Oud-SD-er Rühl dertig jaar oorlog: na Voor ons was ze een terroriste Hannie Schaft die onze mensen doodschoot en het communisme ■g i Voor haar gold geen gerechtig heid vergelding Bittere periode Persoonsbeschrijvingen Systeem Beleefd wBSlfl ij J#» 1 ZATERDAG 3 MEI 1975 21 ’If? Mi* in terrorists by Halfweg gerechtigheid die man speelt theater te 1 1 r i 1 t i Als er gevraagd wordt wat er daarna met haar gebeurde, vertelt Rühl af en toe zijn ogen dichtknijpend dat hij haar heeft afgeleverd bij de gevan genis aan de Amstelveenseweg. Hij zegt haar niet verhoord te hebben, maar dat is in strijd met wat eerder over hem gepubliceerd is. Uit alle verslagen en publikaties in 1949 blijkt, dat Rühl wel de leiding had bij de verhoren en dat Hannie Schaft zeker vijf liquidaties aan hem toegegeven had. Maar hij zegt nog maals heel stellig dat hij haar niet verhoorde. „Als het zo was, zou ik het nu wel zeggen”. De naam van degene die dat wel deed, kan hij zich niet herinneren. arrestatie. Midden in de nacht komt hij met een wagen aan bij het Haarlemse huis van bewaring. Daar laat hij een arrestant achter, waarbij hij hoort dat er een meisje is gegrepen met verzets- blaadjes en een pistool. „Ik nam haar mee, maar toen wist ik nog niet wie ze was”. Emil Rühl (links) samen met collega SD-er Viebahn in de beklaagdenbank voor het Bijzonder Gerechtshof in Am sterdam. r e r s g s e i 6 ir e na ar ir, an ils at ;n m rs ie it ik k p, te *t. il, ie [k ir Op 25 maart houdt een man de pas in als ik hem aanroep in een straat van Duisburg, dichtbij de woning van Emil Rühl. Als ik hem vraag of hij Emil Rühl is antwoordt hij bevestigend en als ik me bekend maak, zegt hij „ah”. Voordat ik hem kan vertellen waarom ik toch gekomen ben, vraagt hij hoe ik aan zijn adres gekomen ben. Hij luistert scherp zonder in de rede te vallen. Toen ik dat meisje meenam in de auto zat ik onderweg te denken wie dat nou zou kunnen zijn. Zij zat voorin, ik achterin. Bij Halfweg, ja het was bij Halfweg, wist ik het. Ik zei tegen haar: Jij bent Hannie Schaft. Ze draaide zich langzaam om en zei: ja.” Een paar jaar na de oorlog is in Nederland tussen verschillende groe peringen een geweldige strijd ont staan over de vraag of Hannie Schaft wel of niet communiste was. De vraag kwam op toen de verhouding tussen oost en west snel verslechterde (Koude Oorlog) en in ons land de naoorlogse desillusie heel duidelijk zichtbaar werd. Het was een desillu sie die ontstond doordat een radicale vernieuwing en samenwerking uitble ven. Het collectief optreden vanuit de bezetting was verdwenen en eindeloos werd er gepraat welke verdiensten de verschillende politieke groeperingen in het verzet hadden gehad. Ook de figuur van Hannie Schaft werd in deze strijd betrokken. Nu heeft nooit iemand getwijfeld aan hetgeen zij binnen het verzet heeft gedaan, maar wel trok men In twijfel of de communistische partij en vooral de jeugdbeweging van deze partij haar mocht gebruiken als een symbool en voorbeeld van communis tische jeugd, kracht en elan. Velen vonden dat de jaarlijkse herdenkin gen en kransleggingen op haar graf een te demonstratief karakter had den. Hannie Schaft, uitgeroepen tot nationale verzetsheldin, behoorde niet alleen de communisten toe, vond men. De communisten wilden alleen maar door Hannie Schaft als voor beeld te stellen jeugdgroeperingen van allerlei stromingen proberen te bundelen. Het werd een typisch naoorlogs probleem, want tijdens de bezetting speelde het sterke onderscheid tussen wel- en niet-communisten geen en kele rol. Integendeel, de samenwer king en de verstandhouding tussen verschillend-denkenden waren groot. In wezen was toen alleen maar belang rijk of men zich vanuit een soort patriottische houding verzette tegen de Duitsers. Wel wil hij vertellen hoe de Sicher- heitsdienst tegenover Hannie Schaft stond. „Voor ons was ze een terroriste, een moordenaarster die onze mensen neerschoot”. En dan over zijn oorlogsrol: „Je kan het eens zijn met een oorlog of niet, maar daar heb je als klein manne tje geen invloed op. Dat maken ze wel boven voor je uit. Ik werd gewoon binnen dat systeem aan het werk gezet. Voor hetzelfde had ik in Rusland aan het front kunnen zitten of in Frankrijk. Ik kwam in Amsterdam en moest men sen opsporen, verzetsmensen, communis ten, ga zo maar door”. In 1949 zei hij woorden van gelijke strekking. Toen vertelde hij ook dat hij bevelen om bij voorbeeld mensen te