Na gijzeling van ouders Vrouwen in het verzet waren wilde ze zich aangeven niet zo snel verdacht /z£z/IMil l A1 Opdracht Opgepept Silbertannegroep Onderduiken moeilijk Liquidatie Ragut Naar Limmen h 18 1975 ZATERDAG 3 MEI iiiiinniniiiiiiiiiiiniiiiiiiiniiiiiiiiiiiiii L sSsa iimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiimiiiiiii <*808* in In haar jeugd heeft Hannie Schaft door haar rode haar een duidelijk min derwaardigheidscomplex. Aaf Dil: „Ja, dat rode haar, dat was wat in die tijd. van on- kwam al weinig op straat, maar als we dan wel eens samen weggingen, werd er geroepen: rooie! Dan had ze het niet meer. En ik ging door de grond omdat ik het voor haar zo erg vond. Nog steeds vind ik erg ontroerend het moment dat we samen in de Van Dortstraat op haar kamertje zitten en zij tegen me zegt, voor de spiegel: Aaf, ben ik lelijk?” De eindexamenklas van de HBS aan het Santpoorterplein in Haarlem in 1937. Geheel rechts op de voorgrond Hannie Schaft, die met schitterende cijfers slaagde. Hannie Schaft als meisje in de omgeving van haar ouderlijk huis in Haarlem, nog in volle vrijheid. Hieronder twee opnamen, die van haar werden gemaakt door de Duit sers op de binnenplaats van de gevangenis. ingesteld, zegt tot de conclusie gekomen te zijn dat Langendijk, beschermd door enkele belangrijke mensen en met be hulp van vervalsingen in verschillende bevolkingsregisters een andere naam heeft gekregen en daardoor rustig kan doorleven. Na de aanslag op deze man, waarbij Langendijk in het ziekenhuis verdwijnt, richten Jan Bonekamp en Hannie Schaft zich op de Fabers, Haarlemmers die gevreesd zijn voor hun verraders praktijken. Het verzet wint inlichtingen in en een van de Fabers wordt voor zijn banketbakkerszaak aan de Wagenweg neergeschoten. Na deze aanslag fietst Jan Bonekamp door naar de Zaan, waar hij Jan Brasser ontmoet. Jan Bras ser: „Ik zie hem nog aankomen, in zijn dikke jas die hij altijd droeg, zomer en winter, omdat ie er zo goed zijn pistool in kwijt kon. Weer honderd mensen gered, schreeuwde ie tegen me. En on middellijk vroeg ie me: Wie is de vol gende, Jan? Ik zei hem dat ie maar eens een tijdje kalm aan moest doen. Als ik geen opdrachten krijg, ga ik mijn eigen gang wel, zei hij fel. En toen vroeg ik of hij de volgende morgen naar het café kon komen tegenover het NS-station in Zaandam. Dan neem ik Hannie mee, zei hij en weg stoof Jan weer”. over de man, zien hem verschillende keren fietsen en zetten een aanvalsplan op. Op de ochtend van de 21ste juni 1944 trekken ze vroeg bij Jan en Trijn Bult weg. „Het was een heel mooie morgen, de zon scheen en het zou warm worden die dag. Tot over een paar uur, riep Hannie nog”, vertelt Trijn Bult in Lim men. In Zaandam gaat het mis, goed mis. Op de Westzijde vlakbij de Bootenma- kersstraat wordt Ragut opgewacht door het tweetal. Hannie Schaft schiet het eerst en terwijl de mensen angstig weg stuiven, raakt ze hem, maar niet dodelijk. Jan Bonekamp besluit dichterbij te ko men om Ragut het genadeschot te ge ven. Maar Ragut richt zich op, beiden schieten. De inspecteur wordt dodelijk getroffen, maar hij ziet toch nog kans Jan Bonekamp in de buik te treffen. Deze strompelt weg, de Bootenmakers- straat in en dringt een huis binnen, waar hij voor de ogen van twee ver schrikte oude dametjes bloedend in el kaar zakt, nadat hij eerst nog een groot pistool op tafel heeft gegooid. Hannie Schaft onwetend van dit alles rijdt als een gek langs de vluchtroutes, richting Assendelft. In de Bootenmakersstraat zijn de twee dametjes ten einde raad. Een van hen rent naar buiten en klampt een politie man aan die op weg