Hans Christiaan Andersen vond Nederland „idylle" van Europa Aldous Huxley De verschillende werelden van kampioenen voor 1 p en een ontbijt 9 ra f WvW 1 t ft? d -X, A, Deense sprookjesschrij ver Lelijk door Jaane Krook ni ifl Nog niet eerder uitgegeven Hans Reeser vertaalde dagboeknotities van ZATERDAG 1 2 JULI 1975 14 .7 b w voor A De bekende Deense schrijver Hans Christiaan An dersen wordt dit jaar herdacht. Hij leefde van 1805 tot 1875. Het is nu dus honderd jaar geleden dat hij stierf. Ook ons land neemt aan die herdenking deel. Daarom is 1975 niet alleen het jaar van de vrouw en het Monu- mentenjaar, maar ook het Andersenjaar. In de etalages van de boekwinkels liggen de her drukken van zijn sprookjes en op de tentoonstelling „Andersen verbeeld” in het museum „Meermanno Westrenianum” te Den Haag waren twee maanden lang de illustraties van zijn boeken te bewonderen. Deze tentoonstelling is nu ten einde, maar er staat nog meer op het programma. Vooral van belang is het boek, dat in het najaar zal verschijnen bij de Walburgpers in Zutphen onder de titel „Andersen op reis door Nederland”. Dit werk be staat voor het grootste gedeelte uit een vertaling van Andersens dagboek tijdens zijn verblijf in deze con treien. Vertaler en schrijver is Hans Reeser, weten schappelijk hoofdmedewerker en hoofd van de afdeling systematische catalogisering aan de universiteitsbiblio theek in Amsterdam. Reeser is bovendien een van de samenstellers van de reizende tentoonstelling over Andersen, die op 2 april, de geboortedag van de Deen se schrijver, in Deventer startte. Deventer genoot de primeur, omdat deze stad in 1847 door Andersen tij dens zijn bezoek aan Nederland, het eerst werd be zocht. De tentoonstelling omvat foto’s, documenten, stads gezichten enz. die Andersens Nederlandse ontmoetin gen en ervaringen in beeld brengen, terwijl er ook illustraties te zien zijn van toneeluitvoeringen en bal letten, die op de sprookjes van Andersen geïnspireerd zijn. Na Deventer volgden Eindhoven en Heemskerk en thans is deze tentoonstelling te zien in Den Burg (Texel). Op 12 juli is Middelburg aan de beurt en daar na gaat de tentoonstelling onder meer nog naar Zut phen en Laren. Op 16 oktober komt hij in Amsterdam Huxley aan zijn vader: „Ik ben druk bezig met de voorbereiding en het schrijven van fragmenten van een ambitieuze roman, die een deel van ons leven weergeeft, niet alleen door een aantal individuele meningen, maar ook door de wetenschappelijke, emotionele, politieke, esthetische, ,-d ■7 Uitgeverij Contact heeft de vertaling uitgebracht van de meest ambi tieuze roman die Huxley ooit geschreven heeft: Punt contra punt. Het boek is vertaald door John Vandenbergh, die indertijd de Nijhoff-prijs heeft gekregen voor zijn vertaling van James Joyces Ulysses. In 1926 schrijft economische en andere aspecten ervanIk zal proberen andere bestaans- categorieën, achter de alledaagse die over het gevoelsleven van alledag oor delen, er hoe dan ook bij te betrekken. Het zal moeilijk zijn, maar interes sant.” In 1928 verschijnt de roman. ter gelegenheid van de jeugdboekenweek. Dan is er ook een boekententoonstelling in de Ronde Lutherse kerk. Sleutelroman Ontbijt voor kampioenen ■A. Qjy SA I I Hans Reeser. h d gang beschrijft Verschillende Wc j J' verrukt genoegen, lezing uit de Deense literatuur in een Nederlandse vertaling is uitgegeven. Het is een bijzonder mooie bundel, hoewel Brorson daar, wonderlijk genoeg, weer niet in voorkomt.’ Evenals Eyeless in Gaza is het een ideeënroman itn de eerste plaats, maar naast dit alles is Punt contra punt (ook Wi pu „IJ Ti R( kr N< te ui ko vr en fie De honden uit het verhaal de tondeldoos. He de De Ve da mi af ge op he De Ac is z.i D ni v< 11 V B M V. w v< K Ki St Vi IJ D< ni Pr za m V€ nt m te. in L Thans heeft Reeser een zwak voor de hele Deense literatuur. Hij is erg blij die te hebben leren kennen, want hij is er verrukt van, niet alleen van die uit de tijd van Andersen „de gouden eeuw van de Deense literatuur”, maar bijvoorbeeld ook van het werk van een schrijver als Brorson, die volgens Reeser ongelooflijk mooie psalmvertalingen heeft gemaakt. Reeser wijst erop, dat er net een bloem- Over het ontstaan van zijn boek over Andersen, zet Reeser uiteen, dat toen hij ging zoeken naar de geschiedenis van de ontmoeting tussen de Deense schrijver en Bosboom Toussaint, hij tot de ont dekking kwam, dat de gegevens daaro ver stonden in zijn dagboeken, die nog nooit waren uitgegeven. De handschrif ten en de transcripten daarvan (want het handschrift zelf is bijzonder moeilijk te ontcijferen) berusten in de Koninklij ke Bibliotheek van Kopenhagen. Reeser heeft daar een enorme medewerking on dervonden en is toen geleidelijk aan begonnen die dagboeken te vertalen, voorzover zij de bezoeken aan Nederland betrof in 1847, 1866 en 1868. Dat gebeur de in de vorm van een serie afzonderlij- veld. Andersen bezocht juist wel al die ongebaande wegen. Het vele reizen vloeide uit een soort onrust voort, zo vertelt Reeser. Als hij op reis was verlangde Andersen ook altijd weer naar huis. Maar reizen op zichzelf vond hij heerlijk, ondanks zijn angst voor vergiftiging en alle mogelijke ongelukken. Hij had altijd een lang stevig touw bij zich om zich te kunnen redden als er brand zou uitbreken. Nu was reizen in die tijd ook geen sinecure. In een diligence over die hobbelige we gen. Andersen was dan ook laaiend en thousiast over zijn eerste reis per trein. Hij was trouwens zeer geïnteresseerd in alle nieuwe technische dingen. Ook de fotografie bijvoorbeeld stond bij hem hoog aangeschreven. Er bestaan dan ook erg veel portretten van hem. „Bach” Hij zijn ogen duleert door situaties en karakters af .te wijzen. Hij laat zien dat enige personen op verschillende manieren verliefd wor den of doodgaan of bidden, ongelijkhe den die hetzelfde probleem oplossen. Of, vice versa, gelijke personen die zich voor ongelijke problemen geplaatst zien. Op die manier kun je door alle aspecten van je thema moduleren, kun je zoveel je maar wilt variaties van verschillende stemmingen schrijven”. De roman is te verdelen in vier muzi kale delen. Deel één is de introduktie tijdens het concert in Tantamount House, waar we alle medespelers leren kennen., het tweede is het ironische, waar de illusie van geluk wordt gesuggereerd als Walter zijn Lucy krijgt, en Philip Quarles en zijn vrouw Elinor terugkeren uit India en herenigd worden met hun zoontje. Het derde deel wordt al som berder als John Bidlake ziek wordt, Lucy naar Parijs verdwijnt en er moei lijkheden dreigen tussen Elinor en Phi lip. H°t laatste deel staat in het teken van de dood. Het zoontje van Philip en Elinor sterft, Webley wordt vermoord door Tlligge en Spandrell ensceneert zijn eigen dood met op de achtergrond de tonen van Beethoven. nog een sleutelroman, hetgeen het alleen nog maar boeiender maakt. Zo staan bij voorbeeld Rampion en Mary voor D. H. Lawrence (schrijver van o.a. Women in Love en Lady Chatterley’s lover) en zijn vrouw Frieda. Huxley zelf is terug te vinden in Philip Quarles en ook wel in Spandrell John Bidlake is Augustus John, een bekende kunstschilder uit die tijd. Burlap is John Middleton Murry, enz. Het boek is ruim 500 pagina’s dik, en dat heeft het wel nodig ook om alles uit te werken, maar het is zonder meer de moeite waard! Eveneens bij Contact verscheen het nieuwste boek van Brigid Brophy in de vertaling van Nettie Vink: De avontu ren van God op zoek naar het zwarte meisje. Het is een vrij korte roman die zich afspeelt in de Elysese velden. Het zwarte meisje is een figuur, die vroeger