VEEL PREDIKANTEN WEL BEVOEGD MAAR NIET BEKWAAM
ipit
IR
I|
Magie in het westen en ontwikkeling
van geestelijk latente krachten
„Slecht preken hoofdoorzaak
van af nemend kerkbezoek”
'Y.fe
K A
B
1
s
w
door Theo Koeckhoven
Uit nood geboren
1
De sleutel
„Het occulte”
Bevoegd en bekwaam
Theoriën „oude stijl”
Pendel en geneeskunde
I>'
1
.^1
l
19 7 5
16
3 1
MEI
ZATERDAG
sa
■w
'1
-•
1
r
Jlf
B
O i
De leek komt pas aan bod
als er geen dominee meer is
mW*"
Foto uit het boek „De kerk gaat uit’’
komen Het boek is zeer lezenswaard
omdat het uitstekend is gedocumen
teerd.
Een illustratie uit „Magie, de westerse
overlevering voorstellende Het kom
pas van de filosoof, zoals dat voorkomt
in Duitse Rozenkruisersgeschriften uit
de achttiende eeuw. Er zijn niet alleen
symbolen in verwerkt van Rozenkrui
sers, maar ook alchemisten en de vrij
metselarij.
to WW-
.j.
>-to SU..
EEN DER „WIJSHEIDSBOEKEN”
waaruit Eliphas Levi putte was na
tuurlijk „De sleutel van Salomo”, een
legendarisch boek, toegeschreven aan
koning Salomo, die in de oudheid
werd gezien als een zeer groot magiër
en kenner van de geheimen tot het
vervaardigen van onheil afwerende
en geesten verdrijvende talismans.
Vermoedelijk is het echter in de
Middeleeuwen ontstaan uit fragmen
ten van deels verloren gegane joodse
en Arabische geschriften over alche
mie, astrologie, rituele magie en der
gelijke Tango in Leiden gaf het uit
voerig geïllustreerd uit. Het is uit het
Frans Vertaald door J. Verschure.
In vroeger eeuwen heeft het boek
een grote invloed gehad op allenlei
esoterici en occultisten. Veel wat je
in moderne boeken op dit gebied
tegenkomt is eruit geput. Op niet-
ingewijden maakt het boek een vol
komen dwaze indruk. Voor liefheb
bers van studie op het gebied van
symboolsystemen, die dus als het wa
re „door de tekst heenkijken”, is het
interessant.
MAGIE BEHOORT TOT wat het
occulte wordt genoemd, hel verborge
ne. Maar het is de laatste tientallen
jaren niet zo verborgen meer sinds de
psychologie heeft ontdekt, dat veel
magische symboolsystemen vaak een
voorloper waren van deze wetenschap
en dat occulte krachten goeddeels
sluimeren in wat we het onderbewus
te noemen. Dat wordt onder meer
duidelijk in „Magie, de westerse over
levering” van Francis King, een van
de bekende kijkboeken van De Haan
in Bussum, door Bob Tadema Sporry
vertaald.
Evenals andere kerken kampt de evangelisch-lutherse kerk met een
tekort aan predikanten. Zoals dat behoort heeft de commissie personeels
beleid hier een rapport over geschreven dat in de meivergaderingen van
de synode is besproken. De commissie zoekt de oplossing allereerst op
plaatselijk vlak. Dat ligt voor de hand, daar de plaatselijke gemeente in
het rapport een sterk accent krijgt. In veel gevallen kan de oplossing niet
worden gevonden door de benoeming van een predikant in volledige dienst.
Als dat niet haalbaar is, denkt de commissie aan een soort dominee voor
halve dagen, een emeritus of een predikant met bijzondere opdracht in
ander werk, die dit kan combineren met een taak in een kleine gemeente.
De commissie heeft ook een oecumenische oplossing achter de hand. Ter
plaatse of in een buurgemeente is er misschien een predikant uit een an
dere kerk beschikbaar en bereid zijn werk te combineren met arbeid in de
lutherse gemeente. Als ook dit niet lukt, dan moeten de leken het maar
opknappen, vindt de commissie. Een paar lekenwerkers zouden samen
een pastoraal team kunnen vormen en na voldoende oefening onder des
kundige leiding zouden zij zelfs kerkdiensten in de gemeente kunnen lei
den. Naast deze drie mogelijkheden op plaatselijk vlak, blijft het volgens
de commissie denkbaar dat de voorkeur uitgaat naar een combinatie met
een andere lutherse gemeente.
gouden dageraad; ook die van Aleis-
ter Crowley, door velen axs een zwar
te magiër veracht.
Het boek is niet bedoeld om magie
uit te leren beoefenen. Het wil laten
zien welke merkwaardige „weten
schap van het onzichtbare” de gees
ten van velen in het westen heeft
bezig gehouden (onder wie grote
kunstenaars) en hoe momenteel de
magie weer opleeft.
