IK BEN 26 JAAR, MAAR AF EN TOE VOEL IK ME 80 Karin moet drank de baas worden anders is het met me gebeurd 99 a Beken anderen je zelf datje de steun van hard nodig hebt 3 Aanlokkelijk Opnieuw door Peter Huysman Mislukking Doordrinken Buurtcafé Verslonst Hl K 15 1975 AUGUSTUS ZATERDAG 9 de kliniek. Je hebt steun aan elkaar. Ik weet van nu er „genezen J wel één ding heel erg ioed: dat ik er voorgoed af moet blijven, van de drank. Het moet, anders ben ik verloren. Laatst had ik de deurknop van de slijterij in m’n handen. Toen zei ik tegen mezelf: nee, ik hoef helemaal niet. Ik hoef nooit meer”. Karin zegt: „Wanneer ik ga vertrekken? Ik weet het nog niet. Ik ben er nog niet aan toe. Ik ben 26 maar af en toe voel ik me 80. Ik ben nog niet zeker van mijn zaak. Als ik ergens naar toe ga, doe ik dat bij voorkeur met iemand Karin is 26, in Amsterdam geboren, sinds haar 16e aan alcohol verslaafd. Ze is 3,5 maand in behandeling bij de vrouwen afdeling van de Amsterdamse Jeliinekkliniek. Intern. Dat wil zeggen dat zij zoals haar medepatiënten het noemen dagelijks een uurtje kan gaan „luchten” en in het weekeinde naar huis (het vroegere huis van haar ouders dat zij samen met haar broer van 21 bewoont) mag. Mag, ze hoeft niet. Zoals ze ook uit eigen vrije wil het besluit kan nemen dat ze - „Eén vriendin is me trouw gebleven. Ze heeft me in m’n moeilijkste tijd leren kennen. Ze heeft de vriendschap niet verbroken. En ik heb mijn broer waar ik van hou en die van mij houdt. Daarom moet ik verder. Met frisse moed, heet dat geloof ik. Ik heb er 26 jaar opzitten. Ik moet nou maar eens proberen een beetje van het leven te gaan genieten. Kijken of het me lukt”. Q S ^S® S£ IS. best in de hand kon houden. Een paar n toe aanse s aan n aan >ikke- in en Opvallend is dat bijna 40 procent van de vrouwen die zich het eerste kwar taal van dit jaar aanmeldden, tussen 21 en 35 jaar oud was. zoveel drinkt. Als er visite is drink je je sherry of jenever uit een theekop. Je verstopt de flessen want je moet altijd zorgen dat je wat in huis hebt. Je wordt vergeetachtig. En soms agressief. Als een man met zijn vrouw aan de bar zat en het lef had met me te flirten, kreeg hij een grote mond.” Dat „afkicken” is iets vreselijks. Je bent kapot, volledig. Je spuugt er alles uit, bloedspuwingen, j e krij gt verschrikkelijke diarree. Je hebt het koud en warm tegelijk. Je oogwit wordt gelig. Je lever krijgt door dat drinken enorme optaters.” „De lege flessen, dat is een probleem apart. Je durft ze niet allemaal tegelijk in een plastic zak voor de deur te zetten Ook weer uit angst voor de buren. Je verdeelt ze in verschillende zakken en ’s avonds als het donker is zet je ze bij de vuilnisemmers van je buren.” „Allemaal in het stiekeme. Ik heb wel eens geprobeerd om tijdelijk, zonder medicijnen, van de drank af te komen. Op straat schreeuwen de aanprijzingen Van Heinekenbier je tegemoet. Overal kun je aan drank komen. Ik geloof, dat je zelf bij de drogist en de slager wijn en sherry kunt krijgen. Het wordt je gewoon in je handen gedrukt.” ;en in uwen, 'gelijk loeten e zie- onali- an is- als ti an ia! en, ien tst, In le er eer Nu ;en nt, als Pi- ?en een >mt or en zin - luw de )se- of ?ds ai- er- ïld, wt, als len. di- aar su- dat ?t dr. .vezen reli- het :omen el het pgaat, log zo zieke emak- plaats emen, ziek le aan •der is dszorg tanden omaar ie staf e post biiise- tionale Het aantal vrouwen dat aan alco hol verslaafd is neemt toe. Consulta tiebureaus hebben dit becijferd. Mej. L. Timmer, adjunct-directrice