O
Striptekenaar Jaap Vegter walgt
van
Ik ben een éénpitter die niet
in teamverband kan werken
stijltjes
F
I
•'2
él
7
'E
Clou
i
F^
''F
- Jl
door Coes Straus
Actualiteit
Weerslag
Scheiding
23
26
1975
ZATERDAG
APRIL
f
L Mris .auto's en noj^ns autos
het leefmilieu verpest,
ft
ak,
em.
foto: Frits Droog
O
’i n^vwtsangerben r
en’ Ulchten.te* lartschap I I je alleen nog maar J
J voor de_wggenbouw, J \^en oifccast,
r -
WF -
I.'
on zet die
hoed#..
•F
De stad wordt ermee vergeven,
man
7vef^er
Je zal met je strip in Sekstant toch ook
voor medestanders werken.
opstaal
•okman,
3 is een
vaarde
aar,
a heeft
herinneren en ik wil het weer in beeld
brengen. Dat biedt een kans op
ontsnapping; je volkomen losmaken van
je omgeving, het althans proberen”.
Dus tekenen als een genezingsproces?
„Integendeel. Hoe meer je je
concentreert op een onderwerp, hoe
meer het je uitvreet. Je raakt er zo bij
betrokken, dat het moeilijk is je er zo
hup van los te maken. Soms, in het
geval van mijn scheiding bijvoorbeeld,
word ik er doodziek van dat allemaal te
visualiseren. Het glijdt niet van je af.
herkenbaar maken, dat is een kwestie
van keuze”.
„Ik ben een tijdje politiek tekenaar voor
Radikaal geweest (het partijblad van de
Pacifistisch Socialistische Partij). Uit
ideëele overwegingen, de PSP is de
partij van mijn kleur. Maar dat werd
zinloos, dat is tekenen voor eigen
parochie. De mensen die dat blad lazen,
zijn medestanders. Het zou me dierbaar
zijn als mijn politieke tekeningen voor
Radikaal in de Telegraaf verschenen.
Maar dat is een utopie”.
„De enige maatstaf om tot werken te
kunnen komen, is de opdracht dat de
tekeningen morgen of overmorgen
moeten worden ingeleverd. Je gaat
denken, ijsberen, onder de douche staan.
Van de vijf gegevens ga ik er eentje
uitkristalliseren die ik uiteindelijk wil
visualiseren. Ik heb altijd vreselijk
moeite om er een clou aan te geven. En
een clou moet er altijd in zitten. Het
gebeurt wel dat een strip al dagen klaar
is, maar dat ik blijf nadenken over het
laatste plaatje. Ik heb daar geen
bepaalde oplossing voor, dat is iedere
keer weer een opgave. Misschien wel het
grootste probleem voor mij van het
tekenen”.
„Mijn ervaring bij het tekenen is dat ik
het zelf moet hebben gezien en
meegemaakt. Ik moet de luchtj es op
straat hebben opgesnoven. Als ik een
strip maak met een verkeersopstopping
in Zuid-Frankrijk, dan heb ik dat ook
meegemaakt. Anders zou ik het niet
kunnen tekenen, dat is wel een
beperking. Ik maak dingen die ik heb
ervaren, het is niet andersom.”
Het gaat in een vergrootglas en het
komt sterker op je over. Ik ben altijd
erg blij als mensen dergelijke situaties
voor zichzelf in mijn werk herkennen.
Dan is het voor mij oké. Soms sla je de
plank mis als de tekeningen te
individueel lijken. Het is zeer moeilijk
om daar een evenwicht te vinden”.
„Ik wil gecompliceerde dingen in
simpele beelden vertalen. Een aspect
wat ik belangrijk vind, is hoe een
politieke of maatschappelijk
ontwikkeling haar weerslag heeft op de
man in de straat. Een voorbeeld: de
oliecrisis van anderhalf jaar geleden. Je
zag toen in de politieke prenten
Arabieren en ministers die heen en weer
vliegen. Wat mij meer interesseert is het
uiteindelijke resultaat, hoe dat in mijn
omgeving wordt ervaren. De gordijnen
die ’s avonds worden gesloten om
energie te besparen. Het commentaar in
café en broodjeszaak. Observeren en
F J
„Dat is een heel ander verhaal. Het is
een blad dat me volkomen de ruimte
laat. Ik werk onder geen enkele
redactionele controle en teken zeker niet
in het straatje van de mening van
Sekstant-redacteuren. De meningen
lopen om te beginnen zeer uiteen. Zoals
je weet is het maartnummer door
vrouwen gemaakt, over het thema
feminisme. Ik kreeg bericht dat ik voor
dat nummer geen strip hoefde te maken,
dat zou een vrouw doen. Maar ik kan er
toch niets aan doen, dat ik een man
ben! Tot mijn teleurstelling werd ik
opgebeld met de-mededeling dat er geen
vrouwelijke tekenaar was.