De aandacht voor lekenwerk in de
lutherse kerk is min of meer uit nood
geboren. Wat positievere geluiden vinden
we in het Remonstrants Weekblad
32(1975)8, waarin dr. R. Scholten com
mentaar geeft op de uitlatingen van dr.
H. de Lange over de toekomst van de
remonstrantse broederschap. Dr. Schol
ten is kerkelijk socioloog en doceert aan
De commissie personeelsbeleid wijst
op het gevaar van het aanstellen van
veel parttime werkers in de plaatselijke
gemeente. De lutherse kerk in ons land
zou hierdoor verder uiteen kunnen val
len en tenslotte kan het uitlopen op een
reeks van losse gemeenten, zonder band
en zonder gemeenschappelijke lijn.
Daarom wil men toch ’n sterkere regio
nale binding bewerken, door bij een
aantal kleinere gemeenten één sterkere
moedergemeente of kerngemeente aan te
wijzen, waar een luthers predikant in
volle dienst werkzaam is en die tevens
medeverantwoordelijkheid gaat dragen
voor bet werk van de parttimers in de
omliggende gemeenten. De gemeenten
zouden samen die hoofdpredikant moe
ten beroepen. Volgens de commissie die
nen de buurgemeenten deze predikant
ook te betalen voor het begeleiden van
de parttimers. De voorstellen ,van de
commissie zien er redelijk uit en zij ver
dienen in de praktijk te worden be
proefd. Gelukkig wordt zo’n proef geno
men. Ergens in luthers Nederland gaan
de gemeenten met de richtlijnen van de
commissie aan de gang. Bovenstaande
gegevens heb ik gevonden in ELK, uit
gave van de evangelische-Iutherse kerk.
2 mei 1975.
kennen. De deur van de pastorie moet
voor hen gesloten blijven. In het blad
Woord en Dienst van 8 februari rea
geert ds. D. Karres op de bijdrage van
ds. Spijkerboer. Ds. Spijkerboer blijkt niet
veel te voelen voor een soort beoorde
lingscommissie die maar even moet kij
ken of een bepaalde kandidaat al of niet
geschikt is. Ds. Karres staat achter een
deskundige beoordeling, omdat de toela
ting tot het ambt te belangrijk is om
daarbij amateuristisch te werk te gaan.
Zo is het Hoe weinig kandidaten er ook
zijn, aan hun kwaliteit moeten hoge
eisen worden gesteld.
Francis
kennex van
maar er moeten zekere garanties zijn dat
er ’s zondags iemand op de kansel staat
van wie verwacht mag worden dat hij
weet wat hij zegt. Dr. Van der Meiden
adviseert niet in de eerste plaats te
kijken of de predikers bevoegd zijn,
maar we' of zij bekwaam zijn.
Als het aankomt op het „overkomen”
zijn vele predikers onbekwaam in de
gedachte van Van der Meiden. Sommige
bevoegden zijn onbekwaam, zegt hij.
Misschien zou de kerk hen daarom on
bevoegd moeten verklaren, om dat be
langrijkste werk van de evangelie-over-
dracht aan anderen over te laten. Er is,
vindt hij. ook nog zoiets als bevoegdheid
en bekwaamheid bij de gemeente om te
beoordelen en te beslissen hoe ze het
evangelie ’s zondags overgedragen wil
hebben. Slechte preken noemt dr. Van
der Meiden een hoofdoorzaak van het
af nemend kerkbezoek. Er zijn kerken
die leeg blijven en er zijn kerken waar
je een uur van te voren moet zijn om
een plaatsje te vinden.
de katholieke theologische hogeschool te
Amsterdam. Hij zegt in duidelijke taal
dat de gewone kerkleden beslissen over
de toekomst van de kerk. „Over de
toekomst van het kerkelijk leven wordt
niet beslist op ’t nationale en internatio
nale niveau, waarop De Lange zich
beweegt, maar op het lokale niveau”. De
beslissing komt niet van theologen en
dergelijke lieden, maar van gewone kerk
leden. Als kerken voortbestaan, doen zij
VOOR WIE DIEPER op de achter
gronden wil ingaan is er „Het occul
te” van Colin Wilson, met als onder
titel „De latente krachten in de
mens”, een geïllustreerde uitgave van
Ankh-Hermes in Deventer, door Mar
got Bakker vertaald.
Colin Wilson is niet alleen een van
de grootste Engelse romanciers van
dit moment, hij schreef ook wijsgeri
ge studies, waarin hij zich tegen het
pessimisme van Sartre en andere
existentialisten keert. In „Het occul
te” pleit hij eigenlijk voor een ander
type beleving van het irrationele bin
nen en buiten onze geest, minder
gevoelsmatig en met meer kennis be
naderd. Een van de wegen die hij
wijst is die van het ontdekken van de
waarde van de symboliek als ontslui
ting van krachten in de menselijke
geest, die tot een ruimer bewustzijn
voeren en die hij „het vermogen x”
noemt.