is naar het bureau. Evenmin als de twee dames weet ook deze man iets van de aanslag. Binnen ziet hij Jan Bonekamp hevig liggen bloeden en snel besluit hij het pistool weg te moffelen en het slachtoffer naar het bureau dichtbij het huis te vervoeren waar een eerste-hulppost is. Een dienst doende wat in die dagen genoemd wordt „foute” politieman mengt op het bureau de SD in de zaak. Twee dokters verle nen Jan Bonekamp nog hulp, maar constateren dat de man niet lang meer te leven heeft. Het slachtoffer wordt met een Duitse ambulance naar het Feldlazarett bij het Amsterdamse Wil helmina Gasthuis gebracht. Operatief in grijpen helpt niet meer. Jan Bonekamp is stervende. Naarmate Hannie zich dieper in het verzetswerk stort, wordt het contact met haar ouders minder intiem. In huize Schaft hebben herhaaldelijk ruzies plaats tussen Pieter Schaft en zijn doch ter; hij wil weten wat ze doet en aan welke gevaren zij zich en haar ouders blootstelt. Aaf Dil: „Om Piet heeft later tegen me verteld dat ze op een keer thuis kwam en hij tegen haar zei: je komt er niet meer uit. Hij vertelde dat ze als een leeuw tekeer ging en tegen hem zei: als je me er niet uitlaat, spring ik door het raam”. Vlak daarna duikt HOE HANNIE Schaft met verzets kringen in aanraking komt, wordt dertig jaar na de oorlog niet duidelijk. Naai’ alle waarschijnlijkheid heeft ze in Am sterdam contact met de Boissevaingroep en is ze actief in schouwburgen, zwem baden, theaters en andere openbare gele genheden door het stelen van persoons bewijzen- In 1943 als de terreur van de bezetters steeds verder om zich heen- grijpt, komt het eerste contact tot stand met de Haarlemse Raad van Verzet. Groespeommandant is dan Frans van der Wiel, die nu voor het geven van inlichtingen over Hannie Schaft licha melijk en geestelijk te veel is afgezwakt. Hij woont momenteel in Melbourne. Wel kan de oud-RVV-er Jan Heusdens zich herinneren dat hij Hannie Schaft voor het eerst in maart 1943 heeft ontmoet. „Zelf kwam ik in die tijd vanuit Rotterdam, waar ik al wat klus jes had opgeknapt en het werd hoog tijd dat ik daar van het toneel verdween. Ik ben in Haarlem ondergedoken en heb me aangesloten bij de groep van Van der Wiel. Ik ben toen op een avond met ’m meegefietst naar een kerk, achter het station. Ik dacht bij het Bolwerk, maar precies weet ik heit niet meer. Van der Wiel had daar afgesproken met Hannie Schaft. Het was allemaal wat vaag en achteraf is het een beetje schimmige gebeurtenis geweest. Maar vanaf die tijd heb ik haar wat meer bij de groep gezien”. Bij de RVV maakt Hannie Schaft met verscheidene leden kennis. De Haarlem se ploeg is niet groter dan zes, zeven man, een zorgvuldig opgebouwde cel, waarin de metselaar Cor Rusman een belangrijke rol speelt. Jan Bonekamp uit IJmuiden duikt regelmatig binnen de groep op, maar verdwijnt telkens, voor kortere of langere tijd. Niemand weet precies wat hij doet, maar hij is ge vreesd om zijn dapperheid en doorzet tingsvermogen. Later zal Hannie Schaft met hem samenwerken- Er moet gezegd worden dat in die jaren mensen opgeruimd worden die tientallen mensen verraden hadden en dikwijls op zak complete lijsten met mogelijke kandi daten droegen. De Duitsers laten niet alle liquidaties en aanslagen zonder meer voorbij gaan. In Beverwijk gaat onver wachts de beruchte Silbertannegroep te keer. Het is een geheime organisatie bestaande uit Duitsers en Nederlanders die op gezag van mensen als Lages, Kolitz en Feldmeyer slachtoffers verzetsliquidaties zander pardon en verwachts wreken en door terreur schrik proberen aan te jagen. Dr. Büller wordt in Beverwijk neergeschoten, ook