Na gijzeling van ouders
Vrouwen in het
verzet waren
wilde ze zich aangeven
niet zo snel
verdacht
/z£z/IMil
l
A1
Opdracht
Opgepept
Silbertannegroep
Onderduiken moeilijk
Liquidatie Ragut
Naar Limmen
h
18
1975
ZATERDAG
3
MEI
iiiiinniniiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii
L
sSsa
iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiii
<*808*
in
In haar jeugd heeft Hannie Schaft
door haar rode haar een duidelijk min
derwaardigheidscomplex. Aaf Dil: „Ja,
dat rode haar, dat was wat in die tijd.
van
on-
kwam al weinig op straat, maar als we
dan wel eens samen weggingen, werd er
geroepen: rooie! Dan had ze het niet
meer. En ik ging door de grond omdat
ik het voor haar zo erg vond. Nog steeds
vind ik erg ontroerend het moment dat
we samen in de Van Dortstraat op haar
kamertje zitten en zij tegen me zegt,
voor de spiegel: Aaf, ben ik lelijk?”
De eindexamenklas van de HBS aan het Santpoorterplein in Haarlem in 1937. Geheel
rechts op de voorgrond Hannie Schaft, die met schitterende cijfers slaagde.
Hannie Schaft als meisje in de omgeving van haar ouderlijk huis in Haarlem, nog in
volle vrijheid. Hieronder twee opnamen, die van haar werden gemaakt door de Duit
sers op de binnenplaats van de gevangenis.
ingesteld, zegt tot de conclusie gekomen
te zijn dat Langendijk, beschermd door
enkele belangrijke mensen en met be
hulp van vervalsingen in verschillende
bevolkingsregisters een andere naam
heeft gekregen en daardoor rustig kan
doorleven.
Na de aanslag op deze man, waarbij
Langendijk in het ziekenhuis verdwijnt,
richten Jan Bonekamp en Hannie
Schaft zich op de Fabers, Haarlemmers
die gevreesd zijn voor hun verraders
praktijken. Het verzet wint inlichtingen
in en een van de Fabers wordt voor zijn
banketbakkerszaak aan de Wagenweg
neergeschoten. Na deze aanslag fietst
Jan Bonekamp door naar de Zaan,
waar hij Jan Brasser ontmoet. Jan Bras
ser: „Ik zie hem nog aankomen, in zijn
dikke jas die hij altijd droeg, zomer en
winter, omdat ie er zo goed zijn pistool
in kwijt kon. Weer honderd mensen
gered, schreeuwde ie tegen me. En on
middellijk vroeg ie me: Wie is de vol
gende, Jan? Ik zei hem dat ie maar eens
een tijdje kalm aan moest doen. Als ik
geen opdrachten krijg, ga ik mijn eigen
gang wel, zei hij fel. En toen vroeg ik of
hij de volgende morgen naar het café
kon komen tegenover het NS-station in
Zaandam. Dan neem ik Hannie mee, zei
hij en weg stoof Jan weer”.
over de man, zien hem verschillende
keren fietsen en zetten een aanvalsplan
op. Op de ochtend van de 21ste juni 1944
trekken ze vroeg bij Jan en Trijn Bult
weg. „Het was een heel mooie morgen,
de zon scheen en het zou warm worden
die dag. Tot over een paar uur, riep
Hannie nog”, vertelt Trijn Bult in Lim
men.
In Zaandam gaat het mis, goed mis.
Op de Westzijde vlakbij de Bootenma-
kersstraat wordt Ragut opgewacht door
het tweetal. Hannie Schaft schiet het
eerst en terwijl de mensen angstig weg
stuiven, raakt ze hem, maar niet dodelijk.
Jan Bonekamp besluit dichterbij te ko
men om Ragut het genadeschot te ge
ven. Maar Ragut richt zich op, beiden
schieten. De inspecteur wordt dodelijk
getroffen, maar hij ziet toch nog kans
Jan Bonekamp in de buik te treffen.
Deze strompelt weg, de Bootenmakers-
straat in en dringt een huis binnen,
waar hij voor de ogen van twee ver
schrikte oude dametjes bloedend in el
kaar zakt, nadat hij eerst nog een groot
pistool op tafel heeft gegooid. Hannie
Schaft onwetend van dit alles rijdt als
een gek langs de vluchtroutes, richting
Assendelft.
In de Bootenmakersstraat zijn de twee
dametjes ten einde raad. Een van hen
rent naar buiten en klampt een politie
man aan die op weg is naar het bureau.
