Jonge wielerproft missen goede mentaliteit
Piet Liebrechts:
Peter Post:
Geen zin om
ik ben geen
het er van
man voor de
Dierlijk gedrag
Engels publiek
tweede rang
aan mijn hart
te krijgen
I
a
af
s®
1^I
mi
udk.
P
n A
antekeai
n
Iraaie
nteur
door Peter Heerkens
sters
fes
srs
fpisli
rpiste
26
ZATERDAG
1975
APRIL
L/
t
Positieve knul
-
G
7742
'S
i
ro-
s
Het hel-groen van de trainingspakken vormde een
feestelijk decor toen Frisol-ploegleider Piet Liebregts
bij de introduktie van zijn wielerteam voor 1975 de op
zienbarende woorden sprak: „Wij rijden dit jaar de
drie grote rondes. Fedor den Hertog wil dat. Spanje,
Italië en Frankrijk. Ik bang voor een zware aanslag
op de ploeg? Welneen. De sfeer is goed en daar gaat
het om”. Tijdens die bijeenkomst liet Fedor den Hertog
zijn ploegmaats dubbel slaan van de lach door bij het
maken van de statiefoto een
i
Het valt Peter Post hard. Als wielrenner drong hij
door tot de eerste rijen, het gelid dat applaus oogst
voor prestaties. In zijn rol van ploegleider, nu voor het
tweede seizoen, doolt hij rond bij de minder opvallen
den. De coureur Peter Post wist zijn sponsors door de
jaren heen het rendement te geven van stevige inves
teringen, wat hij deed met resultaten die royaal de
publiciteit haalden. Als ploegleider lukt hem dat slecht.
De Raleighs vallen niet op, het respectabele budget
van één miljoen gulden ten spijt. Peter Post is er dui
delijk door uit zijn evenwicht.
Pootje, pootje
ids
kes voor te doen, wat in de ogen van Liebregts de blik
van bevestiging over die ouwé-jongens-krentebrood-
stemming deed oplichten. De ploeg blijkt het er echter
niet mee te redden, en over dat aantal van drie rondes
heeft de hard werkende, altijd bezige, Piet Liebregts
Abrahamachtig mombak- al meer dan één nacht wakker gelegen.
^^auC^ri -
-
Ik
g
Bi
3SEW'
I
Piet Liebregts verwijst graag naar pres-
3
leen B
SPITZ KOHN
[te uiteen: 1
verzorgil
/ERWIJK
19
88 35
ARLEM
3
03 03
szorg
■ecte
inl
i notuli
rgaden
stuk door spreekkoren die „S..t-"
riepen.
het werven van successen. Maar alle
twee hebben ze al uitgemaakt, dat het
zo in het volgende seizoen niet meer
kan.'Liebregts: „Ik ga de ploeg kleiner
maken. Tien in plaats van 18 ren
ners”. En Post: „Kan ik voor 1976
do, met Dierickx. Dat is het beste bewijs
dat een ploeg niet groot hoeft te zijn.
geselecteerde jongens coachen, dan er
zoveel te contracteren als nu met het
gevolg dat er een stel is wat door een
verkeerde instelling de prestaties drukt.
isten,
melding:
anisa
leiding b,
inisatif
/Engels
ai
den moest zorgen: Gerben Karstens,
33 jaar oud en in de klassiekers
uitbundig de meerdere van vele jon
gere landgenoten. Net als Zoetemelk
en Knetemann maakt hij geen deel
uit van een Nederlandse ploeg, maar
rijdt hij in Franse dienst
Kortom» de nationale equipes vielen
tegen. Raleigh dat met Roy Schuiten
zo’n grootse tijd leek te gaan beleven,
kwam er in het belangrijke werk niet
aan te pas en Frisol - versterkt door
Luister: ik heb geen zin om aan dat
wielrennen een hartaanval over te hou
den. Maar als ik zo doorga, komt- het
ervan. Daarom zal het in 1976 anders
zijn. Eén lekkere kleine ploeg, met goed
willende jongens en een aangepast pro
gramma. Daar is iedereen beter mee. De
coureurs die overblijven, de sponsor en
ik.”