Verdoom sterft daar door de kogel. Bij dr. Melchior wordt misgeschoten, maar Paauw wordt gedood en Jukkers Velsen krijgt een schot door de kaak als de Duitser Rühl door de brievenbus schiet. Als Hannie Schaft met Jan Bone kamp gaat samenwerken is één van hun eerste slachtoffers Co Langendijk uit IJmuiden. De man had voor de oorlog een bloeiende kapperszaak, maar hij ziet meer heil in een samenwerking met de Sicherheitsdienst. Als hij later na de oorlog voor het Bijzonder Gerechtshof staat, wordt hem de dood van ten min ste vijfentwintig slachtoffers ten laste gelegd. Langendijk ontspringt dan overi gens de geëiste doodstraf en krijgt een lange gevangenisstraf. In de vijftiger jaren komt hij vrij. Een kleine groep mensen die dit jaar een onderzoek heeft De volgende morgen vertelt Jan Bras ser aan Hannie Schaft en Jan Bone kamp dat het Zaanse verzet besloten heeft de politie-inspecteur Ragut uit Zaandam te laten liquideren. De man heeft al te veel slachtoffers gemaakt door zijn verraad. Hij staat bovendien op de loonlijst van de Sicherheitsdienst, meldt een verzetsgroep uit de hoofdstad. Jan Bonekamp en Hannie Schaft ac cepteren de opdracht. Door Jan Brasser worden ze gewaarschuwd dat Ragut een gevaarlijk man is. „Hij weet dat er op ’m geloerd wordt. Hij kan nauwelijks schieten maar hij zegt tegen iedereen dat als hij eraan gaat er ook nog iemand anders meegaat, heb ik ze beiden gezegd”, vertelt Jan Brasser nu. De twee beginnen met een verken ningstocht door Zaandam. Ze bekijken vluchtroutes, winnen inlichtingen in Buurvrouw Verwers: „Hoewel ik nooit iets gezien heb en ze me ook nooit iets verteld hebben, wist ik wel dat ze on derduikers hadden- Zo gauw er gebeld werd dat kon je horen, want die huizen waren vreselijk gehorig hoor de ik rrroets.over de trap. Dan werd er even gewacht en dan deed daar iemand de voordeur open. Philine Polak: „Jo sprak zo min mo gelijk over het verzetswerk, zodat we anderen niet in gevaar konden brengen. Daarom heb ik ook nooit geweten van wie de pamfletten kwamen, die we ’s avonds in Haarlem verspreidden, of de wapenen die ze af en toe naar huis bracht in de Van Dortstraat. Een niet aflatende angst van haar was dat ze in haar slaap geheimen zou verraden. Hoe wel ik haar nooit in haar slaap heb horen spreken (hoogstens onverstaanbaar gemompel), was ze er bang voor. Ze had jarenlang aan slaapwandelen geleden en dacht dat er misschien een verband bestond tussen deze twee vormen van activiteiten in de slaap”. onder. Af en toe zien haar ouders en Philine haar nog wel eens- In die tijd trekt ze samen met Jan Bonekamp met wie ze steeds meer contact heeft gekregen naar Limmen waar ze onderduikt op de tuinderij van Jan en Trijntje Bult. Jan Bonekamp is daar al veel langer ondergedoken. Han nie Schaft en Jan Bonekamp hebben al meer samengewerkt en daaruit is een grote kameraadschap en een diepe gene genheid ontstaan. Ze hebben verscheidene wapenstransporten op hun naam staan en in de herfst van 1943 plegen ze met Jan Brasser een aanslag op de Pen- Centrale in Velsen-Noord. Jan Brasser: „We zijn toen binnenge komen via het terrein van Hoogovens. Jan Bonekamp en ik hebben toen de springladingen geplaatst, Hannie en nog een ander stonden op de uitkijk. We hadden het voorzien op de transportsy stemen die de kolen direct naar de stook plaats aan voerden. In die tijd hadden we een soort ontstekingsmechanisme dat primitief was maar toch werkte: zwa velzuur, zilverpapier, poeder waterstof- peroxyde, een smeullont en een springla ding. Een van de ladingen ontplofte, maar de andere niet. Ik denk dat door de klap het andere mechaniek