humanistische schilder op de grens van twee werelden
t
Willem van Leusden
vergeten surrealist
i
ff
ulfi
II
Het Hemels
Prentenboek:
van
Picasso als surrealist
Onze eeuw in de schilderkunst Optische illusies
spiegel
de devotie
Schatten uit de
Belgische musea
S'
i
B
w®
HE
do
Reformatie
Fil
Bourgondisch milieu
i§
Uh
i
16
ZATERDAG
1975
JUNI
7
Z A
E’
Afrikaanse rotskunst
Hein Steehouwer
over kunstboeken
Gl
de vi
zifter
THOMAS MORUS (de grote Engelse humanist) in een brief aan zijn
vriend Pieter Gillis te Antwerpen, nadat hij de aankomst heeft gemeki
van twee portretten, in 1514 geschilderd door Quinten Metsys. Het zijn
twee pendanten, een portret van Erasmus en een van Pieter Gillis:
„O Quintinus, hernieuwer van een oude kunst, gij die niet moet onder
doen voor de grote Apelles, gij die, dank zij de heerlijke harmonie van
uw kleuren, in staat bent een dode tekening leven in te blazen, waarom
hebt gij dit broze hout gekozen om op zo moeizame en handige wijze de
beeltenissen vast te leggen van mannen zoals de Oudheid er slechts zelden
heeft voortgebracht, onze tijd nog minder en de toekomst, maar dat
weet ik niet, waarschijnlijk evenmin; deze portretten hadden aan een
duurzamere materie toevertrouwd moeten worden opdat men ze eeuwig
zou kunnen bewaren. O, hadt gij op deze wijze maar zorg gedragen voor
uw roem en rekening gehouden met de betrachtingen van ons nageslacht!
Want, indien de komende eeuwen enige belangstelling blijven koesteren
voor de schone kunsten, en indien Mars de verschrikkelijke, Minerva
niet onder zijn voeten vertrappelt, welke prijs zullen dan de nieuwe
geslachten niet hechten aan dit schilderij
4*
Éi C lièl
i Ixl
'Wh.
mH
Quinten Metsys
g
tevens
verwees
Yokohama ,een kleurets van Willem van Leusden.
4
eens
effec
sche
In i
in he
papif
prof,
stop!
glas
over
met
volks
gade
Daaruit leer je dan welke rol Picasso
speelde binnen het surrealisme, zij het
dat hij er niet in op de voorgrond trad
ondanks het feit dat hij de „heilige” van
Glózer ziet dat terecht dus an
ders en zijn boekje is dus een welkome
Model en surrealistische sculptuur, teke
ning van Picasso.
sche stellingen verdedigde omtrent de
mocratie en vrijheid, die tot op heden
hun geldigheid hebben behouden.
IN ONTELBARE kleine prentjes spiegelt
zich het r.-k. geloof en de daarmee
samenhangende devotie. Ze zijn in de
middeleeuwen gemaakt tot lering en
later als bidprentjes, communieprentjes,
doodsprentjes en in nog meer
verschijningsvormen. Het is een heel
apart gebied binnen de illustratieve
religieuze kunst. En een uitnemend
kenner daarvan is de conservator van
het Haarlemse Bisschoppelijk Museum J.
A. J. M. Verspaandonk, die vorig jaar in
zijn museum een tentoonstelling van
deze prentjes inrichtte. Daaruit is
voortgevloeid een bijzonder aardig door
Gooi en Sticht in Hilversum uitgegeven
boek „Het Hemels Prentenboek”.
Voor katholieken zal het vermoedelijk
een nostalgische vreugde betekenen om
niet alleen in dit boek te bladeren, maar
het ook grondig te lezen. De schrijver is
diep in de historie gedoken en vertelt
allerlei wetenswaardigs, overigens ook
van betekenis voor niet-katholieken
zoals ik, die het boek vooral
kunsthistorisch bekijk.
