Wegbrengen van Joodse
kinderen vergde te
veel van
haar zenuwen
„SCHIETEN WAS MAAR EEN BIJZAAK"
Ml
w
I
!ii
lil
II
TSH i®
Sloper van IJmuiden
Georgiërs
Chaos
Geen wildwest meisje
Goede contacten
Geen prettig klusje
Af
^7%
■1'“
ZATERDAG
19
3
MEI
1975
min
min
,,Het is net of ik het einde
van de oorlog niet zie; ik
word nog eens begraven in
een mooie kist met de drie
kleur er overheen”.
gp
ran
i
T'iiS SSIW 1
1
1 ’’'Tilf1
K' 1
4
-
Hf.
■I I
ÖS'M
A
„Na een
n
r
i
drie
vrouwen
e
n
n
Truus van der Molen over het liquide
ren van mensen: „Ik heb er geen spijt
van, ik schaam me er niet voor, hele
maal niet, echt niet. Maar ik vind het
moeilijk uit te leggen waarom. Ik ben
bang dat jongelui tegenwoordig ook graag
moedig willen zijn en in de verkeerde
richting worden gedreven. Die gijzeling-
drama’sIn het verzet hebben
we weinig onschuldige mensen gebruikt
om de moffen te dwingen. En dat is de
laatste tijd anders. Nu gaan ze onschul
dige mensen nemen, zoals die Silbertan-
negroep deed.
van de leiders,
gedaan hebben.
Dolle Dinsdag 5 september. Jan Heus-
dens en Truus van der Molen schieten
bij het Spaarne de Haarlemmer Smit
neer. De jonge student De Ronde (later
zal hij gefusilleerd worden als hij be
trapt wordt) probeert de politie-inspec-
teur Fake Krist bij de Leidsevaart neer
te schieten. Krist heeft bij het verlaten
van zijn huis in de gaten dat er iemand
staat te wachten. Hannie Schaft en de
metselaar Cor Rusman schieten de SD-
er Willemse neer. Hannie raakt hem in
de arm, wil een tweede keer schieten,
maar wordt zelf getroffen door Willem
se die zijn pistool gegrepen heeft. Cor
Rusman komt razendsnel aanfietsen, zet
het meisje op de bagagedrager en brengt
haar pijlsnel naar een betrouwbare arts
aan de Rollandslaan. Daar blijkt dat de
kogel dwars door het dijbeen is ge
Een fragment uit een brief, die Hannie
Schaft schreef aan haar joodse (onder
gedoken) vriendin Philine Polak, toen ze
een zware depressie doormaakte.
I
t
i
ende
splan
1944
Bult
rgen,
>rden
riep
Lim-
5e-
ien
uit
is
net
ers
ien
lan
sds
Igt
ver
De
:en
lan
ijk
na
tie
en,
ft
m
[e
e,
n
:e
;t
it
ït
it
■s
wee
hen
itie-
eau.
leze
ziet
den
te
het
Ten
1st-
>rdt
’eau
'le-
aar
eer
)Tdt
het
Vil-
in-
mp
lie
en
jn
er
op
de
et
1U.
ar
>m
en
k-
>P
ar
ie
m
n.
lis
ie
>P
n.
Ie
jn
s,
il
sn
We hebben ook de opdracht gekregen
om de kinderen van Seyss Inquart te
kidnappen. Dat hebben Hannie en ik
verdomd. Die kinderen konden er toch
niets aan doen dat ze zo’n rot vader
hadden. Onze commandant was woedend
toen we weigerden. Hij dreigde een li-
quidatiepeloton op ons af te sturen en we
In de kerstnacht 1944 halen Truus en
Freddy van der Molen samen met Han
nie Schaft munitie uit de duikbootbasis
bij de IJmuidense haven. De Velsense
illegaliteit had daar een „betrouwbaar”
contact gelegd met een Duitse soldaat
die wel wilde samen werken. Velsen zei
geen mannen voor dit klusje beschik
baar te hebben en liet het de
doen. Truus van der Molen:
Nu we zo veel over het liquideren van
mensen praten hoop ik niet dat Hannie
Schaft wat ze van mij denken kan
me niet zo heel veel schelen gezien
wordt als een meisje dat alleen maar
schoot en als een soort wildwest meisje
De plechtige begrafenis van het stoffelijk
overschot van Hannie Schaft na de oor
log. Tienduizenden mensen stonden langs
de route (hier de Zïjlweg), die voerde
naar de Erebegraafplaats in de duinen
van Overveen.
