I
Hinken op acht gedachten
Belles heures
Johfra zoals Pierre
Borque hem ervaart
Book of Kells: de evangeliën
door Ierse monniken verlucht
il
DE REALISTEN VAN SIAU
GETIJDENBOEK VAN ZEER
BIJZONDERE AARD
Hoogtepunten
van
de schilderkunst
I
HET WERK VAN EEN ENCEL, NIET VAN EEN MENS"
Mb
k. H
Leven in contemplatie
Uniek monnikenwerk
ar
al?
20
ZATERDAG 24
21
MEI
19 7 5
M
>f
1
Hein Steehouwer
over kunstboeken
I
BELLES HEURES van Jean, due
de Berry, is een van de fraaiste ge
tijdenboeken uit de late Franse
middeleeuwen, vervaardigd dan ook
door de grootste miniatuurschilders
uit die tijd, de gebroeders Paul, Jan
en Herman van Limburg. Het ging
enige jaren vooraf aan de Trés
Riches Heures van due de Berry,
naar de hand van dezelfden. Boeken
als deze verrijken het zicht op de
beeldende kunst uit die tijd omdat
de inhoud ervan veel onbekender is
dan de veel vaker tentoongestelde
paneelschilderingen. Zo’n getijden
boek is telkens weer een open
baring.
zijn en geen maaswerk; uitnemend vakmanschap is overal om u heen,
maar gij zoudt het niét onderkennen. Kijkt gij er scherper naar, dan zult
gij binnentreden in het heiligdom der kunst. Gij zult er vervlechtingen
ontdekken, zo teer en fijnzinnig, zo minutieus en ineengesponnen, zo vol
knopen en verbindingen, met kleuren zo fris en bloeiend, dat gij menen
zoudt dit alles was het werk van een engel en niet van een mens. Wat mij
betreft: hoe vaker ik het handschrift zie en hoe aandachtiger ik het bekijk,
hoe meer ik mij verlies in steeds weer nieuwe verrukking en hoe meer
wonderen ik er voortdurend in blijf ontdekken”.
WK
GIRALDUS CAMBRENSIS in zijn „Topographiae Hiberniae” schrijvende
over het „Book of Kells„Dit handschrift bevat de harmonie der vier
evangelisten volgens de H. Hiëronymus en op bijna ieder blad is de
verluchting verschillend en ook in andere kleuren uitgevoerd. Gij ziet er
het aanschijn der majesteit met bevlogen hand getekend, gij ziet er de
mystieke symbolen der evangelisten, elk met vleugels, nu zes, dan vier,
dan twee; hier de arend, daar de stier, elders de mens, verderop de leeuw
en ook andere gestalten, welhaast zonder einde. Kijkt gij er terloops naar
met de snelle blik van alledag, dan zoudt gij menen dat het slechts krassen
-- - y ->
't
9
al.
overdreven
oren
aflezen.
il
sommige
n
-(■MW,
2,
I
J
Een boek als dit kon alleen ontslaan
in zo’n Iers klooster, waarin
contemplatief werd geleefd, maar
vermoedelijk ook hard gewerkt om in
een karig agrarisch levensonderhoud te
voorzien. Dat op lona is reeds in de
zesde eeuw door St. Columba gesticht
als een centrum voor de kerstening van
Engeland en Schotland vanuit Ierland.
Hoe sober moeten die monniken hebben
geleefd in ruwe stenen cellen, ’s winters
onverwarmd en slecht verlicht.
Of is het juist de ontbering, het
eenvoudige leven en de contemplatie, die
de monniken in staat steld zo’n
kunstwerk te creëren?
Ruim een jaar geleden besprak ik
enthousiast de Tres Riches Heures als
facsimile-uitgave in de miniaturenreeks
van Het Spectrum in Utrecht. De Belles
Heures zijn nu in deze reeks op dezelfde
uitmuntende manier uitgegeven. Destijds
plaatste ik het eerst uitgekomen boek
tegen de achtergrond van het Franse
hofleven uit die tijd, voornamelijk zoals
het in Herfsttijd der middeleeuwen van
prof. Huizinga op ons afkomt. Opnieuw
behoef ik daar niet terug te komen.