Het is een mooi kijkboek geworden
met honderden afbeeldingen, een deel in
kleur gereproduceerd. En al kijkend zie
je alle kunststijlen van vijf eeuwen
passeren, want die vonden hun weerslag
in kleine prentjes. Soms werden die door
kunstenaars van belang gesneden of
gegraveerd, soms ook door minder goede
artiesten, die kennelijk snel voor de
handel werkten. In het algemeen
genomen echter zijn er dit boek als
getuige genomen ware kunsttukjes
bij. etsjes vroeger met de hand
risten na hem. Vooral zijn belangrijkste
werken hebben een prachtig blond kolo
riet, eerder mild dan contrastrijk. In
wereldlijke portretten, zoals van Eras
mus, is hij zelfs bijna monochroom in
bruinen. Hij veredelde eigenlijk de tra-
ingekleurd en later, met het verschijnen
van allerlei reproduktietechnieken,
natuurlijk gedrukt.
Onder de kunststukjes bevinden zich
allerlei zinnebeeldige prentjes, overladen
met motieven en symbolen. In later
eeuwen worden de prentjes iets
soberder. Dan gaat een romantische kijk,
daterende uit de vorige eeuw,
overheersen. Daar zijn veel
communieprentje bij van opgedirkte
kindertjes of met sterk aangezette
kerkhof symboliek waarvan je je
afvraagt wat ze met ware devotie te
maken hebben. Gezien de erbij vermelde
jaartallen behoorde het toch volop tot
het pas voorbije „rijke roomse leven”, dat
er in heeft nagebloeid tot de voorraden
in de winkels waar je religieuze
artikelen kon kopen waren uitgeput.
Hoewel?
Jagers en dansers, uit Afrikaanse rots
kunst.
Portret van een man met een bril, door
Quinten Metsys. Frankfort, Staedelsches
Institut.
verd
Glasi
eten
zegt
afsta
betrc
in in
zegt,
me
Mr
opvo
in B.
hoe
prati
een
binn
meel
wooi
moei
hebt
Zi;
arch
het i
Zoor
een
ontd
eige:
een
beps
in di
scho
Al
zat 1
loop
dooi
een
wat
oorl
en i
Leic
verl
tele
ere;
lere
Mr. C
politi
denk
milde
in Te
waan
dinge
Wieg
Staat
dat h
van l
noch
Al
groe
heid
van
elita
Het
niet
te k
polil
alge
vras
V
buil
red
Gh
kenn
alten
vanu
Uit d
een j
hand
wekt
en d:
Een i
man-
over
loopt
we u
gegel
D’66-
open
Ir
als
uur
een
ik,
inte
carr
niet
eerste complete beredeneerde catalogus,
mét levensbeschrijving, afkomst, verge
lijkende studies met schilders die in
vloed hadden op Metsys of door hem
werden beïnvloed en zeer veel illustra
ties in kleur en zwart-wit, ook van
vergelijkbaar werk van anderen of uit
het atelier van Metsys.
beroemde geleerden als Marnix van Sint
Aldegonde, maar ook hofschilders als
Barend Orley en Jacopo de Barbari.
de groep, Breton, portretteerde. Toch
was die rol niet onbelangrijk en ze
bracht Picasso tot zijn bekende Mino-
taurus-serie, later de Vuillard-serie, al
lemaal grafiek die surrealistisch is en
die bovendien later zou uitmonden in
zijn beroemde „Guernica”, de aanklacht
tegen de Duitsers, die de stad van die
naam bombardeerden. In ons land wordt
dan hoogstens beschreven dat die series
waren gebaseerd op de visionaire ge
aardheid van Picasso en zijn hang naar
mythologie, hoewel dat nu juist twee
heel geschikte vertrekpunten zijn voor
een surrealist.
