Jonge wielerproft missen goede mentaliteit Piet Liebrechts: Peter Post: Geen zin om ik ben geen het er van man voor de Dierlijk gedrag Engels publiek tweede rang aan mijn hart te krijgen I a af s® 1^I mi udk. P n A antekeai n Iraaie nteur door Peter Heerkens sters fes srs fpisli rpiste 26 ZATERDAG 1975 APRIL L/ t Positieve knul - G 7742 'S i ro- s Het hel-groen van de trainingspakken vormde een feestelijk decor toen Frisol-ploegleider Piet Liebregts bij de introduktie van zijn wielerteam voor 1975 de op zienbarende woorden sprak: „Wij rijden dit jaar de drie grote rondes. Fedor den Hertog wil dat. Spanje, Italië en Frankrijk. Ik bang voor een zware aanslag op de ploeg? Welneen. De sfeer is goed en daar gaat het om”. Tijdens die bijeenkomst liet Fedor den Hertog zijn ploegmaats dubbel slaan van de lach door bij het maken van de statiefoto een i Het valt Peter Post hard. Als wielrenner drong hij door tot de eerste rijen, het gelid dat applaus oogst voor prestaties. In zijn rol van ploegleider, nu voor het tweede seizoen, doolt hij rond bij de minder opvallen den. De coureur Peter Post wist zijn sponsors door de jaren heen het rendement te geven van stevige inves teringen, wat hij deed met resultaten die royaal de publiciteit haalden. Als ploegleider lukt hem dat slecht. De Raleighs vallen niet op, het respectabele budget van één miljoen gulden ten spijt. Peter Post is er dui delijk door uit zijn evenwicht. Pootje, pootje ids kes voor te doen, wat in de ogen van Liebregts de blik van bevestiging over die ouwé-jongens-krentebrood- stemming deed oplichten. De ploeg blijkt het er echter niet mee te redden, en over dat aantal van drie rondes heeft de hard werkende, altijd bezige, Piet Liebregts Abrahamachtig mombak- al meer dan één nacht wakker gelegen. ^^auC^ri - - Ik g Bi 3SEW' I Piet Liebregts verwijst graag naar pres- 3 leen B SPITZ KOHN [te uiteen: 1 verzorgil /ERWIJK 19 88 35 ARLEM 3 03 03 szorg ■ecte inl i notuli rgaden stuk door spreekkoren die „S..t-" riepen. het werven van successen. Maar alle twee hebben ze al uitgemaakt, dat het zo in het volgende seizoen niet meer kan.'Liebregts: „Ik ga de ploeg kleiner maken. Tien in plaats van 18 ren ners”. En Post: „Kan ik voor 1976 do, met Dierickx. Dat is het beste bewijs dat een ploeg niet groot hoeft te zijn. geselecteerde jongens coachen, dan er zoveel te contracteren als nu met het gevolg dat er een stel is wat door een verkeerde instelling de prestaties drukt. isten, melding: anisa leiding b, inisatif /Engels ai den moest zorgen: Gerben Karstens, 33 jaar oud en in de klassiekers uitbundig de meerdere van vele jon gere landgenoten. Net als Zoetemelk en Knetemann maakt hij geen deel uit van een Nederlandse ploeg, maar rijdt hij in Franse dienst Kortom» de nationale equipes vielen tegen. Raleigh dat met Roy Schuiten zo’n grootse tijd leek te gaan beleven, kwam er in het belangrijke werk niet aan te pas en Frisol - versterkt door Luister: ik heb geen zin om aan dat wielrennen een hartaanval over te hou den. Maar als ik zo doorga, komt- het ervan. Daarom zal het in 1976 anders zijn. Eén lekkere kleine ploeg, met goed willende jongens en een aangepast pro gramma. Daar is iedereen beter mee. De coureurs die overblijven, de sponsor en ik.” - miste eveneens de slag als het erop aan kwam. De ploegleiders zijn te-> leurgesteld. Peter Post van Raleigh klampt zich vast aan het gegeven dat het seizoen nog niet om is, maar hij weet tevens dat de grote klap van de publiciteit - waar het de sponsor om gaat - immer in het voorjaar dient te vallen. Piet Liebregts, die Frisol leidt, hoopt dat de deze week begonnen ronde van Spanje goed kan maken wat er tot op heden verkeerd ging bij druk geweest met voorbereidingen en vanaf maart zowat dag-en-nacht van huis. Van koers-naar-koers, bespreking hifer, bespreking daar. Dat- gaat ten koste van mijn gezondheid en van mijn privé- leven. Het is gewoon een bedrijf, bo’n ploeg van 18 man. Met tien jongens heb je het een stuk rustiger. Nou, als ik dan naga dat er nu een stuk of acht zijn waar al die moeite niet aan besteed is, UL4VVV JWAAg^X^A» V4V A A AX- vx< AA A.