Een der illustraties uit de Belles Heures,
die veel verhalen over de meest bekende
heiligen bevat: Hieronymus verlaat Con-
ontleende symboliek, als in die
hemzelf. Maar elk schilderij zó
ge-
een
F
Jean de Berry (1340-1416), broer van
Karei de Stoute, en dus zelf koningszoon
en na Karei de neef van de derde
Bourgondische heerser in successie, hield
zelf een koninklijk hof. En daar behoor
de toe dat er hofkunstenaars waren. Hij
riep de gebroeders Van Limburg bij zich,
zonen van een Nijmeegse beeldsnijder,
maar o p aandrang van een oom Jean
Malouel, zelf hofschilder, naar Parijs
gekomen. Daar waren Paul en Jean in
de leer bij een goudsmid. Herman, de
jongste, kwam later.
De Spectrum-uitgave bevat niet het
complete boek. Het is overigens niet
compleet bewaard, een deel ervan is in
de loop der eeuwen verloren geraakt,
vermoedelijk tijdens jde periode dat de
Vikingen Schotland en Ierland
overvielen. De selectie, bevattende 93
hele bladen en 6 halve, is van de
kunsthistorica Francoise Henry, hoofd
van het instituut voor Kunstgeschiedenis
van het University College in Dublin.
Zij heeft een levenswerk gemaakt van
de studie van dit boek en de oude Ierse
kunst. Aan de selectie heeft zij een
nauwkeurige studie toegevoegd, waarin
de geschiedenis van het boek, de
samenstelling en de betekenis voor de
kunst van West-Europa is vervat. Zij
schrijft ook over de schildertechniek,
het schrift en tal van andere
bijzonderheden. Het is een uitstekende
en door F. Oomes vertaalde tekst, die
een juist inzicht geeft in de betekenis
van een boek als dit.
De miniaturen soms hele pagina’s,
soms halve verraden eerder die
Byzantijnse en Koptische beïnvloeding.
De schrijfster gaat uiteraard op de stijl
in, vergelijkt dit boek met andere
geschriften, neemt ook een serie
zwartwit afbeeldingen op, ter
verduidelijking van de plaats, die het
Book of Kells inneemt temidden van
andere vroege evengeliën, in dit geval
voorafgegaan door tabellen met
Hebreeuwse namen, met legenden en
met bijbelse gegevens, zoals later in de
geschiedenis ook met de getijdenboeken
het geval zou zijn.
Het belangrijkst komt ons nu in deze
tijd de verluchting voor, prachtige
bladen met Christus, Maria, de vier
evangelistên en andere bijbelse taferelen.
Jean de Berry moet een uitstekend
inzicht hebben gehad in de talenten van
de Van Limburgs, van professie eigenlijk
geen schilders. Er zijn althans geen
paneelschilderijen van hen bekend. Toch
kregen ze de opdracht voor het eerste
boek, de Belles Heures, waarna dan nog
meer opdrachten volgden.
Uit alles blijkt, dat Jean de Berry,
maar op aandrang van een oom Jean
persoonlijk invloed hadden op de Belles
Heures. Vooral uit de door de knapste
van de broers, Paul, vervaardigde minia
turen blijkt dat. Hij had immers de
leiding. Ook is gebleken, dat de opdracht
steeds is uitgegroeid. De miniaturen zijn
namelijk geschilderd bij een reeds be
staand geschrift en het zijn er ook veel
meer dan in de meeste getijdenboeken
voorkomen.
De uitgave van Het Spectrum bevat
128 gekleurde reprodukties en 29 (iets
minder belangrijke) in zwart-wit. Het is
dus zeer volledig en de geschiedenis van
het boek laat zich daardoor gemakkelijk
Een stilleven van Jan van Tongeren, de enige wasechte realist onder de
schilders in „Acht realisten”.
voor een mystiek getint christendom,
omdat het aansloot bij resten van de
Keltische godsdienst. Bovendien hadden
Ierse monniken destijds contacten met
Rome en met Byzantium, zelfs met
Egypte. Invloeden daarvan zijn in de
prachtige miniaturen duidelijk
merkbaar, zowel de speelse versieringen
en spiraliserende motieven rond de
soms pagina-vullende sierletters, die
duidelijk Keltisch zijn en voor-Romeins.
stantinopel op weg naar zijn kluizenaars
oord in Noord-Afrika, uitgeleide gedaan
door Gregorius, bisschop van Constanti-
nopel.