„Dat is wel een huzarenstukje geweest.
Ik heb nog een nekwervel die nooit
genezen is van de beschadigingen. Die
kisten munitie zijn eenvoudig ontilbaar.
Met ons drieën hebben we vijf kisten
munitie meegenomen. We moesten over
een weiland kruipen dat ze helemaal
glad gemaakt hadden. Om de vijf minu
ten streek er een zoeklicht overheen. We
zijn toen kruipend naar die bunker ge
gaan. Het sneeuwde, het ijzelde, het was
kerstnacht. We voelden ons afschuwe
lijk. Verschrikkelijk, ik vergeet het nooit
meer. En toen we eindelijk die kisten
hadden..dat terugslepen, die ontilbare
kisten, nee het was te erg. We werden
daarna ook niet zo hartelijk ontvangen
door die groep. Ze moesten ons te eten
geven en dat hadden ze nauwelijks. We
zijn dagenlang ziek geweest, van kou, de
angst ook”.
Het werk gaat onverdroten voort. Op
het Haarlemse Leidseplein wordt de SD-
er Zierikzee doodgeschoten. De RW on
derhoudt contacten met een groep Geor
gische soldaten die in Zandvoort gele
gerd is en munitie levert. Later zal
blijken dat de Georgiërs naar Amster
dam willen oprukken om een volksop
stand te ontketenen. Jan Brasser: „Ze
dachten dat de Hollanders dan wel zou
den meegaan en dat het een grote op
stand zou worden. Mijn god, als dat
gebeurd was, dan was het een bloedbad
geworden. Met moeite hebben we hun
commandant Latsen van dat idee kun
nen afbrengen.” (Nog later worden de
Georgiërs op Texel uitgemoord.)
Andere acties: Er wordt een aanslag
gepleegd op de Haarlemse NSB-burge-
meester Plekker. De aanslag mislukt
doordat de granaat die de ambstwoning
wordt binnengeworpen niet ontploft.
Verder worden er voorbereidingen ge
troffen om de politie-inspecteur Krist te
liquideren. De man weet, dat er op hem
geloerd wordt. Verschillende pogingen
zijn al mislukt. Als begin september ook
in Haarlem een ware feeststemming uit
breekt vanwege de vermeende op han
den zijnde bevrijding worden drie liqui
daties gepland voor 5 september, de dag
die later de geschiedenis zal ingaan als
Dolle Dinsdag.
mis.
ima-
door
het
veg-
:lijk.
ko
ge
lden
elijk
kans
if en.
:ers-
nen,
ver
d
root
nnie
als
ting
Terwijl de geallieerden steeds ver
der oprukken en iedereen denkt dat
voor de winter heel Nederland bevrijd
zal zijn, schrijft ze aan Philine Polak:
„Sinds een paar weken ben ik weer in
functie, net op tijd, want anders was ik
gek geworden. Mijn geestelijke toestand
is nog steeds allerbedroevendst: ik kan
geen boek lezen, noch roman, noch stu
dieboek. In mijn vrije tijd brei ik een
kous!! Komt de situatie je niet bekend
voor? Ik ben aanzienlijk minder hard
dan ik gedacht had: de kennismaking
met de dood is niet meegevallen. En in
dit geval was ze wel bijzonder direct. De
werkeloosheid daarna heeft me ook niet
bepaald gekalmeerd. En nu is het te
laat. Ik zal nog pogingen doen om de
brokstukken van mijn oude ik te red
den. Maar dat gaat waarschijnlijk niet
meer. De mensen zijn in zo’n feeststem
ming. Ik zit er bij als een glimlachende
Boeddha en men verwacht van mij, dat
ik ook in feeststemming ben. Het liefst
zou ik vloeken. Helaas kan ik dat alleen
bij jou en nog een paar mensen”.