- geen' namen, maar er ik heb er waar -zou ik het dan voor doen?. Dat vraag ik me gewoon af, als ik dat spul bezig zie en de uitslagen naga. Waar doe ik-het voor? -Ze -waarderen .het toch niet. De Nederlandse beroepswielrennerij twee maanden geleden een sportsec- tie bol van hoge verwachtingen. Een beloftevol pelotonnetje dat zinderde van optimistische kansenberekenin gen, op die vooravond van een nieuw seizoen; Zelden zag het er de .laatste tijd voor de vaderlandse prof-wieler- sport zo florissant uit als toen, in februari van dit jaar. nieuwe wider jaaiv maar -na .hem-rw c. tegenvaller kwam weinig of niets. De nationale ploegen Raleigh en Frisol, om wie het vooral ging bij de aan successen rijke prognoses, kwa men weing verder dan incidentele succesjes die meestal louter de ploeg leiders enige vreugde bezorgden doch te schamel waren om indruk te maken op het grote publiek. Meest tekenend is misschien nog wel, dat na Zoetemelk en Knetemann een vete- De Nederlandse beroepswielrennerij nu, een paar etappekoersen en zes klassiekers verder: een wereldje waarin het geween en geknars van tanden harder klinkt dan de vrolijk heid. De desillusie is groot na het vo rige zondag met de wedstrijd Luik- Bastenaken-Luik afgesloten voorsei- pere, vindingrijke Cyprische keeper Alkiviades door ding van Beattie zpi werd dat "hij vervangen hioest wor den. Vanaf de tribunes achter de beide doelen klonken toen aan een ‘W „Weet je”, verzucht hij, „ergens zie ik zelf heus wel wat zitten met die ploeg. Op de lange termijn, bedoel ik. Het zijn voor het merendeel jonge jon gens, die moet je de tijd gunnen. Maar ja, misschien is dat mijn fout wel ge weest: een te jonge ploeg. Een sponsor heeft er weinig aan dat een coureur zich aardig ontwikkelt als hij geen opval lende uitslagen maakt. Een sponsor wil resultaat, dat vind ik een logische zaak. En dat is nou juist mijn probleem. Als ik zie hoeveel geld er bij ons uitvliegt en wat er voor Raleigh tegenover staat aan publiciteit, dat doet het me echt pijn. Ik zit er flink mee. Voor de firma is dit een teleurstellende situatie, maar ook voor mezelf. Ik ben geen man voor de tweede rang. Ik moet in een koers mee kunnen doen, en dat is nu onmoge lijk.” Bij die tegenvaller staat de naam van Roy Schuiten centraal. In één adem noemt Post als mede-oorzaak „de menta liteit van jonge profs. Die zijn bij de amateurs verkeerd opgevoed, dat is me nou wel duidelijk.” Roy Schuiten beloofde, na een over rompelend debuut in de tweede helft van het vorige seizoen, de vedette te zijn rond wie een ploeg kan draaien maar in die verwachting viel hij tot op heden zwaar tegen. Post: „Tja, Schuiten.. Als die het had gemaakt was alles anders geweest. Dan zou de hele ploeg gegaran deerd beter hebben gereden, want het is in de wielrennerij nu eenmaal zo, dat je moet weten voor wie en waarvoor je werkt. Dat inspireert. Ontbreekt zo’n kopman, dan zakt het moraal. Er komen geen uitslagen en de verdiensten blijven daardoor beneden de maat. Tja, als Schuiten had gedraaid zoals we allemaal verwachtten Peter Post weigert te geloven dat Roy Schuiten bezweken is onder de grote druk die hij hem oplegde met een kop- manschap. „In het begin dacht ik dat het dat was. Dat hij er niet