langs een abstract schilderij of grafiek
glijdt en niet bestaande bewegingen
meent op te merken, dan wel perspecti
vische verschuivingen of verspringende
dimensies. Althans in aanleg, want ook
Leuven was een bloeiende stad, die
verarmde tijdens de oorlog van Karei de
Stoute tegen Maximiliaan van Oosten
rijk. Het gezin Metsys verarmde ook en
verhuisde naar Antwerpen, dat in grote
bloei was geraakt. Daar werd Quinten
als meester in het Sint Lucas gilde
ingeschreven. Hij werd er vermoedelijk
ook rederijker en kwam terecht in de
kring van Pieter Gillis, vriend van Eras
mus en Thomas Morus, de Engelse hu
manist die in zijn „Utopia” humanisti-
Quinten Metsys is in 1466 in Leuven
geboren, afkomstig uit een geslacht van
grootgrondbezitters en gerechtelijke be
ambten. Het waren de jaren van Marga-
retha van Oostenrijk, die in Bourgondi
sche spraal in verscheidene Belgische ste
den resideerde en zich omringde met
vrouw Anneliese hebben voor Dumont
Schauberg een boekje gemaakt: „Afika-
nische Felskunst”, behandelend hun on
derzoek naar schilderingen op rotsen in
Zuidwest-Afrika. Die schilderingen heb
ben ze in honderddertig zwart-witte
pentekeningen overgenomen. Aan die se
rie tekeningen gaat een verhelderend
essay vooraf over de betekenis van hun
vondsten.
Een fragment van een groter paneel,
een mansportret door Dirk Bouts,
Haarlemmer, die zich in Leuven ves
tigde en van wie in de Belgische mu
sea ook meer te vinden is dan in ons
land.
De brief is niet vrij van (veel) zelfver
heffing, maar mochten figuren als Tho
mas Morus, Erasmus, Pieter Gillis en
Quinten Metsys zelf niet weten dat ze
in hun jaren behoorden tot een top in
de humanistische cultuur? De geschiede
nis heeft Thomas Morus bovendien in
het gelijk gesteld; inderdaad, het zou
een miljoenenprijs zijn, die men nu voor
een dergelijk stel portretten zou moeten
betalen.
Die sfeer van het humanisme, is niet
het enige wat men goed beschreven
vindt in „Quinten Metsys” van de Spaan
se kunsthistorica mevrouw A. de Bos
que, uitgegeven in een schitterende uit
voering door Arcade in Brussel en door
J. F. Hauser uit Heemstede in ons land
geïmporteerd. J. J. L. van Overloop ver-
taalcfe het uit het Frans in het Neder
lands.
Verspreid in allerlei kunsthistorische
beschouwingen is er al veel over Quin
ten Metsys geschreven, maar dit is de
Er was nog een grens. Metsys was
aanvankelijk beïnvloed door de Bour
gondische wijze van leven. Hij schilder
de zijn altaarstukken en heiligen op de
in die tijd gebruikelijke wijze, alleen
beter dan de meesten. Wie hem dat in
Leuven heeft geleerd, weet men niet. Er
is een kans, dat Albert Bouts hem heeft
geholpen, de zoon van Dirk Bouts, die in
1454 van Haarlem naar Leuven verhuis
de en daar beroemd was.
Een Frans prentje met Nederlands
onderschrift. Óp de tombe staat „d moi”,
voor mij. (1884).
In een inleiding wordt verteld, hoe
België „rijk” aan oorlogen, vaak van
een deel van zijn kunstschatten is
beroofd, maar ook hoe gelukkig er
alle eeuwen door is aangekocht. Dat
aankopen gaat tegenwoordig nog
voort, want België kent nog altijd
een mecenaat, in grote particuliere
verzamelingen en dus bruikleengevers
en leeaten.
EUROPA HEEFT zijn beroemde rots-,
en grottekeningen uit de prehistorische
steentijd (Altamira, Lascaux e.a.), Afrika
kent ze ook. Ernst R. Scherz en zijn
Op de grens van twee werelden, is de
kop van dit artikel en dat was dan ook
zo. Niet alleen voor Metsys overigens,
maar voor al zijn tijdgenoten. Voor
Metsys was het dat in dubbele zin.