Evenmin als de twee dames weet ook deze
man iets van de aanslag. Binnen ziet
hij Jan Bonekamp hevig liggen bloeden
en snel besluit hij het pistool weg te
moffelen en het slachtoffer naar het
bureau dichtbij het huis te vervoeren
waar een eerste-hulppost is. Een dienst
doende wat in die dagen genoemd wordt
„foute” politieman mengt op het bureau
de SD in de zaak. Twee dokters verle
nen Jan Bonekamp nog hulp, maar
constateren dat de man niet lang meer
te leven heeft. Het slachtoffer wordt
met een Duitse ambulance naar het
Feldlazarett bij het Amsterdamse Wil
helmina Gasthuis gebracht. Operatief in
grijpen helpt niet meer. Jan Bonekamp
is stervende.
Naarmate Hannie zich dieper in het
verzetswerk stort, wordt het contact met
haar ouders minder intiem. In huize
Schaft hebben herhaaldelijk ruzies
plaats tussen Pieter Schaft en zijn doch
ter; hij wil weten wat ze doet en aan
welke gevaren zij zich en haar ouders
blootstelt. Aaf Dil: „Om Piet heeft
later tegen me verteld dat ze op een
keer thuis kwam en hij tegen haar zei:
je komt er niet meer uit. Hij vertelde
dat ze als een leeuw tekeer ging en
tegen hem zei: als je me er niet uitlaat,
spring ik door het raam”. Vlak daarna
duikt
HOE HANNIE Schaft met verzets
kringen in aanraking komt, wordt dertig
jaar na de oorlog niet duidelijk. Naai’
alle waarschijnlijkheid heeft ze in Am
sterdam contact met de Boissevaingroep
en is ze actief in schouwburgen, zwem
baden, theaters en andere openbare gele
genheden door het stelen van persoons
bewijzen- In 1943 als de terreur van de
bezetters steeds verder om zich heen-
grijpt, komt het eerste contact tot stand
met de Haarlemse Raad van Verzet.
Groespeommandant is dan Frans van
der Wiel, die nu voor het geven van
inlichtingen over Hannie Schaft licha
melijk en geestelijk te veel is afgezwakt.
Hij woont momenteel in Melbourne.
Wel kan de oud-RVV-er Jan Heusdens
zich herinneren dat hij Hannie Schaft
voor het eerst in maart 1943 heeft
ontmoet. „Zelf kwam ik in die tijd
vanuit Rotterdam, waar ik al wat klus
jes had opgeknapt en het werd hoog tijd
dat ik daar van het toneel verdween. Ik
ben in Haarlem ondergedoken en heb
me aangesloten bij de groep van Van
der Wiel. Ik ben toen op een avond met
’m meegefietst naar een kerk, achter het
station. Ik dacht bij het Bolwerk, maar
precies weet ik heit niet meer. Van der
Wiel had daar afgesproken met Hannie
Schaft. Het was allemaal wat vaag en
achteraf is het een beetje schimmige
gebeurtenis geweest. Maar vanaf die tijd
heb ik haar wat meer bij de groep
gezien”.
Bij de RVV maakt Hannie Schaft met
verscheidene leden kennis. De Haarlem
se ploeg is niet groter dan zes, zeven
man, een zorgvuldig opgebouwde cel,
waarin de metselaar Cor Rusman een
belangrijke rol speelt. Jan Bonekamp
uit IJmuiden duikt regelmatig binnen de
groep op, maar verdwijnt telkens, voor
kortere of langere tijd. Niemand weet
precies wat hij doet, maar hij is ge
vreesd om zijn dapperheid en doorzet
tingsvermogen. Later zal Hannie Schaft
met hem samenwerken-
Er moet gezegd worden dat in die jaren
mensen opgeruimd worden die tientallen
mensen verraden hadden en dikwijls op
zak complete lijsten met mogelijke kandi
daten droegen. De Duitsers laten niet alle
liquidaties en aanslagen zonder meer
voorbij gaan. In Beverwijk gaat onver
wachts de beruchte Silbertannegroep te
keer. Het is een geheime organisatie
bestaande uit Duitsers en Nederlanders
die op gezag van mensen als Lages,
Kolitz en Feldmeyer slachtoffers
verzetsliquidaties zander pardon en
verwachts wreken en door terreur
schrik proberen aan te jagen. Dr. Büller
wordt in Beverwijk neergeschoten, ook
Verdoom sterft daar door de kogel. Bij
dr. Melchior wordt misgeschoten, maar
Paauw wordt gedood en Jukkers
Velsen krijgt een schot door de kaak als
de Duitser Rühl door de brievenbus
schiet.
