er „In deze grote poppenkast ben ik mezelf gebleven Ti pi rl ij 1 door Rolt Stallinga Nooit nee Professor Taboe dood Liefdesverhaal Anarchist Namen Kreeft achter. ie- an IA ci- Zijn vijfde vrouw Barbara is met haar twee dochters naar de bioscoop. We liggen gevleid op Perzische tapijten en kussens en horen verhalen aan over een wilde zeiltocht op de Waddenzee. De vrienden reizen af maar één onbekende oudere man blijft „Simon heeft voor mij een apart brein”, filosofeert hij, „maar ondanks alles is hij nog knap normaal”. Het gesprek met de meest springlevende der vijftigers verloopt even chaotisch als ik me had voorgesteld, maar misschien komt het wel doordat steeds opnieuw „vreemde” mensen het vertrek binnenwandelen: de vierde ex-vrouw Reinecke, die boven woont, een wazige Amerikaanse op zoek naar een schrijfmachine en een douche, de vrouw van Gerben Hellinga en ander volk dat moeilijker viel te lokaliseren. „Leg een knoop in je oor en vergeet wat je weet. Een onbeschreven blad waar de tijd geen vat meer op had” „In Godsnaam mensen. Weest waar, weest alles heb lief want naamloos de ongetelde niet-herinnerden”, zette de dichter enkele dagen geleden in het huis van een Limburgse vriend op papier. De avond voor zijn vertrek naar de vakantie- bestemming bij de Spaanse grensplaats Port Bou zit Simon Vinkenoog temidden van vrienden in zijn huiskamer aan de Amstel. 11 rk. .KSBSj ■■ii öSSssa Foto Arthur Bastiaanse ’an Simon Vinkenoog kan niet flp zonder boeken en vrouwen Dr- sr- 15. tijn Tekening van Toorop uit 1900 n <en >r ik, n. iten ■i w iien I n. tie net ‘and van achttien maanden) veel duurder zijn geworden”. Wat betekent dat? „Het hoekje om, noemden ze dat. In het Hebreeuws betekent het vleugel. Het is een symbool, maar engelen hebben geen vleugels. Het idee echter dat je ook zonder vleugels kunt vliegen vinden de mensen vreemd. Maar het gebeurt in je gedachtenwereld en daar kan ik me helemaal aan overgeven. Ik hou van volgepakte capsules vol mensen”. Ziet hij zichzelf zo? „Ik heb een vrij beroep en doe daar niemand kwaad mee. Ik zie mezelf als, „Dat is een deel van het wereldbeeld dat langs me is getrokken, maar in deze grote poppenkast ben ik steeds mezelf gebleven. Ik kwam in aanraking met de groep Living Theatre en zo is het ook. Het is overal levend theater maar je moet proberen daarin je eigen rol te bepalen. Dat is nodig want de mensen komen en gaan”. Waarom? De westerling is van de natuur vervreemd geraakt. Ja. dat is m’n politiek: de taboe van de dood te doorbreken. De mens moet beseffen dat hij geen vijanden heeft. De grootste vijand is de angst om te leven. Maar ik denk wel dat ik na m’n dood in de buurt van de aarde blijf hangen, want ik vind het enorm interessant wat er allemaal gebeurt”. Woorden die kenmerkend zijn voor Simon Vinkenoog. Hoe ervaart hij het literaire wereldje in het Amsterdam van nu? I of- af- es, :en m- Jer »n* Een terugkerend thema in zijn dertig boekwerkjes is de dood. Waarom? „Ik ben ontzettend nieuwsgierig naar de dood. Daarin worden alle sprookjes waar en na de dood zul je alles weten. Er zijn immers zoveel werelden na deze. Je ziet te vaak dat mensen radeloos zijn op het moment dat ze afscheid moeten nemen. Wat ziet hij als zijn bestemming? „Ik zou nog eens een eenvoudig liefdesverhaal willen schrijven, waardoor de mensen die het zouden lezen verliefd op het leven zouden worden. Ja, dat zou ik wel willen”. Een analyse van Vinkenoog over Vinkenoog. „Die stond laatst in de