hier rond liep. We hebben nog zo
ontzettend veel andere dingen gedaan.
Dat schieten was eigenlijk maar een
bijzaak. Aan de andere kant begrijp ik
best dat de mensen zoiets sneller ont
houden, omdat het spectaculair is. Zo
zijn we nu eenmaal. Een belangrijke
taak die we telkens weer met lood in
onze schoenen opnamen was het weg
brengen van joodse kinderen naar nieu
we onderduikadressen. Dat ging op het
laatst zo veel van de zenuwen van
Hannie vergen dat ze er niet meer tegen
kon. Die vond het zo verschrikkelijk dat
ze daar elke keer om moest huilen. We
hadden er vreselijk verdriet van, maar
je moest door, want die kinderen moes
ten geholpen worden. Ik heb zelf eens
een jongetje weggebracht dat een jaar
onder de grond had gezeten, alleen in
een kelder. Toen hij bij die mensen
kwam was dat kind vier jaar, toen ik ’m
zag vijf. Hij zat daar alleen, zonder
speelgoed, met een potje waarop ie kon
plassen en drie kinderboekjes. En hij
kreeg normaal zijn eten. Die mensen
dachten dat ze er goed aandeden, maar
ze hadden dat kind beter gelijk kunnen
killen. Daar komt zo’n kind toch nooit
meer overheen.
Ik een afspraak gemaakt. Ze zouden
’m op het Houtplein zetten, bij de Tem-
pelierssitraat. Ik zie het nog, hij stond er
te wachten, met zo’n grote pet op zijn
hoofd en die grote ogen van ’m. Ik heb
zo moeten vechten tegen mezelf. Ik kan
er nog niet tegen als ik er over praat. Ik
ging naar ’m toe. Ik moest een wacht
woord zeggen en hij gaf keurig zijn
repliek. Ik zeg tegen ’m: hoe heet je?
Keesje, zei ie. Nee, zeg ik ’m, natuurlijk
niet, je heet Bennie of zo. En toen heeft
ie verschrikkelijk gehuild en ik ook.
Wij op weg, met de fiets naar Den
Haag. Ik had snoep voor ’m en eten. We
hadden het samen goed voor elkaar. En
een paar kilometer verder had ik ’m zo
ver dat ie zat te zingen bij me, achterop
de fiets. Bij de plek waar de Sikkensfa-
brieken staan was een viaduct en daar
werden we opeens van de weg afgescho
ten door vliegtuigen. Ik had niet gezien
dat er een kolonne Duitsers in de buurt
was. We hebben toen nog wel dekking ge
zocht, maar voor hem was het al te laat.
Zijn hoofd was
Hannie kon niet tegen al die toestan
den. Ze had ook haar herinneringen aan
dat zusje dat stierf toen ze een jaar of
zes, zeven was. Voor het wegbrengen
van die kinderen had ze een veel te
zachtmoedig karakter. Ze vond het ver
schrikkelijk en daarom streed ze liever”.