van de Amsterdamse Jeliinekkliniek, zegt: „De leeftijdsgrens waarop vooral ook meisjes met drinken beginnen, wordt steeds lager. Het hele sociale gebeu ren van vandaag is met alcohol door spekt. De ochtendkoffie is veranderd in één of meer glazen sherry. Er is meer geld. De jongeren krijgen veel zakgeld van de ouders. Het is bij vele scholieren een gewoonte geworden om In de kliniek is vooral de hulp die de patiënten aan elkaar geven van groot belang. „Je bent volledig op elkaar aangewezen. Je kunt je hier niet terugtrekken. Samen maak je het huis schoon, dek je de tafels. Je hebt geen eigen kamer. Als je wat zou drinken, zou een ander het zien. Een paar keer per week zjn er gesprekken met psychologen, psychiaters en verpleegsters. Verder is er creatieve therapie. Grapjes over elkaar moet je kunnen hebben. Mijn drankzucht is verschrikkelijk. Toch zeggen we tegen elkaar: een haring moet zwemmen, of: laten we nog een glaasje gemeentepils nemen.” weer erzoek at nog ren en n. Karin had op haar 16e wel eens ooit een glaasje wijn geproefd. Maar verder was drank voor Karin taboe, tot frisdranken toe, in verband met haar „lijn”. „Ik haatte het van mijn ouders, ik zag dat alles kapot ging, het hele huishouden. Maar toch was ik al gauw zo ver, dat ik op de vrijdagmiddag met moeder een borreltje moest meedrinken- Later gingen we wel eens samen naar een cafeetje in de buurt.” Op haar 17e was ze voor de eerste keer dronken. „Toen al realiseerde ik me, dat ik er niet meer buiten kon. Geloof me, dat het een hoop moed kost om op een dag voor de spiegel te gaan staan en tegen jezelf te zeggen: ik ben alcoholiste. Toch voelde ik me nog lang niet verloren. Ik dacht dat ik me nog Nadat ze was weggelopen is Karin blijven doordrinken. Op de onmogelijkste manieren en tijden. Na de horeca en het atelier kwam ze in de verpleging terecht, ’s Morgens, nog voor het werk, dronk ze een aantal borrels of sherry’s. Om over dat verschrikkelijke gevoel van die vorige dag heen te komen. „Op zekere dag ben ik door de mand gevallen. Ik moest bij de directie van het ziekenhuis komen. Ze zeiden tegen me: je moet er iets aan doen. Ga maar eens naar de Keizersgracht. Daar bedoelden ze de Jeliinekkliniek mee, ja.” Voor Karin betekende de verwijzing naar een kliniek een enorme opdonder. „Hoewel ik al vijf, zes jaar aan drank verslaafd was, dacht ik toch iedere keer weer: ik kan die borrel zelf wel de baas Ik heb de hulp van anderen niet nodig. Maar dat is niet zo, je redt het niet alleen. Er zijn altijd aanleidingen om te drinken: er is altijd wel iets om te vieren of iets om te vergeten. Ben je geslaagd vobr je rij-examen, heb je aanleiding om er een paar te pakken. En als je gezakt bent, is er aanleiding om je pesthui te verdrinken. Anti-drinkpillen hielpen bij mij al lang niet meer. Vooral dat huwelijk heeft zo veel kapot gemaakt. Je spreekt af dat je elkaar trouw zal zijn. Maar die trouw is zo met voeten getraden. Ik was een stomme optimist, ik dacht nog dat ik hem kon omturnen. Refusal: als ik me rot voelde, dronk ik er gewoon doorheen. Een stuk of zes om mee te beginnen, en dan kon ik niet meer stoppen. De eerste opname, nu drie jaar geleden, in de Roderheijdekliniek in het Brabantse St.