Het bovenstaande schreef Cambrensis in
1185 over het Book of Kells, dat nu in
facsimile schitterend uitgevoerd is
verschenen bij Het Spectrum in Utrecht
in de bekende serie miniaturenboeken.
Het oorspronkelijke is in zijn soort een
van de mooiste boeken ter wereld en je
raakt op deze uitgave niet uitgekeken.
Het boek is de trots van de Trinity
College Library in Dublin.
n.v
si
karakter van de Belles Heures. In het
volledige besef, dat zo’n boek een groot
kunstwerk was, kregen de gebroeders
van Limburg van hun opdrachtgever de
volledige vrijheid om meer dan een
gebruikelijk aantal miniaturen te schil
deren. Het boek bevat dan ook behalve
de gebruikelijke kalenderbladen, gebe
den voor bepaalde dagen, gedeelten uit
de bijbel, ook veel toevoegingen. De
levens van Christus, van Maria, maar
ook van een groot aantal martelaren en
heiligen zijn in complete series als minia
turen geschilderd, sacrale „stripverha
len” dus.
IN DE SERIE KIJKBOEKEN op half-posterformaat van De Haan in Bussum (Unie
boek), viel onze aandacht op „Hoogtepunten van de schilderkunst”. Het gaat om
108 afbeeldingen van de middeleeuwer Giotto tot aan de tijdgenoot Picasso, een uiterst
snelle (en beknopte) vogelvlucht. Keith Roberts schreef de door drs. M. L. Verhoef
vertaalde inleiding en onderschriften.
Het boek ontleent zjjn waarde aan de redelijke kwaliteit van de reprodukties van
beroemde schilderijen tegen een lage prijs. Er valt weinig in te lezen, maar het is
nuttig om het in de boekenkast naast de verzamelbanden van Openbaar Kunstbezit te
plaatsen en als materiaal voor scripties van middelbare (of anders geheten) scholieren.
Voor alle anderen zal het een vreugde blijven om reprodukties van beroemde schilde
rijen te bekijken ais ze niet uit andere bronnen kunnen putten.
als onderwerp. Natuurlijk mag hij op
het erotische aspect enige nadruk
leggen, mits hij niet zijn eigen mani
akale afkeer in elk schilderij van
Johfra ziet belichaamd en als hij
daarnaast ook met objectieve verkla
ringen was gekomen waar het gaat
om bepaalde symbolen, waarvan de
afkomst in de kunsthistorie valt na te
slaan. Dan was het boek evenwichti
ger geweest, zij het dan misschien
minder „lekker” voor de auteur, die
zo schijnt te moeten vechten tegen
„de slavernij des vlezes” en er daar
om maar niet over uitgepraat kan
raken.
tere Nederlandse i
klinken”.
Er had ook nog wel een extra
demper op de trompet van de schrij
ver kunnen worden gezet. Uit den
treure kom je uitspraken als de vol
gende tegen: „Johfra laat het meisje
van achteren zien, in een kwijnende
houding. Deze houding verraadt haar
verwarring die voortspruit uit een
uitzichtloze verwarring en de troebele
dronkenschap van een duistere ver
rukking, welke niet vreemd is aan de
aanslag waaraan zij bloot zal staan.
