A
De koude weg naar de
Nieuwe ZW-aanval
op de Everest
Peruviaanse
top van
Alpamayo
5
i
Jonge Nederlanders slaagden met expeditie
I
E K
Illfc 1
W;
i
a
16
20
e
Hard werken
door
Klaas Pieter Rieksen
Kosten
Ml
Moordend
c
I
c
c
iiï WW’
ïL - V
V
s
s
c
V
c
2
SR --
De top van de Alpamayo.
Eelco Dijk op de top van de Alpamayo: moe maar gelukkig.
Vijf leden van de expeditie bij hun aankomst op Schiphol;
Allard v. Helbergen
de
die
Het eerste kamp, op een hoogte van 5450 meter.
c
Wa
van
verschil-
onder-
meter hebben we acht uur gedaan
en nog eens vier uur om terug te
komen”.
Ie veiligheidsmaatregelen getrof
fen, zodat de andere zes expeditie-
poli
chri
elks
Chr
Boe
Hij
hiei
uitg
seri
kv:
vool
heei
2
„Ik
als
Cen
ik r
dan
de i
zou
op
een
bim
dat
hee
hoo
ziel
uit?
wat
.„Wc
en
Derr
geh;
toer
akk
duic
leve
diei
mer
de 1
van links
naar rechts: Hans Richert, Robert Staartjes, Maarten Briët, Allard van
Helbergen (toen nog met baard) en Eelco Dijk.
Wat nog niemand gelukt is
zal een groep van 18 Britse
alpinisten proberen. Zij zullen
onder leiding van de 40-jarige
vroegere legerofficier Chris Bo
nington een aanval ondernemen
op de top van de Everest (9676
meter), die zij willen bereiken
via de moeilijkste kant, name
lijk dé steile zuidwestelijke
flank. Dinsdag is de ploeg uit
Engeland naar de Himalaya
vertrokken.
De laatste keer dat een Brit
de top veroverde, was in 1953,
samenvallend met de kroning
van koningin Elizabeth. De
man die daarin slaagde, was de
Nieuwzeelander Edmund Hilla
ry, vergezeld van de sjerpa
Tenzing. Zij hadden de route
via de iets gemakkelijker zuid
oostelijke flank genomen.
De acht klimmers betaalden zelf
in totaal 24.000 gulden, terwijl de
KNAV 2500 gulden en veel mate
riaal beschikbaar stelde. De rest
van de kosten is betaald door het
bedrijfsleven, dat de expeditie be
halve met contanten ook met di
verse goederen steunde. Allard:
„We kregen erg veel medicijnen
mee, zelfs spul, dat nog bijna niet
in de handel is, maar we hebben
het vrijwel niet hoeven gebruiken.
We hebben het aan een ziekenhuis
leden de volgende dag naar boven
konden. „Een unicum” volgens de
voorzitter van de Koninklijke Ne
derlandse Alpen Vereniging, mr.
L. Leopold. Nu Allard weer thuis
is laat hij alle publiciteit over zich
heen gaan. „Ik ben natuurlijk wel
overweldigd. Op Schiphol stond
het journaal op ons te wachten.
De belangstelling, die we nu krij
gen is alle kou wel waard ge
weest, maar je moet bedenken, dat
het een prestatie van de hele
ploeg is geweest. Je moet alles wel
relativeren, want als je eenmaal
op die top hebt gestaan dan voel
je pas hoe klein en nietig je bent”.
„Ik
Zee
vrij
gew
pot(
zijn
zeg!
lid
pro,
uit?
wel
het
enk
je h
als
pro,
Soc
wel
Van daaruit werden
lende verkenningstochten
nomen.
„Het was moordend”, zegt Al
lard, ”we hebben daar min 26
graden gemeten. Maar dat hoort
Eenmaal het doel bereikt, Al
lard kwam als eerste boven, waren
de vreugdevolle schouderklopjes
niet van de lucht. Maar daarna
was het weer hard werken gebla
zen. De filmcamera werd tevoor
schijn gehaald om de overwinning
vast te leggen en er werden enke-
in Peru geschonken, waar men er
kindsblij mee was. Als tegenpres
tatie vroegen de verschillende ge
vers de reacties van de spullen te
bekijken op een hoogte van 6000
meter, waartoe de expeditieleden
maar al te graag bereid waren”.
„De expeditie is volgens mij ge
slaagd omdat we haar goed geor
ganiseerd hebben” zegt Allard.
„Veel expedities zijn mislukt door
ogenschijnlijk onbelangrijke za
ken. Omdat er
mand de diarree kreeg, waar men
niets voor had. Aan al dat soort
kleine dingen moet je denken. In
1950 zwaaide een leider van een
expeditie met zijn handen, toen
hij op de top van een berg kwam,
terwijl hij riep: „Hoera, ik ben
er”. Doordat hij de babytouwtjes
aan zijn handschoenen was verge
ten, vlogen zij van de handen, die
onmiddellijk bevroren”.