gecreëerd is door G. B. Shaw (The black girl in search of God, 1932) Zij ging op zoek naar God omdat ze hem wilde vragen hoe zijn goedheid te rijmen viel met al het kwaad in de wereld. In dit boek is de situatie omgekeerd en gaat hij op zoek naar haar. Als hij ietwat verloren rondloopt over de Elysese velden ontmoet hij Voltaire en Gibbon, die in een discussie gewikkeld zijn en voegt zich daar bij. Later voegt Shaw zich ook nog bij de groep. God legt hun zijn problemen voor en probeert hun eens en vom altijd duidelijk tet maken dat hij een fictieve figuur is en dat hij het daar- Andersen stond bekend als lelijk. Zijn gezicht was onregelmatig, aldus Reeser. Maar op het eind van zijn leven kreeg hij een bepaalde grandeur en als hij met brede gebaren aan het vertellen was, ging er zelfs een bijzondere bekoring van hem uit. Andersen had een grote neus, voor die tijd was hij uitzonderlijk lang en hij had enorme voeten. Het was een opvallende figuur. Hij wilde graag horen dat zijn werk gewaardeerd en bewonderd werd en was er ook op uit om dat te merken, maar dat kwam volgens Reeser meer voort uit onzekerheid dan uit ijdelheid. Die onze kerheid en die onrust zijn naar de mening van Reeser waarschijnlijk ook de oorzaak geweest, dat Andersen nooit een gezin heeft gesticht. Hij is in zijn leven verschillende keren verliefd ge weest, maar hij is er niet in geslaagd een levenspartner te vinden. Jenny Lind was de meest bekende van zijn grote liefdes, maar misschien was hij meer verliefd op haar beroemdheid dan op haar zelf. „Ik heb het gevoel, hoewel dat natuurlijk nooit te bewijzen is, dat Ri- borg Voigt meer voor hem heeft bete kend.” Er is de laatste tijd hier en daar geschreven, dat Andersen homoseksueel was. Reeser zegt hierover: „Ach, grote kunstenaars zijn vaak tweeslachtig. Trouwens de psychologie heeft aange toond, dat er in ieder mens zowel man nelijke als vrouwelijke eigenschappen leven. Het is de winst van deze tijd, dat die vermenging toch min of meer geac cepteerd is. Veel mensen zijn tegenwoor dig biseksueel, of ze zijn het niet, ze beleven het. Maar het hoort ook bij de openheid van het ogenblik, dat alle inti miteiten openbaar moeten worden ge maakt, terwijl ik eigenlijk vind dat dergelijke dingen er eigenlijk zo weinig toe doen. Ik kan ook best van Andersens sprookjes genieten, zonder dat ik al die dingen over hem weet.” Reeser vindt het bijna ontroerend, dat een man als Andersen zo’n geloof heeft gehad in eigen roeping, dat hij zijn doel daardoor waarschijnlijk ook heeft be reikt. „Want hij heeft zich uit de goot opgewerkt. Hij kwam uit de armste milieus van Odense, maar hij wist van jongs af aan, dat hij beroemd zou wor den en dat is hem gelukt.” Ondanks zijn roem en zijn succes was Andersen sociaal bewogen. Dat kan je uit zijn sprookjes wel lezen. Maar die bewogenheid uitte zich alleen meer in spot, in ironie, dan in een scherpe aan klacht, zoals dat nu voorkomt. „Ik houd meer van die ironie. Je overschreeuwt jezelf zo gauw. Ik vind dat eigenlijk een ontwaarding van de verontwaardiging." werelden Huxley in dit boek, die van de kunst en wetenschappen, de diverse sociale lagen van de maatschappij, allerlei levensop vattingen, van het marxisme van Illidge tot aan het vernietigende pessimisme van Sprandell. Het is haast een sociale kroniek vol contrasten en parallellen. De negatieve verhoudingen van bijv. Walter en Lucy worden tegenover het goede huwelijk van Mary en Rampion gesteld, Sprandells satanisme tegenover de De tekeningen van Hans Tegner zijn overgenomen uit het boek Sprookjes van H. C. Andersen uitgegeven bij Kosmos, Amsterdam en Antwerpen. sentimer tele verering voor St. Franciscus van Burlap, het fascisme van Everard Webley tegenover het communisme van Illidge. Philip Quarles kan wel schrijven