Artistiek gezien leefde hij op de grens
van de Gothiek en de Renaissance. Hij
onderging invloed van de grote Vlaamse
voorbeelden, zoals Rogier van der Wey
den, in zijn altaarstukken; evenzeer
van Leonardo da Vinei in sommige por
tretten; ook van Jeroen Bosch in zijn
Ecce Homo’s, waarin hij de lijdende
Christus door karikaturale koppen om
ringt en evenzeer in ander satirisch
werk op Bosch lijkt, uitgezonderd dan
het surrealistische element-
ditionele techniek en
naar de Renaissance.
De Belgische musea bevatten een
ongehoorde rijkdom aan schilderij
en. De Vlaamse schilderkunst bloeide
al vroeg. Daarna volgde „de eeuw
van Rubens”, zoals wij een eeuw
van Rembrandt hebben gekend. Was
er in ons land een inkeer tot het
stilleven en het portret, typisch burge
lijke kunst, in België bleef men de
grote onderwerpen zoeken, toen de
romantiek aanbrak en daarna het
symbolisme, twee stijlen, die aan ons
land bijna geheel voorbij zijn gegaan,
evenals een soort natuurmystieke
school als die van Lathem. In deze
eeuw telt België dan nog zijn grote
surrealisten, zoals ons land die niet
kent.
De Belgische schilderkunst ver
schilt dus wezenlijk van de onze. Dat
is geen kwestie van kwaliteit en hoe
veelheid, maar van mentaliteit. En
om die mentaliteit te leren kennen is
bezoek aan de vele Belgische musea
van belang.
Het boek „Acht eeuwen Europese
schilderkunst” is eigenlijk een „lees
museum” op zich, maar meer nog een
aansporing. Deze gids, die ook een
uitstekend historisch overzicht van de
Belgische schilderkunst bevat en
eveneens „Van Van Eyck tot Dali”
zou kunnen heten is zeer praktisch
opgezet. Men kan als het ware thuis
aan de hand van nummeringen en
beschrijving uitzoeken welke schilde
rijen men in een bepaald museum wil
gaan zien.
IN EEN KLEINERE UITGAVE
was het er al, maar nu is het ook
als „coffeetablebook” bij Arcade in
Brussel verschenen onder de titel
„Acht eeuwen Europese schilder
kunst” met als ondertitel „Schatten
uit de Belgische musea”. Het is een
prachtig uitgegeven gids door alle
Belgische musea, die zich tot de
schilderkunst beperkt, maar zeer vol
ledig is. Behalve veel kleurenplaten
staan er honderden kleine zwart-wit-
jes in met beschrijvingen. Een groot
aantal vooraanstaande Belgische
kunsthistorici heeft aan het boek mee
gewerkt. te veel om hier op te noemen.
WILLEM VAN LEUSDEN, die begin van dit jaar op 77-
jarige leeftijd is overleden is een ten onrechte vergeten
surrealist. Zo komt hij tevoorschijn uit een heel goede mono
grafie, „Willem van Leusden”, die Hans Redeker aan hem
wjjdde. Het niet overdadig, maar wel voldoende geïllustreerde
boekje is een uitgave van Het Spectrum in Utrecht.
Willem van Leusden mag dan een regionale Utrechtse figuur
zijn geweest, zjjn betekenis binnen de Nederlandse kunst
historie is groot genoeg om een monografie aan te wijden.