- miste eveneens de slag als het erop
aan kwam. De ploegleiders zijn te->
leurgesteld. Peter Post van Raleigh
klampt zich vast aan het gegeven dat
het seizoen nog niet om is, maar hij
weet tevens dat de grote klap van de
publiciteit - waar het de sponsor om
gaat - immer in het voorjaar dient te
vallen. Piet Liebregts, die Frisol leidt,
hoopt dat de deze week begonnen
ronde van Spanje goed kan maken
wat er tot op heden verkeerd ging bij
druk geweest met voorbereidingen en
vanaf maart zowat dag-en-nacht van
huis. Van koers-naar-koers, bespreking
hifer, bespreking daar. Dat- gaat ten koste
van mijn gezondheid en van mijn privé-
leven. Het is gewoon een bedrijf, bo’n
ploeg van 18 man. Met tien jongens heb
je het een stuk rustiger. Nou, als ik dan
naga dat er nu een stuk of acht zijn
waar al die moeite niet aan besteed is,
UL4VVV JWAAg^X^A» V4V A A AX- vx< AA A.-
geen' namen, maar er ik heb er waar -zou ik het dan voor doen?. Dat
vraag ik me gewoon af, als ik dat spul
bezig zie en de uitslagen naga. Waar doe
ik-het voor? -Ze -waarderen .het toch niet.
De Nederlandse beroepswielrennerij
twee maanden geleden een sportsec-
tie bol van hoge verwachtingen. Een
beloftevol pelotonnetje dat zinderde
van optimistische kansenberekenin
gen, op die vooravond van een nieuw
seizoen; Zelden zag het er de .laatste
tijd voor de vaderlandse prof-wieler-
sport zo florissant uit als toen, in
februari van dit jaar.
nieuwe wider jaaiv maar -na .hem-rw c.
tegenvaller kwam weinig of
niets.
De nationale ploegen Raleigh en
Frisol, om wie het vooral ging bij de
aan successen rijke prognoses, kwa
men weing verder dan incidentele
succesjes die meestal louter de ploeg
leiders enige vreugde bezorgden
doch te schamel waren om indruk te
maken op het grote publiek. Meest
tekenend is misschien nog wel, dat na
Zoetemelk en Knetemann een vete-
De Nederlandse beroepswielrennerij
nu, een paar etappekoersen en zes
klassiekers verder: een wereldje
waarin het geween en geknars van
tanden harder klinkt dan de vrolijk
heid. De desillusie is groot na het vo
rige zondag met de wedstrijd Luik-
Bastenaken-Luik afgesloten voorsei-
pere, vindingrijke Cyprische keeper
Alkiviades door
ding van Beattie zpi
werd dat "hij vervangen hioest wor
den. Vanaf de tribunes achter de
beide doelen klonken toen aan een
‘W
„Weet je”, verzucht hij, „ergens
zie ik zelf heus wel wat zitten met die
ploeg. Op de lange termijn, bedoel ik.
Het zijn voor het merendeel jonge jon
gens, die moet je de tijd gunnen. Maar
ja, misschien is dat mijn fout wel ge
weest: een te jonge ploeg. Een sponsor
heeft er weinig aan dat een coureur zich
aardig ontwikkelt als hij geen opval
lende uitslagen maakt. Een sponsor wil
resultaat, dat vind ik een logische zaak.