Als onderricht en ter staving van
zijn theorieën schrijft Wiison in hel
dere stijl enorm veel over magie, hoe
die zijn voedingsbodem vindt in gods
diensten, mythen, wijsbegeerte, even
zeer in hekserij. Hij bespreekt het
spiritisme, maar ook theorieën van
figuren als Ouspensky en Dunne om
trent andere dimensies en de ideeën
van tijd en ruimte. Tenslotte komt
hij dan tot zijn eigen theorie, een
nieuw existentialisme, dat uitnodigt
tot veel bewuster levensaanvaarding,
met inbegrip van het integreren van
„het vermogen x” in het bewustzijn
om tot een vollediger ontplooiing te
De kerkleden, die in hun eigen werk
door de week ook heel wat moeten
weten, stellen terecht eveneens hoge ei
sen aan de man die op de zondag een
half uur besteedt aan overdracht van
het evangelie. Ze vragen daarbij niet
allereerst naar bevoegdheid, maar naar
bekwaamheid, stelt dr. Van der Meiden
terecht vast. Hij spaart de predikers zijn
kritiek niet. Allereerst omdat hij vindt
dat-de kerk vele ambtsdragers ombarm-
hartig een onnodige lijdensweg opdringt
en in de tweede plaats uit respect voor
de toehoorders. „De kerk kan zich niet
King is een uitnemend
de magie in het alge
meen, maar hij heeft zich in dit werk
bepaald tot de laatste paar eeuwen in
het westen. Het is een kort historisch
overzicht, aangevuld met een groot
aantal fraaie platen.
Hij vertelt over de oorsprong van
de magie, het overnemen uit oude
leringen van rituelen en symbolen
door o.a. Rozenkruisersgroeperingen
na de Middeleeuwen en de verdere
voortgang daarvan. Uiteengezet wordt
hoe die magie is gegroeid tot een
verfijnd systeem ter ontwikkeling
van krachten in het onderbewuste.
De rituele „magiërs” maken ge
bruik van bezweringen dooi recitatie
ven, speciale kleding, magische cir
kels waarbinnen ze werken, symboli
sche voorwerpen, maar ook van
astrologische, kabbalistische en alche
mistische kennis, meditatie- en con-
centratietechnieken en vooral, oefe
ning van wils- en verbeeldingskracht.
En dan passeren namen de revue
van figuren als Eliphas Levi, een
Franse magiër uit de vorige eeuw;
Gregor Mathers, een der grondleggers
van de Engelse magische orde van De
WIE ZICH, desnoods alleen omdat
hij het curieus vindt, wil verdiepen
in magische theorieën „oude stijl”,
komt natuurlijk bij de eerder ge
noemde Eliphas Levi terecht (1810-
1875). Zijn boeken over de „hogere
magie" hebben indertijd een enorme
invloed gehad, maar worden nu be
schouwd als nogal opzichtige overro-
mantiseringen, hoewel zijn kennis
nog wel bewonderaars vindt. Van
hem is bij Tango in Leiden versche
nen „Het boek der schitteringen”,
vertaald door V. Vercouwe en inge
leid door W. N. Schors, de bekende
antiquaar op dit gebied.
Eliphas Levi (eigenlijk Alphonse-
Louis Constant) onttrok zich na zijn
stucVe aan de wijding rot het pries
terschap en werd heftig anarchis-
tisch-socialistisch in een woelig
Frankrijk. Hij raakte daardoor in
gevangenschap en ontdekte in die tijd
de waarde van de kabbala, de joodse
geheimleer. Hij verdiepte zich in al
lerlei esoterische geschriften, Indiase
leringen, magie en wat niet al. Hij
schiftte daaruit de gegevens voor zijn
eigen boeken, waaronder dan „Boek
der schitteringen”. Het behelst veel
kennis, soms ook wijsheid en daar
naast achterhaalde conclusies.
dit dankzij het gewone kerkvolk. Als de
remonstrantse broederschap geen toe
komst heeft, komt dat volgens Scholten
niet doordat zij vergeten heeft op het
juiste moment een fusie aan te gaan met
de hervormde kerk of iets dergelijks, maar
doordat de gewone remonstrantse kerk
leden het laten afweten. Dr. Scholten
vraagt zich dan af of dit helemaal juist
is.
