vergt luisteraars die die een en al oor zijn Aanstellerij is nog geen emancipatie c 9 TWEE BOEKEN OVER VROUWEN bijbelboek Een musische kijk op het laatste J Kom erbij door Th. J. Koeckhoven 1, Bischoppen-synode Tussentijds Het zevende zegel ZATERDAG I O MET 1975 De Apocalyps storm van de wereldgeschiedenis. Dit alles hoort hij met Johannes. mid I kw 0V€ stri MARIE-SOPHIE NATHUSIVS -4 (di< har Een bijkomend voordeel is de aan dacht die het boek vraagt voor de weer galoze kracht van de bijbelse taal, ver geleken waarbij ik de taal van reclame jongens en sociologen wil kenschetsen De gebundelde opstellen zijn bedoeld om iets te laten zien van wat zich af speelt in de faculteit als instelling van Het is ondoenlijk zelfs maar een korte omschrijving te geven van de 21 artike- Kri coll hur moj bez Voc de het krij en Nal Kar Dat de 1 De weg stee cijfr febi elke bek van aanl Op cijf< ster rijk Ter jaar staa ero] in h mee pla; sarr nan ene: die in i bew hun de 1 Gru een naa ven ver: kw; heb wor voo 197^ 13^ rui bre Ne Die min kan 136.i en s wer pro< gedi „To, oml dire brae waa milj „He zulk dikA het niet zelf keei elke gede kwe zegg voor W „Ste mar Bec de s Nat: van dat Deze kleine reeks kan worden afg sloten met De evangelisatie van de h dendaagse wereld, een betrouwbaar st informatie en documentatie over de r bisschoppensynode te Rome van 27 st tember tot 26 oktober 1974. Het is uitgave van de stichting Alfrink-Fon in samenwerking met Archief van Kerken te Amersfoort. Het boek bev een aantal officiële synode-documentt In het voorwoord spreekt de bisschq penconferentie de hoop uit dat de pa tores deze brochure dikwijls ter hai nemen en er nut van hebben voor ht verkondiging en hun werk met gesprek groepen. Als zodanig heeft het boek oi getwijfeld zijn waarde. Het 'visioen van Johannes: Dé Vrouw. Il lustratie van Gustave Doré uit „De ge schiedenis van het Nieuwe Testament. Wat is nu het belangrijkste van het boek van Rijnsdorp? De oude man wan trouwt de wetenschappelijke argwaan en de dorheid van menig bijbelgeleerde. Hij vindt dat de Apocalyps ook een musische benadering nodig heeft, want het eigen lijke creatieve en het geheim daarvan valt buiten de lijst van de wetenschap pelijke onderzoeker. Deze benadering van de Apocalyps be hoeft geen bevoegd gezag, schrijft Rijns dorp. Maar hij is wel degelijk bevoegd. Hij bezit de bevoegdheid van een mens die kan luisteren. Hij hoort de signalen die ons bereiken vanuit het wonderlijke boek en hij doet naar ik hoop niet te vergeefs een beroep op onze ontvan kelijkheid. Want de Openbaring richt zich tot luisteraars en vraagt om hun reactie. Het boek roept: kom er bij staan, want het is ook jouw zaak. Het tweede hier te bespreken boek heet Tussentijds (Hart van Brabant Til burg). Het bevat een bundel opstellen, geschreven door de wetenschappelijke staf van de theologische faculteit te Til burg bij gelegenheid van haar erkenning op 3 oktober 1974. De faculteit werd toen aangewezen „als theologische hogeschool, die ten aanzien van het door haar te ver lenen doctoraat en getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraal examen gelijkgerechtigd is met de rijksuniversi teiten." tenslotte wat ge en wat Op nog Gru vijf: dat is v cap: wetenschappelijk onderwijs. In het voor woord wordt opgemerkt dat de studies als het ware zijn geschreven vanuit het bedrijf in volle gang. Daar staat ook dat de bijdragen van de grote reeks van au teurs aangeven hoe het eraan toe gaat in het