„Als leider van een expeditie
heb je een enorme verantwoorde
lijkheid. Als er een doodvalt dan
is dat nog tot daar aan toe, maal
ais je iemand mee terug brengt, die
voor zijn hel» leven gehandicapt
blijft, dan is dat toch wel iéts
vreselijks. Het is en blijft een ge
vaarlijk spel, hoewel, als je je be
wust bent van het gevaar dan valt
het eigenlijk ook wel weer mee”.
Op 31 mei vertrokken Hans Rich-
tert, Robert Staartjes, Maarten
Briët, Eelco van Dijk, Herman
Tollenaar, Pieter Dekker, Allard
van Helbergen en Charles Bon-
homme van Schiphol naar Lima,
vanwaar zij verder zouden reizen.
Het geluk was vanaf die dag met
hen. want vijf dagen na hun ver
trek, verdween de eigenaar van
het Amsterdams reisbureau, waar
zij hun reis hadden geboekt met
de noorderzon. Moeilijkheden met
de douane zorgden er voor dat de
acht een paar dagen in Lima
(waar ze hartelijk waren ontvan
gen door de Nederlandse ambassa
deur, P. J. F. Daniels) moesten
blijven. Met egn truck zetten zij
hun reis voort, totdat dat ook niet
meer ging. De plaatselijke india
nen werden ingeschakeld en met
vijfendertig ezels en wat drijvers
bereikte de groep een bergmeer
bij de Alpamayo, waar het basis
kamp werd opgeslagen.
maar al gauw bleek dat dat te
veel geld zou gaan kosten: 85.000
gulden. .Peru was veel goedko
per”, zegt Allard. „We hebben
een lijstje met bergen opgesteld en
hebben er maar eentje geprikt.
Het werd de Alpamayo en we
kwamen op een begroting van
53.000 gulden”.
vendien door bloedzuigers wor
den geplaagd. De eigenlijke
aanval op de top zal eind okto
ber beginnen in het kalmere
weer vóór het invallen van de
winter. Behalve het terrein
vormen de uiterst lage tempe
raturen, de dunne lucht en de
wind, die kan oplopen tot een
snelheid van 150 km per uur de
grootste problemen voor het uit
houdingsvermogen van de
klimmers.
Samen met de Koninklijke Ne
derlandse Alpen Vereniging, die
voor de expeditie van onschatbare
waarde is geweest, zijn de acht
mannen op zoek gegaan naar een
geschikte berg. Aanvankelijk werd
Columbia uitgezocht als land,
waar men naar toe zou gaan,
erbij. Tenslotte wil je het allemaal
zelf. Ik weet niet waarom, Mis
schien is het stoerheid of presta
tiedrang. Waarom gaat iemand
wadlopen om dan tot zijn kop in
de blubber te staan? Ik weet het
niet. Herman Tollenaar zei eens:
terug naar het oerleven, weg uit
de wereld van Peter Stuyvesant.
En dat is het waarschijnlijk wel.
Je hebt het hier zo gemakketlijk
en dan wil je wel eens wat an-
bij voorbeeld ie- ders. Ik doe het omdat ik het niet
kan laten”.
Vanuit het basiskamp werden
elke dag tochten gemaakt om
langs de berghelling een weg van
touwen te maken. In ploegen van
twee werd er dan hard gewerkt
om weer honderd meter hoger te
komen, terwijl-de anderen er voor
zorgden, dat het voedsel en mate
riaal aangevuld werden. „Op twee
honderd meter van de top was het
nog maar de vraag of we het
zouden halen”, vertelt Allard, het
was erg mistig en als we zouden
wachten dan kostte het ons te
veel tijd. Over die laatste 200
De zuidwestelijke flank van
de Everest vormt de laatste
grote uitdaging op het gebied
van de bergbeklimmingsport.
Vijf ploegen, bestaande uit de
meest ervaren bergbeklimmers
die de aanval al eerder hebben
gedaan, moesten hun pogingen
opgeven.
De laatste Britse expeditie
stond ook onder leiding van
Bonington. Hij werd in novem
ber 1972 door felle sneeuwstor
men teruggedreven. De ploeg
was volkomen uitgeput en de
toestand van de deelnemers
was hachelijk.
In 1971 slaagden Dougal Has-
ton, die ook aan de genoemde
expeditie had deelgenomen, en
Don Whillians erin de eerste
100 meter van het laatste bas
tion van de zuidwestflank, be
staande uit een steile zwarte
rotsgordel, op te klimmen,
waarna hun bevoorrading op
raakte. Al eerder had een van
de deelnemers aan deze inter
nationale expeditie de dood ge
vonden. De poging werd toen
gestaakt. In het voorjaar van
1972 bereikte een Oostenrijkse
ploeg dezelfde hoogte, hetgeen
eveneens het geval was met
een Japans team in 1973.