De laatste dertig jaar zijn de remon
stranten nogal over het land verstrooid
geraakt. Dit heeft geleid tot een dalende
meelevendheid en ledenverlies. Het ge
meenschapsgevoel is namelijk ernstig
aangetast. Dr. Scholten verwacht wel
iets van nieuwe plaatselijke formaties,
die de remonstranten over het algemeen
alleen nog maar kunnen verwezenlijken
samen met doopsgezinden, vrijzinnig-her-
vormden, de protestantenbond en zo mo
gelijk met vrijzinnige katholieken. Voor
al de laatste groep komt volgens Dd.
Scholten op het ogenblik kerkelijk echt
in de kou te staan.
De auteur wijst erop, dat de remon
stranten de laatste tien jaar met het
probleem worstelen hoe de jongere ge
neratie bij het kerkelijk leven te betrek
ken. De traditionele manieren van toe
treden door doop en belijdenis raken in
onbruik of zeggen in ieder geval weinig
over de actuele betrokkenheid en deel
name. Dr. Scholten pleit dan voor nieu
we wijzen van kerkelijke toetreding, die
gebaseerd zijn op „actuele wilsdaden”:
geïnformeerd willen worden, deel willen
nemen en dan ook mee willen dragen.
In de nabije toekomst wordt de full
time vtijgestelde predikant evenals bij
de lutherse en andere kerken een
schaars goed. Dr. Scholten vraagt dan:
zijn de remonstrantse kerkleden in staat
en bereid van een verzorgd kerkelijk
leven ovei te stappen op een zelfwerk
zaam kerkelijk leven? En zijn de re
monstrantse predikanten in staat en be
reid dat zelfwerkzame kerkelijk leven te
voeden? Het is volgens de auteur zaak
zich in te zetten voor een levend alter
natief tussen buitenkerkelijkheid en
confessioneel christendom in able plaat
sen van Nederland, waar di' zinvol en
mogelijk is. „Gezien hun traditie en
capaciteiten kunnen de remonstranten
hierin een rol spelen, en dan is het
verstandig ook het eigen landelijke
kerkverband als stimuleringsplatform in
leven te houden”. Dr. Scholten voert
terecht geen pleidooi voor een fusie met
andere kerken. Maar of er nu veel of
weinig predikanten zijn, de kerkleden
moeten hoge eisen stellen aan hun kwa
liteiten. Dat is niet alleen een kwestie
van al ol niet bevoegd zijn. Volgens een
artikel van dr. A. van der Meiden in
Trouw hebben de hervormde provinciale
kerkvergaderingen van Groningen en
Gelderland de kerkeraden m hun pro
vincies aangeraden er goed op te letten
of de zondagse voorgangers wel bevoegd
zijn. Het blijkt dat dit niet altijd het
geval is Dr. Van der Meiden vindt dat
je hier niet al te formeel behoeft te zijn,
TOT DE MAGIE werd vroeger ook
het z.g. pendelen gerekend, een vari
ant op het wichelroedeloper,. Er is
tegenwoordig een verklaring voor.
Bijna iedereen kent het kunstje: een
ring of ander klein voorwerpje aan
een dun draadje gehouden boven om
gekeerde foto’s. Is het een foto van
een man, dan gaat de pendel in een
kring draaien, is het een vrouw, dan
wordt het een rechte lijn. Of omge
keerd, al naar gelang de pendelaar
met zichzelf afspreekt. Het lukt heel
vaak als de pendelaar althans in
staat is tot „innerlijke stilte”.
Wat er gebeurt? In veel gevallen is
de pendelaar enigszins helderziend of
telepathisch begaafd. Zijn onderbe
wustzijn wéét helderziend wat de fo
to voorstelt en doet de hand, die niet
stil te houden is, de pendel op de
juiste wijze bewegen.
Sterk begaafden kunnen met een
pendel zeer veel meer, onder andere
ziekten diagnostiseren en zelfs de
aard van de uitwerking van medicij
nen bepalen. Het is géén sprookje.
Theo Braam schrijft daar helder over
in „De pendel in de geneeskundige
praktijk”, een uitgave van De Drie
hoek in Amsterdam. Het is nuttig om
te lezen, gewoon om te weten hoe
een enkeling in onze samenleving
met zo’n pendel werkt.
HEIN STEEHOUWER.
veroorloven dat honderdduizenden me
sen die elke zondag blijven komen, met
een kluitje in het riet worden gestuurd”.
En hieraan behoeven we geen woord toe
te voegen. Theologie studeren is iets an
ders dan evangelie overdragen, vindt de
auteur. Dat laatste zou hij graag als een
specialisme ondergebracht zien binnen
het eerste.
In Kerk en Theologie stelde ds. A.
Spijkerboer de vraag of het mogelijk is
minder geschikte studenten in de theolo
gie, die beter geen dominee zouden kun
nen worden, tijdig als zodanig te onder-
ÉÖSiK
C
- s
®H‘r