Na zijn academische studies in Den Haag en Amsterdam, die
hem het M.O.-leraarschap opleverden, jarenlang op Utrechtse
scholen uitgeoefend, won Van Leusden driemaal achter elkaar
de Koninklijke subsidie, toegekend aan kunstenaars onder
de dertig jaar. Dat alles stempelt hem tot een degelijke
schilder, maar niet minder graficus, vooral als men bedenkt
dat hij voor de eerste wereldoorlog is opgeleid. Hij bleef er
niet bij stilstaan, liet zich beïnvloeden door het kubisme uit
het begin van deze eeuw, behoorde tot de vroegste aanhangers
van de abstacte Stijl-groep (in Utrecht voorbereid door de
pré-abstracten), later werd hij constructivist en tenslotte
vanaf 1930 tot aan zijn dood een der weinige surrealisten in
ons land. Het surrealisme gedijde voor de oorlog eigenlijk
alleen in Utrecht, met name in het Genootschap Kunstliefde
waarvan Van Leusden dertig jaar voorzitter is geweest.
Maar liever dan over het surrealisme van Van Leusden te
schrijven, als kunsthistorisch „gebeuren” door Hans Redeker
uitstekend uiteengezet, wil ik uit zijn boekje iets anders
aanhalen.
Willem van Leusden is ook een hervormer geweest op het
gebied van de grafiek, met name de etskunst. Hij zocht
jarenlang naar de etsmethode van Hercules Seghers, de
tijdgenoot van Rembrandt. Diens manier heeft de geesten
van velen bezig gehouden omdat ze een bijzondere expressie
mogelijk maakt
Het gedeelte tekst van Hans Redeker neem ik tevens over,
omdat het aantoont hoe surrealisme en een visionaire aanleg
kunnen samengaan en elkaar bevruchten.
Kort voor zijn dood vertelde Van Leusden aan Hans Redeker:
„We (Van Leusden en een vriend) zaten etsen af te drukken
en ineens achter me een licht, er is geen woord voor te zeggen,
een ontzaggelijk licht, en daarin stond Hercules Seghers
U lacht er misschien om, en toen in enkele, in tijdloze secon
den, gaf hij me de eerste wenk waar ik beginnen moest. Ik
schrok zo dat ik sloeg mijn vriend op zijn schouder en ik
zeg god ik weet. Toen zegt hij wat? en zeg ik, dat zal ik je
vanmiddag vertellen. Maar hij had niets gezien, vind je dat
niet merkwaardig, en sindsdien geloof ik heilig in het voort
bestaan van de geest. Van het vlees niet, dat kan ik me niet
Franse schrijvers gewagen wel dege
lijk van de invloed van de surrealisten
op Picasso in hun overzichten. Maar voor
wie er meer van wil weten is er nu in
de Kunst-Taschenbücher van DuMont
Schauberg in Keulen verschenen „Picas
so und der Surrealismus” door Lasló
Glózer, een goed geschreven en geïllus
treerd boekje
de Op Art kent andere stilistische ver
schijningsvormen. Het is een kunststijl
uit de jaren zestig, door velen alweer
vergeten.
Wie zijn geheugen wil opfrissen vondt
in „Op Art” van Cyrill Barrett, een
kunstpocket van Dumont Schauberg een
goede gids, vooral omdat er in ons land,
buiten het Museumjournaal, niet zo
veel over is gepubliceerd.
Het werken met optische illusies is
eigenlijk oeroud, maar werd vroeger al
leen toegepast binnen realistische voor
stellingen als een extraatje. Na de ab
stacte richtingen en onderzoek van het
functioneren van onze ogen en de moge
lijkheid van het bedriegelijk interprete
ren door onze hersens van een ontvan
gen beeld, kon dan de abstracte Op Art
ontstaan aan het eind van de jaren
vijftig in het buitenland en later
zoals het tot imitatie neigende Neder
landers schijnt te passen in ons land.
Het boekje van Barrett gaat aan ons
land voorbij, behalve dat Mondriaan
wordt genoemd en dat is eigenlijk te
onpas, want diens basis lag heel ergens
anders. Maar overigens biedt het goede
essays en overzichten.