tegen kon neer daar geen grote uitslagen tegenover staan. Ik geloof dat je in zo’n geval twee dingen moet doen: of tegen de sponsor zeggen dat-het op’deZe basis géeh- zin meer heeft, of het budget iets verhogen en een coureur nemen die goed is voor een hoop publiciteit. Op dit moment voel ik het meest voor het laatste. Volgens mijn informatie stoppen er eind dit jaar wat ploegen. Als dat zo is, hoop ik een sterke kopman te kunnen contracteren, voor mijn part met wat vaste knechten zodat ik meteen die hele kern heb. En als zo’n jongen erop staat, mag ie van mij zijn ploegleider nog meebrengen ook. Geen probleem”. De internationale taal van de spor tiviteit is het Engels. „A good sport” is iemand die zich sportief gedraagt, iemand dus die „sportmanship” uit draagt. „No cricket” zegt men, als iemand iets uitvreet dat niet door de beugel kan. Maar die termen zijn wel afkomstig uit een andere tijd. De Engelse voetbalterreinen en voetbal- treinen worden tegenwoordig geterro riseerd door de supporters, op het veld zelf gaat het ook steeds harder toe, en de oude voorliefde voor de underdog schijnt geheel verdwenen te zijn, als die underdog tenminste niet zuiver Brits is. In de Sunday Times van deze week beklaagt Brian Glanville zich bitter over het verlies van „het normale Engelse fatsoen” naar aanleiding van de wedstrijd die Engeland op Wem bley tegen het kleine onderhondje Cyprus speelde. „Een publiek dat vroeger bekend stond om zijn tole rantie en zijn sportmanship, is nu weggezakt tot het niveau van dierlijk chauvinisme”, schrijft hij. „Het begon met het uitfluiten van het volkslied van Cyprus. Niet dat dit iets nieuws was. Een zelfde honende ontvangst kregen eerder de volksliederen van de Tsjechen, de Portugezen en de Westduitsers. Je kan er over twisten of het spelen van volksliederen voor de aanvang van zulke wedstrijden niet een vermoeiende, pompeuze aan gelegenheid is, maar om zo’n argu ment kracht bij te zetten zou het voor de hand liggen om beide volks liederen gelijkelijk uit te jouwen”. Glanville wijst er dan op dat het uitfluiten van de Tsjechische, Portu gese en Westduitse nationale hymnes al een pummelige manifestatie van slechte manieren was en een inbreuk ze houden een bepaald lef ook al preste ren ze weinig. Trouwens, ze geven zelf ook toe dat ze bij de amateurs eigenlijk niet voorbereid zijn op een prof carrière. Ik heb er in mijn ploeg die dat ronduit erkennen. Ze worden niet hard gemaakt, dat is het. Het valt ze moeilijk om echt te Ieren bij de beroepsrenners die heel anders koersen dan ze gewend waren. Dat gebrek aan wedstrijdinzicht speelt natuurlijk ook een grote rol bij een stel van mijn renners. Ik weet zeker dat de coureurs die nu in uitslagen wat tegen vallen, het beslist beter doen als ze.wat. ervaring rijker zijn.Maar dat is een excuus waar ik bij mijn sponsor niet mee aan kan komen. En terecht niet.” Peter Post heeft voor zichzelf al uit gemaakt dat hij volgend jaar een heuse vedette moet hebben, wil hij zijn activi teiten als ploegleider tegenover de geld schieter nog langer kunnen verantwoor den. „Op deze manier”,, redeneert Post, „zijn die uitgaven niet te'verdedigen., Een dat er zó op hem gerekend werd. Maar in de ronde van Andalusië, en later Parijs-Nice, al heb ik die druk weggeno men door Thurau beschermd renner te maken. En toch bleef het fout gaan met Schuiten. Hij moet nog veel leren als wegrenner. Dat is gewoon bewezen. Dart heeft me eigenlijk verrast. In de regen is hij bang, hij durft geen bocht door en in afdalingen slaat de schrik in zijn benen. Nou, daar sta je dan als ploegleider. Kijk, fietsen kan Schuiten wel. Dat is gewoon bewezen. Hij heeft klasse, absoluut. En