Tilburgse wereldje. De lezer ontdekt welke disciplines ter onderlinge aanvul ling in de faculteit vertegenwoordigd zijn, hoe zij worden opgevat en in welke sfeer men samen werkzaam is. Kortom de bundel werpt een helder licht op een modern theologisch bedrijf. Het dikke boekwerk is uiteraard niet geschreven voor een groot publiek, maar een kleine schare geïnteresseerden vindt er veel van haar gading. doi zijn Voor de rest wil ik me beperken tot enige indrukwekkende momenten, waar voor dr. Rijnsdorp onze aandacht vraagt. Op de diepe stilte van een half uur lang die er in de hemel viel, toen het Lam het zevende zegel had verbroken. Rijns dorp beschrijft die stilte als een meer dat in het midden het diepst is. „Hier valt niets te verklaren, alleen maar iets te ondergaan”. Niet passief, maar ons zelf vereenzelvigend met het gebeuren dat zich in de Apocalyps voor onze blik ken ontwikkelt, als een realiteit, geschre ven vanuit een concrete situatie en ge richt op de voleinding van onze geschie denis. dat het de mensheid als één geheel ziet, de aardbewoners. En die aarde is onver brekelijk verbonden met de hele kosmos”, De Apocalyps is kosmisch en actueel, vi sionair en alomvattend. De mens is niets meer dan een eendagsvlieg met facetten ogen. Zo omschrijft Rijnsdorp de beteke nis van de Apocalyps. Deze staat tegelijk in en buiten de tijd. Ze speelt in verleden en toekomst, op de aarde en in de hemel, tussen de mensen en bij de troon van God. Maar het wezenlijke van de Open baring is haar gerichtheid op de toe komst. „Ze beweegt zich naar het einde van deze bedéling en de komst van een volstrekt nieuwe, definitieve stand van zaken”. Bovendien is de Apocalyps de finale van de grootste symfonie die bij bel heet. En volgens Rijnsdorp cirkelt alles zich om deze bede: Heer, dat ik ZIENDE mag worden”. De lezer wordt weggerukt van het schijnbelang van de actualiteit naar het altijd nieuwe van de Apocalyps. „Het moderne van dit laatste bijbelboek is, „Rahel”; verschenen bij Nijgh Van Ditmar. Rahel Vamhagen- Levin was de vrouw van de Duitse schrijver en diplo maat August Varnhagen von Ense. Ra hel „dreef” geheel naar de mode van die tijd, een salon die bezocht werd door vele vooraanstaande kunstenaars en ge leerden van de jonge romantiek. Vooral bekend geworden zijn haar dagboeken en brieven, die haar man na haar over lijden in 1833 heeft latén publiceren in „Ein Buch des Andenkens für ihre Freunde.” Wij treffen hierin brieven aan, gericht aan mensen als de schrij vers Fouqué en Victor Hugo, de grond legger van de moderne geschiedschrij ving Leopold Ranke en dé filosoof von Humboldt. Geen geringe dame dus en ongeveer van hetzelfde kaliber als haar tijdgenoten Belle van Zuylen en Mada me de Staël. Geboren in de tijd van de Verlichting en levend in de periode van de Roman tiek, als reactie op deze Verlichting, was zij zich scherp bewust van de maat schappelijke en politieke veranderingen die zich in die woelige tijden voordeden. Dat bij deze veranderingen de positie van de vrouw enigszins buiten schot bleef verdroot haar zeer. En wat haar betrof probeerde ze die emancipatie ook wel te entameren, het milieu waarin zij verkeerde was daar wel gevoelig voor. Daarnaast speelde, om het wat gecom pliceerder te maken, de emancipatie van de joden een belangrijke rol. Dit laatste probleem trachtte zij, evenals o.a. de dichter Heinrich Heine, op te lossen door tot het christelijke geloof over te gaan. Dat dit geen werkelijke oplossing