sterrenrubriek van de Viva. Nee, dat is flauwekul. Je kunt zeggen dat ik altijd een gedreven persoon ben geweest en ik hoop dat het een goede wind is die me drijft. Ik voel tegenwind en dat is dus goed. Ik probeer bovendien serieus te zijn maar mijn gevoel voor humor niet te verliezen. En ik laat me niet te gauw meer teneerslaan. Deze maatschappij wordt in belangrijke mate bepaald door de ratio maar in het leven moet er een harmonie zijn tussen verstand en gevoel. Ik hoop dat de mensen hier iets van oppikken. Want w« leren van elkaar ik en mijn lezersschaar”. Waarna de dichter opgeruimd aan de afwas begint. een professor in universele dienst. Ik heb geen assistenties en ben m’n eigen jongste bediende. Waar ik over schrijf zijn kleine ontwikkelingen, maar ze zijn wel belangrijk. Ik ben geen Zola, Querido of Louis-Paul Boon, maar ik ben echt bezig met een geestelijke wereld waarin krachten spelen waarvan de mensen zich nauwelijks bewust zijn. Mensen veranderen makkelijk in beesten als er een volksmenner opstaat. Neem nou die bouwvakkersmars tijdens de Provo-rellen. Ik zag een opgetogen menigte die ineens helemaal paranoïde werd. En ik beleefde hetzelfde tijdens de sloopnacht in de Nieuwmarktbuurt”. Maar je bent er niet gebleven. „Nee, maar waarom? Om me in elkaar te laten slaan? Ik heb toch vrouw en kind”. Kort daarna verklapt hij nooit door de politie te zijn geslagen „omdat ze wisten dat ik een schrijver was”. Zijn bagage voor Spanje bevat twee boekjes: over magie en Zen-boeddhisme. Zijn er tendensen in de samenleving waar hij zich tegen afzet? „De destructie die je toch wel ziet. En dan de hersenspoeling. Ik ben tegen het dom houden van mensen door ze de waarheid niet te vertellen. Ik ben ook voor openbaarheid en tegen alle geheimen. Dit is toch de tijd dat de nood aan de man is. Maar ja, zonder het te weten leven een hoop mensen in een sleur en daar moeten ze worden uitgetrokken”. ze in werkelijkheid leven want reken maar dat ze gebonden zijn. Het is gewoon een kwestie van overleven”. „Dat slaat nergens op. Het is gekerm om niets. Van een hoop pennebroeders vraag ik me af waar ze in hemelsnaam mee bezig zijn. De wereld gaat door de grootste crisis van z’n bestaan en dan dit: woordspelletjes”. Hoe vrij voelt hij zich? „Zo vrij als een verkeerslicht. Ik rij op een fiets en ik heb dus 48 percent meer kans dan vroeger om ondersteboven te worden gereden. Eigenlijk hou ik meer van een provinciaal leven”. Waarom zit je dan nog in de hoofdstad? „Omdat Amsterdam zowel provinciaal als kosmopolitisch is. Steden als Parijs en Londen zijn te groot geworden. Dat is niet leuk meer”. Een kwart eeuw nadat hij zijn eenmanstijdschrift Blurb startte is de' „vitalist” Vinkenoog er zijn er die er met hun 47 jaar ouder uitzien nog steeds op kruistocht om de wereld te verbeteren. Alleen, de magie van de kosmos en allerlei andere .bovennatuurlijke zaken zijn erbij -gekomen. De dichter houdt van iedereen .„die met de engelen, God of Boeddha bezig is en aan een nieuwe wereld werkt. Al die parallelwerelden. Als de mensen eens wisten wat de vierde dimensie betekende Hoe staat het met zijn politiek bewustzijn? „Dat is er niet want ik ben anarchist. Weg met alle systemen, verboden om te verbieden. Ik ben echt een volbloed anarchist, die de wereld uiteen ziet vallen in denkers en niet-denkers. Een dan is er het geloof in het bovennatuurlijke: je kunt al dan niet in Uvo’s geloven, maar ze worden wel gezien”. Hij is somber over de toekomst hoewel