Als Hannie Schaft met Jan Bone
kamp gaat samenwerken is één van hun
eerste slachtoffers Co Langendijk uit
IJmuiden. De man had voor de oorlog
een bloeiende kapperszaak, maar hij ziet
meer heil in een samenwerking met de
Sicherheitsdienst. Als hij later na de
oorlog voor het Bijzonder Gerechtshof
staat, wordt hem de dood van ten min
ste vijfentwintig slachtoffers ten laste
gelegd. Langendijk ontspringt dan overi
gens de geëiste doodstraf en krijgt een
lange gevangenisstraf. In de vijftiger
jaren komt hij vrij. Een kleine groep
mensen die dit jaar een onderzoek heeft
De volgende morgen vertelt Jan Bras
ser aan Hannie Schaft en Jan Bone
kamp dat het Zaanse verzet besloten
heeft de politie-inspecteur Ragut uit
Zaandam te laten liquideren. De man
heeft al te veel slachtoffers gemaakt
door zijn verraad. Hij staat bovendien
op de loonlijst van de Sicherheitsdienst,
meldt een verzetsgroep uit de hoofdstad.
Jan Bonekamp en Hannie Schaft ac
cepteren de opdracht. Door Jan Brasser
worden ze gewaarschuwd dat Ragut een
gevaarlijk man is. „Hij weet dat er op
’m geloerd wordt. Hij kan nauwelijks
schieten maar hij zegt tegen iedereen
dat als hij eraan gaat er ook nog
iemand anders meegaat, heb ik ze beiden
gezegd”, vertelt Jan Brasser nu.
De twee beginnen met een verken
ningstocht door Zaandam. Ze bekijken
vluchtroutes, winnen inlichtingen in
Buurvrouw Verwers: „Hoewel ik nooit
iets gezien heb en ze me ook nooit iets
verteld hebben, wist ik wel dat ze on
derduikers hadden- Zo gauw er gebeld
werd dat kon je horen, want die
huizen waren vreselijk gehorig hoor
de ik rrroets.over de trap. Dan werd
er even gewacht en dan deed daar
iemand de voordeur open.
Philine Polak: „Jo sprak zo min mo
gelijk over het verzetswerk, zodat we
anderen niet in gevaar konden brengen.
Daarom heb ik ook nooit geweten van
wie de pamfletten kwamen, die we
’s avonds in Haarlem verspreidden, of de
wapenen die ze af en toe naar huis
bracht in de Van Dortstraat. Een niet
aflatende angst van haar was dat ze in
haar slaap geheimen zou verraden. Hoe
wel ik haar nooit in haar slaap heb
horen spreken (hoogstens onverstaanbaar
gemompel), was ze er bang voor. Ze had
jarenlang aan slaapwandelen geleden en
dacht dat er misschien een verband
bestond tussen deze twee vormen van
activiteiten in de slaap”.
onder. Af en toe zien haar ouders en
Philine haar nog wel eens-
In die tijd trekt ze samen met Jan
Bonekamp met wie ze steeds meer
contact heeft gekregen naar Limmen
waar ze onderduikt op de tuinderij van
Jan en Trijntje Bult. Jan Bonekamp is
daar al veel langer ondergedoken. Han
nie Schaft en Jan Bonekamp hebben al
meer samengewerkt en daaruit is een
grote kameraadschap en een diepe gene
genheid ontstaan. Ze hebben verscheidene
wapenstransporten op hun naam staan
en in de herfst van 1943 plegen ze met
Jan Brasser een aanslag op de Pen-
Centrale in Velsen-Noord.
Jan Brasser: „We zijn toen binnenge
komen via het terrein van Hoogovens.
Jan Bonekamp en ik hebben toen de
springladingen geplaatst, Hannie en nog
een ander stonden op de uitkijk. We
hadden het voorzien op de transportsy
stemen die de kolen direct naar de stook
plaats aan voerden. In die tijd hadden we
een soort ontstekingsmechanisme dat
primitief was maar toch werkte: zwa
velzuur, zilverpapier, poeder waterstof-
peroxyde, een smeullont en een springla
ding. Een van de ladingen ontplofte,
maar de andere niet. Ik denk dat door
de klap het andere mechaniek onklaar
raakte. Het was dus voor ons een ge
deeltelijk succes. De centrale raakte niet
onklaar, maar er kon slechts op halve
kracht brandstof worden aangevoerd”.