van het probleem kon zijn valt voor ons, zo’n kleine twee eeuwen na het vooruit- als even vunzig en week als een kwal in staat van ontbinding. Zie, roept dr. Rijns dorp tot onze door talloze indrukken af gestompte ogen. Luister, roept hij tot onze geteisterde oren. Het is nodig. Maar: „We hebben geen behoefte meer aan in drukwekkendheid; we verdrinken in in drukken, we worden ingedrukt, verplet terd, samengeperst als een autowrak: blik zijt gij en tot blik zult gij weder keren”. Maar Rijnsdorp doet meer. Want al dat onbeschrijfelijke kunnen we ook onder gaan bij Johannes. Rijnsdorp herondekt kleuren, geluiden, gestalten, symbolen en daarin de harmonie van de Apocalyps, een der hoogtepunten van de wereld literatuur. Hij ziet de eenheid van het meeslepende verhaal, de eenheid van de wereld gisteren, vandaag en morgen, de kosmische dimensie. Dit alles lijkt schier onverteerbaar voor mensen die niet ge wend zijn verder te kijken dan hun te levisiescherm diep is, die tevreden zijn met de simpele actualiteit van het we reldgebeuren, die in feite niet veel meer is dan een schuimkopje op de golven van de wereldzee. Dat voelt Rijnsdorp met de ervaring en de wijsheid van een tachtig jarige. Hij is een man die leeft op de grens van twee werelden, die de bijbel niet bekijkt als exegeet (bijbelgeleerde), maar al een mens vol ogen, oren en neu zen. Verder wensen we de lezer veel genoegen met dit boek van Rijnsdorp, dat voor velen een nieuw licht kan werpen op de symboliek van vormen en getallen, van slangen en draken, van visioenen en van een eenvoudig toeschouwer: Johannes zelf. Kortom de Apocalyps is doeltreffend tegengif voor de moderne mens, die on dervoed raakt door de steriliteit van de computer. Bij dit alles mogen we niet vergeten dat de Apocalyps de Openba ring is van Jezus Christus. len. Dit verhaal zou te lang worden en bovendien zou hiervoor iemand nodig zijn die thuis iè op alle theologische ter reinen. Om een idee te geven van de in houd, deze kan worden omsehreven als een boeiende momentopname van de theologische stand van zaken. Een greep uit de onderwerpen geeft dit aan: chris tendom en verlichting, kerk en sociologie, triniteitsleer. mensbeeld en godsbeeld, theologie en taal als communicatie, poli tiek en evangelie, liturgie en twee heel levendige verhalen: beurt er theologiestudenten? bezielt de praktische theoloog Dr. C. Rijnsdorp, tachtig jaren oud, heeft zich als meelevend toeschou wers begeven in de vreemde wereld van het laatste bijbelboek, de Apo calyps ofwel de Openbaring van Johannes. Hij staat daar als een man met wijd geopende ogen en oren, met gespannen aandacht, snuivend misschien om deze hele wonderlijke wereld met al zijn zintuigen in zich op te nemen. Zijn boek heet: Gefascineerd door het laatste bijbelboek, poging tot een muzische benadering. Uitgever Bosch Keuning te Baarn heeft het boek van Rijnsdorn ti-tgebracht in de serie Oekumene. De schrijver debuteerde in 1031 met do roman Koningskinderen en in 1965 verwierf hij het ere- Een betrekkelijk toeval of niet; je weet maar nooit hoe ver de kom- plot+eerdrift van de vrouw in dit, aan haar gewijde jaar gaat brengt nen, over de generaties heen, in deze kolommen bij elkaar. Rahel von Vamhagen en Vita Sackville West. Twee vrouwen uit gegoede milieus, beiden schrijfster en beiden met een sterke behoefte een volwaardige en desnoods eigengereide plaats naast de man in te nemen. Wat voor Rahel von Varnhagen, levend in de nadagen van de