ik blijf volhouden dat het er ooit goed uitkomt ook. Maar daar heb ik nou niks aan. Voor nu was op hem gerekend als kopman. Daar staat of vélt een ploeg mee. Had Schuiten 2ich waargemaakt, dan zou de rest een klasse beter hebben gereden. De jongens zien dat er niemand is die met kop en schouders bovenuit steekt. Ér is er geen die een echte finale kan rijden. Ik kan me best voorstellen dat ze zich dan in de koers afvragen voor wie en wat ze eigenlijk moeten werken. Dat is misschien niet goed, maar wel begrijpelijk. Daarom neem ik het ze, ondanks alle teleurstellingen, niet echt kwalijk. Het is gewoon demoralise rend voor knechten dat de man ont breekt die met zijn prestaties het grote miljoen gUlden....Het is -nogal Wat wan- geld binnenbrengt”. Daarnaast echter, ontdekte Peter Post nogal wat persoonlijke tekortkomingen bij zijn voor het merendeel jónge profs maar ook in dit geval is hij, ondanks alle droefenis, vergoeilijkend. „Ze kun nen er zelf weinig aan doen. De ama teursponsors hebben ze verpest; Alleen Herman Krott, die doet het goed. Die is hard. Maar de rest....Weet je wat het probleem is als je een goede amateur prof maakt? Dat hij nooit gewend is geweest voor een ander te werken. Ze waren allemaal kopman en als zodanig verwend. Bij de profs knappen ze finaal af als het niet meteen wil lukken, maar Van de onderlinge sfeer zegt hij nu dat die beslist niet vervelend is, maar toch niet wat het wezen moet „omdat het individualisme te groot is”. Daarom gaat Liebregts volgend jaar zijn ploeg dras tisch inkrimpen. En wat de drie rondes betreft: hij heeft op het punt gestaan af te bellen voor de Giro d’ Italia maar reeds getekende contracten en de druk om toch te gaan die Fedor den Hertog uitoefende, hielpen hem overstag. Ook al omdat directeur Nico de Vries als gele- genheids-ploegleider in de ronde van de .Levant, .twee dapper sjouwende Portuge zen ontdekte op wie hij nu beslag legde voor de Giro: Mendez en Fernandez van de club Benfica. Liebregts zelf kende nog een vrij in transfer rondlopende Zwitser dié hij vorig jaar de ronde van de vier kantons zag winnen: Fretz. Met deze drie gelegenheidscoureurs gaat Fri sol de ronde van Italië in, wat een nogal van de opzet afwijkende gang van zaken is.' Maar uit de Frisöl-ploeg-kwam’tot op heden dan ook mindeh dan verwacht. bij. dat’er vééPte veel individualistisch zijn ingesteld. Ik heb daar met Post laatst over gésproken en die had dezelf de ervaring. Ik geloof dat dat een ty pisch karaktertjek van de Nederlandse coureur is. Maar als ploegleider zit je er mee. Op deze basis zie» ik het dan ook zeker niet meer. Ik heb het er met mijn directeur over gehad en die is het er helemaal mee eens: we gaan dé ploeg kleiner maken. Achttien van-die karak ters in elkaar passen, kan gewoon niet. Je kunt beter een kleine groep van’ goed Ik wil er volgend jaar hooguit tien. Den Hertog zie ik dan als kopman voor de rondes, eventueel samen met Kuiper, en Priem als eerste man in de klassiekers. Daarom-heen' een stuk of zeven-acht Abe!" geroepen, maar nooit „Faas, Faas”, en nooit „Coen, Coen!”, maar altijd „Coentje, Coentje” en „Sjakie, Sjakie!” en „Arie, Ariel" en altijd „Pietje, Pietje!’’ en nooit „Piet, Piet”!”. Weliswaar is het publiek er de laatste jaren, dank zij een betere scholing, in geslaagd ook een drielet tergrepig woord onder de knie te krijgen „hondelul, hondelul”, het. lijkt me kenmerkend dat de meeste Nederlandse dagbladen zo’n woord tegenwoordig zonder veel schroom in zijn geheel afdrukken, terwijl de Sunday Times een woord dat toch weinig méér dan schijt” betekent, slechts via sterretjes durft aan te duiden), maar éénlettergrepige slo gans heb ik nog niet gehoord. Wel kan ik mij voorstellen dat het publiek bereid zou zijn (tenslotte werden de Russen na afloop door het PSV-publiek ook hartstochtelijk uit gefloten, hoewel hun enige boze opzet was om de tweekamp met PSV te winnen) om massaal h,et tweeletter- a qrepige „kMe, .klote!”