-Oedenrode, is voor Karin niet voldoende geweest- Ze verblijft nu op de vrouwenafdeling aan de Amsterdamse Linnaeussparkweg. „Het Is me na die eerste keer niet getukt. Ik ben weer gaan drinken. Een half tot driekwart liter jenever of cognac per dag. Of meerdere flessen rosé of sherry. Het is tegenwoordig ook zo verdraaid moeilijk om niet in contact met drank te komen. Op de STER-reclame zie je niet anders dan aanlokkelijke flessen. zelfs het lef gehad om me terug te vragen. Ik heb enorm gelachen-” „Outsider” voelt Karin zich. „Dat was mijn moeder en dat ben ik. Dat zal altijd wel zo blijven. Als je een eerlijk antwoord wil: Ja, ik voel me ziels- eenzaam. Ik, en ik alleen, heb gedronken. Voor, en ook tijdens en ook na mijn huwelijk. Maar ze hebben wel veel voor me bedorven. borreltjes, een paar glaasjes, maar ik weet de grens. Dat dacht ik. Ik werkte toen bij moeder thuis. Als ik moe en doorgedraaid was, zei ik: kom, ik neem er eentje. Je weet wel, om over het dooie punt heen te komen. Bij die paar glazen bleef het natuurlijk niet.” Pech met de auto van haar vader tijdens een vakantie in Duitsland Karin was 16 was er de oorzaak van dat ze Johan, een Duitse jongen van 18 jaar, leerde kennen- „Wat ik toen nog niet wist, maar wat hij me zeven maanden later vertelde, was dat hij gevangenisstraf te goed had voor joyriding. Jeugdige overmoed, dacht ik toen nog. Ik hield ontzettend veel van hem. Drie jaar later zijn we getrouwd. Op m’n huwelijksdag was ik al zo ver, dat ik vond dat we heel ver zouden komen als we het twee jaar zouden volhouden. Die voorspelling kwam aardig uit. Toen ik 21 was, ben ik weggegaan. Voorgoed.” De Jeliinekkliniek verwerkt weke lijks circa 16 aanmeldingen van man nen en vrouwen die aan alcohol zijn verslaafd en om hulp vragen. Niet allen (kunnen) worden opgenomen. zelf meer zijn gaan drinken (glaasje voor het eten, ’s avonds geen thee of koffie, maar drank), wordt aan de jongeren het verkeerde voorbeeld ge geven. Wat zich aan mensen met alcoholproblematiek bij de consulta tiebureaus meldt, is nog maar het topje van de ijsberg”. Het heeft er allemaal toe geleid dat Karin 3,5 maand geleden opnieuw moest worden opgenomen. „Ik kon het niet meer verwerken. Ik was kapot door de drank. Daar kwam nog bij dat m’n ouders kort na elkaar overleden- En behalve dat heb ik nog erg veel ellendige dingen meegemaakt, waar ik je niet mee zal vermoeien. Ik zat volkomen aan de grond. Ik heb er vaak aan gedacht om er een eind aan te maken. Karin staat nu 14 weken „droog”- „Ik weet niet of je weet wat dat wil zeggen. Wat is 14 weken op een mensenleven, wordt wel eens smalend opgemerkt. Maar voor mij is het ontzettend veel. Voor mij is iedere dag een gevecht. Een gevecht met een partij die eigenlijk veel sterker is dan ik. Ik moet die strijd met de drank winnen, want anders is het met me gebeurd.” Karins ouders zijn kort na elkaar overleden: haar moeder in 1972, haar vader in ’74. Ze koestert tegenover hen geen haatgevoelens. Ze geeft hen er niet de schuld van dat ze is gaan drinken. Want de schuld, zegt ze, ligt alleen bij haar. Zij alleen heeft de glazen sherry en jenever naar binnen gewerkt. Niemand heeft haar gedwongen. Maar ze vindt wel, dat haar ouders het slechte voorbeeld hebben gegeven- „Vóór mijn zestiende dronken mijn vader en moeder wel eens een borreltje in het weekeinde. Gewoon, je kent het wel, voor de gezelligheid. Maar op een gegeven moment kreeg mijn moeder, die een ateliertje had, last van depressies en hartkloppingen. Ze merkte dat die kwalen overgingen als ze dronk. De psychiater zei haar: nou, als het met een paar borrels overgaat, néém er dan maar een paar. Vader dronk automatisch met haar mee. Voor de buitenstaander leek het bij ons een steeds vrolijker troep te worden. Maar ik zag dat ze achteruit holden. Ik zag ze regelrecht in de