Verlichting en de opkomst van de Romantiek, een delikatere zaak was dan voor Vita, die in 1892 geboren werd. Waar voor laatstgenoemde echter de handicap van het gênant sjieke Engelse milieu bijkwam. Een last die zwaarder woog dan de betrekkelijke preutsheid van het Biedermeier tijdperk waarin Rahel leefde. Ik zal dit hieronder trachten uit te leggen. Toen de schrijfster van voornamelijk arcadische poëzie en romans, spelend in het societyleven, Victoria Sackville West in 1962 overleed, ontdekte haar zoon, de uitgever Nigel Nicolson, in de nalaten schap van zijn moeder een autobiogra fisch manuscript, daterend uit 1920-21. Voor het eerst las hij het verslag van de hoogoplopende liefdesverhouding die zijn moeder gehad heeft met Violet Trefusis, dochter van één van de maitresses van Koning EdwardVII. Nicolson besloot dit manuscript als basis te laten dienen voor een natuurge trouw verslag van het huwelijk van zijn ouders, de diplomaat en schrijver Harold Nicolson en Vita. Hij noemde het resul taat „Portret van een huwelijk”. In een vertaling van Gerardine Franken ver scheen het onlangs in de Cargoreeks van de Bezige Bij. Een kiene keuze in deze tijd waarin de maatschappelijke en psy chologische situatie van de vrouw én de „roaring twenties” filmdoek en drukpa pier beheersen. Wat hier oprecht en wat hier modieus is, moet ieder maar zien. Nu blijkt „Portret van een huwelijk” eerder een portret van Victoria Sackville West dan van haar echtgenoot Harold te zijn. Vita, zoals zij genoemd werd, werd geboren op het destijds grootste particu liere landgoed van Engeland, Knole. Daar groeide zij op zoals rijke Engelse kinderen in die tijd gewoonlijk plachten op te groeien, omgeven door nannies en andere dienstbaren en verre gehouden van de problemen waar de gemiddelde burger zijn leven mee vergald zag. Dat schijnt een trots maar kwetsbaar men senras op te leveren en dat laat zich uit de in het boek gememoreerde jeugd- schrijfsels van Vita al duidelijk aflezen. In Middeleeuwse setting belagen aller hande schurken de eer van de Sackvil- les, die zich met hand en tand verdedi gen. Maar Vita had ook iets stoers over zich. Ze klom in bomen en gedroeg zich als een echte jongen. Dat was nu weer iets heel bijzonders voor een meisje van haar stand. Maar gelukkig werd ook Vita bakvis en begon ze iets languissants te ontwikkelen. De meeste meisjes gaan dan op zoek naar jongens. Vita legde het uit aanleg of uit gril aan met Rosamund Grosvenor. Een, naar Vita’s eigen zeggen, nogal dom meisje. Uit aanleg of uit gril? Daar kom je, ondanks de verhalen over het boompje klimmen, niet achter. Nergens slaag je er als lezer in de door Vita gevoelde aantrekkingskracht tot het eigen ge slacht mee te voelen. Vita blijkt name lijk een dermate verwend secreet te zijn, zonder enig oog voor de wijdere strek king van haar gewaagde experiment, dat men haar motivering niet anders kan ervaren dan als het „ik ben lekker stout” dat verwende kinderen zo verruk kelijk over de lippen kunnen laten ko men. Tussen de periode Rosamund en de periode Violet Trefusis spelen zich ver volgens wat kleinigheden af: een erfe niskwestie wordt ten voordele van de familie geregeld en Vita treedt in de echt met Harold Nicolson. Het aardige van die erfeniskwestie is dat, ook al wordt hij vanuit de bevooroordeelde hoek van zowel Vita als haar zoon Nigel beschreven, deze niettemin een belabber- gangoptimisme van toen, gemakkelijkt in te zien dan in die tijd Hoe dan ooi de kwestie