‘-tbe rc wiiWaat' vpoiï\„stiit, >?h«J?’ 'aan'ook d^^vertalmgyiie T’i gebruikt in het boek van Gombro- wiez. zoen. De nadrukkelijke manifestatie van nieuwe Nederlandse glorietijden in het hardrijden op de fiets, waar zo op gerekend was, bleef uit. Alleen Joop Zoetemelk schitterde (in Parijs-Nice), maar dat was te verwachten. Zijn knecht Gerrie Kne temann ontwikkelde zich, na een veelbelovend debuur in 1974, tot een voorbeeldige doorzetter in wie men het „karakter” herkent dal Jan Jans sen groot maakte. Knetemann werd dé Nederlandse openbaring van het Hoe moet ik s-puntje-puntje-t ei genlijk vertalen? Met h-puntje-punt- je-puntje-puntje-puntje-puntje-l? Voor zover mijn kennis van de Engelse taal strekt, riepen die sup porters in koor „shit, shit!”, een woord dat geen gelijkwaardige equiva lent in het Nederlands heeft. Een Duitser kan dat letterlijk vertalen met „Scheisse”, en een Fransman even letterlijk in „merde”, maar de Nederlandse vertaler heeft als ver vangingsmiddel alleen surrogaten, zo als vertaler Paül Beers me vertelde, die bezig is aan een vertaling van een boek van Gombrowicz, waarin deze krachtterm zo’n keer of 100 voor komt. Ik belde hem op, omdat ik toch even twijfelde aan de twee letters, die .voor die %wee fuutjes hpd ififig- Jd.Uk-ken nam^ijk geen, libeitbal- mehifites). in Nederland die’ 'berétd zouden zijn een éénlettergrepig woord te scanderen. Wij hebben altijd „Abe, En daarbij denk ik dan ook nog eens aan mezelf. Zo’n grote ploeg geeft je indertijd zelf bij betrokken geweest. De bergen werk. Ik ben de hele winter beste hotels, de beste soigneurs, de beste mecaniens en noem maar op. 'Achteraf zeg ik: zo’n opleiding is fout... Ze krijgen er teveel vedetteallures door. Als ama- tour komen ze op een v.oetstuk, waar ze boem ineens vanaf donderen bij de profs want dan moeten ze van onderafaan beginnen en dat kunnen ze niet. Dan krijgen ze teleurstellingen in. prestaties, maar hun allure houden ze. Dat is gewoon niet te geloven Niet allemaal hoor. Zo’n Theo Smit bijvoorbeeld, is .een gouwe jongen- Maar de meesten.....Ik adem---- - acht bij die qua inzet gewoon beneden de maat blijven. Bij die tegenvallende taties die er toch wel waren (zoals een prestaties komt er dan nog als oorzaak ■Te iplöats» van- Priem in dfe -rondes van Sardinië en België en een overwinning in „dwars door België”, de overwinning van Piet van Katwijk in de ronde van Zuid-Holland en de 9e plaats van Kuiper in de Tirreno Adriatico) maar uiteinde lijk moet hij toch ook erkennen dat de grote beloftes niet werden waargemaakt. Met name in de zware Belgische klassie kers waar een coureur zijn vakman schap kan bewijzen, fladderen de Frisols in de rijen der roemlozen of bevolkten ze de bezemwagens. dan denk ik dat' er weinig anders opzit dan mijn sponsor te adviseren ermee te stoppen of een veel beschei dener opzet te kiezen. De resultaten van. nu staan in geen verhouding tot de uitgaven”. De ploegleiders zijn het over nóg een zaak eens: „de jonge Nederlandse profs missen dè ware mentaliteit. Ze zijn bij de amateurs verkeerd aangepakt”. Of zoals Piet Liebregts zegt: „ze denken allemaal dat ze wereldkampioen zijn erg goed bevri.end zijn. Ik heb een geweldige bewondering voor zijn per soon. Je hoeft bij hem beslist niet uitsluitend over voetbal te praten. Wist u bijvoorbeeld dat hij altijd naar Den Haag Vandaag op de televi sie kijkt?”