i O 'I I Een week bezinnen het nationaal-socialisme op Debatteren met de DDR-jeugd: langs elkaar heen praten Ml 'I Bitter door Tony van der Meuten Tegenstrijdigheden De muur Continu gepraat Emotioneel 1 jjl I IIM t 1 I l-v. ZATERDAG 22 1 I 4 l 1 i I 4 If- ss I I- a i Beide Duitslanden niet zó blij met komst van groep scholieren Stempels, douanecontrole, wéér geen t 1 vragen een antwoord te vinden, nodigde de Gemeenschappelijke Pers Dienst (waar ook dit dag blad in deelneemt) 34 zeventien jarige middelbare scholieren uit heel Nederland uit om een reis te maken door de beide Duits landen. weid in tal van delen van de we reld: wat hebben de „ouderen” eigenlijk met de bevrijding in 1945 gedaan? Hoe kon het natio naal-socialisme ooit ontstaan en hoe groot is de kans dat zich ooit nog weer zoiets zal voordoen? Om te proberen op dergelijke De DDR had kennelijk ook liever een stel handzame toeristen uit de bus zien komen, die tijdig „oh” zeggen bij het Op een avond zei de Oostduitse reis leider plotseling: „Vertrouwen is goed, controleren is beter”. i de Moskou nog wel een paar niet-imperialistische concentratiekampen herinnerden, begon nen wat ongemakkelijk te schuifelen. En dan ineens, bij de grens met West- Duitsland, blijkt de scheiding der gees ten weer herleid tot een stevig, ijzeren hek- „Daar lokt de vrijheid” roept een jongen op een officiële autoriteiten-toon door de bus. Iemand heft lacherig „Wie Neerlands bloed” aan. Het blijft gokken hoeveel ernst daar toch stiekem achter zit. Op die laatste avond componeerde de groep van 34 Nederlandse scholieren een afscheidslied met regels als: „Over de groene heuvels in de gore lucht, licht het vrije Westen waarheen iedere Oost- duitser vlucht, hier is men veel vrijer, maar hier heerst de terreur”. Ze waren nog niet uitgezongen of een toevallige cafébezoeker, een Westduitse militair, illustreerde nog eens dat elke vrijheid toch ook zijn geheel eigen be- perkinkjes kent. Hij gelastte de Neder landse jongens, die op houten barkruk ken ritmisch aan het drummen waren, daarmee op te houden, „omdat ik het verbied”. c 1 1 i l i s s ■1 1 1 I 2 l I I C c I I c 5 I l C I I e c i I 1 1 l 1 1 r z 5 r x r f I t 1 s c I C c I 2 5 I C r t t d v r c r s j z s h v 1; d d z n a s n g o g h J ii d ii t 1. P Op zich is het voor Nederlandse scho lieren in West-Duitsland minder „span nend”, omdat de maatschappij er veel gemeen heeft met de onze. Daarom frappeert het des te meer dat ze er zo ongeveer dezelfde collectie gevoelighe den tegenkomen als in de DDR- De zo moeizame woordkeus als het over beide Duitslanden gaat, is in beide staten vrij identiek. Zowel met een wat oudere Oost- als Westduitser heb je het binnen vijf minuten over de Tweede Wereldoor log. In de DDR kon het neo-fascisme nauwelijks ter sprake komen, omdat het daar een westerse aangelegenheid heet. In West-Duitsland is het een onaange naam onderwerp, dat de bloeddruk van de gesprekspartners snel opjaagt. En wat wisten de Nederlandse scholie ren van de DDR? Dat je er bepaalde boeken niet mocht lezen. De Oostduitse jongen lachte: hij mocht alles lezen- Ja, een Soltzjenitsin was verboden, maar dat is een volksvijand, en je bent zelf van bedenkelijk allooi als je die smerig heid überhaupt in je huis wilt hebben. „Maar jullie leven toch in een dicta tuur” zei een Nederlands meisje verbou wereerd. „Nee”, zei de vriendelijke Oost duitse makker, „jullie leven in Neder land in de dictatuur van het burgerdom. Een rijke minderheid beheerst de meer derheid. Mochten wij in de DDR een dictatuur hebben, dan is dat in ieder geval een dictatuur van een meerder heid, het volk, over een minderheid”. De leerlingen uit uw eigen stad en streek die deze tocht mee maakten, schrijven vandaag in de krant over hun ervaringen. Tony van der Meulen, die ook meereis de. beschrijft daarnaast zijn er varingen met deze groep jonge Nederlanders in Oost en West. De afstand tussen Oost en West is vele malen groter dan die ene