van de vrouwenemancipati viel niet op te lossen door man I worden. Restte Rahel niets dan zich ai vrouw intelligent te bezinnen op maatschappij van haar tijd. Uitgaande van haar geschriften e deze letterlijk in haar tekst vervlech tend, heeft Marie-Sophie Nathusius i haar roman dezelfde methode gekoze als Rahel. Namelijk die van het dag boek. De schrijfster laat de ik-persoo: een jonge vrouw in het jaar 1848, ko: na de revoluties in Duitsland en Frank rijk, een dagboek bijhouden, waarin z verslag doet van haar gesprekken m( Varnhagen en anderen die Rahel geken hebben. In dit dagboek toetst het meisj dat wat bereikt en/of verloren is aan d ideeën die Rahel gekoesterd heeft. Nu blijkt Marie-Sophie Nathusius ziel dermate knap in de vrouwenziel vai een meisje uit die tijd van het Bieder meier te hebben ingeleefd, dat het resul taat zeer authentiek aandoet; d.w.z. he boek had qua sfeer bijna werkelijk ii 1848 geschreven kunnen zijn: Het gehee lijkt in de fijnste pasteltinten opgezet Een knap staaltje van mimicri en, mede gezien de intelligente wijze waarop het bronnenmateriaal verwerkt is, een lik rair hoogstandje. Maar goed, wat heeft Rahel von Varnhagen de lezers van deze tijd te zeggen, in hoeverre zijn haar visies en opvattingen geldig en zinvol voor vandaag? Dat kon een meisje uit 1848 natuurlijk niet bekijken. Maar de schrijfster had dat misschien wel ge kund. Het zou in ieder geval een inte ressanter waagstuk zijn geweest als ZÖ het geprobeerd had. Dat zij een zeken historische afstandelijkheid heeft willet] behouden maakt de roman tót een wel leesbaar, maar nauwelijks relevant ver slag van een vrouwenleven dat, ware het aan het heden getoetst, als oneindig veel boeiender uit de verf zou gekomen dan nu het geval is. Het blijft een letterlijk geromantiseerd verhaal, waardoor de vrouw Rahel ruim een eeuw van ons gescheiden blijft. Wat spijtig is, want uit haar geschrift® blijkt dat zij zelf haar woordje beter had gedaan als ze nu had geleefd. het is wél de, wellicht niet door Nicol son bedoelde teneur van dit boek. Eer der dan het verslag te zijn van het leven van een vrouw die de door haar gekoesterde genegenheden wenst te schenken aan wie zij ze schenken wil, man of vrouw, is het het portret van een vervelende, lichtelijk geëxalteerde rijke dame die, ziek van reisjes en uitstapjes, maar weer eens iets anders probeert. Inmiddels is ook het scanda leuze van Vita’s verhouding wat afgesle ten en daarmee ook de schijnbare pro gressiviteit van haar reilen en zeilen. En, wat jammer is, juist op het moment dat Vita’s opstelling wat zou kunnen worden uitgediept, op het moment namelijk waarop zij de kapitale vrouw en schrijf ster Virginia Woolf kennen, zitten we al in het laatste kwart van het boek. Juist geplaatst tegenover een vrouw van het niveau van Virgina Woolf, zou de hele zaak wat meer reliëf hebben kun nen krijgen. Nu blijft het, te vermoeden valt door een zekere reserve van de kant van Woolf, een wat vlakke affaire. Toch geven die laatste bladzijden weer een vreemde zwenking te zien. Wat uitge raasd, blijkt Vita’s genegenheid voor Ha rold van een beproefd gehalte, voorzover men daar op het lichtelijk hysterische niveau waarop Vita zich bevindt, van spreken kan. Eerder dan het portret van een huwe lijk is dit boek dus het gereconstueerde portret van een vrouw uit Engeland’s hoogste kringen in een tijd waarin de kloof tussen de klassen nog onoverbrug baar leek. Een vrouw die te gevoelig was om zich met de