vernieling gaan.” Alcoholisten leven in een hel. Karin zegt: „Je bent tot niets meer in staat. Je doet je werk niet meer goed. Je verslonst totaal, je besteedt geen aandacht meer aan je uiterlijk. Je ziet op den duur niets meer, je kan de krant niet eens meer vasthouden omdat je zo trilt- Je gaat maar weer naar bed. Maar je kan niet slapen. Dan neem je weer een paai glazen, ’s Morgens moet je er toch weer uit om een paar flessen te halen. Je schaamt je. Je lóópt steeds naar een andere slijter, opdat hij en je buren maar niet in de gaten hebben dat je |ti||l[i|i|l|i|MW Karin hamert erop, dat alcoholisme een ziekte is waar je niet zonder hulp vanaf komt. „Als je dat wel denkt, ben je een sufferd. Heb de moed om de drempel naar zo’n kliniek te overschrijden- Het is geen schande. Beken het jezelf dat je de steun van anderen nodig hebt om ervan af te komen. Er zijn er die zeggen: ja maar, ik drink niet zo veel. Daar heeft het niets mee te maken. Het is de regelmaat, of de onregelmaat waarmee je drinkt. Ik zou tegen al die mensen willen zeggen: maak niet langer brokken, glij niet verder naar de afgrond. Je kunt niet van jezelf weten wat je grens is. Het is blufferig om te beweren dat de kliniek jou geen hulp kan geven. Je moet durven, ondanks je uiterlijk, ondanks je trillerigheid. Dat bibberen: dat hebben we allemaal als we binnenkomen. Je wordt er niet op aangekeken als je je soep niet met een lepel kan eten of als je het ongeluk hebt de eerste dag doperwtjes voorgeschoteld te krijgen.” „Het hele sociale leven is er op ingesteld. Altijd recepties, feestjes, partijtjes, en nooit zonder drank- Er wordt gewoon van je verwacht dat je meedoet. Anders stel je je aan. En fikse drinkers zijn natuurlijk altijd reuze gezellig. Tenminste, dat denkt men. Je verkoopt altijd grappen en grollen. Je raakt je remmen kwijt. Je gaat op de bar staan, je maakt gekke dansen. Iedereen vindt je reusachtig en je voelt je nog veel reusachtiger omdat je alles door dat roze brilletje ziet. Maar ze vergeten dat je voordat het feestje begon, al een halve liter drank naar binnen hebt gegoten.” Karin vindt dat ze tussen de wal en het schip is opgevoed- Door het drinken van haar ouders is ze voortijdig van school gegaan. Is ze zelf gaan drinken („Al heel jong, dat kan tegenwoordig, de jeugd heeft voldoende geld”), is ze cynisch geworden, heeft ze alle moeilijkheden die ze in haar leven ondervond zelf opgevreten. Omdat ze dacht dat ze in alcohol de oplossing had gevonden. Karin zegt nu: „Dat cynisme wil ik van me afzetten. Ik probeer vrolijk te zijn. Het leven kan nog veel fijne dingen brengen, hoop ik. Ik wil geen verdriet meer hebben. Als het niet anders kan, dan moet ik er alleen doorheen. Ik heb veel tijd nodig gehad om van m’n schuldgevoelens af te komen. Al die rotdingen waardoor ik ben gaan drinken, al die verkeerde beslissingen die ik heb genomen, al die psychische druk. Ik heb er aan proberen te ontkomen door drank. Ik heb veel verpest, veel contacten afgebroken om maar niet te hoeven laten merken dat ik dronk. Maar die tijd is geweest, ik hoop dat die nooit meer terugkomt-” na schooltijd sherry of bier te drin ken. Zelfs tussen-de-middag gebeurt het. Drinken heeft alles met status te maken. Het klinkt zo flink om een „Sherry-dry” te bestellen en het staat zo goed om als vrouw gelijk op te drinken met je man of vriend”. „De ouders zijn al lang blij als dochterlief een sherrytje neemt in plaats van een hasjsigaret. Maar ze vergeten dat gewenning zo snel in verslaving kan overgaan. Elk