dagreis die je vanuit Nederland moet maken om in de DDR te komen. Je merkte het aan tal van situaties: in het Buchenwald bio scoop je zaten we samen met een groep Russen. Een Nederlands meisje naast me begon te giechelen bij het idee dat ze zelf nog nooit een echte Rus had gezien. Eén minuut stilte voor de slachtoffers van Buchenwald in een gierende sneeuw storm. Het bronzen beeld van een Sovjetsol daat die treurt over zijn gevallen kame raden. Er vielen stiltes, er moest voortdurend geschakeld worden. „Maar ben jij ooit in West-Berlijn geweest?” probeerde een Nederlands meisje nog eens. Nee, zei de Oostduitse jongen, maar hij hoefde er ook niet zo nodig heen, want hij keek wel eens naar de Westduitse televisie: „De mensen daar worden gemanipuleerd door de weelde”. Op een gegeven moment verwatert de „sessie” en worden buiten rond de bus allerlei passanten aangeklampt. Dan pas blijkt hoe weinig Westduitsers over „het Oosten” weten. „Het moet er erg bitter zijn”, veronderstelt de een. „Dat zoiets vandaag de dag nog voor kan komen”, zegt een oude man. Dertig jaar bevrijding: wat be tekent dat voor de generatie Nederlanders die tien jaar later werd geboren en nu in de hoog ste klassen van de middelbare scholen zit? Op de televisie zien ze dager lijks beelden van het oorlogsge- Heel concreet werd die afstand tijdens een discussie met Oostduitse middelbare scholieren. Rond een tafeltje zaten jon gens en meisjes van dezelfde leeftijd, met ongeveer hetzelfde uiterlijk (de Oostduitsers waren iets langhariger), met ongeveer dezelfde interesses, maar een uur lang praatten ze eigenlijk volslagen langs elkaar heen: het toernooi van de misverstanden. De rellen in de Amster damse Nieuwmarkt waren in de DDR overgekomen als: een Nederlander die een beter huis wil hebben, belandt in de gevangenis. Het enige dat ik tijdens het verblijf in de DDR over Nderland heb gelezen, was vraag 64 horizontaal in de kruiswoordpuzzel in het soldatenblad: kaasstad in Holland van vier letters (dus niet Alkmaar, maar Edam). Typerend voor dit alles was een ge sprek in Bonn met een aantal Westduit se parlementariërs, iets waar je als Ne derlandse middelbare scholier normaal niet zo snel aan toe komt. De jonge critici uit de Rijndelta wilden eigenlijk alleen maar even weten hoe het nou zit met al die ex-nazi’s die nog i n de Bondsrepubliek gedijen, en hoeveel kans ze in de toekomst nog hebben. De socialistische afgevaardigde Paul Kratz sloeg op hol. Zijn overijlde betoog kwam er op neer dat de Nederlandse pedagogen hun pupillen maar eens wat objectiever moesten voorlichten, dat de DDR zijn propagandawerk kennelijk af doende had verricht, en dat men zich in Nederland veel te druk maakte over dit soort zaken. Zijn collega, dr. Alfred Emmerlich, deed het handiger. Om te beginnen prees hij uitvoerig de open Nederlandse benadering, om vervolgens met zijn eigen mening ook een paar duidelijke punten te scoren. De Neder landers reageerden verbaasd en fel. Een potige Zeeuwse jongen, die de hele week al niet kapot te krijgen was, werd geheel rood, omdat zijn Duitse taalschat zijn verontwaardiging net niet kon bij houden. Staande bij de nauwlettend betegelde snijtafel, waaraan nazi-artsen hun werk deden, hield de rondleider een emotio neel betoog waaruit bleek dat een Buchenwald nog steeds mogelijk is, zo lang het imperialisme niet is bedwongen. Nederlandse scholieren die zich toch ook Waren ze in beide Duitslanden vrese lijk blij met dit dynamische gezelschap? Voor de Westduitsers was het in wezen aantrekkelijk dat de groep jonge Neder landers eerst de DDR had bezocht. Nu kon een aantal parlementariërs in Bonn van de zo bruikbare veronderstelling uitgaan dat de kritische scholieren door de Oostduitse propaganda stevig te pak ken waren genomen. Je vraagt je af wat ze ervan hadden moeten maken als de groep rechtstreeks uit Nederland naar Bonn was afgereisd. Even later werd onze fotograaf door een Vopo aangehouden omdat hij een onnozel