt krijgt een klap; dode mensen kunnen geen kwaad doen en boze geesten moet je flink aanpakken. Maar van de realiteit van natte kronkelende palingen in een warm bed krijgt hij de griezels over de rug. Er is dus blijkbaar verbeeldingskracht nodig om te kunnen griezelen. En het vreemde is dat wij dat allemaal op z’n tijd willen. Griezelen is kenneh.it op de een of andere man prettig, het heeft iets aantrekkelijks, is een wellust opwekkende vermenging van aangename en huiveringwekkende gevoe ens. De literatuur, de schilderkunst, het toneel en de film bieden vele voorbeelden van werken die de bedoeling hebben de lezer 1 bracht, ongeveer negen verwijderd van Dimona, show werd opgevoerd. Dr. Kleinhaus: „Hypnose lijk als de hypnotiseur het karakter van zijn patiënt niet goed kent. Yaffa Suissa was zeer makkelijk -te beïn vloeden op het ogenblik van de hyp nose, waar ze niet aan kon ontsnap pen. Maar ze was bij bewustzijn. Een hypnotiseur kan zijn patiënt in een buitengewoon onaangename en ge- vaarlijke gemoedstoestand plaat sen, en het is verbazingwekkend dat er nog geen wet bestaat om hypnose alleen toe te staan onder goed om schreven condities en bij zeer strenge controle”. Volgens Drori had iemand anders in de zaal Yaffa tegelijkertijd met hem gehypnotiseerd. „Dat is onmoge lijk”, aldus dr. Kleinhaus. „Niets is gevaarlijker dan hypnose door ama teurs. Een gehypnotiseerd mens kan zeer woedend reageren, of een ernsti ge psychische shock ondergaan naar aanleiding van onschuldige vragen of vragen die onschuldig lijken, maar die onverwachte reacties oproepen in het onderbewustzijn”. De specialist verklaarde dat een hypnotiseur niets bijzonders heeft. „Hij heeft geen bijzondere kracht, maar een zeer eenvoudige techniek. Van belang is de mate waarin de patiënt beïnvloedbaar is. De moeilijk heid is dat hypnotiseurs zich allemaal machtig voelen- geesten. De dankbare koning geeft hem zijn dochter tot vrouw, maar griezelen kan de jongen nog steeds niet en daarover beklaagt hij zich dagelijks. Dan lost zijn vrouw, de prinses, het probleem op: terwijl hij slaapt trekt zij de dekens van hem af en leegt een emmer gevuld met levende palingen over hem. Daarmee bereikt zij haar doel. ,,O, wat griezel ik!” roept de jongen. En hij is tevreden. die hem verdenkt, te doden en Antonia, door een bedwelmend middel schijndood, i 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 17