- Aardig bedoeld, maar ten eerste: waarom zou een voetbaltrainer niet naar Den Haag Vandaag kijken, ten tweede: waarom zou iemand ELKE KEER naar Den Haag Vandaag kij ken. Het is een heel goed programma, maar „elke keer’’dat is mania kaal. Misschien kijkt Kohn ook elke keer naar Peppi en Kokkie, omdat hij domweg naar alles kijkt! En neem bijvoorbeeld grootmeester Jan Timman. Nauwelijks was hij Ne derlands kampioen schaken gewor den, of de marechaussee pakte hem op en bracht hem naar Nieuwersluis, omdat hij geen gevolg had gegeven aan de oproep om het vaderland op een andere manier te dienen dan hij tot nu toe deed. En wat heeft nu de commandant van Nieuwersluis ge zegd? Hij noemde Timman na de eerste kennismaking „een bijzonder positieve knul, die niets tegen het leger heeft”. Het zal. je maar.gezegd worden! Voortaan zal Timman door zijn vrienden en schaaktegenstanders al tijd begroet worden met „Ha, bijzon dere positieve knul, hoe gaat het?”. Zoals Spitz Kohn voortaan door Ed die Achterberg c s. gepest .zal worden met Den Haag Vandaag, terwijl ie dereen toch weet dat Kohn daar alleen maar naar kijkt om zoveel mogelijk belastend materiaal tegen zijn voorzitter te verzamelen. STOPPER Met andere woorden: het publiek juicht niet langer Jopie toe die de Reus doodt, naar schaart zich nu liever achter de Reus, die Jopie om zeep helpt. Er is sprake van minach ting voor de zwakke, voor de gebles seerde, de onfortuinlijke. Er zit een misselijk makende hang naar „Real politik’’ in de lucht, schreef Brian Glanville, die dit illustreerde met het gedrag van het publiek toen de dap- een .grove overtre- ik .zodanig ‘-geblesseerd - .vuf Soms kan een goed bedoelde, waar- derend gemeende opmerking dodelijk zijn voor de betrokkene. Wat zei bijvoorbeeld drs. Jan Masman, voor- roeper^; als eïtfgr Tu&n^e, lid van de 3”. Dttf’is ,i;.■jT’jüéedS (net als boer KoeJfQS^X l‘0oh intellectueel, over „zijn" trainer Spitz Kohn in de NRC? „Ik mag wel zeggen dat-Kohn en ik i ;t t .i»itïïïTïï 25 op de gastvrijheid betekende, maar in het geval van Cyprus was het nog beschamender: „Cyprus heeft nog maar net een bittere en verscheuren de oorlog achter de rug, waarin twee van zijn internationale voetballers werden gedood. Het beschimpen van het volkslied en daardoor indirect van Cyprus zelf, was onder deze omstandigheden een monsterlijk voorbeeld van ongevoeligheid”. Het gedrag van het publiek werd er tijdens de wedstrijd ook niet beter op, en Glanville constateerde een bij zonder verontrustende ontwikkeling vergeleken met vroeger, toen de En- gelsen partij kozen voor de underdog, voor de zwakke tegen de sterke de Finnen tegen de Russen, de Grieken tegen de Italianen: „Ik werd plotse ling, en met een beklemd gevoel herinnerd aan de woorden van Geor ge Orwell, die al 40 jaar geleden schreef dat, als „Jack the Giant Kil ler” nu zou worden geschreven, de titel ervan „Giant the Jack Killer” zou luiden. Liebregts:. „Ik had er meer van ver wacht. Vooral Kuiper bleef beneden de maat, maar hij zegt alles afgestémd te hebben op de Tour en de ronde van Spanje. Da zal ie waar moeten gaan maken. Den Hertog kreeg veel last van brorich’itis, wat goede uitslagen kostte. En Priem? Och, daar ben ik eigenlijk wel tevreden over.” In de Belgische, klassiekers kwam Priem er echter niet aan te' pas en de renners die als knech- knechten, dat is ideaal. Kijk naar Roka- ten optreden vermochten evenmin te imponeren. De „waterdragers” bleken geen bijters. Piet Liebregts trok zijn conclusies. „Ze zijn”, zegt hij over die ondergeschikten in dit beroep, „teveel verwend bij de amateurs. Ik ben daar i i L 1 i t'-'.t r

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 25