In haar onmacht om zich ongerept te
handhaven stemt de maagd in met
haar eigen zelfmoord in de bronstig
heid van het monster (elders op het
schilderij, red.). En zo laat zij toe dat
het schuim van de onderwereld een
onverzadigbare lust in de plaats stelt
voor haar verlangen naar onsterfe
lijkheid en een bodemloos vat van
haar maakt”. Met uitdrukkingen als
„fallische betovering van ogen”, „het
openscheuren bij de coïtus”, „het ver
minkend doorboren dat de maagde-
Het werk duurde vermoedelijk van
1408 tot 1410 en Paul van Limburg werd
in staat gesteld om zich in Italië op de
hoogte te stellen van de schilderkunst
om de stijl van die dagen op de voet te
volgen. Het werk toont dan ook een
vermenging van stijlinvloeden uit Italië
en de noordelijker streken van waaruit
de Van Limburgs kwamen. Het is een
synthese van de voorrang, die Italiaanse
schilders gaven aan een ideëel beeld van
het onderwerp en het meer naturalis
tisch schilderen uit het Frankrijk en de
Nederlanden in die tijd. De stijl ken
merkt zich vooral bij Paul door een
verbluffend „blank” kleurgebruik en
door perspectivistische oplossingen in
zijn composities, waarin hij op velen
vooruitloopt. Anderzijds zijn de miniatu
ren kennelijk vroeger geschilderd - een
voudiger van opzet en iets „primitiever”
dus - dan in de Tres Riches Heures, dat
enige jaren later is vervaardigd en zowel
een rijker als geraffineerder ontwikke
ling toont.
Het boek is door Ierse monniken
geschreven, vermoedelijk tussen 790 en
820 in een klooster op lona, een eiland
ter hoogte van de westkust van
Schotland. Eerder dan het vasteland,
was Ierland gekerstend. Vermoedelijk
was Ierland een goede voedingsbodem
Het symbool van Mattheus. De symbolen
van de evangelisten, de engel hierboven,
stier, leeuw en arend, vormen een
belangrijk bestanddeel van de
verluchting van het Book of Kells.
JOHFRA BOSSCHART is meta-re-
alist. Hij schildert op een realistische
manier de wereld van de geest, niet
de fysische verschijnselen maar de
meta-fysische. En daartoe gebruikt
hij symbolen, want anders valt die
wereld niet te verklaren. Het zijn
ontleende symbolen, afkomstig uit tal
van godsdiensten en leringen en
daardoor bekende verschijningen in
vroegere beeldende kunst; daarnaast
gebruikt hij symbolen van „eigen
vinding”, vaak amorfe structuren,
stenen groeisels en nog veel meer,
ontsproten aan zijn onderbewustzijn.
Pierre Borgue achter welke
schuilnaam zich een in ons land wo
nende Franse esotericus verbergt
heeft het allemaal gezien. Hij heeft
er een boek over geschreven „Joh
fra”, met als ondertitel „Op de gren
zen van het avontuur”.
Het boek is ontstaan op instigatie
van het bekende blad Bres en uitge
geven door de Zuid-Hollandse uitge
versmaatschappij in Den Haag. Het is
vertaald door A. S. M. Witte-Sengers.
De Bres-afkomst wordt beklemtoond
door een bijdrage van Alexandra Ga-
brielli, een goed vraaggesprek. De
kwaliteit van de kleurenreprodukties
is slecht, de vele zwart-witte zijn
beter, althans in mijn exemplaar.
Uit vele gesprekken, die Pierre
Borgue met Johfra voerde, distilleert
hij de mening, dat Johfra een „initia-
tieke weg” volgt. Dat is een heel
persoonlijke interpretatie, eerder
voorbehouden aan de maniakale
zienswijze van de auteur, die de ver
klaring van ieder besproken schilderij
in een heel bepaalde richting om
buigt. Hij betuigt steeds in een ge
zwollen stijl zijn afschuw van de
seksualiteit en de noodzaak van het
afzweren daarvan om tot geestelijke
bevrijdingte geraken. De volgende
noot komt dan ook in het boek voor:
„De vertaalster heeft, in overleg met
de schrijver, de tekst wat „onder
sourdine” geschreven: wat in de
Franse taal met enige overdaad ge
zegd kan worden, kan in meer nuch-
U lf
toch al niet groter te maken, het er
maar gewoon op houden dat Willink
een magische realist is en Kanters
surrealist.
Ger Meinema is dan een dramati
sche expressionist, die met colle
ga’s zoals Ruud Wackers eigenlijk
teruggrijpt op sommige werken van
Goya.
Eigenlijk is de enige echte realist
in de vertrouwde zin een man als
Jan van Tongeren, die met de minste
bijbedoelingen uitmuntende stillevens
maakt van de dingen zoals de dingen
zijn en er tóch bovenuit getild door
het koele licht en een beschouwelijke
kleurkeuze, gepaard aan een observa
tievermogen en een weergave die de
fotografie benadert.