En dat is nou juist mijn probleem. Als
ik zie hoeveel geld er bij ons uitvliegt
en wat er voor Raleigh tegenover staat
aan publiciteit, dat doet het me echt
pijn. Ik zit er flink mee. Voor de firma
is dit een teleurstellende situatie, maar
ook voor mezelf. Ik ben geen man voor
de tweede rang. Ik moet in een koers
mee kunnen doen, en dat is nu onmoge
lijk.” Bij die tegenvaller staat de naam
van Roy Schuiten centraal. In één adem
noemt Post als mede-oorzaak „de menta
liteit van jonge profs. Die zijn bij de
amateurs verkeerd opgevoed, dat is me
nou wel duidelijk.”
Roy Schuiten beloofde, na een over
rompelend debuut in de tweede helft
van het vorige seizoen, de vedette te zijn
rond wie een ploeg kan draaien maar in
die verwachting viel hij tot op heden
zwaar tegen. Post: „Tja, Schuiten.. Als
die het had gemaakt was alles anders
geweest. Dan zou de hele ploeg gegaran
deerd beter hebben gereden, want het is
in de wielrennerij nu eenmaal zo, dat je
moet weten voor wie en waarvoor je
werkt. Dat inspireert. Ontbreekt zo’n
kopman, dan zakt het moraal. Er komen
geen uitslagen en de verdiensten blijven
daardoor beneden de maat. Tja, als
Schuiten had gedraaid zoals we allemaal
verwachtten
Peter Post weigert te geloven dat Roy
Schuiten bezweken is onder de grote
druk die hij hem oplegde met een kop-
manschap. „In het begin dacht ik dat
het dat was. Dat hij er niet tegen kon
neer daar geen grote uitslagen tegenover
staan. Ik geloof dat je in zo’n geval twee
dingen moet doen: of tegen de sponsor
zeggen dat-het op’deZe basis géeh- zin
meer heeft, of het budget iets verhogen
en een coureur nemen die goed is voor
een hoop publiciteit. Op dit moment voel
ik het meest voor het laatste. Volgens
mijn informatie stoppen er eind dit jaar
wat ploegen. Als dat zo is, hoop ik een
sterke kopman te kunnen contracteren,
voor mijn part met wat vaste knechten
zodat ik meteen die hele kern heb. En
als zo’n jongen erop staat, mag ie van
mij zijn ploegleider nog meebrengen
ook. Geen probleem”.
De internationale taal van de spor
tiviteit is het Engels. „A good sport”
is iemand die zich sportief gedraagt,
iemand dus die „sportmanship” uit
draagt. „No cricket” zegt men, als
iemand iets uitvreet dat niet door de
beugel kan. Maar die termen zijn wel
afkomstig uit een andere tijd. De
Engelse voetbalterreinen en voetbal-
treinen worden tegenwoordig geterro
riseerd door de supporters, op het
veld zelf gaat het ook steeds harder
toe, en de oude voorliefde voor de
underdog schijnt geheel verdwenen te
zijn, als die underdog tenminste niet
zuiver Brits is.
In de Sunday Times van deze week
beklaagt Brian Glanville zich bitter
over het verlies van „het normale
Engelse fatsoen” naar aanleiding van
de wedstrijd die Engeland op Wem
bley tegen het kleine onderhondje
Cyprus speelde. „Een publiek dat
vroeger bekend stond om zijn tole
rantie en zijn sportmanship, is nu
weggezakt tot het niveau van dierlijk
chauvinisme”, schrijft hij. „Het begon
met het uitfluiten van het volkslied
van Cyprus. Niet dat dit iets nieuws
was. Een zelfde honende ontvangst
kregen eerder de volksliederen van
de Tsjechen, de Portugezen en de
Westduitsers. Je kan er over twisten
of het spelen van volksliederen voor
de aanvang van zulke wedstrijden
niet een vermoeiende, pompeuze aan
gelegenheid is, maar om zo’n argu
ment kracht bij te zetten zou het
voor de hand liggen om beide volks
liederen gelijkelijk uit te jouwen”.