dat in het pamflet „Big brother adieu”, zijn antwoord op George Orwells „1984”, nog best meeviel. Vinkenoog: „Alle normale mensen zullen uiteindelijk de moeilijkheden niet meer aan kunnen en zelfmoord plegen en de abnormalen gaan elkaar te lijf. De slimsten of sterksten zullen overleven. Daarom is het beter dat we weg van de grote steden gaan, hoewel je nu bijvoorbeeld al wel een antwoord op een probleem als overbevolking ziet: homofilie en de pil”. Maar homofilie heeft toch meer met het doorbreken van taboes te maken, meen ik. Simon: „Alles heeft met elkaar te maken”. Zijn grootste wens nu is een grote ruimte een kerk of een school te vinden, waar hij met tien „discipelen” dagenlang over het leven kan praten. Uiteraard niet zonder honorarium want anders zou hij weer moeten vertalen én dat kan niet bij zo’n experiment. „Kijk, ik zou ook psycholoog op mijn briefpapier kunnen zetten want dat is een vrij beroep en net als die dwaze sensitivity-trainers 800 gulden per dag kunnen vragen”. Volgend voorjaar verschijnt bij De Bezige Bij een nieuwe gedichtenbundel met als titel „Weer een wind”. „Als ik nu een gedicht schrijf”, aldus Vinkenoog „wil ik de mensen hoog en laag brengen. Het moet op en neer gaan. Ik ben geen self-kicker. Er moet toch iets achter dat gordijn van woorden zitten”. Na Parijs met de wilde, inspiratieve feesten kwam hij terug naar het Amsterdam met zijn barbaren van het Leidseplein, Lucky Star-sfeer, feesten en varensgezellen. Waarom stopte hij met het Unesco-werk? „Omdat de dichter het overnam van de internationale ambtenaar. Ik had er nu nog kunnen zitten”. Van zijn romandebuut met „Zolang te water” en het daarna volgende „De heldenmoed der asfaltromantiek” waren de heren critici evenwel niet kapot. „Ja, maar in dat eerste boek schreef ik hele pijnlijke ervaringen van me af en dat is ook wel pijnlijk overgekomen, geloof ik”. Simon Vinkenoog zou ook daarna „nieuws” blijven. Opgepakt met Jan Cremer wegens het omver trappen van een melkbus, wekenlang cel wegens bezit van marihuana („Ik heb me toen echt geen martelaar gevoeld”), zingend dansend en schreeuwend op festivals, flower-power, profeet van de liefde en op andere manier de kunstenaar uithangend. Nu zou hij he' liefst een eigen krant uitgeven. Dat gaat in deze tijd niet zomaar, merk ik voorzichtig op. „Nee, maar ik heb gewoon iemand nodig die er een paar miljoen voor over heeft. Dat zit er misschien nog wel in Tenslotte heeft Frederik van Eeden er ook een paar ton do^rgeslingerd. Ik zou de mensen nieuws willen geven over al die positieve experimenten die er zijn, maar waarvan je weinig of niets in de krant leest. De ontwikkeling hangt toch altijd af van pioniers”. Hij vertelt dat hij Bart Hughes-van-het- gaatje-in-zijn-voorhoofd nog regelmatig ziet en dat door de „kosmische knipoog” door LSD - in 1959 - een eind kwam aan de crisis-situatles waarin hij tot dan regelmatig verzeild raakte. De jaloezie was vaak zo erg dat ik door de grond ging. Dat ik nachtenlang liep te ijsberen, nachtmerries en wat al niet meer. Zo’n isolement is verschrikkelijk. Als de mensen zelf eens beter zouden zien hoe Vinkenoog staat op om een muziekje uit San Francisco op de draaitafel te leggen en vertelt intussen over de invloed die de „vrienden” Allen Ginsberg en Erza Pound op hem hebben gehad. „Ik zeg nooit nee als een journalist bij me komt. Ik ben altijd weer benieuwd wat er uit komt. Dat heb ik van Ginsberg geleerd. Die vertelde me: je moet gewoon zeggen wat je