onklaar raakte. Het was dus voor ons een ge deeltelijk succes. De centrale raakte niet onklaar, maar er kon slechts op halve kracht brandstof worden aangevoerd”. Vooral vanwege zijn felheid voelt Hannie Schaft zich tot de persoon van Jan Bonekamp aangetrokken. Vanaf het begin van de oorlog is hij actief in het verzet bij Hoogovens, waar hij als chauffeur werkt. Als hij daar in 1943 de mei-staking organiseert, wordt hij gear resteerd. Wanneer hij toch nog wordt vrijgelaten besluit hij vrouw en kind te verlaten, zich helemaal aan het verzet te wijden en onder te duiken- Een van zijn vaste adressen wordt de tuinderij van Jan Bult in Limmen, waar hij regelma tig besprekingen voert met zijn illegale chef Brasser uit de Zaan. Deze twee halen in november ’43 een gevangene uit het Feldlazarett bij het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Er worden overvallen gepleegd op bevol kingsregisters in Wormerveer en Heiloo. De acetyleen- en zuurstoffabriek „Elec tro” in Amsterdam wordt voor lange tijd door een aanslag buiten werking gesteld. Jan Bonekamp is in die tijd overmoeibaar. Hij heeft het vooral voorzien op Hol landers die zich door verraad verdienste lijk proberen te maken voor de Duitse Sicherheitsdienst. De Beverwijker Van Soelen wordt door hem neergeschoten in de Zeestraat. In Alkmaar legt de be ruchte Musman het loodje. Bij de Vel- sense pont schiet hij de politie-inspec teur Ritman neer en in Beverwijk ver stoort hij met vrienden een WA-demon- stratie waarbij de commandant De Graaf wordt gedood. De meeste liquida ties worden doorgesproken met chefs uit de illegaliteit, maar Jan Bonekamp gaat ook op eigen houtje te werk. Na elke liquidatie meldt hij zich bij Jan Brasser onder het motto: „Weer honderd mensen gered”. Dan verdwijnt ook zij dagen later stopt er voor het huis en i onder wie de beruchte politieman Emil Rühl de woning. De ouders worden meegenomen en gegijzeld in Vught. Deze gijzeling is voor Hannie Schaft de tweede klap binnen korte tijd. De familie Elsinga in de Buitenrustlaan (Haarlem) bij wie ze onderduikt, zien de eerste weken een zeer verdrietig meisje, Hoewel Sonja Frenk en Philine Polak het goed bij de familie Schaft hebben, is het onderduiken voor beide partijen geen gemakkelijke zaak. Vooral Sonja heeft de grootste moeite met het in huis zitten en zich te moeten verbergen. Ze kondigt aan dat ze naar Amsterdam gaat en hoewel er breeduit geargumen teerd wordt, vertrekt ze toch. Bij een razzia in de hoofdstad wordt ze opge pakt en op de trein gezet naar het doorgangskamp Westerbork. Dit komt Hannie te weten en ze reist met haar vader naar Westerbork om te kijken of ze nog iets kan doen. Dodelijk ongerust horen de twee bij de poorten van het kamp dat geen enkele Sonja Frenk is ingeschreven- Zonder enige hoop nog gaan ze naar huis terug. Enke le dagen later wordt de familie opgebeld door Sonja, die zegt dat ze bij de Haarlemse Mariastichting staat te wach ten. Een zeer nerveuze Hannie Schaft fietst daarheen en haalt het meisje op. Sonja vertelt uit de trein gesprongen te zijn. Ze heeft een nacht lang weggedo ken gezeten in de bosjes langs de spoor baan en toen ten einde raad bij wild vreemde mensen aangeklopt. Die gaven het kind andere kleren, een beetje eten en het persoonsbewijs van hun dochter. Vanaf die gebeurtenis spant de familie Schaft zich nog meer in om het de twee onderduiksters naar de zin te maken. Na korte tijd komt Sonja met het verhaal dat ze een contact heeft die haar voor geld naar Zwitserland zal brengen. Ze gelooft on voorwaardelijk in die reisorga nisatie en verkoopt verschillende eigen dommen om het