brandje had gekiekt. Toen werd rondleider Franz kwaad: „Ze denken dat het hele socialisme in elkaar dondert als iemand een foto van een brandje maakt”. Er zouden de komende dagen vaker van die stiltes vallen: tijdens een discus sie met Oostduitse scholieren, waarbij bleek hoe je, bepakt en bezakt met misverstanden, volslagen langs elkaar heenpraat omdat de een in Zaandam en de ander in de DDR is geboren. Of neem het debat met een aantal Westduitse parlementsleden in Bonn, waarbij een opgewonden afgevaardigde uitgleed over zijn eigen woorden, alleen omdat de Nederlandse scholieren over het neo- nazisme begonnen. Veel middelbare scholieren hebben kennelijk wat twijfels over al die luxe: in het op zich saaie Oost-Berlijn vonden ze het helemaal niet zo onprettig dat ze nu eens een paar dagen niet werden nagezeten door De Grote Vergeler en de wereld van Peter Stuyvesant. Nog maar nauwelijks van de reis bekomen, ging de groep zich met een haast onvoorstelbare energie volzuigen met informatie. Er ontwikkelde zich een vrij amusante pa- piergeilheid: overal waar we kwamen, in scholen, in Buchenwald, later in het Westduitse parlement, werd in gesloten formatie een aanval geopend op alle aanwezige boekjes, foldertjes en vooral: stencils- t De tocht door Oost en West duurde een week, en al die tijd is er ook continu gepraat; als het niet over het reisdoel ging, de nazi’s of het neo- fascisme, dan was er nog een aanzienlij ke voorraad actualiteiten voorhanden: dienstweigeren, Kalkar, sex, ouders. De groep van 34 was door de Ge meenschappelijke Pers Dienst uit alle de len van Nederland bij elkaar gehaald en in een bus gezet om zich ter ere van 30 jaar bevrijding in beide Duitslanden be zig te houden met deze twee vragen: „Hoe ontstond het nationaal-socialisme” en „Is een dergelijke ontwikkeling te genwoordig ook nog mogelijk?” Geen simpel reisdoel dus. Komen mid delbare scholieren daar uit? Want voor de krant moesten ze een verslag van hun ervaringen maken. Nu hadden de deelnemende scholen niet hun onnozel ste pupillen afgevaardigd. Verder waren ze vooraf door prof. Ben Sijes van het Rijks Instituut voor Oorlogsdocumenta tie en de Amsterdamse geschiedenisle raar Douwe de Boer tot aan de huig vol achtergrondinformatie gegoten. Maar toch is het verleidelijk om, wanneer je voor het eerst in de DDR bent, je in eerste instantie vast te grijpen aan pri maire ervaringen als: strenge volkspoli- zei, weinig auto’s, eenvoudige grauwe wikkels rond verfbussen. Terwijl de eer ste reactie in West-Duitsland is: een simpele verbazing over de protserige vi trine die ze van een zo hoopvol begon nen stad als Keulen hebben gemaakt. hasj. Het meisje dat me altijd zal bij blijven als Connie-met-de-kleine-blaas moet nodig weer even weg. Goed en wel in „Het Vrije Westen” houdt de bus er voor een paar uur mee op. De groep scholieren reageert op twee manieren. Eerst wordt er spontaan een orkestje gevormd, waarvan het instrumentarium bestaat uit drankflesjes met variërende hoeveelheden kiezelsteentjes erin, zak kammetjes en koffers. Het levert een aanzwellend en dan weer afnemend rit me op, dat Zoeloes hanteren om hun vruchtbaarheid of de komende regentijd te bezingen. Een paar Nederlandse jongens was het gelukt met tegenstanders van het DDR- systeem aan de praat te komen: ze werden er door de andere scholieren uitvoerig over uitgehoord. De grote fout van alle propaganda-apparaten is kenne lijk nog steeds, dat ze niet achteloos een klein, op zich ongevaarlijk tegenstander- tje in het informatiepakket moffelen. Eén gesloten front voorstanders en sym pathisanten: dat roept zelfs bij de wel willendste Nederlandse scholier argwaan op. In die paar dagen DDR kwamen de Nederlandse scholieren natuurlijk maar een beperkt aantal Oostduitsers tegen, maar daar waren toch een paar typeren de persoonlijkheden bij. De zo ongeveer verplichte rondrit door Oost-Berlijn werd bijvoorbeeld verzorgd door Franz, een goedlachse veertiger. Omdat