opvoeding van de kinderen bezig te houden, te verwend, zo blijkt, om de uitdagingen daar aan te gaan waar dit van wezenlijk belang had kunnen zijn. Pogingen tot emancipatie die min of meer in het vacuüm van de maatschappelijke klasse waar zij uit voortkwam, blijven hangen. Een fascine rend boek toch eigenlijk wel, waarin de voormalige upper upper class van „good old Engeland” heel wat waarach tiger en schrijnender naar voren komt dan uit de romans van Evelyn Waugh. Maar die schreef dan ook romans en dit is gereconstrueerde werkelijkheid. Geheel andere koek heeft Marie-So- phie Nathusius te bieden in haar roman de smaak in de mond nalaat. Dit gebeur de dus in die vrolijke „roaring twenties” waar we zo graag nostalgisch naar terug zien: twee sjieke families scharrelen en bekvechten op weerzinwekkende wijze om het fortuin van een vriendelijke oude baas die door Vita’s moeder op slinkse wijze is ingepakt. Het geheel speelt zich af op maatschappelijke hoog tes die dergelijk ordinair gedoe nog steeds schijnen te rechtvaardigen en waar de populaire weekbladpers ook nu nog de pagina’s mee vult, omdat het de gewone man en vrouw kennelijk nog steeds als sjiek kan worden verkocht. Voor het abjecte van een dergelijke kermis had noch de gevoelige Victo ria, noch haar zoon enig oog. En dan dat huwelijk. Dat werd even geregeld terwijl de verhouding met Vio let Trefusis (haar werkelijke naam was Violet Keppler) al gaande was. Maar de lieve Harold moest echt niet denken dat zijn Vita niet van hem hield. O, jazeker wel; alleen op haar eigen gevoelige ma nier. Dat wil zeggen, na twee kinderen was hét welletjes en Harold moest haar ook niet lastig vallen met zijn carrière als diplomaat, want Vita wilde wel graag haar eigen gevoelige bestaan lei den. De gevoelens van de man die je willens en wetens in een huwelijk be trekt doen er dan natuurlijk niet zoveel toe. Nu doen zich twee mogelijkheden voor. Vita had ontdekt dat haar sapphi- sche voorkeur méér dan een gril was. Gezien echter haar maatschappelijke omstandigheden moest zij het huwelijk, naar buiten toe althans, in stand hou den. Een belangrijke episode in het boek is dan ook die waarin een echtscheiding ter sprake komt. Mogelijkheid twee: Vita ging nog steeds als een verwend kreng tekeer en probeerde gewoon iedereen naar haar hand te zetten, zowel de gelief de Violet als de echtgenoot Harold. Mij persoonlijk lijkt het laatste het geval omdat ik nergens de indruk krijg dat Vita zoveel liefde te vergeven had dat ze deze over twee mensen kon spreiden. Het leeuwendeel van Vita’s liefde was, dunkt mij, bestemd voor Vita zélf. Ja, zo ziet men maar, ook de betere kringen kennen zo hun problemen. Dit klinkt wranger dan het bedoeld is. Maar doctoraat in de letteren van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Daar staat de oude Rijnsdorp en ziet de Zetelende op de Troon, de vier dieren, de 144 t)00 gezegelden, sprinkhanen en ruiterscharen op paard- achtige monsters, het Beest uit de afgrond, een vrouw op het rode Beest en de doden die aan de aarde zijn teruggegeven. Hij staat en hoort de stemmen van de 24 Oudsten, de lofprijzing van de engelen, het angstgeroep van de mensen, de aanbidding van het Beest door de hele wereld en de lofzangen van een onafzienbare hemelse menigte. Hij staat en hoort bliksems en donderslagen, het geweld van hagel en aardbevingen. Hij hoort zelfs de stilte die vooraf gaat aan de hevigste 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 18