Glanville wijst er dan op dat het
uitfluiten van de Tsjechische, Portu
gese en Westduitse nationale hymnes
al een pummelige manifestatie van
slechte manieren was en een inbreuk
ze houden een bepaald lef ook al preste
ren ze weinig. Trouwens, ze geven zelf
ook toe dat ze bij de amateurs eigenlijk
niet voorbereid zijn op een prof carrière.
Ik heb er in mijn ploeg die dat ronduit
erkennen. Ze worden niet hard gemaakt,
dat is het. Het valt ze moeilijk om echt
te Ieren bij de beroepsrenners die heel
anders koersen dan ze gewend waren.
Dat gebrek aan wedstrijdinzicht speelt
natuurlijk ook een grote rol bij een stel
van mijn renners. Ik weet zeker dat de
coureurs die nu in uitslagen wat tegen
vallen, het beslist beter doen als ze.wat.
ervaring rijker zijn.Maar dat is een
excuus waar ik bij mijn sponsor niet
mee aan kan komen. En terecht niet.”
Peter Post heeft voor zichzelf al uit
gemaakt dat hij volgend jaar een heuse
vedette moet hebben, wil hij zijn activi
teiten als ploegleider tegenover de geld
schieter nog langer kunnen verantwoor
den. „Op deze manier”,, redeneert Post,
„zijn die uitgaven niet te'verdedigen., Een
dat er zó op hem gerekend werd. Maar
in de ronde van Andalusië, en later
Parijs-Nice, al heb ik die druk weggeno
men door Thurau beschermd renner te
maken. En toch bleef het fout gaan met
Schuiten. Hij moet nog veel leren als
wegrenner. Dat is gewoon bewezen.
Dart heeft me eigenlijk verrast. In
de regen is hij bang, hij durft geen
bocht door en in afdalingen slaat de
schrik in zijn benen. Nou, daar sta je
dan als ploegleider. Kijk, fietsen kan
Schuiten wel. Dat is gewoon bewezen.
Hij heeft klasse, absoluut. En ik blijf
volhouden dat het er ooit goed uitkomt
ook. Maar daar heb ik nou niks aan.
Voor nu was op hem gerekend als
kopman. Daar staat of vélt een ploeg
mee. Had Schuiten 2ich waargemaakt,
dan zou de rest een klasse beter hebben
gereden. De jongens zien dat er niemand
is die met kop en schouders bovenuit
steekt. Ér is er geen die een echte finale
kan rijden. Ik kan me best voorstellen
dat ze zich dan in de koers afvragen
voor wie en wat ze eigenlijk moeten
werken. Dat is misschien niet goed,
maar wel begrijpelijk. Daarom neem ik
het ze, ondanks alle teleurstellingen, niet
echt kwalijk. Het is gewoon demoralise
rend voor knechten dat de man ont
breekt die met zijn prestaties het grote miljoen gUlden....Het is -nogal Wat wan-
geld binnenbrengt”.
Daarnaast echter, ontdekte Peter Post
nogal wat persoonlijke tekortkomingen
bij zijn voor het merendeel jónge profs
maar ook in dit geval is hij, ondanks
alle droefenis, vergoeilijkend. „Ze kun
nen er zelf weinig aan doen. De ama
teursponsors hebben ze verpest; Alleen
Herman Krott, die doet het goed. Die is
hard. Maar de rest....Weet je wat het
probleem is als je een goede amateur
prof maakt? Dat hij nooit gewend is
geweest voor een ander te werken. Ze
waren allemaal kopman en als zodanig
verwend. Bij de profs knappen ze finaal
af als het niet meteen wil lukken, maar
Van de onderlinge sfeer zegt hij nu dat
die beslist niet vervelend is, maar toch
niet wat het wezen moet „omdat het
individualisme te groot is”. Daarom gaat
Liebregts volgend jaar zijn ploeg dras
tisch inkrimpen. En wat de drie rondes
betreft: hij heeft op het punt gestaan af
te bellen voor de Giro d’ Italia maar
reeds getekende contracten en de druk
om toch te gaan die Fedor den Hertog
uitoefende, hielpen hem overstag. Ook al
omdat directeur Nico de Vries als gele-
genheids-ploegleider in de ronde van de
.Levant, .twee dapper sjouwende Portuge
zen ontdekte op wie hij nu beslag legde
voor de Giro: Mendez en Fernandez van
de club Benfica. Liebregts zelf kende
nog een vrij in transfer rondlopende
Zwitser dié hij vorig jaar de ronde van
de vier kantons zag winnen: Fretz. Met
deze drie gelegenheidscoureurs gaat Fri
sol de ronde van Italië in, wat een nogal
van de opzet afwijkende gang van zaken
is.' Maar uit de Frisöl-ploeg-kwam’tot op
heden dan ook mindeh dan verwacht.