ze in de DDR doorkregen dat je die groep Neder landers toch wel een beetje serieus moest nemen, was Franz (leraar econo mie en sociologie) onverwacht in onze bus geplaatst. Met alle andere rondlei ders waar ook ter wereld had hij één misverstand gemeen: ze denken allemaal dat je exact wilt weten hoeveel bedden een bepaald hotel heeft. In keurige rijen van drie staat een Oostduits lagere-schoolklasje aange- rreaen voor het beeld van een Sowjet-soldaat, die treurt over zijn gevallen kameraden. De in duurzaam brons gegoten strijder zal bij de dienstkeuring op weinig problemen zijn gestuit: wilskrachtige kop, goed gebouwd lijf, zijn gespierde rechterhand laat het geweer geen moment los. „Waarom”, vraagt de juffrouw (in mantelpak) aan haar schoolklasje, „waarom heeft de Sowjetvriend zijn geweer nog stevig vast terwijl hij zijn vrienden her denkt?” Een meisje van een jaar of tien, Astrid, doet een stapje naar voren en antwoordt even monotoon als Nederlandse schoolkinderen die hun huiswerk net wat té goed hebben gedaan: „Omdat hij nog steeds over ons waakt”. Toen kwam de Oostduitser sterk te rug: „Zijn jullie in Nederland dan zo gelukkig” vroeg hij met twee grote, eerlijke ogen. Dat wist het Nederlandse team nou zo een, twee, drie ook weer niet. Het sleutelwoord „persoonlijke vrijheid” viel, en daarmee was de kiel gelegd voor een gedurige spraakverwar ring. Eer eindje verderop staan 34 Nederlandse middelbare scholieren, alle maal zo rond de zeventien. Allemaal minimaal tien jaar na de bevrijding geboren, niet vervuld van herinneringen aan voedselbonnen, Canadese sigaretten en de eerste stap van koningin Wilhelmina op bevrijd Neder- langs grondgebied, zelfs te laat geboren om nog de geheime schuilplaats van hun vader in ongehavende staat te kunnen bewonderen. Die bevrijding 's voor hen geworden tot de vraag: wat hebben jullie, ouderen, er eigen lijk mee gedaan? Het werd erg stil in de bus toen ze in Helmstedt via slagbomen, wachttorens, prikkeldraad en hekken-onder-hoogspanning Oost-Duitsland binnenreden. Franz bleek een handige man: met een blijmoedige humor, die je kunt ver gelijken met het grappenpatroon van de Mounties, verwerkte hij een enorme hoeveelheid politieke reclame in zijn verhaal. Boeiend was zijn verklaring van de muur. Die was er gekomen omdat het volgende probleem zich voor deed: iemand koopt in Oost-Berlijn een flesje bier (statiegeld 30 pfennig), drinkt het leeg, levert het flesje in West- Berlijn in, wisselt de zo ontvangen 30 Westduitse pfennig in tegen 120 Oost duitse (dat is het koersverschil), met die één mark 20 stapt hij weer naar Oost- Berlijn, koopt er twee pilsjes voor, le vert de twee flesjes in West-Berlijn weer in, und so wei ter. Franz: „Aan het eind van de avond was hij én dronken, én had hij dik geld over”. Op zich kiene Hollandse jongens zaten toch een tijdje te dubben wat ze nou precies met die simplificatie aan moesten. Maar al met al voelde een aantal Nederlandse zeven tien jarigen zich zo langzamerhand in een doosje vol gevoels matige tegenstrijdigheden zitten. Waar dering hebben voor de manier waarop ze in de DDR hun door de Russen leegge haalde land weer proberen te runnen, maar het ’s avonds op straat toch maar bar ongezellig vinden. In de boekhandel Lenin en Marx in alle maten, maar ook wel elke dag weer in die saaie kranten moeten lezen hoe studenten zich ver broederen met de machinestiksters in een schoenfabriek. „We voeden onze jeugd op tot socialistische persoonlijkheden”, sprak een leraar. „Lukt dat altijd”, hoorde ik een jongen mompelen. Toen we 's avonds nog even met een groepje over straat liepen, zat een aantal jonge socialistische persoonlijkheden elkaar achterna met pakken volle melk. Niemand gaf het hardop toe, maar het was bijna een ver ademing na dagen ideologie. Dat was het moment dat zelfs de fanatiekste Nederlandse scholier afhaak te, en Franz ging verder met zijn rond leiding. We arriveerden bij de muur, „ook hier mag u alles