geld bij elkaar te krijgen. Tot groot verdiiet van de ach terblijvers trekt ze weg en niemand heeft haar nog ooit gezien. De Duitsers weten dat zij een be langrijke verzetsschakel in handen hebben en doen alles om inlichtingen uit de man te krijgen. Jan Bonekamp is bewusteloos. Hij wordt opgepept met injecties, maar toch laat hij niets anders los dan zijn naam. De injecties worden sterker en sterker. Telkens als de man wat gemompeld heeft, zakt hij steeds verder weg in een coma. Injectie volgt op Injectie. Dan buigt zich iemand over hem heen die zegt een vriend te zijn. De man vraagt of hij nog aan iemand een laatste boodschap kan afgeven. Dan noemt Jan Bonekamp waarschijnlijk de naam Hannie Schaft. Kort daarna sterft hij. Een op gang gebrachte actie van Jan Brasser om hem te bevrijden, hoeft niet meer. Onwetend van dit alles rijdt Hannie Schaft langs alle contactadressen en komt in Limmen terug bij Jan en Trijn Bult. Dodelijk ongerust gaat ze weer weg, komt Jan Brasser tegen, die ook op zoek gaat. „Toen ik haar later vertelde wat er gebeurd was, ja haar verdriet was enorm, enorm.vertelt hij nu. „We hebben haar toen onmiddellijk bij Jan en Trijn Bult weggehaald en naar Haarlem gebracht, waar ze een onder duikadres kreeg. Het was te link om haar daar in Limmen te laten”. Jan en Trijn Bult zien Hannie Schaft vertrek ken. „Ze huilde toen ze wegging”. Op dat moment weten ze niet dat ze haar niet meer terug zullen zien. Ook Philine Polak bij de familie Schaft in Haarlem moet ergens anders gaan onderduiken. Ze verdwijnt naar Amsterdam. Het huis in de Van Dortstraat wordt door Hannie nageplozen of er geen sporen zijn die op haar of de twee onderduiksters wijzen. j weer. Enkele een Duitse wagen doorzoeken SD-ers, dat weinig zegt en thuis moet blijven omdat ze ziek is. Uit Limmen heeft ze de bof meegenomen en ook durft ze niet op straat te gaan omdat gebleken is dat haar rode lange haar te veel opvalt. Het haar wordt zwart geverfd en als dat gebeurd is, ziet Hannie er totaal anders uit. „Zelfs voor ons was ze onherken baar”, vertellen de Elsinga’s. Na veertien dagen Buitenrustlaan vraagt ze de fami lie of ze mag blijven. Dat mag. „Ze voelde zich bij ons volkomen thuis en opgenomen in het gezin. We vonden haar heel gezellig in huis”. Officieel weten de Elsinga’s niet wie ze in huis hebben gehaald. Hannie heeft zich voorgesteld als Johanna Elderkamp, geboren op 16 september 1920 in Zürich. Op papier is haar vader dood. Voor haar persoonsbewijs nummer 040734 wor den in de bevolkingsregisters in Velsen en Haarlem vervalsingen aangebracht. De persoonskaarten met haar valse naam zijn nu nog steeds aanwezig. Toch komt door een toeval Elsinga achter haar werkelijke naam. „Ze was een paar dagen bij ons thuis, toen een van mijn collega’s me vroeg of ik het al gehoord had dat de heer en mevrouw Schaft gegijzeld waren. Die collega vertelde dat de dochter daaraan was ontsnapt. Ik vroeg toen of het soms een meisje was met lang rood haar. Dat klopte en toen wist ik waar ik aan toe was”. Intussen heeft Hannie haar twee joodse vriendinnen Sonja Frenk en Phi line Polak bij haar ouders laten onder duiken. Aaf Dil: „Dat was wat in die tijd hoor. Maar haar ouders vonden dat geen enkel punt. Ze hebben altijd ge zegd: dat zijn we verplicht. Ome Piet had op zolder een schuilplaats gemaakt en daar zaten ze overdag in. Dat ka mertje ging op slot en ze moesten dood stil zijn, want er kwam in die tijd ook nog een huishoudster over de vloer, ’s Avonds als de gordijnen goed dicht wa ren, mochten ze naar beneden komen. De afspraak was dat ze bij het minste of geringste teken onmiddellijk