bij. dat’er vééPte veel individualistisch
zijn ingesteld. Ik heb daar met Post
laatst over gésproken en die had dezelf
de ervaring. Ik geloof dat dat een ty
pisch karaktertjek van de Nederlandse
coureur is. Maar als ploegleider zit je er
mee. Op deze basis zie» ik het dan ook
zeker niet meer. Ik heb het er met mijn
directeur over gehad en die is het er
helemaal mee eens: we gaan dé ploeg
kleiner maken. Achttien van-die karak
ters in elkaar passen, kan gewoon niet.
Je kunt beter een kleine groep van’ goed
Ik wil er volgend jaar hooguit tien. Den
Hertog zie ik dan als kopman voor de
rondes, eventueel samen met Kuiper, en
Priem als eerste man in de klassiekers.
Daarom-heen' een stuk of zeven-acht
Abe!" geroepen, maar nooit „Faas,
Faas”, en nooit „Coen, Coen!”, maar
altijd „Coentje, Coentje” en „Sjakie,
Sjakie!” en „Arie, Ariel" en altijd
„Pietje, Pietje!’’ en nooit „Piet,
Piet”!”. Weliswaar is het publiek er
de laatste jaren, dank zij een betere
scholing, in geslaagd ook een drielet
tergrepig woord onder de knie te
krijgen „hondelul, hondelul”, het.
lijkt me kenmerkend dat de meeste
Nederlandse dagbladen zo’n woord
tegenwoordig zonder veel schroom in
zijn geheel afdrukken, terwijl de
Sunday Times een woord dat toch
weinig méér dan schijt” betekent,
slechts via sterretjes durft aan te
duiden), maar éénlettergrepige slo
gans heb ik nog niet gehoord.
Wel kan ik mij voorstellen dat het
publiek bereid zou zijn (tenslotte
werden de Russen na afloop door het
PSV-publiek ook hartstochtelijk uit
gefloten, hoewel hun enige boze opzet
was om de tweekamp met PSV te
winnen) om massaal h,et tweeletter-
a qrepige „kMe, .klote!”‘-tbe rc
wiiWaat' vpoiï\„stiit, >?h«J?’
'aan'ook d^^vertalmgyiie T’i
gebruikt in het boek van Gombro-
wiez.
zoen. De nadrukkelijke manifestatie
van nieuwe Nederlandse glorietijden
in het hardrijden op de fiets, waar zo
op gerekend was, bleef uit.
Alleen Joop Zoetemelk schitterde
(in Parijs-Nice), maar dat was te
verwachten. Zijn knecht Gerrie Kne
temann ontwikkelde zich, na een
veelbelovend debuur in 1974, tot een
voorbeeldige doorzetter in wie men
het „karakter” herkent dal Jan Jans
sen groot maakte. Knetemann werd dé
Nederlandse openbaring van het
Hoe moet ik s-puntje-puntje-t ei
genlijk vertalen? Met h-puntje-punt-
je-puntje-puntje-puntje-puntje-l?