en denken, maar voelt weinig en kan niet zomaar tegen zijn vrouw zeggen dat hij van haar houdt. John Bidlake maakt prachtige schilderijen, maar is in zijn privéleven een egoïst. De wetenschaps man kan alleen maar werken met feiten en getallen, maar reageert emotioneel op muziek. Het van literatuur muziek ma ken, de contrapunt, wordt door Philip Quarles, de romancier binnen de roman, als idee uitgewerkt in zijn dagboek: „Er wordt een thema gesteld, daarna ont wikkeld uit vorm getrokken, onmerkbaar gedeformeerd, tot, ofschoon het nog dui delijk hetzelfde is, het geheel anders is geworden. Bij groepen variaties wordt dit proces nog een stap verder gevoerd. Die ongelooflijke Diabelli-variaties, bij voorbeeld. Die hele reeks gedachten en gevoelens en toch alles in organische verhouding staand tot een bespottelijk walsdeuntje. Stop dat in een roman. Hoe? De plotselinge overgangen zijn eenvoudig genoeg. Het enige wat je no dig hebt is een voldoende hoeveelheid karakters en parallel lopende contra- puntische intriges. Terwijl Jones een vrouw aan het vermoorden is loopt Smith achter de kinderwagen in het park. Je wisselt de thema’s af. Hoewel belang wekkender, zijn de modulaties en varia ties ook moeilijker. Een romancier mo ke artikelen in de jaarboeken van ver schillende steden: Andersen in Amster dam, Andersen in Leiden, in Haarlem, in Den Haag. „Het is wel leuk, dat die artikelen er al waren voordat dat dagboek in het Deens gepubliceerd was. Ze werden dus eerder in een Nederlandse vertaling uit gegeven dan in de oorspronkelijke taal. Die artikelen heb ik tot een boek verza meld. Het dagboek ligt daaraan ten grondslag, helemaal in een chronologi sche lijn. Daarbij heb ik een inleiding en aantekeningen geschreven, terwijl in het tweede gedeelte een wetenschappelijk apparaat is bij gevoegd voor mensen, die meer willen weten”. Andersen reisde veel en in Nederland vond hij het heerlijk, aldus Hans Reeser. Nederland werd door Andersen de „Idyl le” van Europa genoemd en hij beschreef de natuur en de tuinen hier als verruk kelijk. Volgens Reeser is dat wonderlijk, want het gevoel voor de schoonheid van de natuur lag in die tijd anders dan nu. In een soort Engelse Baedeker uit 1850 wordt de reizigers dan ook aangeraden alleen de steden in het westen van Nederland te bezoeken. Het oosten van het land wordt min of meer aangeduid als een oninteressant uitgestrekt heide- Hans Reeser is niet alteijd geïnteres seerd geweest in de Deense literatuur en in Andersen. In een gesprek vertelt hij, dat hier sprake is van een late ’roeping'. „Tijdens het Holland Festival in 1950 gaf Michael Redgrave een voordracht met sprookje van Andersen en toen ging er al een lichtje bij mij branden, maar tien jaar geleden ben ik er pas echt mee begonnen. Ik schreef namelijk over Bos boom Toussaint en die heeft Andersen op een bepaald moment ontmoet. Ik wilde over die ontmoeting een artikel schrijven en ben me dus gaan oriënte ren. Denemarken was voor mij geen onbekend terrein. Ik was er al verschil lende keren geweest en kon de taal lezen en spreken. De interesse is dus in principe altijd aanwezig geweest, maar ik ben hem pas vanaf dat moment gaan uitbouwen”. om niet leuk vindt om telkens als schul dige aangewezen te worden als er weer iets verkeerd gaat in de wereld. Daar wordt verder over gediscussieerd. En pasani wordt er nog het nodige gezegd over de vrouwenemancipatie. Hoewel ze een oplossing vinden voor het probleem, verander; er natuurlijk niets. Aan deze roman gaan nog een aantal fabels vooraf, die over allerlei zaken handelen, zoals prinsessen, sex, politieke corruptie, pacifisme, etc. Aardig is het verhaal „Een bijzonder lelijke prinses”, maar heel zouteloos is de pastiche op het klassieke detectiveverhaal, zoals Agatha Christie dat schrijft. Toch