naar boven zouden gaan, bord, bestek, boek of waar ze ook maar mee bezig waren, meene mend”. Ze krijgt opdracht naar Enschede te gaan, waar de zusters Van der Molen zijn ondergedoken. Die zijn al eerder voor de RW in Haarlem actief geweest, maar als de grond hier te heet onder hun voeten wordt, krijgen ze de op dracht uit te wijken naar Enschede. Ze moeten daar het vliegveld Twente in kaart brengen. Hannie Schaft speurt de twee zusjes op in een ziekenhuis waar ze als ver pleegsters werken. Freddy van der Mo len: „Ze kwam ons opzoeken en ik geloof dat ze door de directrice daar bij ons werd gebracht, in een of ander kamertje of zo. We voelden onmiddellijk onraad, want niemand wist waar we ondergedoken zaten”. Hannie Schaft wil het tweetal met behulp van een geco deerd briefje overtuigen dat de zaak in orde is, maar de zusjes blijven wantrou wig. Truus van der Molen: „Er was een enorm wantrouwen. De pistolen hadden we geloof ik in onze zak zitten. Maar naast wantrouwen was er ook een soort jalouzie. We dachten dat we de enige vrouwen in Haarlem waren die dit werk deden en daar waren we trots op. En toen we Hannie ontmoetten, zagen we in haar een concurrente”. Hannie Schaft ziet niettemin kans vrede te slui ten met het tweetal. Er groeit een band, een „kameraadschap” die niet meer te verbreken is. Truus van der Molen: „We hebben daar eigenlijk een driemanschap gesloten, want we hadden, ja, dezelfde gevoelens en we waren toen eigenlijk de enige meisjes, die zulk schietwerk deden. Daar hebben we ons in gespecialiseerd”- Vanaf die eerste ontmoeting gaan de drie vrouwen samenwerken. Hannie is het intelligentst, een doordouwer; Truus, het evenwichtigst, in feite de leidster; Freddy, de jongste, een kind van zeven tien dat door iedereen op twaalf wordt geschat, ze is watervlug. Truus van der Molen: „Een meisje kon natuurlijk veel meer doen dan een man. Niemand ver dacht ons. Om iemand in de gaten te houden konden we urenlang op een hoek van de straat staan te praten en te giechelen, zonder dat iemand dat vreemd vond”. Na het volvoeren van hun opdracht in Twente komen de twee zusjes Van der Molen terug naar Haar lem, waar ze zich weer aansluiten bij de RW-groep. Vanaf die tijd neemt het trio aan allerlei acties deel. De vrouwen zijn onafscheidelijk en doen niets bui ten elkaar. Niet alleen in Haarlem, maar ook in de IJmond, de Zaanstreek, de bollenstreek en in andere delen van Noord-Holland zijn ze actief. Er hebben overvallen op distributiekantoren plaats, wapentransporten, de Waarheid wordt verspreid, in Santpoort gaat een Wehr- machtstrein de lucht in, in Overveen worden Duitse strovoorraden in brand gestoken. De groep komt bijeen in het huis van de Haarlemse beeldhouwer Mari An- driessen aan de Wagenweg. De RW-ers doen gevaarlijk werk, maar vormen ook een gevaar voor hun directe onderduik- omgeving. Op een dag komt een wild vreemde man Mari Andriessen waar schuwen en zegt: „Ik heb er niets mee te maken, mijnheer, maar vanaf de weg kan ik vier mannen bij u in de kamer zien zitten met revolvers op tafel”. En tijdens een inval, waarbij ook de be ruchte Haarlemse inspecteur Fake Krist aanwezig is, kunnen geweren en andere wapens, maar ook Duitse uniformen net op tijd worden weggestopt. Mari An driessen: „Na die inval heb ik gezegd dat ze weg moesten, want we liepen te veel gevaar”. En over Hannie Schaft: „Ze kwam hier dikwijls voor vergaderingen- Ik heb niet veel met haar gesproken. Het was een lief kind, intelligent en ze was toch wel erg trots op haar prachtig rode haar”. ZZ; w //^AtSaiA ze en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 18