Teleurstellend, omdat ik erg
nieuwsgierig was naar het feit dat
iemand mijn strip een maand zou
voortzetten. Ik had overigens wel de
voorwaarde gesteld dat de hoofdfiguur
niet onthoofd of geëxecuteerd zou
worden, in ieder geval niet om het leven
zou komen.
Zo’n blad alleen door vrouwen gemaakt,
dat is baarlijke nonsens. Het is
geforceerd om een scheiding te maken
tussen man en vrouw”.
De Sekstant-strip heeft een doorlopend
karakter. Voor Vegter heeft dat grote
bezwaren. „Ik kan niet verwachten dat
de lezer het verhaal zich na een maand
weet te herinneren. Ik moet zelf ook
vaak de verhalen opvragen om te zien
hoe ik verder moet gaan. Op een
moment kwam ik er niet meer uit. Dan
kan je twee dingen doen. De chaos ten
top voeren, zodat niemand, inclusief
jijzelf, er nog iets van begrijpt. Of je
maakt maandelijks een unit, een
afgerond geheel. Maar Ik vind het iedere
maand wel paniek hoor! Ik zal een
dergelijke strip nooit meer doen”.
Dezelfde NVSH gaf enige jaren geleden een boekje met zijn tekenwerk
urt onder de titel Niet doen, kleine man en de Haagsche Courant
heeft hem gehad als illustrator. Pikante noot: de tekenaar die thans het
tekenwerk voor het Haagse avondblad verzorgt, raakte zo onder de
indruk van Vegter’s kunnen dat hij zijn techniek en stijl bijna klakkeloos
heeft overgenomen. Wat de goede man meteen door de mand deed
vallen, want Vegter heeft een duidelijk herkenbare techniek en stijl.
Zijn figuurtjes lijken allemaal achterover te hellen en hebben vaak een
heel realistisch uiterlijk. Naar goede striptraditie werkt hij erg
verhalend, waarbij een sterk sociaal engagement met de gewone
komt kijken.
Over zijn opvallende techniek vertelt
Vegter: „Ik ben linkshandig en liever lui
dan moe. Daarbij steun ik met de
elleboog op tafel en dan krijg je vanzelf
van die overhellende figuren. Ik vind
het overigens niet prettig een zo
duidelijk herkenbare stijl te hebben. Als
ik ergens van walg, dan zijn het stijltjes.
Ik streef er niet naar die mij eigen te
maken, al komt het er op den duur wel
van. Maar ik betreur het dat iemand
tegen me zegt „ik zag iemand op straat
die precies zo’n mannetje was als jij ze
tekent.”
„Tekenaars als Wibo, Opland en Yrrah
die een zeer duidelijk herkenbare stijl
hebben, die vervullen zeker een
bepaalde functie. Maar zo’n vastgelegde
stijl zou ik toch niet willen hebben. Ze
vormen een groot verschil met Peter
van Straten die wel een vastgelegde stijl
heeft, maar die zich minder fixeert. Het
heeft bij hem meer met observeren te
maken. Ik vind dat je steeds bereid
moet zijn jezelf te vernieuwen, ook al is
dat commercieel minder gunstig”.
Op de omslag van Niet doen, kleine
6«rw>igen kteat Weetje wei wat it me
aandoet? Twee dagen.onbeschermd
\-be3en QW
Jaap Vegter maakt strips. Ze verschijnen onder meer in De Tijd en
in de Consumentengids. Cok in het NVSH-maandblad Sekstant,
oorspronkelijk opgezet als een voorlichtingsstrip voor kinderen,
„waar duidelijk niets van is terechtgekomen omdat niet het jongetje
waar het om ging de hoofdfiguur bleef, maar een oudere man”
autoritair opgevoed. Dat is bepalend
geworden voor de visie die ik heb. Ik
herken het nog steeds en ik wil het
andere mensen laten herkennen. Ik vind
het daarom wel belangrijk dat het
steeds duidelijk herkenbaar is.
Mijn milieu was een burgerbuurt in
Voorburg, als je die gemeente kent, weet
je waarover ik praat. Mijn ouders waren
gereformeerd-calvinistisch, vader was
bekrompen doch integer. Ik was wel erg
op hem gesteld. Met mijn moeder heb ik
niet veel relatie gehad. Het heeft moeite
gekost om van dat milieu los te komen,
een proces dat op de academie begon.
Tekenen heeft nog steeds therapeutische
waarde om afstand te kunnen van mijn
afkomst. Lezen, contact met andere
mensen, overtuigt je op een gegeven
moment van de zaken die voor jou
doorgingen als axioma’s en die toen voos
bleken te zijn.
Maar ik ga niet achter de tekentafel
zitten met de idee om een oplossing te
vinden voor m’n problemen. Het is een
vorm van ontsnappingsmogelijkheid.