Chris Bonington gaat het nu
deze herfst opnieuw proberen.
Zijn metgezellen zijn de best
georganiseerde en ervaren
klimmers, die evenals hij dit
meest vijandige stuk van de
aarde kennen. Desalniettemin
gelooft Bonington dat de kan
sen op succes niet meer zijn
dan 50-50. Bonington heeft zijn
plannen met behulp van de
computer uitgewerkt, waarin
hij alle gegevens uit zijn vroe
gere ervaringen heeft ingé
bracht, aldus ontlenen wij aan
de „Sunday Times”.
De ploeg bestaat uit 18 klim
mers, waarvan er 10 in staat
worden geacht de top te berei
ken. Hun tenten zijn opnieuw
ontworpen en zouden bestand
zijn tegen de ergste sneeuw
stormen. Ook het andere mate
riaal is verbeterd. Gunstig is
ook dat het team een maand
vroeger met de bestijging be
gint dan de expeditie van 1972.
Verder is de route gewijzigd.
Het laatste kamp, nummer 6,
moet komen boven de nog niet
veroverde zwarte rotsbarrière.
Er gaan twee artsen mee en
een aantal andere leden van
het team zal ervoor zorgen dat
de lager gelegen route open
blijft en dat de bevoorrading
vlot verloopt. Voorts gaan mee:
60 sjerpa’s, een journalist van de
Sunday Times, die tevens als
drager is ingeschakeld en een
tv-ploeg van de BBC. Hoewel
er bezwaren waren tegen zo’n
grote ploeg, heeft men er toch
toe besloten -omdat zonder vol
doende grondsteun de onderne
ming hopeloos toescheen.
Het basiskamp komt op 600
meter hoger dan de hoogste
Alpentoppen,, maar nog steeds
op het ruwe vlakke begin van
de Khoemboe gletscher. De eer
ste grote hindernis, die met bo
venmenselijke inspanning moet
worden genomen, is een bevro
ren waterval, een onstabiele ijs
massa van 1000 meter hoogte,
vol spleten. Er bestaat groot
gevaar voor het plotseling
neerstorten van zware ijsblok
ken, terwijl zich even plotse
ling openende afgronden ieder
een kunnen verzwelgen. Hier
stierf een deelnemer van de ex
peditie van 1972 op de laatste
dag ervan.
Daarop volgt een betrekke
lijk veilig gedeelte, waar het
vooruitgeschoven kamp (nr. 2)
op 7200 meter hoogte zal wor
den gevestigd. Dan komt men
op 7800 meter voor de gevrees
de steile donkere muur van de
ZW-flank zelf te staan waarop
alle vorige pogingen zijn af ge
stuit.
Voordat de expeditie,
ruim 600.000 gulden kost, eind
augustus de voet van de berg
zal bereiken moet zij zich over
een afstand van 275 km een
weg banen door de moeson-
slagregens en zal daarbij bo-
„Hé Hans, de sneeuw houdt
hier op”. Dat waren de eerste
woorden van Allard van Hel
bergen uit Leiden, toen hij in
juli samen met Hans Richtert
de top van de 6000 meter hoge
Alpamayo in de binnenlanden
van Peru bereikte. Niet alleen
Allard en Hans haalden de
hoogste punt, maar ook de
andere zes leden van deze
succesvolle Nederlandse ex
peditie beklommen de top van
deze moeilijk te nemen berg.
Na elf jaar was het dan ein
delijk weer eens een expeditie
uit Nederland gelukt een berg
met een redelijke hoogte te
beklimmen. Twee maanden
heeft het achttal er in totaal
over gedaan, na drie jaar voor
bereiding en met een begro
ting van 53.000 gulden.
Het idee voor de expeditie
ontstond in Zwitserland, waar
Allard van Helbergen en Ro
bert Staartjes na een beklim
ming (met een borrel achter de
kiezen) opperden „om maar
eens een expeditie te gaan
ondernemen”- Later in een
nuchterder sfeer kwamen ze op
die plarinen terug.
Het belangrijkste was om een
goed stel mensen bij elkaar te
krijgen. „Het heeft driekwart
jaar geduurd voordat vye een
geschikte groep bij elkaar
hadden”, vertelt de 26-jarige
meester in de rechten Allard
in zijn kamer in een Leids
herenhuis. ,-Je moet betrouw
bare mensen hebben, die kun
nen klimmen. Tenslotte is het
geen kleinigheid om twee
maanden lang in een kleine
tent en onder barre omstandig-
heden met elkaar te leven. Dan
erger je je vaak aan de klein-
F’”
- (goj
»iiJL 7: x" -TsSjW