Evenals Erasmus en Pieter Gillis was
hij eigenlijk verdacht in de ogen van de
kerk, omdat er inmiddels een Maarten
Luther was opgestaan en alle grote
geesten in die tijd zich bezig hielden met
de vraag van de noodzaak van een refor
matie van de kerk. Men kent de twijfel
achtige houding van Erasmus „het licht
der wereld” en schrijver van de „Lof
der zotheid”. Hij durfde niet te kiezen,
hoewel hij voor de grootste theoloog en
wijsgeer van zijn tijd werd gehouden.
Ook Quinten durfde dat niet. Tegen het
einde van zijn leven in 1530 schijnt hij
van plan te zijn geweest om uit te
wijken, zoals velen deden. In 1522 was
immers de kettervervolging in Antwer
pen begonnen. Een jongere zuster van
Quinten, Catharina, huwde met de
beeldhouwer Jan Beyart, die in 1542
wegens ketterij werd onthoofd. Cathari
na werd levend begraven. Een zoon Jan
van Quinten, eveneens schilder, werd
wegens kettterij verbannen-
Quinten Metsys had een grote invloed
in Antwerpen, een atelier met veel leer
lingen, navolgers en een groot afzetge
bied.
PICASSO als surrealist. Nederlandse kunsthistorici gaan aan dat aspect meestal
voorbij. In het dikste Picasso-boek van eigen bodem noemt Hans L. C. Jaffé het
amper in één zin: „Dit schilderij heeft sommige punten van benadering met de
surrealisten gemeenEn in de jaartallenlijst: „1941, Picasso schrijft een surrealistisch
toneelstuk „Het verlangen bij de staart gepakt.”
aanvulling naast andere literatuur over
Picasso
voorstellen, maar van de geest wel. Hè, maar vind je dat
niet uiterst merkwaardig en toen heb ik drie jaar lang me er
helemaal in verdiept, hè, helemaal de kopieën gemaakt en
dat is uitermate tijdrovend en vermoeiend. Typisch eigenlijk,
het was zo verblindend, zó verblindend toen ik me omdraaide
toen zag ik het beeld van Seghers”.
tl
Schilderkunstig gezien was Quinten
Metsys geen vernieuwer. Hij bundelde
als het ware de uitnemende eigenschap
pen van grote kunstenaars voor hem en
was een voorbeeld voor anderen, bij
voorbeeld zijn zoons Jan en Cornells en
zijn kleinzoon Quinten. Hij bleef in
hoofdzaak trouw aan de voorbeelden uit
de eeuw voor hem, zoals de gebroeders
van Eyck en Rogier van der Weyden,
vooral in stukken zoals kruisafnemingen,
Maria-verbeeldingen en dergelijke. Hij is
even ingetogen als de Vlamingen voor
hem en waar hij expressief wordt, loopt
hij niet vooruit op de uitbundige Manie-
IN DE DUMONT SCHAUBERG pa-
perback-serie is ook uitgekomen „Ge-
schichte der Malerei im 20. Jahrhun-
dert” van Horst Richter, de bekende
degelijke kunsthistoricus.
Richter geeft in kort bestek een groot
aantal stijlen en kunstenaars weer, een
encyclopedisch boekje dus, waarvan men
niet mag verwachten dat elk kunsthisto
risch feit tot op de bodem wordt bespro
ken. Wél een handig naslagwerkje en
bovendien interessant, omdat de Duitse
kijk op de kunstgeschiedenis toch weer
anders is dan de onze. Magisch-realisme
bijvoorbeeld is in ons land gekoppeld
aan namen als Willink en Pyke Koch
Raderscheidt, Christian Schad, Karl
Völker en nog anderen, hier vrijwel
onbekend, maar toch rasechte broers
van de Nederlandse schilders in die
stijl. En zo zal men in dit handige en
goed geïllustreerde boekje telkens
dingen tegenkomen, die juist de blik van
Nederlandse ogen een wijder perspectief
geeft.
OP ART, of voluit Optical Art, is de
kunst van de optische illusie, het spelen
met de traagheid van het oog als de blik
V