Toen ik tien jaar was en in dat
bekrompen milieu zat, heb ik eens een
ontsnappingsformule bedacht: een eigen
land gecreëerd. Ik ben bezig me dat te
man! heeft Jaap Vegter geschreven „De
ellende met mij is, ik heb nooit een
behoorlijk vak geleerd”. Hij betitelt die
opmerking met „modieus, quasi cynisch”,
maar geeft wel toe geen behoorlijk vak
te hebben geleerd, al ziet hij dat niet als
een handicap. „Ik ben op de academie in
Den Haag aanvankelijk begonnen met
tekenen en schilderen, maar ik heb dat
niet af gemaakt. Ik heb er altijd het
verwijt gekregen dat ik bezig was
illustratief te schilderen, maar daar gaat
inderdaad mijn voorkeur naar uit.
Vooral het literair tekenen trekt me
aan, ik ben niet zo picturaal ingesteld.
Ik heb de behoefte om de vorm van iets
vast te leggen. Om dezelfde reden
waarom ik al 15 jaar lang een soort
dagboek maak, om sec alle
gebeurtenissen van de dag vast te
leggen, al die dingen die normaal aan je
aandacht ontsnappen. Het is grappig die
dingen te lezen die je bijvoorbeeld tien
jaar geleden belangrijk vond. Je merkt
de wijzigingen in je interesses. Tien jaar
geletien was de strijd voor het bestaan
voor mij verschrikkelijk belangrijk. Ik
was toen nog getrouwd en ik had een
soort agressiviteit naar buiten om een
plaats te veroveren. Die strijd om het
bestaan, daar heb ik nu niet zoveel last
meer van, maar er is geen ontspanning
voor in de plaats gekomen. Mijn
aandacht is nu gericht op andere zaken
dan tien jaar geleden. Huis, auto,
opvoeding en kinderen zijn niet meer
belangrijk. Het gaat om wezenlijker
dingen, een maatschappelijke oriëntatie
die minder particulier is*’.
De aanleiding tot zijn interesse-
verandering kwam voor uit zijn
scheiding, „de schok van een familie die
uit elkaar viel. Waaruit de voosheid van
zo’n samenstelling blijkt: man-vrouw-
kind-huis en wasmachine. Dat is zeven
jaar geleden, maar ik zou nu de grootste
moeite hebben om met iemand samen te
leven. Je verliest in zo’n mini-
gemeenschap het uitzicht op datgene
wat er om je heen gebeurt. Ik heb wel
mensen nodig, vriendschap en liefde,
maar niet in de samenstelling van een
gezin”.
Ook samenwerking bij het tekenen wijst
Vegter van de hand. „Ik zou het niet
kunnen, ik ben nu eenmaal een
éénpitter die niet in teamverband kan
werken”.
Je hebt bij de oude mensen die je tekent
een erg pessimistische kijk.
„Misschien wel, maar ik geef daar geen
commentaar op. Ik heb zeker een
maatschappij-beeld, maar daar ga ik
niet mijn lezertjes mee om de oren
slaan. Dat het toch wel tot uiting komt,
in onvermijdelijk. Je kunt je werk niet
loszien van je eigen opvattingen. Als ik
het in tekeningen niet doe, waarom zou
ik het dan in een interview vertellen?”.
Het gesprek, dat tot dan toe heeft
plaatsgehad in zijn woning in de
vanwege haar hoge en witte gebouwen
zo karakteristieke Haagse Balistraat,
verloopt uitermate stroef. Als de
fotograaf zijn werk heeft gedaan,
besluiten we dan ook naar een verderop
gelegen café te verhuizen, waar hij
aanmerkelijk beter loskomt. Vegter
vertelt »r over zijn ervaringswereld:
„Het is het oude verhaal. Ik ben zeer
Er zit aan zo’n verhaal nog een nadeel:
„Ik verwerk er graag een beetje
actualiteit in. Als je nu zo’n
gijzelingsdrama als hier met de Franse
ambassade heb gehad en je tekent daar
over, dan is er na zeven weken al weer
een ander gijzelingsdrama geweest. Dat
gaat moeilijk in een maandstrip.
Ik vind daarom een dagstrip erg leuk.
Iedere dag daaraan werken, daar bind je
je enorm mee vast, maar het voordeel is
dat je kunt inhaken op elke gebeurtenis
die nü plaatsvindt.
Een dagstrip heeft een veel sterkere
continuïteit dan losse tekeningen. Dat
werkt prettiger, het komt sterker over.
Actualiteit is belangrijk voor me. Je
slaat je krantje open en je constateert
toestanden die je hogelijk opwinden en
waar je als burgerman weinig aan kunt
doen, maar waar je toch commentaar op
kunt geven”.
V jar j
I
L?