Ik zal ze niet alle acht bespreken,
want het is de lezer al duidelijk dat
ze met elkaar in één boek egenlijk
niets te maken hebben, zeker niet als
ook acht verschillende schrijvers tot
de (on)duidelijkheid zouden moeten
bijdragen.
Van al de samenstellers is daarmee
natuurlijk geen woord kwaad gezegd.
Het zijn vaak heel verhelderende
teksten vooral als het om vraagge
sprekken gaat. Het zijn ook heel
korte teksten, want de nadruk valt
natuurlijk voor 90 pet op de repro
dukties in een boek, dat beter een
andere vorm had kunen hebben, bij
voorbeeld een serie los van elkaar
verschenen monografietjes. Dan had
Siau er op den duur een lange serie
van kunnen maken, want hij heeft
nog meer goede realisten in huis, die
het niet minder waard zijn om „ge-
monografeerd” te worden.
Die geschiedenis is uitmuntend
schreven door Millard Meiss met
bijdrage van Elizabeth H. Beatson. Het
is heel goed vertaald door F. Oomes. En
uit die beschrijving blijkt het bijzondere
over Jan van Tongeren, Ed
over Dora van der Veen,
Joop van Tijn over Ferdinand Erf-
mann, Nico Scheepmaker over Wil-
leke van Tijn, Jan Juffermans over
Jan Anton van Dis, Hans Redeker
over Ger Meinema en Guus Dijkhui
zen óver Hans Kanters.
Dit boek als een eenheid gezien
onttrekt zich natuurlijk aan alle be
oordeling. Het nieuwste schilderij van
Carel Willink, het inmiddels bekende
Mathilde-portret lijkt kant en klaar
aan de vrieskist onttogen. De hitseri-
ge werken van Hans Kanters die met
geslachtsdelen, kikkerachtige mensjes
en vermenselijkte kikkers zijn doe
ken overstroomd is een volstrekte
Melle-imitator. Die twee genoemde
schilders zijn aldus pertinent onver
gelijkbare grootheden, allebei géén re
alisten. Laten we het dan om de
vergelijkingen binnen de „ismen”
Wfor/r/S/,
HET IS ZÓ GEGAAN: tussen de vele schilders die in Galerie Siau exposeren
zijn enige opvallende figuren. Siau heeft zjjn persoonlijke voorkeuren en daaruit
kwam een keuze voort, schilders die hij zelf realisten noemt. Het zijn er acht.
Op zjjn initiatief gaf De Toorts in Haarlem het platenboek „Acht realisten” uit,
waarin die keuze is terug te vinden. De teksten zjjn ook van acht schrijvers,
overwegend kunstkritici, behalve dan Carel Willink, die over zichzelf schrijft
(hetgeen niet uitsluit dat hij geen kunstkritische blik zou hebben). Het boek ziet
er goed uit, is rijk geïllustreerd zoals dat heet, hier en daar is de kleur iets mis.
Maar kleurreprodukties die het helemaal halen kom je nu eenmaal zelden tegen.
lijkheid en vrouwelijke ongereptheid
teniet doet”.
Natuurlijk zijn er in
schilderijen van Johfra erotische ele
menten aan te wijzen, zowel in zijn
_1_ 1_ van
L-2, _j ver
klaren is nonsens. Borgue ziet er zelfs
kans toe als het gaat om een natura
listisch schilderij met een gebergte
Karei Willink noemden we
Lambert Tegenbosch schrijft in dit
boek over Jan van
Wingen over Dora
Hans Redeker heeft het in zijn
inleiding niet gemakkelijk gehad om
acht zo volkomen verschillende en
meestal on-realistische schilders toch
bij de realisten in te scharen, ook al
omdat de keuze volstrekt willekeurig
is. Tientallen andere realisten
vooral als je dat begrip zo breed
neemt zijn evengoed als dezen,
maar die behoren nu eenmaal tot een
andere stal dan Siau. Het boek had
dus veel beter „De acht van Siau”
kunnen heten en dan had Hans Re
deker wat minder behoeven te wrin
gen aan het begrip realisme, wat hij
overigens zeer vaardig doet.
noemden
-