Voor zover mijn kennis van de
Engelse taal strekt, riepen die sup
porters in koor „shit, shit!”, een
woord dat geen gelijkwaardige equiva
lent in het Nederlands heeft. Een
Duitser kan dat letterlijk vertalen
met „Scheisse”, en een Fransman
even letterlijk in „merde”, maar de
Nederlandse vertaler heeft als ver
vangingsmiddel alleen surrogaten, zo
als vertaler Paül Beers me vertelde,
die bezig is aan een vertaling van een
boek van Gombrowicz, waarin deze
krachtterm zo’n keer of 100 voor
komt.
Ik belde hem op, omdat ik toch
even twijfelde aan de twee letters, die
.voor die %wee fuutjes hpd ififig-
Jd.Uk-ken nam^ijk geen, libeitbal-
mehifites). in Nederland die’ 'berétd
zouden zijn een éénlettergrepig woord
te scanderen. Wij hebben altijd „Abe,
En daarbij denk ik dan ook nog eens
aan mezelf. Zo’n grote ploeg geeft je
indertijd zelf bij betrokken geweest. De bergen werk. Ik ben de hele winter
beste hotels, de beste soigneurs, de beste
mecaniens en noem maar op. 'Achteraf
zeg ik: zo’n opleiding is fout... Ze krijgen
er teveel vedetteallures door. Als ama-
tour komen ze op een v.oetstuk, waar ze
boem ineens vanaf donderen bij de profs
want dan moeten ze van onderafaan
beginnen en dat kunnen ze niet. Dan
krijgen ze teleurstellingen in. prestaties,
maar hun allure houden ze. Dat is
gewoon niet te geloven Niet allemaal
hoor. Zo’n Theo Smit bijvoorbeeld, is
.een gouwe jongen- Maar de meesten.....Ik
adem---- -
acht bij die qua inzet gewoon beneden
de maat blijven. Bij die tegenvallende
taties die er toch wel waren (zoals een prestaties komt er dan nog als oorzaak
■Te iplöats» van- Priem in dfe -rondes van
Sardinië en België en een overwinning
in „dwars door België”, de overwinning
van Piet van Katwijk in de ronde van
Zuid-Holland en de 9e plaats van Kuiper
in de Tirreno Adriatico) maar uiteinde
lijk moet hij toch ook erkennen dat de
grote beloftes niet werden waargemaakt.
Met name in de zware Belgische klassie
kers waar een coureur zijn vakman
schap kan bewijzen, fladderen de Frisols
in de rijen der roemlozen of bevolkten
ze de bezemwagens.
dan denk ik dat' er weinig anders
opzit dan mijn sponsor te adviseren
ermee te stoppen of een veel beschei
dener opzet te kiezen. De resultaten
van. nu staan in geen verhouding tot
de uitgaven”. De ploegleiders zijn het
over nóg een zaak eens: „de jonge
Nederlandse profs missen dè ware
mentaliteit. Ze zijn bij de amateurs
verkeerd aangepakt”. Of zoals Piet
Liebregts zegt: „ze denken allemaal
dat ze wereldkampioen zijn
erg goed bevri.end zijn. Ik heb een
geweldige bewondering voor zijn per
soon. Je hoeft bij hem beslist niet
uitsluitend over voetbal te praten.
Wist u bijvoorbeeld dat hij altijd
naar Den Haag Vandaag op de televi
sie kijkt?”-
Aardig bedoeld, maar ten eerste:
waarom zou een voetbaltrainer niet
naar Den Haag Vandaag kijken, ten
tweede: waarom zou iemand ELKE
KEER naar Den Haag Vandaag kij
ken. Het is een heel goed programma,
maar „elke keer’’dat is mania
kaal. Misschien kijkt Kohn ook elke
keer naar Peppi en Kokkie, omdat hij
domweg naar alles kijkt!