Vooral vanwege zijn felheid voelt
Hannie Schaft zich tot de persoon van
Jan Bonekamp aangetrokken. Vanaf
het begin van de oorlog is hij actief in
het verzet bij Hoogovens, waar hij als
chauffeur werkt. Als hij daar in 1943 de
mei-staking organiseert, wordt hij gear
resteerd. Wanneer hij toch nog wordt
vrijgelaten besluit hij vrouw en kind te
verlaten, zich helemaal aan het verzet te
wijden en onder te duiken- Een van zijn
vaste adressen wordt de tuinderij van
Jan Bult in Limmen, waar hij regelma
tig besprekingen voert met zijn illegale
chef Brasser uit de Zaan.
Deze twee halen in november ’43 een
gevangene uit het Feldlazarett bij het
Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Er
worden overvallen gepleegd op bevol
kingsregisters in Wormerveer en Heiloo.
De acetyleen- en zuurstoffabriek „Elec
tro” in Amsterdam wordt voor lange
tijd door een aanslag buiten werking
gesteld. Jan Bonekamp is in die tijd
overmoeibaar.
Hij heeft het vooral voorzien op Hol
landers die zich door verraad verdienste
lijk proberen te maken voor de Duitse
Sicherheitsdienst. De Beverwijker Van
Soelen wordt door hem neergeschoten in
de Zeestraat. In Alkmaar legt de be
ruchte Musman het loodje. Bij de Vel-
sense pont schiet hij de politie-inspec
teur Ritman neer en in Beverwijk ver
stoort hij met vrienden een WA-demon-
stratie waarbij de commandant De
Graaf wordt gedood. De meeste liquida
ties worden doorgesproken met chefs uit
de illegaliteit, maar Jan Bonekamp
gaat ook op eigen houtje te werk. Na
elke liquidatie meldt hij zich bij Jan
Brasser onder het motto: „Weer honderd
mensen gered”.
Dan verdwijnt ook zij
dagen later stopt er
voor het huis en i
onder wie de beruchte politieman Emil
Rühl de woning. De ouders worden
meegenomen en gegijzeld in Vught.
Deze gijzeling is voor Hannie Schaft
de tweede klap binnen korte tijd. De
familie Elsinga in de Buitenrustlaan
(Haarlem) bij wie ze onderduikt, zien de
eerste weken een zeer verdrietig meisje,
Hoewel Sonja Frenk en Philine Polak
het goed bij de familie Schaft hebben, is
het onderduiken voor beide partijen
geen gemakkelijke zaak. Vooral Sonja
heeft de grootste moeite met het in huis
zitten en zich te moeten verbergen. Ze
kondigt aan dat ze naar Amsterdam
gaat en hoewel er breeduit geargumen
teerd wordt, vertrekt ze toch. Bij een
razzia in de hoofdstad wordt ze opge
pakt en op de trein gezet naar het
doorgangskamp Westerbork.
Dit komt Hannie te weten en ze reist
met haar vader naar Westerbork om te
kijken of ze nog iets kan doen. Dodelijk
ongerust horen de twee bij de poorten
van het kamp dat geen enkele Sonja
Frenk is ingeschreven- Zonder enige
hoop nog gaan ze naar huis terug. Enke
le dagen later wordt de familie opgebeld
door Sonja, die zegt dat ze bij de
Haarlemse Mariastichting staat te wach
ten. Een zeer nerveuze Hannie Schaft
fietst daarheen en haalt het meisje op.
Sonja vertelt uit de trein gesprongen te
zijn. Ze heeft een nacht lang weggedo
ken gezeten in de bosjes langs de spoor
baan en toen ten einde raad bij wild
vreemde mensen aangeklopt. Die gaven
het kind andere kleren, een beetje eten
en het persoonsbewijs van hun dochter.
Vanaf die gebeurtenis spant de familie
Schaft zich nog meer in om het de twee
onderduiksters naar de zin te maken. Na
korte tijd komt Sonja met het verhaal
dat ze een contact heeft die haar voor
geld naar Zwitserland zal brengen. Ze
gelooft on voorwaardelijk in die reisorga
nisatie en verkoopt verschillende eigen
dommen om het geld bij elkaar te
krijgen. Tot groot verdiiet van de ach
terblijvers trekt ze weg en niemand
heeft haar nog ooit gezien.