In onze tijd was het zo dat als je een
fascist liquideerde, een SD-er bij voor
beeld van wie later bleek dat hij zes
honderd mensen de verdommenis in wil
de helpen, dan is dat geen prettig klusje
hoor. Dat is niet iets wat een meisje
graag doet. Hou me ten goede, ik ben
een normale moeder met vier kinderen,
ik heb ook twee kleinkinderen. Ik heb
m’n gedachten daar wel over, maar het
is geloof ik net alsof je een ziek dier
uitroeit. Maar als ik een bom had moe
ten plaatsen in een Duits warenhuis
waar vrouwen en kinderen en manne
tjes rondlopen die niets met de zaak
hebben uit te staan, noch met de zaak
dan zou ik dat niet
hebben doodnuchter gezegd dat ie dat
dan maar moest doen. We hebben ons
ook wel eens afgevraagd, Hannie, Fred
dy en ik, of je die kerels, die SD-ers nou
per se moest neerschieten. Of er geen
andere oplossingen waren. Wat kon je
anders doen in die moeilijke tijd waarin
je beschoten kon worden, gebombar
deerd. Je ramen waren geblindeerd, er
was geen licht, nauwelijks voldoende
eten. Allemaal dingen waarvan je kan
zeggen, als het lang duurt gaat een volk
te gronde. Moet je die kerels dan gaan
opbergen? Voor hoe lang?
Het waren toch kankergezwellen bin
nen onze maatschappij, elementen die
niet gewenst waren. Van bezetters kan
je verwachten dat ze je willen pakken,
doodschieten, noem maar op. Maar van
je eigen mensen, Hollanders die zich voor
de SS verdienstelijk maakten? En dan
zorgen voor een nette oplossing? Als je
wist hoe die SS en die SD tekeer gingen,
dat was ten hemelschreiend. Als je die
dingen weet is het helemaal niet zo’n
ellendig gevoel om die kerels een kogel
door hun kop te jagen. Een kogel door
zo’n vent z’n harses is helemaal niet zo
verschrikkelijk gevoel, hoor. Alleen het
gevoel dat je moest doden om zo’n
kankergezwel uit te bannen”.
nog eens begraven in een mooie kist met
de driekleur er overheen en de koningin
erbij”. (Op 27 november 1945 stond de
kist met haar stoffelijk overschot opge
steld in de Haarlemse Grote Kerk met de
Hollandse vlag er over heen gedrapeerd.
Dezelfde dag werd ze begraven als nati
onale verzetsheldin op de Erebegraaf
plaats in Overveen
De acties gaan door. Er wordt weer
eens een poging gedaan Fake Krist neer
te schieten. Als Hannie Schaft en Truus
van der Molen hem dichtbij de Leidse
vaart opwachten en hem zien aankomen
klinkt er een geweerschot. Ze zijn wer
kelijk stomverbaasd als ze Krist dodelijk
getroffen van zijn fiets zien vallen. De
samenwerking tussen de Haarlemse ver
zetsgroepen is blijkbaar niet zo best,
want de KPer Gommert Krijger heeft
het werk al gedaan, vanuit de school op
de hoek Leidsevaart-Brouwersgracht.
Truus van der Molen: „We waren stom
verbaasd. We hadden met alles rekening
gehouden, maar daarmee, nee. Later zijn
Hannie en ik nog naar de begrafenis van
Krist gegaan als twee Duitse meiden, je
weet wel van die grijze muizen. Om te
kijken welke kerels er nog bij de politie
zaten. Met een schijnheilig gezicht
strooiden we toen bloemetjes op z’n
graf.. En later komt Hannie naar me toe
en zegt: Ik word al gegroet door NSB-
ers die me herkennen van de begrafe
nis”.
De drie meisjes die ook allerlei koe
riersdiensten vervullen komen in contact
met de illegaliteit van Velsen, een con
tact dat later een bron van ellende blijkt
te zijn. Terwijl het zuiden van ons land
bevrijd is en voor het noorden de hon
gerwinter voor de deur staat, aanvaar
den ze opdrachten van hun illegale
chefs in Velsen.