En neem bijvoorbeeld grootmeester
Jan Timman. Nauwelijks was hij Ne
derlands kampioen schaken gewor
den, of de marechaussee pakte hem
op en bracht hem naar Nieuwersluis,
omdat hij geen gevolg had gegeven
aan de oproep om het vaderland op
een andere manier te dienen dan hij
tot nu toe deed. En wat heeft nu de
commandant van Nieuwersluis ge
zegd? Hij noemde Timman na de
eerste kennismaking „een bijzonder
positieve knul, die niets tegen het
leger heeft”.
Het zal. je maar.gezegd worden!
Voortaan zal Timman door zijn
vrienden en schaaktegenstanders al
tijd begroet worden met „Ha, bijzon
dere positieve knul, hoe gaat het?”.
Zoals Spitz Kohn voortaan door Ed
die Achterberg c s. gepest .zal worden
met Den Haag Vandaag, terwijl ie
dereen toch weet dat Kohn daar
alleen maar naar kijkt om zoveel
mogelijk belastend materiaal tegen
zijn voorzitter te verzamelen.
STOPPER
Met andere woorden: het publiek
juicht niet langer Jopie toe die de
Reus doodt, naar schaart zich nu
liever achter de Reus, die Jopie om
zeep helpt. Er is sprake van minach
ting voor de zwakke, voor de gebles
seerde, de onfortuinlijke. Er zit een
misselijk makende hang naar „Real
politik’’ in de lucht, schreef Brian
Glanville, die dit illustreerde met het
gedrag van het publiek toen de dap-
een .grove overtre- ik
.zodanig ‘-geblesseerd - .vuf
Soms kan een goed bedoelde, waar-
derend gemeende opmerking dodelijk
zijn voor de betrokkene. Wat zei
bijvoorbeeld drs. Jan Masman, voor-
roeper^; als eïtfgr Tu&n^e, lid van de
3”. Dttf’is ,i;.■jT’jüéedS (net als boer
KoeJfQS^X l‘0oh intellectueel, over
„zijn" trainer Spitz Kohn in de NRC?
„Ik mag wel zeggen dat-Kohn en ik
i ;t t .i»itïïïTïï
25
op de gastvrijheid betekende, maar in
het geval van Cyprus was het nog
beschamender: „Cyprus heeft nog
maar net een bittere en verscheuren
de oorlog achter de rug, waarin twee
van zijn internationale voetballers
werden gedood. Het beschimpen van
het volkslied en daardoor indirect
van Cyprus zelf, was onder deze
omstandigheden een monsterlijk
voorbeeld van ongevoeligheid”.
Het gedrag van het publiek werd
er tijdens de wedstrijd ook niet beter
op, en Glanville constateerde een bij
zonder verontrustende ontwikkeling
vergeleken met vroeger, toen de En-
gelsen partij kozen voor de underdog,
voor de zwakke tegen de sterke de
Finnen tegen de Russen, de Grieken
tegen de Italianen: „Ik werd plotse
ling, en met een beklemd gevoel
herinnerd aan de woorden van Geor
ge Orwell, die al 40 jaar geleden
schreef dat, als „Jack the Giant Kil
ler” nu zou worden geschreven, de
titel ervan „Giant the Jack Killer”
zou luiden.
Liebregts:. „Ik had er meer van ver
wacht. Vooral Kuiper bleef beneden de
maat, maar hij zegt alles afgestémd te
hebben op de Tour en de ronde van
Spanje. Da zal ie waar moeten gaan
maken. Den Hertog kreeg veel last van
brorich’itis, wat goede uitslagen kostte.
En Priem? Och, daar ben ik eigenlijk
wel tevreden over.” In de Belgische,
klassiekers kwam Priem er echter niet
aan te' pas en de renners die als knech- knechten, dat is ideaal. Kijk naar Roka-
ten optreden vermochten evenmin te
imponeren. De „waterdragers” bleken
geen bijters. Piet Liebregts trok zijn
conclusies. „Ze zijn”, zegt hij over die
ondergeschikten in dit beroep, „teveel
verwend bij de amateurs. Ik ben daar
i i
L 1 i t'-'.t r