De Duitsers weten dat zij een be
langrijke verzetsschakel in handen
hebben en doen alles om inlichtingen uit
de man te krijgen. Jan Bonekamp is
bewusteloos. Hij wordt opgepept met
injecties, maar toch laat hij niets anders
los dan zijn naam. De injecties worden
sterker en sterker. Telkens als de man
wat gemompeld heeft, zakt hij steeds
verder weg in een coma. Injectie volgt
op Injectie. Dan buigt zich iemand over
hem heen die zegt een vriend te zijn. De
man vraagt of hij nog aan iemand een
laatste boodschap kan afgeven. Dan
noemt Jan Bonekamp waarschijnlijk
de naam Hannie Schaft. Kort daarna
sterft hij. Een op gang gebrachte actie
van Jan Brasser om hem te bevrijden,
hoeft niet meer.
Onwetend van dit alles rijdt Hannie
Schaft langs alle contactadressen en
komt in Limmen terug bij Jan en Trijn
Bult. Dodelijk ongerust gaat ze weer
weg, komt Jan Brasser tegen, die ook op
zoek gaat. „Toen ik haar later vertelde
wat er gebeurd was, ja haar verdriet
was enorm, enorm.vertelt hij nu.
„We hebben haar toen onmiddellijk bij
Jan en Trijn Bult weggehaald en naar
Haarlem gebracht, waar ze een onder
duikadres kreeg. Het was te link om
haar daar in Limmen te laten”. Jan en
Trijn Bult zien Hannie Schaft vertrek
ken. „Ze huilde toen ze wegging”. Op
dat moment weten ze niet dat ze haar
niet meer terug zullen zien. Ook Philine
Polak bij de familie Schaft in Haarlem
moet ergens anders gaan onderduiken.
Ze verdwijnt naar Amsterdam. Het huis
in de Van Dortstraat wordt door Hannie
nageplozen of er geen sporen zijn die op
haar of de twee onderduiksters wijzen.
j weer. Enkele
een Duitse wagen
doorzoeken SD-ers,
dat weinig zegt en thuis moet blijven
omdat ze ziek is. Uit Limmen heeft ze
de bof meegenomen en ook durft ze niet
op straat te gaan omdat gebleken is dat
haar rode lange haar te veel opvalt. Het
haar wordt zwart geverfd en als dat
gebeurd is, ziet Hannie er totaal anders
uit. „Zelfs voor ons was ze onherken
baar”, vertellen de Elsinga’s. Na veertien
dagen Buitenrustlaan vraagt ze de fami
lie of ze mag blijven. Dat mag. „Ze
voelde zich bij ons volkomen thuis en
opgenomen in het gezin. We vonden
haar heel gezellig in huis”.
Officieel weten de Elsinga’s niet wie
ze in huis hebben gehaald. Hannie heeft
zich voorgesteld als Johanna Elderkamp,
geboren op 16 september 1920 in Zürich.
Op papier is haar vader dood. Voor haar
persoonsbewijs nummer 040734 wor
den in de bevolkingsregisters in Velsen
en Haarlem vervalsingen aangebracht.
De persoonskaarten met haar valse
naam zijn nu nog steeds aanwezig. Toch
komt door een toeval Elsinga achter
haar werkelijke naam. „Ze was een paar
dagen bij ons thuis, toen een van mijn
collega’s me vroeg of ik het al gehoord
had dat de heer en mevrouw Schaft
gegijzeld waren. Die collega vertelde dat
de dochter daaraan was ontsnapt. Ik
vroeg toen of het soms een meisje was
met lang rood haar. Dat klopte en toen
wist ik waar ik aan toe was”.
Intussen heeft Hannie haar twee
joodse vriendinnen Sonja Frenk en Phi
line Polak bij haar ouders laten onder
duiken. Aaf Dil: „Dat was wat in die
tijd hoor. Maar haar ouders vonden dat
geen enkel punt. Ze hebben altijd ge
zegd: dat zijn we verplicht. Ome Piet
had op zolder een schuilplaats gemaakt
en daar zaten ze overdag in. Dat ka
mertje ging op slot en ze moesten dood
stil zijn, want er kwam in die tijd ook
nog een huishoudster over de vloer,
’s Avonds als de gordijnen goed dicht wa
ren, mochten ze naar beneden komen.