op je hart hebt en als dat niet overkomt, is dat niet jouw probleem. Bovendien, ik vermaak me wel en vind het leuk over mezelf te praten”. (Over het schrijven) „Dat is op zichzelf niet moeilijk, maar je hebt rust nodig. Het feit dat ik in Amsterdam woon en een hoop vrienden heb, maakt dat wel eens moeilijk. Maar soms rennen je vingers met je weg. Zo’n man als Herman Hesse wist dat ie drie jaar weg moest gaan om zijn eerste boek te schrijven. Maar het is toch wel leuk als het vijftig jaar later nog wordt gelezen”. Is Vinkenoog erg veranderd? „Nee, ik geloof het niet. Ik ben wel bewuster mezelf geworden. Ik heb al vroeg uitgevonden dat andere mensen je op weg kunnen helpen en met je mee kunnen voelen maar dat er nog genoeg dingen in het leven zijn die je zelf moet opknappen. Toen ik bij de Unesco en later bij de Haagse Post wegging, vonden de mensen me gek. Maar het was gewoon geen uitdaging meer en dan kan ik niet langer op zo’n plek blijven. Wat ik wel heb gemerkt is dat de baby- lüiers sinds mijn laatste kind (hij heeft zoons van 28 en 14 jaar en een dochter De namen van de vijf vrouwen met wie hij getrouwd is geweest vallen: Jenny, de oudere Judic Ilse, Reinecke en nu dus Barbara. Vinkenoog: „Ik zou ze eigenlijk niet willen noemen omdat ik daarmee onrecht doe aan al die vrouwen met wie ik niet getrouwd ben geweest”. Barbara glimlacht. Vinkenoog: „Vrouwen en boeken, daar kan ik niet zonder”. Een erfenisje van 1200 gulden stelde de dichter-in-opkomst in staat het buitenland te verkennen. Het zou een wereldreis worden, maar hij bleef in Parijs hangen. Kreeg een baan bij de Unesco als „special request documents officer” en verdiende een hoop geld, waarmee hij zich een appartement met uitzicht op de Lichtstad kon veroorloven. Hij herinnert zich daar een Britse maagd als assistente te hebben gehad die in zeven jaar niet veranderde. begonnen met het belangrijkste dat er is: leren samenleven”. De Amsterdammer („Je bedoelt de schrijver”, zei zijn vader toen ik hem het geheime telefoonnummer van Simon vroeg) put, zo weet hij, inspiratie uit zijn vakantie. „Waar ik kom maak ik dingen mee, omdat ik gewoon daar probeer te kpmen waar iets gebeurt. I Laatst ben ik met mijn zoon van veertien naar Sicilië gegaan en de volgende dag zaten we al tussen de zwaveldampen. Reuze interessant. De wereld zit vol van dit soort speldeprikken. Het gekke is dat ik helemaal niet zo’n reiziger ben. Ik ben een kreeft en die voelen zich het beste thuis in hun eigen omgeving. Toch heb ik acht jaar in Parijs gewoond en een hoop van de wereld gezien”. Vinkenoog groeide op met zijn moeder over wie hij vertelt dat ze nauwelijks lezen of schrijven kon, maar hem wel heeft leren afwassen. Een arm milieu waar de oorlog boven op viel. Toen hij dertien was, werd een joods vriendje met zijn familie door de Grüne Polizei opgehaald. „Verschrikkelijk, die mensen waren zo één. Daar sta je dan achter het gordijn waar je niet achter mag staan”. Door een spontane huilbui wist hij later zelf aan deportatie te ontkomen. Na de bevrijding was er de invloed van „meester” Gerrit Achterberg. Simon begon versjes te schrijven en stopte die in de zakken van meisjes waar hij verliefd op was. „Dan zag je iets in ze veranderen en daar maakte je gebruik van. Alleen, van het eerste meisje waarmee ik naar bed ging, kreeg ik een kindje. Ik was toen achttien. Eigenlijk ben ik gelijk -B Tfeb: m*: "C-tt b ij - B |B» br B "4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 13