Er volgen andere acties. In Bloemen-
daal wil de verzetsgroep de aannemer
Christiaans de stuipen op het lijf jagen
door hem een paar kogels langs het
hoofd te schieten. Christiaans is de aan
nemer die in opdracht van de Duitsers
half IJmuiden wegsloopte. Truus van
der Molen: „Het lukte niet. Hij woonde
toen in Bloemendaal, in een grote villa,
een vesting met een muur er omheen.
Hij had een grote bloedhond die we eens
vergiftigd vlees gaven, maar het beest
wilde niet vreten. En die vent liet zich
ook niet zien. We hebben daar dagen
gelopen. En steeds zeiden we maar tegen
elkaar: na de oorlog pakken we ’m op
en laten we ’m heel IJmuiden opbou
wen. En dan moesten we toch wel
lachen.
Hoe vreemd het ook klinkt, we heb
ben heel veel gelachen met ons drieën.
We waren eigenlijk drie jonge meisjes,
die om alles giechelden. Ik weet nog
goed dat we van iemand eens een cake
kregen. Nou dat was wat in die tijd. We
zijn dat ding toen gaan opeten op een
bankje, terwijl we vrolijk zwaaiden naar
de Duitsers die voorbijkwamen. Zo gek
voelden we ons. Ook wel een beetje
superieur als vrouwen van het verzet,
met pistolen in onze jassen.
Maar op datzelfde bankje raakten we
later in gesprek over onze plannen na
de oorlog. Freddy en ik hadden daar zo
onze ideeën over, maar zij vertelde een
beetje dromerig: het is net of ik het
einde van de oorlog niet zie; ik word
Het laatste halfjaar van de oorlog is
het in bezet Nederland een volkomen
chaos. De Duitsers plunderen voedsel
voorraden, fabrieksinstallaties worden
naar Duitsland vervoerd, fietsen worden
in beslag genomen. De treinen rijden
niet meer, de stroom is afgesneden. De
Duitsers houden de ene razzia na de
andere. Dagelijks hebben fusillades
plaats. In het westen is geen voedsel
meer en vanuit de grote steden worden
hongertochten ondernomen naar het
platteland om nog maar wat voedsel te
bemachtigen. Het weinige eten dat dan
nog in de wacht gesleept wordt, moet
worden klaargemaakt op noodkacheltjes
die men op hout stookt. Want kolen zijn
er al lang niet meer en daarom worden
’s nachts fanatiek bomen omgekapt. Het
bomenrijke Haarlem wordt ook op dat
punt ontluisterd. De stad heeft toch al
een sinister aanzien. Er is nauwelijks
verkeer. Mannen en oudere jongens dur
ven zich niet meer op straat te vertonen,
’s Avonds lijkt het verduisterd Haarlem
zonder mensen op straat (vanwege de
spertijd) een dodenstad.
Het verzet blijft in touw, ondanks
consignes uit Londen alleen de hoogst
noodzakelijke acties uit te voeren. Maar
ook bij de verzetsgroepen is het een
chaos. Er komen veel wilde acties voor,
die alles weg hebben van stunts, maar
dan voor het eigen belang.
Op 16 januari 1945 als het koud en
bitter is overvallen vijf, zes man de
landbouwer Van Son op de grens Haar-
lem-Santpoort. De mannen zijn op voed
sel uit en gebruiken daar geweld voor.
In de boerderij ontstaat paniek. Er
wordt geschoten en boer Van Son wordt
dodelijk getroffen. Het blijkt dat de
gebroeders Van der Haas, de gebroeders
Van der Heyden, Van Sloten en Wouden
berg de roofoverval gepleegd hebben. Ze
maken deel uit van het verzet. Met het
zicht op de bevrijding zijn ze aangetrok
ken om na het einde van de oorlog de
Binnenlandse Strijdkrachten te verster
ken. De broer van RW-commandant
Van der Wiele heeft ze gerecruteerd en
de drie meisjes hebben ze van één
geweer voorzien. Er is nadrukkelijk ge
waarschuwd om dit wapen niet voor
privédoeleinden te gebruiken.