De afspraak was dat ze bij het minste of
geringste teken onmiddellijk naar boven
zouden gaan, bord, bestek, boek of waar
ze ook maar mee bezig waren, meene
mend”.
Ze krijgt opdracht naar Enschede te
gaan, waar de zusters Van der Molen
zijn ondergedoken. Die zijn al eerder
voor de RW in Haarlem actief geweest,
maar als de grond hier te heet onder
hun voeten wordt, krijgen ze de op
dracht uit te wijken naar Enschede. Ze
moeten daar het vliegveld Twente in
kaart brengen.
Hannie Schaft speurt de twee zusjes
op in een ziekenhuis waar ze als ver
pleegsters werken. Freddy van der Mo
len: „Ze kwam ons opzoeken en ik
geloof dat ze door de directrice daar bij
ons werd gebracht, in een of ander
kamertje of zo. We voelden onmiddellijk
onraad, want niemand wist waar we
ondergedoken zaten”. Hannie Schaft wil
het tweetal met behulp van een geco
deerd briefje overtuigen dat de zaak in
orde is, maar de zusjes blijven wantrou
wig. Truus van der Molen: „Er was een
enorm wantrouwen. De pistolen hadden
we geloof ik in onze zak zitten.
Maar naast wantrouwen was er ook een
soort jalouzie. We dachten dat we de
enige vrouwen in Haarlem waren die dit
werk deden en daar waren we trots op.
En toen we Hannie ontmoetten, zagen
we in haar een concurrente”. Hannie
Schaft ziet niettemin kans vrede te slui
ten met het tweetal. Er groeit een band,
een „kameraadschap” die niet meer te
verbreken is. Truus van der Molen: „We
hebben daar eigenlijk een driemanschap
gesloten, want we hadden, ja, dezelfde
gevoelens en we waren toen eigenlijk de
enige meisjes, die zulk schietwerk deden.
Daar hebben we ons in gespecialiseerd”-
Vanaf die eerste ontmoeting gaan de
drie vrouwen samenwerken. Hannie is
het intelligentst, een doordouwer; Truus,
het evenwichtigst, in feite de leidster;
Freddy, de jongste, een kind van zeven
tien dat door iedereen op twaalf wordt
geschat, ze is watervlug. Truus van der
Molen: „Een meisje kon natuurlijk veel
meer doen dan een man. Niemand ver
dacht ons. Om iemand in de gaten te
houden konden we urenlang op een
hoek van de straat staan te praten en te
giechelen, zonder dat iemand dat vreemd
vond”.
Na het volvoeren van hun opdracht
in Twente komen de twee zusjes
Van der Molen terug naar Haar
lem, waar ze zich weer aansluiten bij de
RW-groep. Vanaf die tijd neemt het
trio aan allerlei acties deel. De vrouwen
zijn onafscheidelijk en doen niets bui
ten elkaar. Niet alleen in Haarlem, maar
ook in de IJmond, de Zaanstreek, de
bollenstreek en in andere delen van
Noord-Holland zijn ze actief. Er hebben
overvallen op distributiekantoren plaats,
wapentransporten, de Waarheid wordt
verspreid, in Santpoort gaat een Wehr-
machtstrein de lucht in, in Overveen
worden Duitse strovoorraden in brand
gestoken.
De groep komt bijeen in het huis van
de Haarlemse beeldhouwer Mari An-
driessen aan de Wagenweg. De RW-ers
doen gevaarlijk werk, maar vormen ook
een gevaar voor hun directe onderduik-
omgeving. Op een dag komt een wild
vreemde man Mari Andriessen waar
schuwen en zegt: „Ik heb er niets mee
te maken, mijnheer, maar vanaf de weg
kan ik vier mannen bij u in de kamer
zien zitten met revolvers op tafel”. En
tijdens een inval, waarbij ook de be
ruchte Haarlemse inspecteur Fake Krist
aanwezig is, kunnen geweren en andere
wapens, maar ook Duitse uniformen net
op tijd worden weggestopt. Mari An
driessen: „Na die inval heb ik gezegd dat
ze weg moesten, want we liepen te veel
gevaar”. En over Hannie Schaft: „Ze
kwam hier dikwijls voor vergaderingen-
Ik heb niet veel met haar gesproken.
Het was een lief kind, intelligent en ze
was toch wel erg trots op haar prachtig
rode haar”.
ZZ;
w //^AtSaiA
ze
en