exe cuteren wel moest opvolgen, anders zou hij zelf of zijn familie zijn doodgescho ten. Hij zegt zich niets te kunnen herinne ren van een IJmuidense vrouw die aan de Amstelveenseweg met Hannie Schaft Dat alles vertelt hij heel rustig en uiterst vriendelijk. In wezen onwerke lijk. Hij blijft heel beleefd luisteren, valt nooit in de rede. Hij zegt zich niet meer te kunnen herinneren wie de op dracht heeft gegeven Hannie Schaft te i Ah Kuvener zat onmiddellyk na de be- vryding in een opgravingsploeg. Hier wijst hij dichtbij het Spartelmeertje de plaats aan waar Hannie Schaft gevon den werd. „Iedere keer als we melding of een rapport binnenkregen over een liquidatie in Kennemerland, was daar een meisje bij betrokken en het bleek ook dat alle persoonsbeschrijvingen steeds hetzelfde waren. Ik weet niet meer precies wan neer die naam Schaft voor het eerst opdook, maar we zochten haar. Ik was het niet alleen, maar de hele groep maakte jacht op haar. In februari 1975 wil Rühl niet meer praten over de oorlogstijd. Dat zegt hij me door de telefoon als hem wordt ge vraagd of hij een verslaggever te woord wil staan die een gesprek wil over Hannie Schaft. Hij zegt zich haar wel te kunnen herinneren, maar vertelt ook dat hij zich voorgenomen heeft nooit meer iets te zeggen over die „bittere periode”. Hij reageert later ook niet op een brief die hem wordt gestuurd en waarin nog eens uiteengezet wordt waarom er contact met hem gezocht wordt. Hij is een van de laatsten die Hannie Schaft levend heeft gezien. Zijn inlichtingen kunnen het beeld compleet maken. Maar op de rechtszitting verschenen ook getuigen die zeiden dat Rühl ver dachten had gespaard, zelfs had vrij gelaten. Hij zou rapporten en gegevens verdonkeremaand hebben, diit ter be scherming van Nederlanders. Deze getui genissen konden toch niet verhinderen, dat door de procureur-generaal van het Amsterdamse Bijzonder Gerechtshof te gen hem de doodstraf werd geëist. Het hof veroordeelde Rühl tot vijftien jaar. Toen hij in hoger beroep ging, zag hij zijn straf vermeerderd tot achttien jaar. Rühl zat gevangen in Breda, waar zo veel oorlogsmisdadigers waren opgeslo ten. In 1956 op 31 maart werd hij voor waardelijk vrijgelaten en over de grens gezet. DUISBURG. Toen na de bevrijding van Nederland landverraders en bezet ters gearresteerd werden, was daar ook een zekere Emil Rühl bij, in 1945 een negenendertigj arige Duitse politieman die tijdens de bezetting als Kriminaise- kretar dienst deed bij de Sicherheits- dienst in Amsterdam. Hij was een van de velen die jacht maakte op Hannie Schaft, dat „rothariges Madel” die steeds maar weer opdook als er in Kenneme- land mensen werden geliquideerd. Uit de verhoren bleek dat Rühl een van de mensen was geweest die haar langdurig in de gevangenis aan de Amstelveenseweg had verhoord. En tijdens het in 1949 gehouden proces tegen Emil Rühl kwam pas officieel naar voren dat deze Duitser ongelofelijk veel op zijn geweten had. Hem werden mishandelingen verweten van gevangenen die hij arresteerde en martelde om bekentenissen of namen los te krijgen. Uit de getuigenissen die op de rechtszitting werden afgelegd, bleek ook dat Rühl deelnam aan de moorden die gepleegd werden door de Silbertanners, een terreurgroep die uit wraak en zonder pardon bekende Neder landers neerschoot. Deze groep ging eveneens in Kennemerland tekeer. Ook executeerde hij op bevel mensen die door de Duitsers op wat voor manier dan ook ter dood waren veroordeeld. geconfronteerd zou zijn. „Dat is ja onzin. Dat was toch helemaal niet nodig, we wisten toch wie het was en wat ze gedaan had”. Op de vraag of Hannie Schaft geslagen is, getrapt of op een andere manier gemarteld is, antwoordt hij niet (hij haalt zijn schouders op) en na de opmerking dat ze gedood is ondanks dat er van beide kanten beloften waren geen mensen meer te liquideren, zegt hij weer: „Voor ons was ze een terroriste die onze mensen neerschoot. Voor haar gold geen gerechtigheid, maar vergelding”. Tegen deze achtergrond is dan ook de vraag of Hannie Schaft commu niste was, niet belangrijk meer. In de oorlog werden nauwelijks partij-ad ministraties bij gehouden. Het zal dus wel moeilijk zijn om aan te tonen (voor degenen die daar prijs op stel len) dat zij formeel lid was van de communistische partij. Wel staat heel duidelijk vast dat ze communistisch- gezinde ideeën had. Na de oorlog kreeg Hannie Schaft een communistisch stempel