zijn de fabels aardiger dan de roman, die eigenlijk niet veel meer is dan een ingewikkeld literair spelletje, waar niet iedereen van zal houden. Het doet alle maal nogal gewild aan. Eveneens tamelijk oppervlakkig is het laatste boek van Kurt Vonnegut, Ontbijt voor kampioenen. De hoofdfiguren zijn ditmaal de ons al bekende Kilgore Trout en Dwayne Hoover. Kilgore Trout is een schrijver van boeken die door niemand gelezen worden. Op aanbeveling van zijn enige bewonderaar Eliot Rosewater, die we ook al kennen uit God bless you, mr. Rosewater, is hij uitgenodigd om voor te lezen uit eigen werk tijdens een kunst- festival in Midland City. Dwayne Hoo- Eén van de manieren waarop Huxley de uiteenlopendheid van de verschillende aspecten van het menselijk leven laat zi?n, is het naast elkaar zetten van twee verslagen van dezelfde gebeurtenis, het ene in zuiver wetenschappelijke ter men, het andere in emotionele bewoor dingen. Een goed voorbeeld daarvan is de beschrijving van de muziek van Bach tijdens een concert bij de Tantamount^. Aan de ene kant zijn er de lichamelijke trillingen in het oor, maar er is ook de emotionele reactie op de muziek. „Pongi- leoni’s blazen en het strijken van de naamloze violisten had de klucht in de grote zaal in beweging gezet en de ruiten van de ramen die er uitzicht op verleenden, trilden; en dit had op zijn beurt de lucht in Lord Edward’s vertrek aan de andere kant ervan in beweging gezet. De in beweging gezette lucht schokte Lord Edwards membrana tym- pani; de in elkaar grijpende malleus, incus en stijgbeugels waren in bewe ging en zetten het membraan van het ovale venster aan de gang en ver oorzaakten een oneindig klein stormpje in de vloeistof van het labyrinth. De harige einden van de gehoorzenuw sid derden als een wier in een ruwe zee: in het brein vond een zeer groot aantal duistere wonderen plaats en Lord Ed ward fluisterde glimlachte van lichtten op”. ver handelt in auto’s en woont in Mid land City. Hij is hard op weg gek te worden. Vonnegut beschrijft (in de naam van Philboyd Studge) de lichame lijke reis van Trout en de geestelij ke (af)tocht van Hoover tot het moment waarop ze elkaar ontmoeten. Dwayne heeft ooit eens een cursus snellezen gevolgd en begint tijdens deze ontmoe ting als een razende te lezen in een van Trouts boeken „Nu kan het verteld worden”. Hij leest: „Beste meneer, arme meneer, dappere meneer, u bent een experiment van de schepper van het Universum. U bent het enige wezen in het hele Universum dat een eigen vrije wil heeft. U bent de enige die zelf moet uitmaken wat u zult doen, en waarom. Ieder ander is een robot, een machine”. Dit is voldoende om hem volledig gek te maken en hij begint de boel volledig kort en klein te slaan. Tijdens de reis van beide mensen worden allerlei aspec ten van de Amerikaanse maatschappij onder de loupe genomen en aan de kaak gesteld. Het boek staat vol met allerlei losse aantekeningen en tekeningetjes van de schrijver. Het begint heel goed, maar het gaat vrij gauw vervelen en doet nogal oppervlakkig aan. Evenals in zijn andere boeken, komen ook in Ontbijt voor Kampioenen de karakters niet tot leven. Het blijven marionetten die door Vonne gut gebruikt worden als spreekbuis voor zijn hersenen „die hij probeert te reini gen van alle rotzooi die erin opgesloten hgt”. Pot boek is een cadeautje aan zich zelf voor zijn vijftigste verjaardag. Maar de wanhoop over de planeet aarde, die ook overheerst in zijn andere boeken, schijnt hem te belemmeren in het uit werken van zijn ideeën. Toch is het vaak heel geestig en Vonnegut-aanhangers zullen er zeker wel weer van genieten. Het boek is vertaald door Dolf Koning en uitgegeven bij Meulenhoff. BAUDINE BOOTLE W/ 1 •7 lil t/- X' ‘ff 7/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 14