fotograferen”. De muur was al herleid tot wat gelazer rond statiegeld. communicatieprobleem in de DDR vaker mee maken kregen: in zijn visie was het nazisme nu een Westduitse aangelegen heid; de DDR heeft zich af doende ge wassen. De Buchenwaldfolder zegt let terlijk: „Het bloedspoor leidt naar Bonn”. Maar ten slotte waren de jonge Ne derlanders met een aantal duidelijke vragen op zak in dé bus gestapt. Toen iemand al wandelend aan rondleider Franz vroeg of hij een fascistische ont wikkeling als in de jaren ’30 opnieuw in het verschiet zag, begon hij spontaan over.de ontvoering van CDU-leider Lorenz in West-Berlijn. Hij moest la chen om twee aspecten: het feit dat zoiets überhaupt mogelijk was, en het feit dat men er zo’n drukte over maakte. „Dan vormen ze daar zo’n crisisstaf. Maar bij ons zouden die ontvoerders binnen het uur gepakt zijn; ze zouden hier niet onder het volk kunnen ver dwijnen”. Het werd een heel probleem. Door het Staatsreisbureau was een lid van de officiële jeugdorganisatie Freie Deutsche Jugend uitverkoren om de DDR te pre senteren. De jongen was royaal in twintig. Hij had zes jaar in Mcci gezeten, waar ze hem behoorlijk ideolo- gie-vast hadden gemaakt. Uren heb ik met hem zitten praten, maar hoeveel twijfels je ook over ons eigen Neder landse systeem te berde bracht, hij be gon, als zijn eigen onzekerheid in zicht kwam, getrouw Lenin te citeren. Deze „Oostduitse EO’er” zag er knap moe uit toen we hem na drie dagen bij de grens weer inleverden- Hij was door allerlei leden van de groep behoorlijk onder vuur genomen. Op zich vonden ze hem best aardig, op zich vonden ze het ook best zielig dat hij zo weinig speelruimte had (onderweg moest hij op gezette tijden bellen, hij zei niet met wie), op zich vonden ze het ook knap dat de DDR zichzelf zonder Ame rikaans of Russisch kapitaal weer hele maal aan het opbouwen was. Maar daarnaast wilden de Nederlandse scho lieren wel even weten waarom die muur en dat prikkeldraad er nog steeds stond, waarom zoveel mensen gevlucht waren, en waarom de Vopo’s vluchtelingen had den doodgeschoten. De jonge Oostduitser groef dan opgeruimd verder aan zijn eigen valkuil, door zinnen te formuleren als: „Er zijn nou eenmaal mensen die je in de gaten moet houden”, en „Als mijn eigen kind mij zou bedriegen, zou ik hem het huis uitgooien”. Dat moet je vooral tegen een Nederlandse 17-jarige zeggen, want die reageert dan meteen met: „Heb je zelf al kinderen?” Met wat voor Oostduitsers kwamen de scholieren nog meer in contact? Bijvoor beeld de rondleider van het voormalige concentratiekamp Buchenwald. Volgens de aankondiging had hij er zelf nog gevangen gezeten- De man maakte in druk, want hoewel hij vermoedelijk et telijke malen per dag hetzelfde relaas moet afdraaien, lukte het hem toch te praten op een wat aarzelende toon alsof het gemoed hem ter plekke weer vol schoot en hij alles weer opnieuw voor zijn ogen zag gebeuren. Met hem deed zich een communicatieprobleem voor waar we in de DDR vaker mee te „Wat wil jij worden?” vroeg professor Ben Sijes van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie ’s avonds in Keü- len aan een Limburgs meisje. Nou, dat wist ze nog niet zo precies, maar er was een aantal mogelijkheden- Volgende vraag: „Hou jij van je vader en je moeder?”. Het meisje werd steeds ver baasder. Prof. Sijes: „Onder het natio naal-socialisme kon je niet vrij zeggen: ik word dit of dat. Jij kunt nu ook zeggen: ik heb een lieve vader. Maar toen moest elke liefde wijken voor het belang van de Staat, het Volk”. passeren van een hoog gebouw en ver der niet moeilijk doen. De afdeling jeugd- reizeri van het Staatsreisbureau was er ondanks een duidelijke briefwisseling toch maar van uitgegaan dat de Neder landse groep in de DDR kwam bestude ren hoe het volk zich voorbereidde op de viering van het afwerpen van het fascistische juk. r .-..'-■fe. -i «3# S*t. *- X - L „T- iMfilt. S|

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 22