opge drukt. Daarom kwam het in 1952 (de Koude Oorlog speelde toen al) bijna tot geweld toen in november een herdenking op de Erebegraafplaats verboden werd door de plaatselijke autoriteiten. Een stoet van duizenden sympathisanten werd op de Zeeweg in Overveen door een politiecordon versterkt met tanks tegengehouden. Truus van der Molen: „Het was zo’n dreigend gezicht. We hadden vijf jaar bezetting achter de rug, met veel geweld. En toen die tanks om de herdenking tegen te gaan..Ik vond het verschrikkelijk!” De communistische achtergrond van Hannie Schaft werd tenslotte een taboe en waarschijnlijk vanwege dit taboe zijn later de pogingen mislukt om voor deze vrouw een monument op te richten. Na eindeloos praten met onder meer de gemeente Haar lem zagen de leden van een speciaal opgericht comité van hun pogingen af. Inmiddels is een nieuw comité in het leven geroepen. Misschien dat deze groep er dertig jaar na de oorlog in slaagt een monument voor Hannie Schaft op te richten. fusilleren. „Als Lages het geweest was, moest hij daarvoor opdracht gekregen hebben uit Den Haag”. Tijdens zijn pro ces bleek dat de opdracht gekomen is van de Obersturmbannführer Hans Ko- litsz. de rechterhand van generaal Schöngardt. Dat weet hij niet meer en ook niet wie het executiepeloton samen stelde en wie daar in zaten. Het is dertig jaar geleden, verontschuldigt hij zich met een spijtig lachje. „Ik ben eens bij haar thuis geweest”, gaat het verder. ..De vogel was gevlogen. Ik heb wel haar vader gesproken, een onderwijzer of zo. Hij zei tegen me: ik heb geen dochter meer, en dat deed hij op een manier of hij niets meer met haar te maken wilde hebben. Later kwam ik die man tegen bij mijn proces en toen stond ie te huilen als een kind. Ik zei tegen de officier: die man speelt theater. Hij heeft tegen mij verteld dat ie geen dochter meer had; waarom huilt ie dan?”. Het klinkt keihard. Het gesprek draait weer naar Hannie Schaft. „Ze was een communiste. In de Euterpestraat zat een groep die zich alleen maar met communisten bezig hield. Al die verzetsgroepen, ook zij, werden steeds brutaler, gingen steeds meer dingen doen”. Als ik hem vertel waar ze Gearresteerd werd en hoe, lacht hij een beetje superieur, met een blik van: zie je wel. Met verzetsblaadjes en een pistool op zak, nou vraag ik je.” Dan praat hij nog wat over systemen, men sen binnen systemen. Het gesprek loopt duidelijk naar een einde. Hij wil nog eens graag naar Holland, maar hij is bang bij de grens opgepakt te worden om de rest van zijn straf uit te zitten. Het blijkt dat ondanks dertig jaar zijn geheugen heel goed is als hij me vertelt hoe ik door Amsterdam moet lopen om bij een bepaalde vrouw te komen, die misschien ook wel iets over Hannie Schaft zou kunnen vertellen. Ernstig zegt hij: „Het is te hopen dat er nooit meer een oorlog komt”. Hij licht zijn hoed, geeft me een hand, mompelt „Grüss Gott” en wandelt door, even rustig als voordat ik hem aan hield. Het is een man die je eerder op zestig dan op zeventig schat. Het meest opval lend zijn z’n ogen, geelbruin, die je strak aankijken, maar tijdens het gesprek ook op en neer flitsen en de straat afzoeken. Verder is hij een onopvallende man, die een keurige regenjas draagt en een hoed. Rühl luistert hoffelijk en vindt het feit dat ik hem opzoek om mijn kans te proberen heel begrijpelijk. Je krijgt niet de indruk dat hij zulke afschuwelijke dingen heeft gedaan. Dan zegt hij opnieuw dat hij eigenlijk niets meer wil vertellen. Hij wil zichzelf en zijn vrouw rust geven. Hij luistert weer heel aandachtig als ik hem uitvoerig uitleg welke moeite we gehad hebben bij de voorbereidingen voor een publika- tie over Hannie Schaft. Hij trekt zijn ogen samen en zegt dan dat het beeld nu pas begint terug te draaien. Hij praat en geeft antwoorden op vragen, drie kwartier lang, op de stoep voor een winkel. Als het plotseling begint te rege nen trekt hij me beschermend mee on der een dakgoot, maar een afspraak om het gesprek bij hem thuis te voeren of in een café, nu of later op de avond, wijst hij af. Hij wil helpen, maar dan moet het nu gebeuren. En hij zal alleen maar dingen vertellen die hij zeker weet. Hij heeft een hekel aan halve waarheden, zegt hij, en hij houdt niet van verhaaltjes. Het blijkt dat hij Han nie Schaft voor het eerst ontmoet heeft op 21 maart 1945, de dag van haar W'. j |r W' s V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 21