Truus van der Molen nu: „Iedereen
vond die overval een rot streek. Want
wat die groep-Van der Haas niet wist
was, dat boer Van Son het verzet al
talloze keren aan voedsel had geholpen
en bovendien nog joodse onderduikers
in huis had. Aan de andere kant begrijp
ik die jongens ook wel, want die hadden
thuis niet te vreten. Hun vrouwen en
kinderen verrekten van de honger. Het
verzet had ze duidelijk moeten voorzien
van extra bonkaarten, want die waren
er wel. Ten slotte konden de hoge heren
binnen het verzet ook aan jenever ko
men. Elke boer had in die tijd de image
van een schrapert, een krent of een
vrek, maar Van Son was toevallig niet
zo. Die jongens hadden ook nooit met
een geweer geschoten en plotseling ston
den ze voor het feit dat die boer het
niet pikte. Toen is dat schot gevallen.”
Het schijnt dat het Velsense verzet
goede contacten heeft met andere ver
zetsgroeperingen, zelfs met het SS-cen-
trum aan de Amsterdamse Euterpe-
straat. Het drietal moet allerlei bood
schappen en pakjes doorgeven; regelma
tig fietsen ze door kou en sneeuw naar
Den Haag, vier, vijf keer. Op een be
paald contactadres moeten pakketjes
worden af gegeven. De vijfde keer maken
ze uit wantrouwen en uit nieuwsgierig
heid het af te geven pakje open, waarin
dan kostbare sieraden blijken te zitten.
Truus van der Molen: „We dachten daar
zal wel wat inzitten, geheime documen
ten of zo. Maar nee, sieraden! We waren
razend. Ik weet nog steeds niet waar
voor ze afgegeven moesten worden,
maar vanaf die keer hebben we het
gewoon verdomd. We hadden duidelijk
het idee dat we misbruikt werden. We
zijn toen naar mr. Sikkel (comman
dant over de Binnenlandse Strijdkrach
ten, district 12 nadat in het najaar ’44 de
verzetsgroepen waren samengevoegd,
red.) gaan opzoeken en hebben hem
het hele verhaal verteld. Freddy van der
Molen: „Die vond het allemaal larie
koek, maar toen we het in Velsen ver
telden schrokken ze zich het lazarus”.
Ondanks alle moeilijkheden (Hannie
Schaft speelt zelfs met het idee zich aan
te geven om zo haar ouders vrij te
krijgen; het verzet kan haar nauwelijks
van dit idee afbrengen) begint het meis
je weer met acties. D-day is achter de
rug. Iedereen is optimistisch over een
snelle afloop en terwijl de bevrijding
van Frankrijk in volle gang is, wordt
het driemanschap met Truus en Freddy
van der Molen hersteld. Truus van
der Molen: „We wisten wel dat Hannie
het ontzettend moeilijk had in die tijd.
Ze had ontzettend verdriet om haar
vriend die ze verloren had en om haar
ouders die in Vught zaten. We hebben
geprobeerd een zo groot mogelijke
steun te zijn. Ik weet nog goed dat ze de
neiging had de gevaarlijkste klusjes op
te knappen. Ze moest geremd worden.
Ik weet niet of ze dood wilde, maar het
allergevaarlijkste was niet gevaarlijk ge
noeg”.
slagen, maar geen bot heeft geraakt.
Hannie Schaft wordt verbonden, waarna
ze naar de leraar Ter Horst in de
Ramplaan wordt gebracht. Daar komt ze
liggend op bed een week op verhaal. De
familie Elsinga maakt zich hevig onge
rust, maar krijgt een boodschap dat het
goed met haar gaat. „Na een week
kwam ze terug. We waren dolblij en
hoewel ze alleen maar kon strompelen,
ging ze gewoon door. Ze heeft geen
krimp gegeven”.
il'
Pil;
y® t i'whi
IWil.iaijS!
i