mens die waarneemt dat hij niet kan stop pen, loopt risico’s. Omdat de ouders Ik ben niet gelovig, maar ik heb wel eens in bed liggen bidden dat er iets uit mijn hersenen kon worden weggenomen waardoor ik alle herinneringen aan vroeger in één slag voorgoed kwijt was. Ik droom nog steeds afschuwelijk. En dat maakt het des te moeilijker om weer niet naar de fles te grijpen.” „De verpleging hier heeft tegen me gezegd: jij die het helemaal zonder medicijnen doet, jij moet elke dag een slag leveren. Het klinkt gek, maar dat is toch een stimulans voor me, het ervan doordrongen zijn dat anderen weten dat ik een gevecht lever op leven en dood. Alleen naar een sportclub of schouwburg durf ik nog niet. Ik ben bang om kwaad, depressief, weemoedig te worden en niet langs de slijter of het café te lopen maar naar binnen te gaan. Maar als ik dat doe, die eerste borrel nemen, dan verloochen ik mezelf. Dan is de kans groot dat ik er nooit meer vanaf kom. Dan is het onherroepelijk met me bekeken. Dan blijft het niet bij zenuwontstekingen en een paar afgestorven hersencellen.” leeftijd van vrouwelijke alcoholisten steeds lager wordt. Met één van de patiënten, Karin, 26 jaar, al tien jaar aan alcohol verslaafd, hadden wij een gesprek. Zij was bereid om haar niet bijster vrolijke levensverhaal te vertellen om daarmee mensen te waarschuwen die denken zonder hulp van derden van hun alcoholprobleem af te kun nen komen. „Het is blufferig zo te denken: je redt het niet alleen. Ik ben daar een aardig voorbeeld van, geloof ik”. Sedert bijna vier jaar beheert de Jeliinekkliniek aan de Amsterdamse Linnaeusparkweg een eigen vrouwen kliniek (14 bedden) die permanent bezet is en nodig moet worden uitge breid. De leeftijd der patiënten ligt tussen 19 en 72 jaar. Gemiddelde opnameduur: 3 tot 6 maanden. Maar ook hier is het duidelijk dat de Het huwelijk van Karin met Johan was een complete mislukking. Door de drankzucht van Karin. Maar volgens Karin nog meer door het onvergeeflijke gedrag van haar man. „De periode dat hij vast zat toen waren we nog niet getrouwd was ik zo ellendig en eenzaam, toen heb ik werkelijk leren drinken. Om de leegheid te vergeten- Toen we officieel ja tegen elkaar hadden gezegd en vooral toen Johans proeftijd van 2 jaar erop zat, kwam de ware aard van Johan boven. Ik heb ontzettend veel op mijn sodemieter van hem gekregen. We woonden bij mijn ouders in. Ik moest alles verkroppen, kon en wilde niks terug doen, ’s Middags als hij er niet was, verzoop ik mijn verdriet en ellende. Ik was vreselijk bang voor hem. Ik ben bont en blauw geslagen. Hij heeft met wapens gedreigd. Hij heeft me aan mijn armen buiten het raam gehangen. En ik moest alles tegenover mijn familie verdoezelen.” „We hebben een gegeven moment een flat in de Bijlmer gehuurd. Die was veel te duur- Inmiddels werkte hij niet meer. We hadden schulden gemaakt, hij had een auto gekocht. Maar ik vind het verschrikkelijk om schulden te hebben. Het laatste half jaar van ons huwelijk ben ik gaan werken. In de horeca. Dat was natuurlijk helemaal mis. Maar ik heb alles met mijn loon terugbetaald. Toen ik wéér een klap in mijn gezicht kreeg, ben ik vertrokken. Johan bleek al lang andere vrouwen te hebben. Hij gaat nu met een tien jaar oudere vrouw. Hij heeft er een kind van. Ja, ik zie hem nog wel eens, maar ik wil niets meer met hem te maken hebben. Hij heeft Mevrouw L. Timmer, adjunct-direc trice van de Jeliinekkliniek in Am sterdam. jF

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1975 | | pagina 15